Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 oktober 2021 (deel II)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1353
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 oktober 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 28 september 2021 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
11 en 12 oktober 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1344), over de brief van 17 september 2021 over het verslag informele Landbouw- en Visserijraad
van 5–7 september 2021 (
Kamerstuk 21 501-32-1345), over de brief van 25 juni 2021 over uitvoering van de motie van de leden Boswijk
en Bisschop over eerst de uitvoerbaarheid van de wijziging van de Controle Verordening
Visserij uitwerken voordat definitief wordt ingestemd met de richtlijnen (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1314), over de brief van 9 juli 2021 over het Fiche: Mededeling Strategische richtsnoeren
EU-aquacultuur (Kamerstuk 22 112, nr. 3165), over de brief van 26 augustus 2021 over de reactie op reactie verzoek commissie
over het speciale verslag van de Europese Rekenkamer (ERK) over «Het Gemeenschappelijk
landbouwbeleid en het klimaat – Goed voor de helft van de klimaatuitgaven van de EU,
maar emissies van landbouwbedrijven nemen niet af» (Kamerstuk 28 625, nr. 295) over de brief van 26 augustus 2021 over de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen
LNV (Kamerstuk 22 112, nr. 3168), over de brief van 3 september 2021 over het Fiche: Mededeling End the Cage Age
(Kamerstuk 22 112, nr. 3173), over de brief van 3 september 2021 over het Fiche: Mededeling langetermijnvisie
plattelandsgebieden EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3171), over de brief van 17 september 2021 over het Fiche: Mededeling EU-Bossenstrategie
(Kamerstuk 22 112, nr. 3196 en over de brief van 17 september 2021 over het Fiche: Voorstel tot aanpassing LULUCF-verordening
(Kamerstuk 22 112, nr. 3195).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 oktober 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 22 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
15
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
16
II
Antwoord / Reactie van de Minister
17
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
onderliggende stukken van de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daar meerdere
vragen en opmerkingen over.
Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 11–12 oktober 2021
Vaststellen vangstmogelijkheden 2022 Oostzee
De leden van de VVD-fractie lezen dat Noorwegen en de Faeröer inzetten om eigen quota
stelselmatig hoger vast te stellen, wat overbevissing veroorzaakt. Daarmee benadelen
zij andere vissers in de Europese Unie. Is het niet beter dat middels handelsmaatregelen,
bijvoorbeeld het beperken van de import van kweekzalm, druk uitgeoefend wordt om te
zorgen voor een evenwichtige verdeling van duurzame vangstmogelijkheden, zo vragen
deze leden. Is dit ook de lijn die de Minister volgt?
Vangstmogelijkheden 2022
De leden van de VVD-fractie lezen dat vooralsnog niet bekend is hoe onderhandelingen
in onderling verband gaan verlopen. Van welke scenario’s gaat de Minister uit en als
deze tijdens de Raad in december moeten worden bezegeld, wanneer kan de Kamer dan
uiterlijk informatie over de strategie of uitkomsten verwachten?
Wat de leden van de VVD-fractie betreft biedt het perspectief richting onder andere
kleinschalige kunst- en binnenvisserij om bijvoorbeeld vangstmogelijkheden voor zeebaars
voor 2022 te vergroten. Op welke manier en wanneer wordt geborgd dat de verruiming
ten goede komt aan de kleinschalige visserij, bijvoorbeeld handlijnvisserij en visserij
met korven? Is de Minister het eens met de stelling dat deze kleinschalige vorm van
visserij als «low-impact» kan worden gekwalificeerd en hiervan moet kunnen profiteren?
Er wordt door de visserijsector aangegeven dat er fluctuaties zijn in wetenschappelijke
berekeningen en ook cijfers worden in twijfel getrokken, bijvoorbeeld over de omvang
van het tong bestand. Dit heeft een nadelig effect voor Nederlandse vissers. Hoe kwalificeert
de Minister de berekeningen met betrekking tot de omvang van tong?
Bilaterale consultaties met het Verenigd Koninkrijk
Door Brexit verandert besluitvorming. Volgens de leden van de VVD-fractie neemt invloed
van lidstaten op besluitvorming af. Ziet de Minister dit ook zo en hoe reageren we
als Nederland hierop? Het Verenigd Koninkrijk neemt daarnaast, onder het mom van duurzaamheid,
technische maatregelen die puur tegen vissers uit de Europese Unie gericht zijn. Wat
doet de Minister hieraan?
Fit for 55-pakket
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de positie
van de regering met betrekking tot de herziening van de verordening Land Use, Land-Use
Change and Forestry (LULUCF). Het is goed om te vernemen dat Nederland volgens de
boekhoudregels van de huidige LULUCF-verordening naar verwachting zal voldoen aan
de doelstelling in de periode 2021–2025. Wel vragen deze leden zich af waarop deze
aanname is gebaseerd. Kunnen we dit nu al zeker stellen?
Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister voorstander is van de voorgestelde
versimpeling van de huidige LULUCF-boekhoudsystematiek. Een dergelijke versimpeling
maakt de momenteel benodigde complexe vaststelling van referentie-emissies overbodig
en maakt betere monitoring mogelijk. Graag horen deze leden een toelichting hierop.
Hoe wordt op dit moment gewerkt met referentie-emissies voor koolstof en hoe gaat
dit eruit zien? Is hier ook een parallel te trekken met de fosfaat- en stikstofmetingssystematiek?
Immers, net als koolstof, nemen gewassen ook fosfaat en stikstof op. Is de Minister
voornemens om ook bij fosfaat en stikstof te kijken naar netto-emissie? Graag horen
deze leden een uitgebreidere toelichting hierop van de regering.
De Minister «waardeert de ambitie van de Commissie om op EU-niveau een klimaatneutrale
Agriculture, Forestry and Other Land-beleidspijler (AFOLU) te realiseren». Wat betekent
dit precies? En wat zouden mogelijke consequenties kunnen zijn voor Nederland, zo
vragen de leden van de VVD-fractie de Minister.
In de geannoteerde agenda stelt de Minister dat in het Europees parlement de voorstellen
die samen het Fit-for-55 pakket vormen «als historisch pakket worden verwelkomd».
Tegelijkertijd is de samenhang tussen diverse agenda’s en ambities op Europees niveau
nog onduidelijk. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het Fit-for-55 pakket
zich verhoudt tot de Van boer tot bord-strategie, op welke wijze deze samenhang voor
Nederlandse boeren wordt gewaarborgd en of de Minister kan toezeggen dat stappen en
maatregelen in nauwe samenwerking met de agrarische sector worden besproken?
Ook horen de leden van de VVD-fractie graag op welke wijze het parlement wordt betrokken
bij de veelheid aan Europese regelgeving die op de Nederlandse agrarische sector lijkt
af te komen. Vanuit de agrarische media vernemen deze leden dat de Fit-for-55 opgave
voor de landbouw breder is dan CO2-uitstoot, zoals de uitstoot door het gebruik van meststoffen en van vee. Klopt deze
berichtgeving en welke emissies betreft dit? Waarom staat hierover niets opgenomen
in het LULUCF-fiche?
De financiële consequenties en gevolgen voor de regeldruk voor bedrijfsleven en burger
zullen in de periode 2026–2030 waarschijnlijk zeer beperkt zijn, omdat Nederland met
de in het klimaatakkoord vastgelegde afspraken de voorgestelde doelstelling lijkt
te kunnen halen, zo stelt de Minister. Dit wordt anders voor de periode na 2030. Hoe
bereidt de Minister zich hierop voor en op welke wijze wordt ook hier het parlement
en bedrijfsleven betrokken bij de beleidsopgaven?
Bossenstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de EU-bossenstrategie en kijken,
net als de Minister, uit naar de concrete voorstellen van de Commissie. De Minister
schrijft dat de strategie aansluit op veel punten van de Nederlandse bossenstrategie.
Kan de Minister aangeven hoeveel hectare bos er in Nederland volgens de nationale
en EU-bossenstrategie in Nederland bij zou moeten komen? Kan dat, net als de 3 miljard
bomen die de Commissie noemt, ook gekwantificeerd worden in een aantal bomen? Voorts
zijn deze leden benieuwd of de Minister van mening is dat bestaande bossen uitgebreid
dienen te worden of dat er ook nieuwe bossen dienen te worden gerealiseerd in relatief
dichtbebouwde provincies als Zuid-Holland. Indien dit laatste het geval is, ziet de
Minister hier ook kansen in de uitbreiding van bomen binnenstedelijk, hetgeen ook
zou bijdragen aan de balans tussen het belang van klimaatadaptieve steden enerzijds
en schaarse landbouwgrond anderzijds? Zij ontvangen graag een reactie.
