Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hagen over de berichten ‘Primark wil af van vervuilende wegwerpmode’ en ‘Een betere wereld? Primark maakt er geen haast mee’
Vragen van het lid Hagen (D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de berichten «Primark wil af van vervuilende wegwerpmode» en «Een betere wereld? Primark maakt er geen haast mee» (ingezonden 24 september 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Weyenberg (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 25 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 529.
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat het internationale bedrijf Primark af wil van vervuilende
wegwerpmode? Hoe oordeelt u over de voorgenomen stappen?1 2
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van de aankondiging dat Primark af wil van de vervuilende wegwerpmode
en ik juich het toe dat het bedrijf stappen zet om dichter bij een circulaire textielketen
te komen.
Vraag 2
Hoe classificeert u wegwerpmode en aan welke voorwaarden moet kleding voldoen om niet
onder de classificatie wegwerpmode te vallen?
Antwoord 2
In 2020 is in opdracht van IenW onderzoek3 gedaan naar het zogenaamde fast fashion-fenomeen, dat zich kenmerkt door een hoge mate van kledingconsumptie, en snelle afdanking,
oftewel «wegwerpkleding». De conclusie van dit onderzoek was dat het ingewikkeld is
om tot een eenduidige definitie van fast fashion te komen, omdat zowel bij goedkope als dure kleding als bij verschillende typen kleding
bepaalde kenmerken van fast fashion te zien zijn.
Wel heeft het fenomeen fast fashion bepaalde kenmerken en kleding zonder deze kenmerken zal dus niet onder de classificatie
wegwerpmode vallen. De fast fashion kenmerken zijn als volgt: kleding wordt zo kostenefficiënt mogelijk geproduceerd,
er is een hoge omloopsnelheid (er zijn meerdere modetrends per seizoen), productie
vindt plaats in lagelonenlanden en er is vaak sprake van milieuonvriendelijke productie.
De onderzoekers stellen dat het «systeem» (kledingbranches en verdienmodellen van
bedrijven) dit gedrag en deze cultuur faciliteert en versterkt. Zo ontstaat er een
steeds groter groeiende druk op de kostprijs, de kwaliteit en de keten.
Vraag 3
Hoe oordeelt u over het feit dat pas in 2030 alle werknemers in de toeleveringsketen
van Primark een leefbaar loon ontvangen? Welke rol heeft Nederland in het zorgen dat
binnen zo’n keten werknemers een leefbaar loon ontvangen?
Antwoord 3
Ik vind het positief dat Primark openlijk het streven uit om in 2030 leefbare lonen
te realiseren in de gehele toeleveringsketen. De ervaring van bijvoorbeeld Nederlandse
bedrijven in het Convenant Duurzame Kleding en Textiel (CKT) wijst uit dat het realiseren
van leefbare lonen een complexe en langdurige aangelegenheid is. Het kost bijvoorbeeld
tijd om de kloof tussen bestaande en leefbare lonen in kaart te brengen, om veranderingen
in inkooppraktijken door te voeren en om producerende fabrieken te ondersteunen bij
de veranderingen die daar – veelal in lage- en middeninkomenslanden – nodig zijn.
Het is van belang dat Primark heldere, concrete doelen stelt voor de tussenstappen
die nodig zijn om in 2030 leefbare lonen te realiseren. Dat ontbreekt nu nog. Daarnaast
is het van belang dat Primark de voortgang monitort en daar transparant over communiceert,
zodat de voortgang extern verifieerbaar is.
Nederland werkt op verschillende manieren aan het realiseren van leefbare lonen voor
werknemers in internationale waardeketens en aan randvoorwaarden die daarvoor nodig
zijn, zoals sociale dialoog, veranderen van inkooppraktijken, verhogen van arbeidsproductiviteit,
en verbeterd beleid en regelgeving (zowel internationaal als in productielanden).
Daartoe werkt Nederland in multi-stakeholderverband samen met bedrijven, zoals bijvoorbeeld
in het CKT. Uitvoeringspartners zoals IDH en RVO werken in projecten met bedrijven
om tot een leefbaar loon te komen en Nederland werkt met vakbonden aan versterking
van de sociale dialoog. Nederland financiert een project van de ILO waarbij het een
aantal landen (waaronder India en Ethiopië) adviseert en technische assistentie verleent
om de behoeften van arbeiders te kwantificeren door middel van benchmarks en te integreren
in de methodiek waarmee lonen worden vastgesteld. Tot slot agendeert Nederland leefbaar
loon bij internationale organisaties zoals de EU en de ILO en bij overheden in productielanden
om tot verbeterd beleid en regelgeving te komen.
Vraag 4
Hoe passen de toezeggingen van Primark binnen de doelstellingen rondom circulaire
economie en het beleidsprogramma circulair textiel 2020–2025? En op welke manier gaan
de doelstellingen in het beleidsprogramma verder dan de genoemde toezeggingen?
Antwoord 4
Het Rijk streeft naar een oplopend aandeel gerecycled of duurzaam materiaal in op
de Nederlandse markt gebrachte textielproducten. Dit moet in 2030 vijftig procent
zijn. Ook streeft het Rijk naar een oplopend aandeel van ingezameld textiel dat wordt
hergebruikt en gerecycled. Ook hier is het doel vijfitg procent in 2030. Primark heeft
op deze gebieden geen doelen gesteld. Wel heeft Primark aangegeven dat al hun kleding
in 2027 te recyclen moet zijn en dat hun kleding langer meegaat (dertig in plaats
van vijf wasbeurten). Deze doelen van Primark zouden kunnen leiden tot meer en/of
kwalitatief beter aanbod van ingezameld textiel en recyclaat voor nieuwe producten,
en kunnen dus bijdragen aan het behalen van de doelstellingen van het beleidsprogramma
circulair textiel. En dat is hard nodig, want de Vereniging Herwinning Textiel constateert
dat de kwaliteit van ingezameld textiel onder druk staat door de opkomst van fast fashion.
