Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Maatoug over het toezicht op de kinderopvang
Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het toezicht in de kinderopvang (ingezonden 26 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
25 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 4049.
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Verschillen in GGD-toezicht in kaart gebracht»1 en het rapport «Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang 2019»2 van de Inspectie van het Onderwijs?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Constaterende dat uit de rapporten van de Inspectie van het Onderwijs te concluderen
is dat er grote verschillen zijn tussen de gemeenten wat betreft het percentage jaarlijkse
onderzoeken met een overtreding, met een range 14%–48% in 2015 en een range van 16%–53%
in 2019, deelt u de constatering dat uit de verschillende onderzoeken blijkt dat de
uniformaliteit van het toezicht eerder afneemt dan toeneemt? Zo ja, kunt u aangeven
welke maatregelen u voornemens bent te ondernemen om de uniformiteit van het toezicht
te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Wat is volgens u de reden dat het de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten en Geneeskundige
Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GGD GHOR) onvoldoende is gelukt om de kwaliteit
en de uniformiteit van het toezicht te verbeteren?
Antwoord 2, 3
Het toezicht en de handhaving op de kinderopvang vormen een belangrijke waarborg voor
verantwoorde en veilige kinderopvang. Het toezicht is een taak van gemeenten, die
hiervoor de GGD opdracht geven. Het toezicht op de kinderopvang is decentraal georganiseerd.
Gemeenten en GGD’en hebben (binnen de wettelijke kaders) de ruimte om zelfstandig
keuzes te maken met betrekking tot de uitvoering van toezicht en handhaving. Als gevolg
hiervan kunnen verschillen ontstaan in de uitkomsten van toezicht en handhaving die
niet per definitie onwenselijk zijn.
Dat neemt niet weg dat landelijk voor alle houders dezelfde kwaliteitseisen gelden.
Voor het toezicht op de kinderopvang is een landelijk kader en een infrastructuur
ontwikkeld, dat eraan bijdraagt dat houders vanuit dezelfde basis worden geïnspecteerd.
Ik vind het belangrijk dat het toezicht van hoge kwaliteit is en dat houders overal
op vergelijkbare manier de maat wordt genomen. GGD GHOR Nederland heeft de wettelijke
taak om de kwaliteit en uniformiteit van het toezicht te bevorderen. Dit doen zij
door middel van ondersteuning, up to date houden van instrumenten en richtlijnen,
het faciliteren van opleiding en training en bevorderen van uitwisseling.
De cijfers in de Kamervraag geven een bandbreedte van de GGD met het laagste en hoogste
percentage rapporten met een of meer overtredingen. Voor deze verschillen zijn verschillende
verklaringen mogelijk. Het is daarom op basis van de beschikbare informatie niet goed
mogelijk om de cijfers te duiden en conclusies te trekken over (een eventuele toe-
of afname van) de uniformiteit van het toezicht.
Verschillen in het percentage rapporten met een of meer overtredingen kunnen ten eerste
een gevolg zijn van verschillen in de mate van naleving door de kinderopvanglocaties
in verschillende regio’s. Een regio met relatief veel houders die moeite hebben om
zich aan de (veranderende) wet- en regelgeving te houden, zal ook een relatief hoog
percentage rapporten met overtreding kennen. Ook zijn er gemeenten waar het merendeel
van de kinderopvanglocaties hoort bij een houder, die dus veel gewicht in de schaal
legt bij het gemiddeld aantal overtredingen. In die gemeenten kan het beeld sterk
worden bepaald wanneer bij die houder de inhoud van het pedagogisch beleidsplan of
van het veiligheids- en gezondheidsbeleid niet op orde is.
Verschillen in het percentage rapporten met een of meer overtredingen worden ook beïnvloed
door afspraken tussen gemeenten en GGD’en over de invulling van het toezicht. Gemeenten
kunnen (bijv. naar aanleiding van signalen, de lokale context of recent ingevoerde
wetgeving) met hun GGD afspraken maken om aandacht te besteden aan een bepaald onderwerp.
In sommige gemeenten worden bij inspecties standaard meer voorwaarden beoordeeld dan
wat minimaal verplicht getoetst moet worden op het gebied van veiligheid en gezondheid,
met extra kans op het constateren van overtredingen tot gevolg. Dit past bij een gedecentraliseerd
stelsel waarin gemeenten en GGD’en (binnen de wettelijke kaders) zelfstandig keuzes
kunnen maken met betrekking tot de uitvoering van toezicht en handhaving.