Fiche: Mededeling End the Cage Age
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording
op vragen over de impact van aanscherping van wet- en regelgeving voor dierenwelzijn.
Deze leden vroegen of de Minister erkent dat boeren in Noordwest-Europa ver voor de
troepen uitlopen als het gaat om dierenwelzijn. Daarnaast vroegen zij op welke wijze
zij er zorg voor draagt dat verschillen tussen noord en zuid worden meegewogen, zodat
Nederlandse boeren niet onevenredig zwaar worden belast. In haar reactie antwoordt
de Minister dat de inzet van EU-regelgeving het bevorderen van een gelijk speelveld
tussen de verschillende EU-lidstaten is. De gelijke lasten voor de veehouders in de
EU-lidstaten zullen tijdens het impactassessment van de Commissie worden bekeken,
zo stelt zij. Deze leden kijken vanzelfsprekend uit naar de bevindingen van dit impactassessment.
Zij wijzen de Minister er echter wel op dat door te leunen op een Europese impactassessment,
ongelijkheid die ontstaat door nationale koppen op regelgeving en importen van buiten
de EU welke niet voldoen aan de EU-regelgeving (productiestandaard) niet wordt meegenomen.
Erkent de Minister dit en gaat zij zich ervoor inspannen dat ook deze effecten zullen
worden meegenomen in een mogelijk nationaal impactassessment?
Van boer tot bord-strategie
Anderhalf jaar na de presentatie van de Van boer tot bord-strategie heeft de Europese
Unie een effectenscenario gepubliceerd waaruit blijkt dat de gestelde emissiereductiedoelen
in 2030 worden gehaald, maar ook dat het aanbod van akkerbouw- en veehouderijproducten
met meer dan 10% daalt. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de in de
Van boer tot bord-strategie genoemde doelen, die fors lijken in te grijpen in de agrarische
sector. In de begroting 2022 lezen deze leden dat de regering een nationale strategie
opstelt voor het vergroten van biologische productie en consumptie in Nederland. Wanneer
verwacht de Minister deze strategie met de Kamer te delen? Is «een nationale strategie»
het enige wat de Europese Commissie van Nederland vraagt? Op welke wijze zullen ook
andere vormen van landbouw een haalbaar en uitvoerbare positie krijgen binnen deze
strategie?
De leden van de VVD-fractie vernemen graag een huidige stand van zaken en horen ook
graag op welke wijze het parlement en de agrarische sector zal worden betrokken bij
de totstandkoming van de nationale doelen zoals geformuleerd in de Van boer tot bord-strategie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda
van dit schriftelijk overleg. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij
hierover willen voorleggen.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Nationaal Strategisch Plan (NSP)
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat bij deze Raad mogelijk
aanvullende informatie zal worden verschaft met betrekking tot nadere uitwerkingen
en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen die de uitwerking
van het NSP kunnen beïnvloeden. Kan de Minister schetsen welke nadere uitwerkingen
en vereisten zij hierbij verwacht? Kan zij de Kamer hiervan direct na de Raad op de
hoogte stellen, inclusief haar plannen om deze te verwerken in het NSP? Ook zouden
deze leden graag nog wat meer duidelijkheid krijgen over dierenwelzijn in het NSP,
ook omdat zij begrijpen dat in deze Raad aandacht zal worden besteed aan het paper
van de Vughtgroep over nadere regelgeving voor de verbetering van het dierenwelzijn.
Zoals deze leden al hebben aangekaart in het commissiedebat over het NSP vorige week,
vinden zij het belangrijk dat in dit NSP binnen de ecoregelingen expliciet aandacht
wordt besteed aan dierenwelzijn. Zou de Minister nader kunnen duiden hoe de ambitieuze
plannen in het paper van de Vughtgroep hun weerslag zullen krijgen binnen het NSP?
Hoe laat zij de plannen ook zo goed mogelijk aansluiten bij de plannen in het End
the Cage Age-initiatief? Is zij het ten slotte met deze leden eens dat deze Raad bij
uitstek de mogelijkheid biedt om ook andere landen aan te sporen hun NSP te gebruiken
om maatregelen ter bevordering van het dierenwelzijn te stimuleren?
Bossenstrategie en Biodiversiteitsstrategie
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat de Europese Commissie
voor 2030 drie miljard extra bomen wil planten. Heeft de Minister al een beeld hoe
het certificeringssyteem eruit ziet dat de Europese Commissie wil oprichten voor duurzaam
bosbeheer? Wanneer moeten de lidstaten een strategisch bosplan hebben opgesteld? Heeft
Nederland hiertoe al een aanzet gemaakt? Deze leden lezen dat dat de Commissie eind
2021 zal komen met een wetgevend voorstel voor ecosysteemherstel, als onderdeel van
de EU-biodiversiteitsstrategie. Is er al een datum bekend? Kan de Minister uiteenzetten
hoe Nederland de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten, waaronder koolstofopslag,
wil belonen? Deze leden zijn van mening dat het doel om 30% van het landoppervlak
te beschermen, ook moet gelden voor Nederland. Gaat de Minister zich inzetten om deze
doelstelling ook per lidstaat te verplichten?
Visserij
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende
bespreekpunten over visserij bij deze Raad. De leden lezen dat het advies Maximum
Sustainable Yield (MSY) om het kabeljauwbestand te laten herstellen nu op -10.3% staat,
en dat Nederland afhankelijk van het voorstel van de Commissie op basis van dit advies,
zal instemmen. Met welke bandbreedte aan percentages is de Minister bereid akkoord
te gaan? Is de Minister het met deze leden eens dat dit zo dicht mogelijk op het MSY-advies
moet zitten, al dan niet het advies direct moet volgen? Zo nee, waarom niet? Ook lezen
deze leden dat de Minister hoe dan ook niet akkoord zal gaan met een korting op schol
omwille van het feit dat kabeljauw minimaal bijgevangen wordt in gerichte schol visserijen.
Kan zij nader uiteenzetten waarom niet? Welke risico’s kleven daaraan voor het herstel
van het visbestand? Is de Minister het eens met deze leden dat het herstel van het
bestand voorop zou moeten staan, omdat dit uiteindelijk ook het beste is voor het
behoud van de visserij?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 en 12 oktober 2021
en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij enige tijd geleden schriftelijke vragen
hebben gesteld over het vissen in windparken. Deze leden verwonderen zich er enigszins
over dat er nu wel een experiment opgestart mag worden om te bekijken op welke manier
vissen in windparken toch mogelijk zou zijn maar dat daarbij een aantal vismethoden,
waaronder staandwantvisserij en jigging, bij voorbaat uitgesloten worden. Kan de Minister
aangeven welke overwegingen hier aan ten grondslag liggen? De Minister geeft in antwoord
op de Kamervragen van deze leden aan dat wel met deze vormen geëxperimenteerd kan
worden buiten een windpark. Wat zijn de argumenten om een experiment buiten een windpark
wel toe te staan, maar erbinnen niet? In hoeverre spelen principiële redenen op de
achtergrond een rol? Zij merken op dat de termijn voor het indienen van voorstellen
voor het experiment binnen de windparken zeer binnenkort sluit. Zij hebben begrepen
dat er nauwelijks interesse is en er mogelijk helemaal geen aanvragen zijn gedaan.
Kan de Minister dit bevestigen? Kan de Minister tevens aangeven wat dit gebrek aan
interesse betekent voor de toekomst van vissen in windparken? Is zij bereid om alsnog
weer met de sector in gesprek te gaan om een experiment vorm te geven waardoor vissers
wel interesse hebben om deel te nemen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de situatie voor veel vissers momenteel
zorgelijk is. Het water staat hen aan de lippen en sommige vissers kiezen er al voor
om niet meer uit te varen maar om de saneringsregelingen af te wachten. Het is dan
ook belangrijk dat er snel duidelijkheid voor hen komt. Deze leden merken op dat de
Minister eerder aangaf dat er problemen waren met de saneringsregelingen en staatssteun.
Kan zij aangeven wat op dit moment de stand van zaken is en op welke termijn er duidelijkheid
komt voor de vissers? Kan de Minister tevens toelichten of en welke beperkingen zij
voornemens is om in te bouwen in de saneringsregeling (zoals een verbod op investeren
indien een bedrijf enkele schepen wil saneren en met een kleinere vloot van duurzame
schepen door wil gaan)? Klopt het dat bij schepen ouder dan bijvoorbeeld 20 jaar er
een korting op saneringsgeld wordt toegepast waardoor deelname aan sanering veel minder
aantrekkelijk zal zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister stelt dat de ruil van quota met
Noorwegen niet eenvoudiger zal worden, omdat het wetenschappelijk advies voor de Total
Allowable Catch (TAC) voor blauwe wijting aanzienlijk lager is dan vorig jaar. Deze
leden ontvangen signalen dat Noorwegen en de Faeröer hun eigen quota stelselmatig
hoger vaststellen en dat zij daarmee overbevissing veroorzaken en vissers uit de Europese
Unie benadelen. Herkent de Minister dit beeld? Welke mogelijkheden ziet zij om druk
uit te oefenen om te zorgen voor een evenwichtige verdeling van duurzame vangstmogelijkheden,
bijvoorbeeld met handelsmaatregelen als het beperken van de import van kweekzalm?