Het kabinet streeft naar een halvering van de ecologische voetafdruk (uitstoot, watergebruik,
chemicaliën en microplastics) van de textielketen in 2035. Primark wil in 2030 de
CO2-voetafdruk halveren. De doelstelling van Primark heeft dus een ambitieuzere tijdlijn
en kan daarmee een bijdrage leveren aan deze doelstelling uit het beleidsprogramma
circulair textiel, maar richt zich enkel op één vorm van uitstoot (CO2).
Vraag 5
Kunt u aangeven welke stappen naar aanleiding van het beleidsprogramma circulair textiel
2020–2025 zijn gezet? Zijn er gesprekken gevoerd met de sector? Welke stappen overweegt
u om verder gestalte te geven aan het beleidsprogramma circulair textiel?
Antwoord 5
In april 2020 is het beleidsprogramma circulair textiel 2020–20254 uitgebracht. Dit programma is in samenspraak met de sector opgesteld en er is periodiek
overleg met de partijen uit de textielsector om de voortgang van het circulaire textielbeleid
te bespreken en de maatregelen verder uit te werken. In mei 2021 is een voortgangsrapportage
opgesteld en aan uw Kamer gezonden5; uw Kamer zal zoals toegezegd jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang. Belangrijke
stappen die zijn gezet sinds het uitbrengen van het beleidsprogramma zijn de contouren
van de UPV voor textiel, het starten met het monitoren van de beleidsdoelstellingen,
het sluiten van de Denim Deal en het lanceren van een campagne gericht op consumenten.
De UPV wordt momenteel uitgewerkt in een AMvB en zal dit najaar in internetconsultatie
gaan. Er komt een Europese textielstrategie, waarop Nederland inbreng heeft geleverd.
Vraag 6
Hoe passen de genoemde plannen binnen het voornemen om voor textiel een uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid (UPV) in te voeren, wat betekent dat de producent
(degene die het product op de Nederlandse markt brengt) verantwoordelijk wordt gemaakt
voor zijn product gedurende de hele levenscyclus van het product, inclusief de afdankfase?
Antwoord 6
In de algemene maatregel van bestuur waarmee de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
(UPV) voor textiel wordt ingevoerd, zijn doelen voor hergebruik- en recycling opgenomen.
Het kabinet streeft ernaar dat de UPV voor textiel per 2023 gaat gelden. De UPV heeft
betrekking op alle producenten en importeurs van textiel in Nederland, en dus ook
op Primark.
Vraag 7
Op welke manier worden andere grote internationale kledingfabrikanten die in Nederland
afzet hebben, gestimuleerd om stappen te zetten richting een circulaire textielketen?
Antwoord 7
De UPV gaat gelden voor alle producenten en importeurs die textiel op de Nederlandse
markt brengen. Daarnaast zijn er partijen die uit eigen beweging stappen zetten richting
een circulaire textielketen zoals bijvoorbeeld is gebeurd in de Denim Deal. Daarnaast
zet het kabinet in op Europese regelgeving.
Vraag 8
Hoe staan de genoemde stappen in verhouding tot stappen die het Nederlandse midden-
en klein bedrijf (mkb) maakt richting een circulaire textielketen?
Antwoord 8
Het mkb is geen homogene groep. Binnen het mkb zijn er koplopers die hun hele keten
transparant maken en duurzaamheid en circulariteit als unique selling point nemen en zich daarmee onderscheiden van de mainstream bedrijven. Zij kunnen vaak
sneller schakelen dan grote bedrijven en gaan verder dan regelgeving vereist. Ook
zien we dat het mkb in bedrijfskleding vaak hoge kwaliteit levert, de retourlogistiek
op orde heeft en een transparantere keten heeft. Maar er zijn ook middenmoters en
achterblijvers die meer zullen moeten doen om aan komende regelgeving te voldoen.
Vraag 9
Bent u het eens dat het zeer positief is dat het betreffende bedrijf stappen wil ondernemen
in het verduurzamen van hun keten, maar dat dit nog niet voldoende is om tot een circulaire
keten te komen? Zo ja, wat zijn de benodigde vervolgstappen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik vind het zeer positief dat Primark wil verduurzamen en circulair wil worden. Daarbij
zou het wel goed zijn als het bedrijf concrete, meetbare doelen stelt en transparant
over de voortgang en resultaten communiceert. Ook omvat circulariteit veel aspecten
die nog niet allen in de bekendgemaakte doelen van Primark zijn opgenomen. Denk aan
ontwerp voor langdurig gebruik, recycling of hergebruik, de toepassing van gerecycled
en duurzaam materiaal, de ecologische voetafdruk van de toeleveringsketen, inzameling,
recycling en hergebruik, goede arbeidsomstandigheden en transparantie in de keten.
Het kabinet is in gesprek met partijen uit de keten om gezamenlijk stappen te zetten
op al deze aspecten en moedigt bedrijven ook aan zelf doelen te stellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.