Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Van der Staaij over de opstelling van de staat in zaken rondom afstandsmoeders en verjaring bij adoptie
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de opstelling van de staat in zaken rondom afstandsmoeders en verjaring bij adoptie (ingezonden 24 september 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 25 oktober 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 384.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht waaruit blijkt dat de staat nu voor het eerst
aansprakelijk wordt gesteld voor niet-vrijwillige adopties die in de jaren ’50, ’60
en ’70 hebben plaatsgevonden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek van de Commissie van onafhankelijk
deskundigen voor het onderzoek naar afstand en adoptie?
Antwoord 2
De Commissie van onafhankelijke deskundigen inzake het onderzoek naar binnenlandse
afstand en adoptie heeft haar rapport op 8 juli 2021 aan mij overhandigd. Dezelfde
dag heb ik het rapport aan uw Kamer gestuurd. Daarbij heb ik heb aangetekend dat ik
heb afgesproken het rapport eerst met belangenorganisaties te bespreken voordat ik
uw Kamer na de zomer mijn inhoudelijke reactie zal geven. Het laatste van deze gesprekken
heeft op 27 september 2021 plaatsgevonden. Ik beraad mij nu op mijn inhoudelijke reactie
en zal uw Kamer spoedig informeren.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat 2,5 jaar na de instelling van de Commissie van onafhankelijk
deskundigen voor het onderzoek naar afstand en adoptie, slachtoffers zich nu genoodzaakt
voelen alsnog een rechtszaak te starten? Trekt u zich dit aan en was deze rechtszaak
te voorkomen geweest als de staat zich anders had opgesteld?
Antwoord 3
Ik kan niet treden in de precieze overwegingen van eiseressen om de procedure te starten
en daarom ook niet in de vraag of dat te voorkomen was geweest. Indien het starten
van de procedure gelegen is in de problemen met het aanmeldpunt en de vertraging die
het onderzoek daarbij heeft opgelopen trek ik mij dat natuurlijk zeer aan. Zoals aangegeven
bij vraag 2 beraad ik mij nu op mijn inhoudelijke reactie op het rapport van de Commissie
van onafhankelijk deskundigen. Mijn inzet was en is nog steeds om in gesprek met belanghebbenden
te bezien hoe ik kan bijdragen aan erkenning van het leed dat zij hebben ervaren.
Vraag 4
Herinnert u zich de motie Van Nispen/Van der Staaij, die er uiteindelijk voor heeft
gezorgd dat in rechtszaken over interlandelijke adoptie de staat geen beroep meer
zal doen op eventuele verjaringstermijnen?2
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Deelt u de mening dat ook in deze zaak (of zaken) over binnenlandse adoptie, net als
in de hele discussie over interlandelijke adoptie, het gaat over de vraag welke verantwoordelijkheid
precies op de staat rust, en dat het dan niet passend is een beroep te doen op het
juridische argument dat een zaak verjaard zou zijn?
Antwoord 5
In zaken waarin de Staat aansprakelijk wordt gesteld speelt altijd de vraag welke
rol de Staat heeft gespeeld bij een bepaalde gebeurtenis en welke verantwoordelijkheid
daarbij op de Staat heeft gerust. De Staat beoordeelt in beginsel per geval of zij
een beroep op verjaring alles afwegende gerechtvaardigd acht. Daarbij wordt gekeken
naar de specifieke omstandigheden van het geval in het licht van de verjaringsregels,
zoals neergelegd in het Burgerlijk Wetboek en wordt expliciet getoetst of het beroep
op verjaring naar de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid niet onaanvaardbaar is. Dit heeft de Staat ook gedaan in de zaak van eiseressen.
In de procedure is dat ook uitgebreid toegelicht. Het is nu aan de rechtbank om over
dit verweer te oordelen.
Vraag 6
Bent u bereid, in lijn met de hiervoor aangehaalde beslissing als staat geen beroep
meer te doen op verjaringstermijnen bij interlandelijke adoptie, ook als staat geen
beroep te doen op verjaringstermijnen in rechtszaken waar het gaat om binnenlandse
adopties die in de jaren ’50, ’60 en ’70 van de vorige eeuw hebben plaatsgevonden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik heb mede naar aanleiding van het rapport Joustra en de motie uit uw Kamer besloten
om ten aanzien van zaken van interlandelijke geadopteerden bij wijze van hoge uitzondering
het beroep op verjaring los te laten. In de beleidsreactie van 8 februari jl. bij
het rapport van de Commissie Joustra heb ik deze keuze toegelicht. Ik begrijp dat
de vergelijking met binnenlandse adoptie opkomt. In beide situaties kan sprake zijn
van schrijnende gevallen, maar er zijn ook verschillen. Ik vind het evenwel niet passend
nu dieper op de vergelijking van deze situaties in te gaan, omdat ik daarmee in zou
gaan op de inhoud van de individuele zaak die nu ter toetsing aan de rechter voorligt.
De verweren die de Staat in de lopende procedure voert, zijn uitvoerig aan de rechter
toegelicht. Het is nu aan de rechtbank daarover te oordelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.