Tevens krijgen de leden van de CDA-fractie signalen dat de fluctuaties in wetenschappelijke
berekeningen over visbestanden het vertrouwen in de wetenschap onder vissers ondermijnen
en soms ook onterecht suggereren dat er een aanslag op visbestanden wordt gedaan.
De wetenschap zou achterlopen bij de werkelijke biologische ontwikkeling op zee (bijvoorbeeld
als het gaat om zeebaars), met als gevolg dat discarden (en daarmee voedselverspilling)
in de hand wordt gewerkt. Herkent de Minister dit signaal? Welke mogelijkheden ziet
zij om hiervoor met een oplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat technische maatregelen door het Verenigd
Koninkrijk in de vorm van voorwaarden aan vistuig en te gebruiken maaswijdte ervoor
zorgen dat vissers worden geconfronteerd met steeds wisselende technische voorwaarden
afhankelijk van waar zij vissen. Wat is de reactie van de Minister op de onwerkbare
situatie die hierdoor voor vissers ontstaat? Welke stappen worden er, in EU-verband,
genomen om hier verandering in te brengen? Tevens constateren deze leden dat Nederland
in het kader van kabeljauwbescherming op de Noordzee nog steeds een aantal strengere
maatregelen hanteert die in EU-verband reeds in 2018 zijn afgeschaft. Ook deze maatregelen
dragen bij aan de hierboven genoemde onwerkbare situatie waar vissers mee worden geconfronteerd.
Is de Minister bereid om deze eenzijdige Nederlandse regels te schrappen? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Fit-for-55 voorstellen, met name de verhoging
van de brandstofheffing, eigenaren en de opvarenden van de Nederlandse vissersvloot
zullen confronteren met grote kostenverhogingen die kunnen oplopen tot meer dan 1.000
euro per week. Deze leden vragen de Minister hoe zij hier tegen aankijkt. In hoeverre
ziet zij deze maatregel als proportioneel? Wordt met deze maatregelen een juiste balans
bereikt tussen het beprijzen van CO2-uitstoot en het stimuleren van verduurzaming?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister over de voortgang van
de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) dat de gemeenschappelijke
aanbeveling voor instandhoudingsmaatregelen met visserijbeperkingen voor de Nederlandse
gebieden is ingediend bij de Europese Commissie. Deze leden merken op dat deze maatregelen
echter niet overeenkomen met wat is afgesproken in het Noordzeeakkoord. Zij vragen
de Minister of het juist is dat dit tot gevolg zal hebben dat gebieden zullen worden
gesloten die, als de afspraken uit het Noordzeeakkoord ingaan, weer open zullen gaan.
Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen om de meest recente versie van voorstellen
tot bescherming in te dienen bij de Commissie? Onderkent de Minister dat deze stap
bij sommige partijen het beeld zal oproepen dat de afspraken uit het Noordzeeakkoord
er blijkbaar niet toe doen? Wat is haar reactie hierop?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de strategische richtsnoeren EU-aquacultuur
een heldere ambitie neerzetten om het onbenutte potentieel van productie en afzet
van de duurzame en gezonde aquacultuur te benutten. Zij steunen deze ambitie en stellen
vast dat de Minister dat ook doet. Deze leden merken op dat de sector recent een visie
heeft uitgebracht die hieraan invulling geeft en waarin wordt gesproken over een verdubbeling
met de natuurinclusieve kweek op de Voordelta/Noordzee. Zij vragen of de Minister
bekend is met deze visie en wat haar appreciatie daarvan is. Kan de Minister tevens
aangeven wat de betekenis is van de Europese ambitie voor productie en afzet voor
de Nationale Eiwitstrategie? Zijn de middelen die beschikbaar komen uit het Europees
Maritien, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF) voldoende om het onbenutte potentieel
te benutten? Zo nee, zijn er hiervoor andere Europese en nationale middelen beschikbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Landbouwgif: flumioxazine
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat
de Europese Commissie tijdens het komende overleg van het Standing Committee on Plants,
Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 20 en 21 oktober zal voorstellen om de toelating
van het landbouwgif flumioxazine te vernieuwen. Flumioxazine is een onkruidverdelger,
waarvan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) in haar meest recente
risicobeoordeling1 concludeert dat er gegevens ontbreken over pesticideresten op producten, consumentenveiligheid
en mogelijke grondwatervervuiling. Bovendien is flumioxazine niet alleen zeer giftig
voor algen en waterplanten, maar is het ook giftig voor regenwormen, honingbijen,
vissen en ongewervelde waterdieren. Tenslotte schrijft de EFSA dat het hormoonverstorende
effecten op mensen en dieren niet kan uitsluiten. Kan de Minister bevestigen dat in
de Europese Unie het voorzorgsbeginsel geldt, waarbij een stof niet toegelaten zou
moeten worden tenzij het bewezen veilig is? Kan de Minister bevestigen dat de Europese
verordening 1107/2009 voorschrijft dat alleen pesticiden toegelaten kunnen worden
waarvan bewezen is dat ze niet hormoonverstorend zijn? Kan de Minister bevestigen
dat de originele toelating van flumioxazine eigenlijk al afgelopen was, maar dat deze
stof maar liefst acht keer procedureel is verlengd (wat betekent dat de toelating
acht keer is opgerekt zonder dat de verplichte risico-herbeoordeling was afgerond)?
Kan de Minister bevestigen dat de nu voorgestelde vernieuwing van flumioxazine om
een toelating van tien jaar zou gaan? Hoe beoordeelt de Minister het feit dat de Europese
Commissie dit voorstelt, terwijl de stof niet bewezen veilig is? Is de Minister voornemens
om tijdens dit SCoPAFF-overleg tegen de vernieuwing van de toelating van flumioxazine
te stemmen? Kan de Minister dit onderwerp ook ter tafel brengen tijdens de Landbouw-
en Visserijraad van 11 en 12 oktober? Op welke manier gaat de Minister de Europese
Commissie erop wijzen dat het zich met het voorstel voor vernieuwing van de toelating
van flumioxazine in feite niet aan de eigen wetgeving houdt? Kan de Minister de Europese
Commissie verzoeken het voorstel tot vernieuwing in te trekken en in plaats daarvan
met een voorstel voor een verbod te komen? Zo nee, waarom niet?
Bossenstrategie, LULUCF, landbouw en klimaat
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Europese
Bossenstrategie. Een strategie waar je bijna niet tegen kunt zijn wanneer je hoort
dat er drie miljard bomen zullen worden geplant. Maar naast het planten van bomen
is het behoud van bomen voor de korte termijn nog belangrijker voor het klimaat en
de biodiversiteit. Uit een recent verschenen rapport van de Europese Rekenkamer komt
naar voren dat de afgelopen dertig jaar de kwaliteit van het Europese bos verslechterd
is. Slechts 14% van de Europese bossen is in goede staat. De verslechtering komt mede
door verstedelijking, luchtvervuiling en droogte. Ook is illegale houtkap een probleem.
Als gevolg van de verslechtering, verwijderen de bossen ieder jaar minder CO2 uit de lucht. Daarnaast blijkt dat het behoud van bossen in de tropen een bijna vier
keer zo groot verkoelend effect op het klimaat heeft als bossen in regio’s met een
gematigd of subarctisch klimaat2. Deze leden steunen de ambitie om bomen bij te planten, maar vinden dat deze bomen
niet ten koste mogen komen van bestaande natuur en biodiversiteit. Deelt de Minister
het inzicht dat er geen bosbouw kan plaatsvinden in bossen die CO2 opvangen en bijdragen aan biodiversiteit?
Bovendien vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Europese bossen
overvraagd worden met de bossenstrategie: niet alleen moeten de bomen bijdragen aan
CO2-opslag en aan de biodiversiteitsstrategie, ook wordt hiermee toegewerkt naar een
biobased economie: het kappen van bomen voor het bouwen van huizen en het produceren
van (niet duurzame) energie. Deze leden merken op dat niet alles overal tegelijk kan.