Daarnaast is het mogelijk dat verschillen te verklaren zijn doordat gemeenten en/of
GGD’en een bepaald onderdeel van de regelgeving verschillend interpreteren. Deze laatste
situatie dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Een belangrijk deel van de activiteiten
die GGD GHOR Nederland, de VNG en ook SZW (al dan niet gezamenlijk) ondernemen is
daarom gericht op een eenduidige uitleg van de wet- en regelgeving en op het voorkomen
van misverstanden en verschillen op dat terrein.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel subsidie GGD GHOR ontvangt om haar taak, de uniformiteit en
kwaliteit van het toezicht in de kinderopvang bevorderen, uit te voeren?
Antwoord 4
De financiering die GGD GHOR Nederland ontvangt van het Ministerie van SZW voor de
uitvoering van haar wettelijke taken in de kinderopvang (op grond van artikel 1.61a
Wet kinderopvang) bedraagt ongeveer 1,5 miljoen euro per jaar.
Vraag 5
Bent u bekend met het rapport «Samenwerken in het toezicht op de kinderopvang» van
adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF)?3
Antwoord 5
Ja, ik ben bekend met het genoemde rapport.
Vraag 6, 7
Kunt u een reactie geven op de aanbeveling van het voornoemd rapport? Kunt u een afzonderlijke
reactie geven per aanbeveling?
Kunt u een overzicht geven van de ondernomen stappen na de publicatie van het rapport
teneinde een kwaliteitsverbetering van het toezicht?
Antwoord 6, 7
Adviesbureau Andersson Elffers en Felix (AEF) heeft in 2019 in opdracht van mijn ministerie
de samenwerking in het toezicht op de kinderopvang tegen het licht gehouden. Het ging
hierbij om de samenwerking tussen partijen op landelijk niveau zoals de VNG, GGD GHOR
Nederland, de Inspectie van het Onderwijs, DUO en het Ministerie van SZW.
AEF heeft op basis van de analyse die zij hebben uitgevoerd verschillende denkrichtingen
geschetst voor structurele aanpassingen aan het stelsel (gericht op het reduceren
van de complexiteit van het stelsel). Deze worden meegenomen in de bredere ontwikkelingen
over wijzigingen in het stelsel van kinderopvang. Daarnaast heeft AEF concrete aanbevelingen
gedaan voor verbeterstappen binnen het huidige stelsel (gericht op het verbeteren
van de samenwerking tussen de partijen op landelijk niveau).
Het betreft:
1. Het toewerken naar een gedeeld beeld van rollen en verantwoordelijkheden, en het organiseren
van doorlopende reflectie hierop.
2. Meer aandacht voor ordentelijke procesvoering in de samenwerking.
3. Een heldere ordening van de overlegstructuur.
4. Het ontwikkelen van een gedeelde visie op de inhoud van toezicht en handhaving.
Naar aanleiding van het rapport van AEF is de overlegstructuur tussen de landelijke
partijen (VNG, GGD GHOR Nederland, de Inspectie van het Onderwijs, DUO en het Ministerie
van SZW) herzien. Gekozen is voor een heldere en vaste overlegstructuur waarbij op
directieniveau één keer per twee maanden overleg plaatsvindt en op medewerkersniveau
maandelijks. Het secretariaat van beide overleggen wordt gevoerd door het Ministerie
van SZW. Vanuit die rol bewaakt SZW de onderlinge samenhang en verbinding tussen de
overleggen.
Naast bespreking van inhoudelijke onderwerpen is de rol- en taakverdeling en reflectie
op de onderlinge samenwerking regelmatig onderwerp van gesprek. Het traject gericht
op het tot stand komen van een gedeelde visie op toezicht en handhaving heeft door
Covid-19 enige vertraging opgelopen, maar binnenkort vinden gesprekken plaats over
de beelden die partijen hebben over het toezicht en op welke wijze het verder ontwikkeld
kan worden. Dit is in lijn met het advies van AEF.
Vraag 8
Bent u het eens dat de wijze van toezicht en handhaving de reden is waarom in de praktijk
de administratieve lasten enorm zijn toegenomen? Bent u het eens dat de Wet Innovatie
en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) de beloofde administratieve lastenverlichting
niet heeft waargemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de administratieve
lasten in de sector te verminderen?
Antwoord 8
Dit najaar starten twee onderzoeken waarin onder meer naar de effecten en neveneffecten
van toezicht en handhaving zal worden gekeken. Het gaat hierbij om een effectevaluatie
van toezicht en handhaving en de evaluatie van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
(Wet IKK). Bij de wetsevaluatie zullen ook de branchepartijen in de kinderopvang worden
betrokken. Naar verwachting worden beide onderzoeken in het voorjaar afgerond. Over
de uitkomsten zal ik uw Kamer informeren. Daarnaast ga ik met partijen uit de kinderopvangsector
én medewerkers zelf in gesprek over werk- en regeldruk, naar aanleiding van signalen
die ik hierover heb ontvangen. Op basis van de uitkomsten zal worden bezien of aanpassingen
in de kwaliteitseisen en/of in het toezicht wenselijk zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.