Zeker niet zolang we niet eerst inzetten op het behoud van biodiverse bossen in binnen-
en buitenland, reductie van CO2-uitstoot en verminderen van het gebruik van natuurlijke grondstoffen. Ondertussen
is er nog geen duidelijkheid over de belangrijkste onderdelen van de strategie, namelijk
waar de bomen zullen komen, wat haar definities van duurzaam bosbeheer en oerbos zijn
en wat strikte bescherming betekent. Mag men nog steeds bouwen in het bos dat strikt
beschermd is, zoals nu ook nog mag? Worden het ongestoorde bossen waarin biodiversiteit
en robuuste natuur centraal staat, of de recreatie van mensen? Wat is de inzet van
Nederland met betrekking tot het vaststellen van deze definities? Het rapport van
de Rekenkamer stelt bovendien dat de Europese Commissie krachtiger maatregelen had
kunnen nemen om de bossen in de EU te beschermen op de gebieden waar de EU volledig
bevoegd is om op te treden. Zo zou er meer kunnen worden gedaan om illegale houtkap
te bestrijden en de bosbouwmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling meer
te richten op biodiversiteit en klimaatverandering3. Deelt de Minister de conclusies van het rapport? Hoe kan de bossenstrategie bijdragen
aan het behoud en verbeteren van het bestaande bos? Hoe gaat deze nieuwe strategie
eenzelfde falen voorkomen en wat gaat Nederland hieraan doen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat de landbouw,
met haar gigantische bijdrage aan klimaatverandering en ontbossing met name in de
tropen, buiten schot blijft. Deelt de Minister het inzicht dat de effecten van de
landbouw in binnen- en buitenland, met name vanwege de ontbossing meegenomen moeten
worden in zowel de bossenstrategie als de LULUCF, graag uitgesplitst naar strategie
en verordening? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister het inzicht dat aparte, bindende
reductiedoelstellingen voor landbouw moeten worden opgesteld in de LULUCF? Zo nee,
waarom niet? Deelt de Minister het inzicht dat de verhoogde algehele doelstelling
van de LULUCF nog steeds te laag is om te voldoen aan het Parijs-akkoord? Zo nee,
waarom niet? Vindt de Minister ook dat de LULUCF-ambitie van Nederland om in 2030
slechts 0,2 megaton CO2van 4,7 megaton te verminderen niet de urgentie aantoont en dat we moeten inzetten
op het opvangen van meer CO2? Is de Minister het ermee eens dat het vernatten van de veeweidengebieden dit in
één keer oplost, aangezien dit 0,2 megaton CO2 opslaat, aldus Urgenda4 en zodoende zo snel mogelijk (minimaal binnen twee jaar) moet worden uitgevoerd?
Wat vindt de Minister van het idee om bestaand bos, waarin bosbouw wordt bedreven,
tot landbouw te rekenen en niet tot natuur?
Europees burgerinitiatief: End the Cage Age
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat, na de positieve reactie
van de Europese Commissie, ook het Nederlandse kabinet het burgerinitiatief «Stop
de kooien» ondersteunt. Het Europese burgerinitiatief End the Cage Age werd ondertekend
door zo’n 1,4 miljoen mensen en heeft geleid tot het voornemen van de Europese Commissie
om in 2023 te komen met een wetgevingsvoorstel om kooien uit te faseren en uiteindelijk
te verbieden voor opfokleghennen, leghennen, vleeskuiken- en leghenouderdieren, zeugen
(kraamboxen en andere boxen), konijnen, kwartels, eenden en ganzen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn met de Minister van mening dat
een verbod op het houden van dieren in kooien niet alleen moet gelden voor dieren
die worden gehouden in de vleesindustrie, maar ook voor dieren die worden gehouden
in de pelsdierhouderij, althans zolang deze sector nog niet is beëindigd. Deze leden
roepen de Minister dan ook op om zich tevens te blijven inzetten voor een verbod op
de pelsdierhouderij. Ook om te voorkomen dat investeringen in andere huisvestingsystemen
voor de pelsdierhouderij over een aantal jaren met (Europees) belastinggeld zullen
moeten worden gecompenseerd. Is de Minister bereid dit punt mee te nemen in de discussie?
Nu Denemarken (na China de grootste nertsenfokker ter wereld) heeft besloten om de
sector nog een extra jaar stil te leggen, is dit een goed moment om deze sector voor
eens en altijd te beëindigen in heel Europa.
Visserij
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat uiterlijk in 2020 overbevissing
in Europa geëindigd zou zijn. Nog steeds vindt deze gelegaliseerd plaats. Niet alleen
is er veel mis bij de weging van vis aan land, waarbij miljoenen kilo’s vis door de
mazen van de weegschaal glippen5. Ook spreken lidstaten onderling hogere vangstquota met elkaar af6 dan de voorgestelde TAC.
Maar veel zorgelijker is dat onderzoek laat zien dat deze TACs bijna twee keer zo
hoog zijn als verantwoord is op basis van wetenschappelijk onderzoek7. Dit komt onder meer omdat de term «safe biological limits-veilige biologische grenzen»,
die de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hanteert niet overeenkomt
met het voorzorgsprincipe van de Verenigde Naties8. Waarschijnlijk is de overeenkomst tussen de Europese Commissie en ICES, waarin ICES
om advies wordt gevraagd, de belangrijkste reden voor het uitblijven van vooruitgang
bij het terugdringen van overbevissing in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische
Oceaan, zoals onderzoek aantoont9. Kan de Minister aangeven welke prioriteiten Nederland heeft doorgegeven met betrekking
tot vangstmogelijkheden? Deelt de Minister het inzicht dat de TACs niet gebaseerd
zijn op het zogenaamde voorzorgsbeginsel, zoals vastgesteld in de Overeenkomst van
1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties
inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer
van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden? Kan
de Minister aangeven hoe het voorzorgsprincipe, zoals opgesteld door VN, meegenomen
wordt in het kader van de blauwe economie?
Kan de Minister aangeven wat het standpunt van Nederland is met betrekking tot subsidies
voor brandstof voor vissersschepen in Europa, aangezien Europa aandringt op vrijstellingen
hierover tijdens de besprekingen van de World Trade Organization (WTO)10? Deelt de Minister het inzicht dat subsidies die bijdragen aan het verlies van biodiversiteit
uitgefaseerd dienen te worden? Is de Minister bereid om actief uit te dragen dat subsidies
voor brandstof voor visserijschepen eindigen, tijdens de WTO-onderhandelingen? Zo
nee, waarom niet?
Ook met het welzijn van de vis gaat het niet goed. Afgelopen week ging Compassion
in World Farming het land door met een gigantische zalm om vissenwelzijn onder aandacht
te brengen. Nog steeds lijden miljarden vissen tijdens de vangst, de slacht en in
kwekerijen. In viskwekerijen leven de vissen met duizenden soortgenoten in krappe
tanks, waardoor ze geen ruimte hebben voor natuurlijk gedrag, wat leidt tot verhoogde
risico’s op ziekte en sterfte.
Kan de Minister aangeven hoe dierenwelzijn meegenomen is in de EU-kweekvisserijvisie
en welke acties concreet zijn voorgesteld door de EU op dit gebied, zoals in de aquacultuurstrategie
wordt benoemd? Kan de Minister aangeven waar Nederland en de EU staan met betrekking
tot het ontwikkelen van welzijnsindicatoren, aangezien in het Nationaal Strategisch
Plan (2014–2020) al staat dat de Commissie wetenschappelijk advies per vissoort blijft
inwinnen en kwesties rond viswelzijn in de aquacultuur evalueert, zodat passende maatregelen
kunnen worden genomen? Deelt de Minister het inzicht dat er geen sprake is van duurzame
kweekvisserijen, wanneer vissen in kwekerijen vis of vismeel te eten krijgen? Hoe
kijkt de Minister tegen het stimuleren van het eten van mosselen wanneer je bedenkt
dat de wateren vol met plastic, poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en perfluoroctaansulfonaten
(PFOS) zitten? Hoe gaat de Minister voorkomen dat mensen plastic, PFAS of PFOS binnenkrijgen
via mosselen of andere schelpdieren? Kan de Minister aangeven of mosselen en zeegroenten
uit de Westerschelde momenteel geconsumeerd kunnen worden, gezien de dumping van PFOS
door 3M11?
Tot slot, merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat afgelopen week
het Nederlands Visbureau12 een nieuwe reclame heeft opgestart om makreel te promoten. Kan de Minister aangeven
of het Nederlands Visbureau hiervoor Europese subsidies heeft ontvangen en, zo ja,
om welke bedragen het gaat? Kan de Minister aangeven hoe ze uitvoering geeft aan de
aangenomen motie om promotiesubsidies voor vis in Europa aan te kaarten (Kamerstuk
33 450, nr. 87)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda
voor de Landbouw- en Visserijraad en hebben de volgende vragen.
GLB-NSP
Verwacht de Minister een aanpassing van het voorziene tijdspad voor de opstelling
en indiening van de Strategisch Plannen? Zal de Minister streven naar een aanpassing
van het voorziene tijdpad indien dit ter tafel komt? Welke informatie verwacht de
Minister van het Voorzitterschap en van de Europese Commissie over nadere uitwerkingen
en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, die hun beslag
dienen te krijgen in de op te stellen plannen? Verwacht de Minister aan al deze mededelingen
te voldoen? Hoe voorziet het NSP in de nadere uitwerkingen en vereisten voortkomend
uit de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, die hun beslag dienen te krijgen in
de op te stellen plannen? Wat is de positie van de Minister ten aanzien van het transparanter
maken van het evaluatieproces van het NSP? Heeft de Minister of hebben ambtenaren
op het ministerie gesproken met de Europese Commissie over de huidige ideeën voor
het NSP? Hoe ziet de Europese Commissie de plannen voor het NSP in haar huidige vorm?
Heeft de Commissie aanbevelingen gedaan ter verbetering van de huidige vorm van het
NSP? Zo ja, kan de Minister deze met de Kamer delen en toelichten?
Fit-for-55 pakket
LULUCF
Het doel voor 2030, namelijk een maximale uitstoot van 4,5 megaton CO2 equivalent in de LULUCF-sector lijkt op basis van een analyse van de National Inventory
Report (NIR) realiseerbaar en met het huidige beleid in Nederland gemakkelijk gehaald
te worden. Deelt de Minister deze conclusie en kan de Minister een ruwe schets geven
over welke sectoren welke bijdragen zullen gaan leveren in haar plannen? Acht de Minister
het huidige doel zoals gesteld in de LULUCF-verordening voldoende ambitieus? Zal de
Minister erop inzetten om de maximale uitstoot nog verder terug te dringen dan de
minimale 4,5 megaton? Om de doelen van 2031–2035 te halen moet Nederland in juni 2024
de nationale energie- en klimaatplannen presenteren. Heeft het kabinet al een start
gemaakt met deze plannen? Wat is het tijdspad waarin deze plannen met de Kamer gedeeld
zullen worden? Voor het doel «klimaatneutraal in 2035» wordt gestreefd naar een klimaatneutraliteit
op EU-niveau. Nederland daarentegen heeft relatief hoge emissies via landbouw, landgebruik
en weinig vastlegging via bosbouw tegenover andere lidstaten die netto vastlegging
in het landgebruik en de bosbouw hebben en relatief lagere emissies uit de veehouderij.
Zal de Minister zelf ook streven naar een nationale klimaatneutraliteit? Op welke
manier zal Nederland proberen dit doel te behalen? Zal Nederland informatie uitwisselen
met andere lidstaten en best practices ophalen om ook nationaal klimaatneutraal te kunnen zijn in 2035? Kan de Minister
een indicatie geven over hoe het NSP zal voorzien in het behalen van deze doelstellingen?
Wat is de appreciatie van de Minister over het meer in lijn brengen van de LULUCF-verordening
onder het Europese Emmissions Trading System (ETS)? Staat de Minister positief tegenover
het uiteindelijk onderbrengen van de LULUCF-verordening met het ETS? Kan de Minister
een appreciatie geven van het krachtenveld in de Raad met betrekking tot de LULUCF-verordening?
Kan de Minister een overzicht geven hoe de LULUCF-verordening zich verhoudt tot de
EU-Bossenstrategie en de interactie tussen de doelen van beide strategieën verder
toelichten, alsook hoe zij deze doelen wil behalen?
De Europese Commissie gaat, zoals eerder aangekondigd in de Van boer tot bord-strategie,
eind 2021 een Carbon Farming initiative publiceren en daarnaast in 2023 een mechanisme
voorstellen voor de certificering van koolstofvastlegging waarmee boeren en andere
landgebruikers gestimuleerd worden om de vastlegging van koolstof (in de bodem) te
bevorderen dan wel emissies te voorkomen. De grootste financieringspost om boeren
en bosbouwers te belonen voor het vastleggen of minder emitteren van CO2 is het GLB via de eco-regelingen. In de Nederlandse aanbevelingen, gedaan door de
Europese Commissie omtrent het verhogen van de capaciteit van koolstofopslag, is het
herstel van veengronden en het verminderen van overige broeikasgasemissies door de
veehouderij en bemesting. Hoe voorziet het NSP in het behalen van de doelstellingen
van het Carbon Farming initiative? Op welke manier zal het NSP boeren ondersteunen
om het vergroten van de capaciteit voor koolstofopslag te stimuleren?
Herziening Europese handelsnormen
De Minister geeft aan in haar brief een voorstander te zijn van de voorgenomen aanpassing
van de Europese handelsnormen. Daarnaast geeft de Minister aan dat er een aparte vragenlijst
is voorgelegd aan de autoriteiten van de lidstaten. Kan de Minister een indicatie
geven van de Nederlandse inbreng in deze vragenlijst? Heeft Nederland (dan wel via
de regering, dan wel via de ministeries) meegedaan aan de openbare consultaties? Zo
ja, kan de Minister toelichten wat daar de Nederlandse inbreng was? Wanneer kan de
Kamer een BNC-fiche verwachten over de herziening? Kan de Minister voor die tijd al
een uiteenzetting geven van de Nederlandse inzet op dit dossier en aangeven op welke
specifieke punten Nederland inzet voor de publicatie van het Commissievoorstel? Wat
betekent de herziening van de Europese handelsnormen op de interne markt voor het
gelijke speelveld op de globale markt? Zullen de normen die op de interne markt ook
gelden voor importproducten? Verwacht de Minister op dit punt beweging onder het Franse
voorzitterschap? Hoe staat de Minister tegenover het Franse voorstel om tarieven te
heffen aan de grens voor landbouwproducten die niet aan dezelfde standaarden voldoen
als de producten op de interne markt? Hoe verhoudt zich dit voorstel tot de wet internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Bossenstrategie
In het BNC-fiche van de EU-bossenstrategie geeft de Minister aan groot belang te hechten
aan de coherentie tussen de EU-bossenstrategie en de andere voorstellen en instrumenten,
zijnde de EU-Biodiversiteitsstrategie, de herziening van de LULUCF-verordening en
de Richtlijn Hernieuwbare Energie alsook de herziening van de Europese houtverordening.
Het kabinet gaf hierin ook aan erop toe te zien dat deze coherentie gewaarborgd zal
worden. Hoe zal de Minister erop toezien dat dit ook gebeurt? Hoe voorziet de implementatie
van de bossenstrategie in deze coherentie? Hoe verhoudt de EU-bossenstrategie zich
tegenover het te verwachten wetgevingsvoorstel omtrent het op de interne markt van
de EU brengen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing of bosdegradatie?
Is de Minister tevreden met de voortgang op dit dossier? Verwacht de Minister dat
deze wetgeving voldoende is om een gelijk speelveld te garanderen? Hoe verhoudt de
te verwachten wetgeving rondom internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
zich tot de EU-bossenstrategie? Wat is het tijdpad voor de implementatie van de EU-bossenstrategie?
Op welke termijn wil de Minister voldoen aan de doelen gesteld in de EU-bossenstrategie?
Kan de Minister een eerste inzicht geven in de concept-conclusies en de Nederlandse
inbreng daarvoor? Wat zijn de reserves van de Minister met betrekking tot de conceptconclusies?
Verwacht de Minister hier nog verandering in te kunnen brengen tijdens de Raad? Zo
nee, wat is hiervoor de reden? Kan de Minister daarvoor een indicatie geven van het
krachtenveld in de Raad?
Verschillende lidstaten hebben zorgen geuit over het feit dat de bevoegdheid voor
bosbeleid voornamelijk bij de lidstaten ligt, waardoor er geen doelstellingen voor
gemeenschappelijk bosbeleid zijn vastgelegd, zoals dit bijvoorbeeld wel het geval
is bij landbouwbeleid (GLB). Hoe staat de Minister tegenover het onderzoeken van de
mogelijkheden voor een gemeenschappelijk bosbeleid? Wat zijn volgens de Minister de
voordelen van het houden van de bevoegdheden voor bosbeleid op lidstaatniveau? Kan
de Minister een appreciatie geven van de positie van 11 lidstaten die hun zorgen hebben
geuit over de EU-bosstrategie en de voorstellen die daaruit voort zullen komen, met
name in relatie tot het subsidiariteitsvraagstuk?
Verder wil de Europese Commissie een nieuw vrijwillig certificeringssysteem opzetten
voor duurzaam bosbeheer. Hoe ziet de Minister deze certificering voor zich en waar
gaat ze op inzetten in de Raad? Zijn er voldoende waarborgen ter controle van de implementatie
van de EU-bossenstrategie? Zo ja, hoe wordt de implementatie per lidstaat gecontroleerd
en opgevolgd? Wat is hiervoor de Nederlandse inzet? De Europese Rekenkamer publiceerde
recentelijk een rapport met aanbevelingen voor de EU-bossenstrategie. Wat is de appreciatie
van de Minister van dit rapport? Zal zij zich in de Raad hard maken voor de overname
van deze aanbevelingen in de EU-bossenstrategie? Zal de Minister deze aanbevelingen
meenemen en implementeren in de Nederlandse uitwerking van de EU-bossenstrategie?
Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De Minister heeft in een eerdere schriftelijke beantwoording aangegeven dat ze overweegt
om biologische landbouwers in het puntensysteem voor de ecoregelingen standaard op
het premieniveau goud uit te betalen. Kan de Minister een nadere toelichting geven
van de uitbetaling voor de ecoregelingen op de niveaus goud, zilver en brons. Wanneer
wordt welk niveau gehaald?
Vragen en opmerkingen van het lid van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie ontvangen signalen vanuit de visserijsector over het hanteren
van aanvullende eisen en criteria door de Europese Commissie boven op de afgesproken
MSY-benadering en bandbreedte, over het niet meewegen van hogere visvangsten en het
achterlopen op de werkelijke biologische ontwikkeling van visbestanden (zeebaars,
kabeljauw), over het onvoldoende inspelen op veranderende verspreiding van visbestanden
door klimaatverandering en over forse neerwaartse bijstelling van paaibestanden (tong,
schol), waarbij de bijstelling veel groter is dan de visserijaanvoer. Herkent de Minister
deze signalen en wil zij deze meenemen naar Brussel?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister zich ten aanzien van onder meer
de Effort Sharing Regulation (ESR) en de LULUCF-verordening wil inzetten in lijn met
de betreffende BNC-fiches. In de ESR-verordening wordt de doelstelling voor emissiereductie
in de sectoren landbouw, gebouwde omgeving en transport aangescherpt. Het zou betekenen
dat Nederland in deze sectoren twaalf procentpunt meer emissiereductie moet leveren,
terwijl de huidige doelstelling al moeizaam bereikt zou worden. Deze leden constateren
dat in de recente analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving heel beperkt in
wordt gegaan op de gevolgen van de 48%-doelstelling voor de landbouw. In het BNC-fiche
blijft dit ook achterwege. Kan de Minister nader aangeven in hoeverre zij de genoemde
aangescherpte doelstelling haalbaar acht voor de landbouw, gelet op de financiële
positie van landbouwbedrijven? Wil zij zich terughoudend opstellen zolang dit niet
goed in beeld is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister positief is over de voorgenomen
herziening van de Europese handelsnormen. Deze leden hebben in dit verband twee vragen.
Zij horen graag of de Minister zich in gaat zetten voor het schrappen van de cosmetische
eisen in de handelsnormen voor groente en fruit. Zij vragen tevens aandacht voor de
mogelijke nadelen van de aanpassing van handelsnormen voor de visserij(keten). Kan
de Minister aangeven hoe de Market Advisory Council hierover heeft geadviseerd? Worden
deze bezwaren meegenomen? Verzet de Minister zich tegen het samenvoegen van de handelsnormen
voor ingeblikt en vers product? Wil de Minister in overleg met de visserij(keten)
bezien hoe onwerkbare handelsnormen voorkomen kunnen worden?
De leden van de SGP-fractie zien kansen voor vrijwillige vastlegging van koolstof
in de bodem en voor het verhandelen van deze koolstofcertificaten. Van belang is dat
er een Europees kader komt voor betrouwbare protocollen op basis van daadwerkelijk
gerealiseerde koolstofvastlegging. Wil de Minister zich samen met betrokken Nederlandse
stakeholders daarvoor inzetten? Biedt de LULUCF-verordening hier voldoende aanknopingspunten
voor? Wil zij daarbij meenemen dat voorkomen moet worden dat de markt voor vrijwillige
carbon-credits doorkruist wordt door afgedwongen koolstofvastlegging door afnemers?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw
en Visserijraad van 11 en 12 oktober alsmede het verslag van de Landbouw en Visserijraad
van 5-7 september.
Het lid van de BBB-fractie is blij om te lezen dat er erkenning is voor het platteland
in de functie van leverancier van voedsel. Maar in het verslag lijkt het wederom alsof
voedselproductie ondergeschikt is aan andere opgaven die nu in de beleidsdoelstellingen
van het GLB, voor de Nationaal Strategische Plannen, zijn geformuleerd. Sterker nog:
het sturen op doelen zoals klimaat en biodiversiteit is juist contraproductief voor
het behalen van drie andere doelen van het GLB: het zorgen voor voldoende voedsel
en een redelijk inkomen voor onze voedselproducenten. In de loop der jaren is het
budget steeds verder verlaagd, terwijl er doelen aan het GLB worden toegevoegd. Daarbij
hebben lidstaten zelf ook de vrijheid om in het NSP een deel van de goede landbouw-
en milieucondities (GLMC) in te vullen. Terwijl onze Nederlandse boeren zo steeds
duurzamer moeten produceren, worden nog steeds veel producten die met andere productiestandaarden
zijn geproduceerd van buiten Europa, maar door nationale koppen ook binnen Europa,
naar ons land geïmporteerd. Kan de Minister aangeven op welke van de GLMC’s zij het
beleidsvoornemen zwaarder geformuleerd heeft dan de minimumeis van de Europese Commissie
voorschrijft? Kan de Minister aangeven of zij daarbij rekening gehouden heeft met
de concurrentie- en inkomenspositie van Nederlandse boeren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom
niet?
Ondanks dat drie doelen van het NSP geformuleerd zijn ten gunste van de primaire producent,
vindt het lid van de BBB-fractie de inzet op een goed inkomen voor boeren en voedselzekerheid
nog te mager. Is de Minister bereid om deze twee punten sterker onder de aandacht
te brengen bij de Europese Commissie?
Een zogenaamde «Nationale kop» op beleid zien we ook op het gebied van de visserij.
Zo is de maaswijdte voor visserij op kabeljauw voor Nederlandse vissers strenger dan
alle andere lidstaten. Dat is zeer complex, voor vissers die in verschillende wateren
opereren, zeker nu ook het Verenigd Koninkrijk met eigen bepalingen gaat komen. Is
de Minister bereid om deze nationale bepalingen te heroverwegen, en daarbij geen strengere
normen te hanteren dan de EU voorschrijft en kan zij haar antwoord onderbouwen?
De Minister gaf in haar vorige antwoorden aan dat «de daadwerkelijke afweging van
functies in het landelijk gebied de bevoegdheid is van decentrale overheden en vindt
in gebiedsprocessen plaats». Het lid van de BBB-fractie is niet helemaal tevreden
met dit antwoord. Kan de Minister aangeven hoe zij dat ziet in het licht van doelstellingen
die straks in het NSP geformuleerd worden? Ontkent de Minister de invloed daarvan
op functies in het buitengebied?
Ook de bossenstrategie legt een grote claim op de beschikbare landbouwgronden in Nederland,
evenals maatregelen die bijvoorbeeld in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn
zijn opgenomen. Kan de Minister aangeven wat de totale druk op het landbouwareaal
is wanneer deze beleidsdoelen tezamen (zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, NSP/GLB
en de daarin opgenomen doelen zoals aanvalsplan grutto, de bossenstrategie, energietransitie
et cetera) ten uitvoering worden gebracht? Kan de Minister becijferen wat dit betekent
voor de voedingsstoffenvoorziening van Nederland als lidstaat, ten opzichte van de
voedingsstoffenbehoefte van de Nederlandse bevolking?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Fiche: Mededeling End the Cage Age
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording
op vragen over impact van aanscherping van wet- en regelgeving voor dierenwelzijn.
Deze leden vroegen of de Minister erkent dat boeren in Noordwest-Europa ver voor de
troepen uitlopen als het gaat om dierenwelzijn. Daarnaast vroegen deze leden op welke
wijze zij er zorg voor draagt dat verschillen tussen noord en zuid worden meegewogen,
zodat Nederlandse boeren niet onevenredig zwaar worden belast. In haar reactie antwoordt
de Minister dat de inzet van EU-regelgeving is het bevorderen van een gelijk speelveld
tussen de verschillende EU-lidstaten. De gelijke lasten voor de veehouders in de EU-lidstaten
zullen tijdens de impact assessment van de Commissie worden bekeken, zo stelt zij.
De leden van de VVD-fractie kijken vanzelfsprekend uit naar de bevindingen van deze
impact assessment, maar wijzen het kabinet er wel op dat door te leunen op een Europese
impact assessment ongelijkheid die ontstaan door nationale koppen op regelgeving en
importen van buiten de EU welke niet voldoen aan de EU-regelgeving (productiestandaard)
niet worden meegenomen. Erkent de Minister dit en gaat zij zich ervoor inspannen dat
ook deze effecten zullen worden meegenomen in een mogelijk nationaal impact assessment?
Antwoord
In de Impact assessment die de Europese Commissie zal organiseren zal ook gekeken
worden naar beleidsopties met betrekking tot dierlijke producten die geïmporteerd
worden van buiten de EU. Voor wat betreft voorschriften aangaande kooien die in Nederland
al verder gaan dan hetgeen op EU-niveau is geregeld wil ik aangeven dat de toekomstige
EU-regelgeving hier vermoedelijk niet, of in ieder geval minder, voor onder zal doen.
Daarbij hebben de betreffende Nederlandse veehouders op deze onderdelen al een voorsprong
op andere Europese collega’s. Bij de beoordeling van de wetsvoorstellen die de Europese
Commissie voornemens is eind 2023 te presenteren, zal ik uiteraard het verwachte effect
op de Nederlandse situatie betrekken.
«Farm to Fork» strategie
Anderhalf jaar na de presentatie van de F2F-strategie heeft de Europese Unie een effect
scenario gepubliceerd waaruit blijkt dat de gestelde emissiereductiedoelen in 2030
worden gehaald, maar ook dat het aanbod van akkerbouw- en veehouderijproducten met
meer dan 10% daalt. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de in de F2F-strategie
genoemde doelen, die fors lijken in te grijpen in de agrarische sector.
Antwoord
De vraag verwijst waarschijnlijk naar de studie van het Joint Research Centre (JRC)
van de Europese Commissie die begin augustus is gepubliceerd. Ik vind de resultaten
van dat onderzoek nuttig, omdat ze bijdragen aan inzichten over de positie van de
boer, de EU agro-handelsbalans en de rol die het herziene GLB kan spelen bij de transitie
naar een duurzaam voedselsysteem en een grotere biodiversiteit. Ik deel echter de
mening van het JRC dat de reikwijdte van deze studie te beperkt is om hieraan conclusies
te verbinden. Daarvoor zijn teveel van de andere aangekondigde voorstellen uit de
van Boer tot Bordstrategie en de EU Biodiversiteitsstrategie, evenals eventuele synergiewinsten,
niet meegerekend in deze studie. Volgens het JRC is een ware, bredere en meer integrale
effectbeoordeling van beide van Boer tot Bordstrategieën niet mogelijk. Dit omdat
er geen onderzoeksmodellen bestaan die de complexiteit en integraliteit van de twee
strategieën kunnen verwerken en omdat data ontbreken. Ik heb dan ook mijn twijfels
over de haalbaarheid van een integrale effectbeoordeling. Wel heb ik de Europese Commissie
inmiddels verzocht om in haar effectbeoordelingen van elk van de in de van Boer tot
Bord strategie aangekondigde individuele voorstellen extra aandacht te geven aan dwarsverbanden
met andere thema’s en de kosten die ontstaan wanneer geen actie wordt genomen.
In de begroting 2022 lezen deze leden dat de regering een nationale strategie opstelt
voor het vergroten van biologische productie en consumptie in Nederland. Wanneer verwacht
het kabinet deze strategie met de Kamer te delen, is «een nationale strategie» het
enige wat de Europese Commissie van Nederland vraagt en op welke wijze zullen ook
andere vormen van landbouw een haalbaar en uitvoerbare positie krijgen binnen deze
strategie?
De leden van de VVD-fractie vernemen graag een huidige stand van zaken en horen ook
graag op welke wijze het parlement en de agrarische sector zal worden betrokken bij
de totstandkoming van de nationale doelen zoals geformuleerd in de F2F-strategie.
Antwoord
Zoals ik eerder heb toegezegd kom ik voor de zomer van 2022 met een nationale strategie
voor biologische productie en consumptie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1334). Op basis van de boer-tot bord-strategie heeft de Europese Commissie op 25 maart
2021 een «Actieplan voor de Ontwikkeling van de Biologische Sector» gepubliceerd.
Daarin wordt aan elke lidstaat gevraagd om te komen met een eigen nationale strategie,
met eigen nationale doelstellingen. De aangekondigde strategie heeft alleen betrekking
op het deel uit de van Boer-tot Bord-strategie van de Europese Commissie dat gaat
over biologische productie en consumptie, de strategie gaat dan ook niet over de positie
van andere vormen van landbouw. In het eerste kwartaal van 2022 zal ik uw Kamer informeren
over de voortgang.
De Europese Commissie is sinds medio 2020 bezig met het uitwerken van de in de van
Boer tot Bordstrategie en het bijbehorend actieplan aangekondigde concrete initiatieven.
De eerste initiatieven heeft ze al gepubliceerd, zoals aanbevelingen voor het NSP,
het Europees Biologisch Actieplan, de gedragscode voor verantwoorde marketing in de
voedselketen en een mededeling met richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere
EU-aquacultuur. Per initiatief zal een appreciatie volgen, waarbij er ook een stakeholderconsultatie
plaats zal vinden. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer middels een BNC-fiche op de
hoogte brengen van de kabinetspositie en zullen de gebruikelijke consultaties met
belanghebbenden plaatsvinden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Landbouwgif: flumioxazine
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het
feit dat de Europese Commissie tijdens het komende overleg van het Standing Committee
on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 20 en 21 oktober zal voorstellen om
de toelating van het landbouwgif flumioxazine te vernieuwen. Flumioxazine is een onkruidverdelger,
waarvan de Europese voedselautoriteit EFSA in hun meest recente risicobeoordeling13 concludeert dat er gegevens ontbreken over pesticideresten op producten, consumentenveiligheid
en mogelijke grondwatervervuiling. Bovendien is flumioxazine niet alleen zeer giftig
voor algen en waterplanten, maar het is ook giftig voor regenwormen, honingbijen,
vissen en ongewervelde waterdieren. Tenslotte schrijft de EFSA dat het hormoonverstorende
effecten op mensen en dieren niet kan uitsluiten.
Kan de Minister bevestigen dat in de Europese Unie het voorzorgsbeginsel geldt, waarbij
een stof niet toegelaten zou moeten worden tenzij het bewezen veilig is? Kan de Minister
bevestigen dat de Europese verordening 1107/2009 voorschrijft dat alleen pesticiden
toegelaten kunnen worden waarvan bewezen is dat ze niet hormoonverstorend zijn?
Kan de Minister bevestigen dat de originele toelating van flumioxazine eigenlijk al
afgelopen was, maar dat deze stof maar liefst acht keer procedureel is verlengd (wat
betekent dat de toelating acht keer is opgerekt zonder dat de verplichte risico-herbeoordeling
was afgerond)? Kan de Minister bevestigen dat de nu voorgestelde vernieuwing van flumioxazine
om een toelating van tien jaar zou gaan? Hoe beoordeelt de Minister het dat de Europese
Commissie dit voorstelt, terwijl de stof niet bewezen veilig is?
Is de Minister voornemens om tijdens dit SCoPAFF-overleg tegen de vernieuwing van
de toelating van flumioxazine te stemmen? Kan de Minister dit onderwerp ook ter tafel
brengen tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 oktober? Op welke manier
gaat de Minister de Europese Commissie erop wijzen dat het zich met het voorstel voor
vernieuwing van de toelating van flumioxazine in feite niet aan de eigen wetgeving
houdt? Kan de Minister de Europese Commissie verzoeken het voorstel tot vernieuwing
in te trekken en in plaats daarvan met een voorstel voor een verbod te komen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
In de EU worden werkzame stoffen goedgekeurd als, conform de geldende toetsingskaders,
een veilig gebruik is aangetoond. De herbeoordeling van de werkzame stof flumioxazine
heeft, buiten de schuld van de aanvrager om, grote vertraging opgelopen. Daardoor
was de Europese Commissie genoodzaakt om de goedkeuring van de werkzame stof conform
artikel 17 van de gewasbeschermingsverordening (EC) 1107/2009 acht maal tijdelijk
te verlengen. Een dergelijke verlenging van de goedkeuring zal niet plaatsvinden als
reeds duidelijk is dat een stof niet voldoet aan de toelatingsvereisten. Ik vind dergelijke
vertragingen echter onwenselijk en steun dan ook voorstellen van de Europese Commissie
om het beoordelingsproces van stoffen te verbeteren en de beoordelingscapaciteit bij
lidstaten te vergroten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1337).
De huidige wetenschappelijke criteria voor hormoonverstorende eigenschappen en de
bijbehorende vereisten voor aan te leveren studies zijn na het indienen van het dossier
en tijdens de beoordelingsprocedure van flumioxazine van kracht geworden (in 2018).
Hierdoor waren niet alle benodigde studies voor de huidige wetenschappelijke toets
op hormoonverstorende eigenschappen onderdeel van het dossier bij indiening. EFSA
concludeert in haar beoordeling uit 2020 dat de stof op de onderdelen waar de beoordeling
kon worden afgerond geen hormoonverstorende eigenschappen heeft, maar dat onvoldoende
data beschikbaar is om een conclusie op alle onderdelen te kunnen trekken op basis
van de in 2018 vastgestelde wetenschappelijke criteria. Hiervoor zijn meer studies
noodzakelijk. Omdat de beschikbare wetenschappelijke gegevens geen aanwijzingen lieten
zien voor een hormoonverstorende werking en de wetenschappelijk criteria tijdens het
beoordelingsproces zijn veranderd, stelt de Europese Commissie, op basis van artikel
6 van de gewasbeschermingsverordening, dat de goedkeuring van flumioxazine kan worden
hernieuwd maar dat de ontbrekende wetenschappelijke informatie binnen 2 jaar moet
worden aangeleverd. Deze wetenschappelijke informatie wordt vervolgens onafhankelijk
beoordeeld door de rapporterende lidstaat en EFSA.
Het Ctgb adviseert positief op dit voorstel aangezien de beschikbare en beoordeelde
wetenschappelijke informatie geen hormoonverstorende eigenschappen laten zien. Op
basis van de huidige informatie is het dan ook niet de verwachting dat flumioxazine
dergelijke hormoonverstorende eigenschappen heeft. Het is wel van belang dat dit door
aanvullende studies wordt bevestigd. Gezien de aard van de uit te voeren studies acht
ik de voorgestelde tweejaarstermijn redelijk. Indien niet wordt voldaan aan deze termijn,
of toch onverhoopt mocht blijken uit de aanvullende studies dat er mogelijk hormoonverstorende
effecten kunnen optreden, zal de Europese Commissie het goedkeuringsbesluit opnieuw
bezien. Ik ben dan ook voornemens om tijdens de SCoPAFF-vergadering van 21 en 22 oktober
2021 in te stemmen met het voorstel van de Europese Commissie om de goedkeuring van
de werkzame stof flumioxazine te verlengen.
Europees burgerinitiatief: End the Cage Age
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij dat, na de positieve
reactie van de Europese Commissie, ook het Nederlandse kabinet het burgerinitiatief
«Stop de kooien» ondersteunt. Het Europese burgerinitiatief End the Cage Age werd
ondertekend door zo’n 1,4 miljoen mensen en heeft geleid tot het voornemen van de
EC om in 2023 te komen met een wetgevingsvoorstel om kooien uit te faseren en uiteindelijk
te verbieden voor opfokleghennen, leghennen, vleeskuiken- en leghenouderdieren, zeugen
(kraamboxen en andere boxen), konijnen, kwartels, eenden en ganzen.
De leden zijn met de Minister van mening dat een verbod op het houden van dieren in
kooien niet alleen moet gelden voor dieren die worden gehouden in de vleesindustrie,
maar ook voor dieren die worden gehouden in de pelsdierhouderij, althans zolang deze
sector nog niet is beëindigd. De leden roepen de Minister dan ook op om zich tevens
te blijven inzetten voor een verbod op de pelsdierhouderij. Ook om te voorkomen dat
investeringen in andere huisvestingsystemen voor de pelsdierhouderij over een aantal
jaren met (Europees) belastinggeld zullen moeten worden gecompenseerd. Is de Minister
bereid dit punt meenemen in de discussie? Nu Denemarken (met na China de grootste
nertsenfokkerij ter wereld) heeft besloten om de sector nog een extra jaar stil te
leggen, is dit een goed moment om deze sector voor eens en altijd te beëindigen in
heel Europa.
Antwoord
Tijdens de Landbouwraad van juni jl. heb ik, samen met Oostenrijk, de Commissie gevraagd
om de mogelijkheden voor een permanent verbod op pelsdierhouderij in de EU te onderzoeken
en een regelgevend instrument voor te stellen om dit doel te bereiken. Een maand later,
tijdens de Landbouwraad van juli jl., heeft Nederland er op gewezen dat kooihuisvesting
inderdaad ook moet stoppen voor pelsdieren. Daar heeft Nederland het verzoek aan de
Europese Commissie van juni ook herhaald. Voorts heb ik in mijn reactie op de aanvangseffectbeoordeling
van de Commissie in het kader van de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving,
de Commissie verzocht de opties voor een EU-verbod op de pelsdierhouderhouderij te
onderzoeken (Kamerstuk 21501–32, nr. 1335). Het is nu aan de Commissie om te onderzoeken of en hoe een verbod op EU-niveau
vormgegeven kan worden. Ik volg dit actief en blijf mij hier dus voor inzetten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Om de doelen van 2031–2035 te halen moet Nederland in juni 2024 hun nationale energie-
en klimaatplannen presenteren. Heeft het de regering al een start gemaakt met deze
plannen? Wat is het tijdspad waarin deze plannen met de Kamer gedeeld zullen worden?
Antwoord
De Integrale Nationale Energie en Klimaatplannen (INEKs) die lidstaten moeten indienen
onder de Governance van de Energieunie beslaan een periode van 10 jaar. De huidige
INEKs beslaan de periode 2021–2030. In 2024 moet elke lidstaat een update indienen
van deze INEK. In deze update kan bijvoorbeeld aangegeven worden of een lidstaat de
doelstellingen voor 2021–2030, zoals deze in het INEK staan, ophoogt. In 2023 moet
een concept van deze update worden ingediend bij de Europese Commissie. Het kabinet
is nog niet begonnen met het opstellen van deze update. Eind 2029 zal het kabinet
een nieuw INEK moeten indienen voor de periode 2031–2040.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Ook de bossenstrategie legt een grote claim op de beschikbare landbouwgronden in Nederland,
evenals maatregelen die bijvoorbeeld in het 7e actieprogramma zijn opgenomen. Kan de Minister aangeven wat de totale druk op het
landbouwareaal is wanneer deze beleidsdoelen tezamen (actieprogramma nitraatrichtlijn,
NSP/GLB -en de daarin opgenomen doelen zoals aanvalsplan grutto-, de bossenstrategie,
energietransitie, et cetera) ten uitvoering worden gebracht? En kan de Minister becijferen
wat dit betekent voor de voedingsstoffenvoorziening van Nederland als lidstaat, ten
opzichte van de voedingsstoffenbehoefte van de Nederlandse bevolking?
Antwoord
Er is geen onderzoek gedaan naar het cumulatieve effect van alle verschillende nationale
maatregelen en Europese strategieën op het landbouwareaal. Dat is op dit moment ook
nog niet goed mogelijk, enerzijds omdat de nationale impact van veel van de genoemde
strategieën nog niet voldoende helder is en anderzijds omdat uiteindelijk de beslissing
over de bestemming en het gebruik van gronden in Nederland in gebiedsprocessen tot
stand komt. Ook zullen niet alle genoemde initiatieven concrete of negatieve impact
hebben op de omvang van het areaal landbouwgrond in Nederland. Dat laat onverlet dat
er inderdaad vanuit de verschillende opgaven groeiende vraag is naar de beperkt beschikbare
grond in Nederland, denk bijvoorbeeld ook aan de woningbouwopgave. Integrale afweging
is daarbij essentieel, ook voor het perspectief van duurzame, veerkrachtige en productieve
landbouw in Nederland. Het is aan het nieuwe kabinet om hier nader invulling aan te
geven.
De impact van afnemend landbouwareaal op de voedingsstoffenvoorziening is niet eenduidig.
Zo zien we al decennia een gestage daling van het landbouwareaal zonder een daling
van de voedingstoffenvoorziening. Bovendien is Nederland onderdeel van internationale
voedselsystemen, waarbij vooral via de Europese interne markt zowel de voedingsstoffenvoorziening
van de Nederlandse bevolking als economisch perspectief voor veel Nederlandse producenten
gewaarborgd is. Immers, een groot deel van de Nederlandse landbouwproductie komt terecht
bij andere EU-lidstaten en de landbouwgrond die gebruikt wordt voor de Nederlandse
consumptie ligt grotendeels buiten onze eigen landsgrenzen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier