Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het RVV 1990 en het BABW in verband met de invoering van de helmplicht voor snorfietsers en diverse andere kleine aanpassingen
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 966 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 oktober 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 28 mei
2021 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het RVV 1990 en het BABW in verband
met de invoering van de helmplicht voor snorfietsers en diverse andere kleine aanpassingen
(Kamerstuk 29 398, nr. 940).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 juni 2021 aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 21 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Type helm
De leden van de VVD- en CDA-fractie vragen wanneer het aanvullende onderzoek door
TNO is afgerond.
Het aanvullende onderzoek door TNO is afgerond en treft u als bijlage bij de Kamerbrief
behorend bij de beantwoording van deze vragen (Bijlage bij Kamerstuk 29 398, nr. 965).
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister waarom er mogelijk een andere uitkomst
zou kunnen zijn voor het type helm als er een passagier in het spel is? Welke factoren
komen hierbij kijken?
De aanvullende studie van TNO1 laat zien dat de bestuurder op een andere manier valt als een passagier achterop
zit. Ook de passagier valt anders dan de bestuurder. Een voorbeeld van factoren die
een rol spelen is het gewicht van de passagier die zorgt dat een bestuurder in bepaalde
ongevalssituaties eerder in contact komt met de grond. Dit leidt tot een hogere impact
op het hoofd en dus op de helm.
De leden van de VVD-fractie vragen of als blijkt dat de speed-pedelec-helm niet geschikt
is voor de passagier, dit type helm op de snorfiets in zijn geheel vervalt. Komt er
een eenduidig beleid voor zowel bestuurder als passagier?
In het aanvullende onderzoek van TNO is, net als in het eerste onderzoek, gekeken
naar de mate van bescherming van een speed-pedelec-helm en twee type helmen die zijn
toegestaan voor bromfietsen en motoren: de «pothelm» en de integraalhelm2.
Inclusief de originele studie zijn in totaal twaalf combinaties (drie soorten opzittenden
[de bestuurder zonder passagier, de bestuurder met passagier en de passagier zelf]
in vier simulatiescenario’s) voor de snorfietser met speed-pedelec-helm ten opzichte
van de bromfietser met bromfietshelm (zowel integraalmodel als pothelm) gesimuleerd
en geanalyseerd.
Ten opzichte van de integraalhelm bij de bromfietsers biedt de speed-pedelec-helm
bij snorfietsers die gemiddeld 25 km/u rijden in negen van de twaalf onderzochte combinaties
een vergelijkbare tot betere bescherming. Ten opzichte van de pothelm bij bromfietsers
biedt de speed-pedelec-helm bij snorfietsers die gemiddeld 25 km/u rijden in elf van
de twaalf onderzochte combinaties een vergelijkbare tot betere bescherming. In één
van de twaalf combinaties biedt de speed-pedelec-helm minder bescherming voor de snorfietser,
ook wanneer wordt vergeleken met de pothelm. Dit is het geval voor de bestuurder met
passagier in het scenario «remmen».
Op basis van beide onderzoeken door TNO kan worden geconcludeerd dat per saldo de
speed-pedelec-helm, ook in het geval van passagier achterop, bijdraagt aan het verminderen
van hoofdletsel en daarmee dus ten goede komt aan de verkeersveiligheid. Daarom ben
ik voornemens om naast de bromfietshelm (ECE R22.05) ook de speed-pedelec-helm (NTA
8776:2016) toe te staan voor de bestuurders, al dan niet met passagiers achterop,
en passagiers van alle snorfietsen (met en zonder trapondersteuning). Hiermee komt
er eenduidig beleid voor zowel de bestuurder als de passagier.
De leden van de D66-fractie ontvangen meerdere vragen en zorgen over welke helm uiteindelijk
voorgeschreven zal worden en of deze de veiligheid van de bestuurder voldoende zal
beschermen. Kan de Minister reflecteren op welke verschillende opties aan helmen er
zijn en wat de verwachte bescherming van de helmen tegen letsel zijn?
De leden van PVV-fractie vragen waarom een normale fietshelm, zoals die in de handel
te verkrijgen niet voldoende is. Immers, zelfs racefietsers die veel hogere snelheden
halen dan 25 km per uur, hebben geen helmplicht.
De leden van de SGP-fractie horen graag of overwogen is om ook ruimte te bieden voor
gebruik van de fietshelm, zoals die ook door racefietsers gedragen wordt. Waarom is
hier niet voor gekozen?
Er zijn vier soorten helmen: de integraalhelm, de jethelm3, de speed-pedelec-helm en de fietshelm. De integraalhelm en de jethelm zijn toegestaan
voor bromfietsers en motorrijders als deze voldoen aan de eisen die het VN/ECE reglement
22.05 stelt. De jethelm voldoet aan de minimale eisen binnen de norm. De integraalhelm
biedt meer bescherming dan wettelijk minimaal is vereist op basis van de norm. De
speed-pedelec-helm (norm NTA 8776) is speciaal voor speed-pedelec-bestuurders. Deze
helm biedt bij hogere snelheden de bestuurder van de speed-pedelec meer bescherming
dan de huidige fietshelm (norm EN:1078). Een speed-pedelec-helm biedt bovendien ook
ventilatie en is licht van gewicht.
De integraalhelm, de jethelm en de speed-pedelec-helm zijn door TNO onderzocht voor
snorfietsers en een eventuele passagier. De integraalhelm biedt de meeste veiligheid
voor snorfietsers en bromfietsers. De veiligheid van de fietshelm is niet betrokken
in de onderzoeken. Volgens TNO kan verwacht worden dat de fietshelm onvoldoende bescherming
biedt in vergelijking met de andere drie type helmen o.a. vanwege de geringere bedekkingsgraad
van het hoofd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat TNO in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat heeft onderzocht of de goedgekeurde speed-pedelec-helm vanuit het perspectief
van veiligheid geschikt is voor alle soorten snorfietsen. Deze leden zijn hierbij
benieuwd of het onderzoek is uitgegaan van de constructiesnelheid van 25 km per uur.
Deze leden zijn benieuwd of ook onderzoek is uitgevoerd naar de effecten van de helm,
als wordt uitgegaan van de werkelijke snelheid in het verkeer, die soms hoger lijkt
te liggen dan de 25 km per uur. Zo nee, waarom is dit niet onderzocht? Zou de Minister
aan TNO kunnen vragen of het verwacht dat een speed-pedelec-helm voor de bestuurders
van alle soorten snorfietsen ook een veilig alternatief ter preventie van hoofdletsel
biedt, indien de werkelijke snelheid hoger ligt dan 25 km per uur? Verder vragen de
leden van de CDA-fractie of de Minister kan aangeven welke cijfers er beschikbaar
zijn over het percentage snorfietsers dat harder rijdt dan de constructiesnelheid.
Indien die er niet zijn, is hier een inschatting van te geven?
TNO heeft in beide studies gesimuleerd bij snelheden rondom de wettelijke toegestane
constructiesnelheid (25 km/u voor snorfietsen en 45 km/u voor bromfietsen). Geluiden
over snorfietsers die harder rijden dan deze snelheid zijn het Ministerie van IenW
bekend, net als er bromfietsers zijn die harder rijden dan de toegestane snelheidslimiet.
Uit onderzoeken blijkt ook dat de werkelijk gereden snelheid van snorfietsen vaak
in de buurt van 35 km/u ligt4. Een percentage snorfietsers dat harder rijdt dan de constructiesnelheid is niet
bekend.
Zoals toegelicht in de rapporten heeft TNO geen onderzoek kunnen doen met de werkelijk
gereden snelheidsverdelingen, omdat er geen eenduidige snelheidsverdeling opgemaakt
kan worden uit de gemeten data, met name voor de bromfietsers. Om een eerlijke vergelijking
te maken tussen letselrisico van snor- en bromfietsers is het wel belangrijk om een,
op eenzelfde manier representatieve, snelheidsverdeling voor zowel brom- als snorfietsers
te gebruiken. Om deze reden is in deze studie gekozen om de vergelijking in letselrisico
te maken op basis van wettelijke toegestane snelheden. Wel heeft TNO rekening gehouden
met een veiligheidsmarge van 10 km/u, door in de analyse een snelheidsverdeling te
gebruiken van 15 tot 35 km/u voor de snorfiets en 35 tot 55 km/u voor de bromfiets,
met het zwaartepunt op de constructiesnelheid. Daarmee is het onderzoek gericht op
de snorfietsers en bromfietsers die rijden rondom de geldende snelheidslimieten. Dat
zorgt voor een eerlijke vergelijking en voorkomt dat het beleid zich richt op de overtreders
en daarmee negatieve gevolgen heeft voor de snorfietsers die zich aan de geldende
regels houden.
De leden van de CDA-fractie lezen over snorfietsen waarbij fysieke inspanning wordt
gevraagd. Klopt het dat van de 790.000 snorfietsen er ruim 60.000 snorfietsen zijn
waarbij inspanning moet worden geleverd? Wil de Minister de speed-pedelec-helm ook
toestaan bij snorfietsen waarbij geen fysieke inspanning wordt gevraagd? Zo ja, om
welke reden?
De cijfers kloppen en zijn afkomstig uit de uitvoeringstoets van de RDW, die in de
brief van 10 mei jl. met uw Kamer is gedeeld.5 Hierin is toegelicht dat aanpassingen in het kentekenregister moeten worden gedaan
door de RDW om alleen bestuurders van fietsachtige snorfietsen de keuze te geven tussen
een speed-pedelec-helm en brom/motorfietshelm. Uit dit register moet namelijk voor
de politie in één oogopslag duidelijk zijn welke helm de bestuurder van de betreffende
snorfiets op moet. Met het huidige register kan dat niet. De RDW is daarom gevraagd
om een uitvoeringstoets te doen om te beoordelen of dit wel mogelijk is na aanpassingen
in dit register en wat de impact en uitvoerbaarheid van de aanpassing van het kentekenregister
is.
De RDW heeft geconcludeerd dat het in beginsel mogelijk is om in het register te registreren
welke helm toegestaan is voor welk type snorfiets. Voor de fietsachtige snorfietsen
is het, indien daarvoor wordt gekozen, mogelijk om in het kentekenregister vast te
leggen dat ook de speed-pedelec-helm toegestaan is. De RDW adviseert in de uitvoeringstoets
echter deze aanpassing niet te doen, omdat dit volgens de RDW een omvangrijke en ingewikkelde
transitie zal zijn die veel werk en kosten met zich meebrengt. De invoering hiervan
kan bovendien leiden tot onduidelijkheid bij gebruikers en complexiteit in de handhaving,
zoals bij trappers die niet goed zichtbaar zijn of niet bedoeld zijn om mee te trappen,
wat kan leiden tot discussies bij controles. Daarnaast zijn de invoeringslasten relatief
hoog en komen deze bovenop de toch al volle project- en veranderagenda van RDW (waaronder
invoering vrachtwagenheffing en implementatie Europese wetgeving met nieuwe en aangescherpte
veiligheidseisen voor motorvoertuigen). Om recht te doen aan duidelijkheid richting
(potentiële) snorfietsers en handhavers en aan de last op de uitvoering, is het advies
van de RDW overgenomen. Dit betekent dat geen onderscheid zal worden gemaakt tussen
verschillende type snorfietsen.
Zoals aangegeven in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie ben ik voornemens
om naast de bromfietshelm ook de speed-pedelec-helm toe te staan voor de bestuurders,
al dan niet met passagiers achterop, en passagiers van alle snorfietsen (met en zonder
trapondersteuning), omdat dit een veilig alternatief vormt naast de bromfietshelm.
Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren uit de uitvoeringstoets van de RDW.
De leden van de SGP-fractie constateren dat bij snorfietsen met trapondersteuning
geen sprake is van het risico op hoge snelheden. Zij vragen waarom de Minister niet
gekozen heeft voor een vrijstelling van de helmplicht voor deze categorie. Het verschil
met snorfietsen zonder trapondersteuning is duidelijk, zodat dit voor de handhaving
geen probleem hoeft te zijn.
Uw Kamer heeft expliciet verzocht om een helmplicht voor alle snorfietsen. Daarnaast vergt het uitzonderen van de helmplicht voor bepaalde soorten
snorfietsen relatief hoge uitvoeringskosten. De RDW heeft dit geconstateerd in een
uitvoeringstoets en vervolgens geadviseerd geen uitzonderingen te maken. Dit advies
is overgenomen6.
De leden van de CDA-fractie vragen naar meer achtergrond waarom niet bekend is hoeveel
snorfietsers voor de brom-/motorfietshelm zullen kiezen en hoeveel voor de speed-pedelec-helm.
Hier is geen onderzoek naar gedaan. Het is voorstelbaar dat in ieder geval de snorfietsers
die inspanning moeten verrichten zullen kiezen voor de speed-pedelec-helm.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom de speed-pedelec-helm niet
direct in dit ontwerpbesluit wordt meegenomen en waarom er dus zoveel haast geboden
is. Deze leden vragen tevens aan de Minister of zij niet beter kan wachten, totdat
het aanvullende onderzoek van TNO is afgerond, alvorens dit ontwerpbesluit in de Kamer
te bespreken.
Uw Kamer heeft mij middels meerdere moties verzocht haast te maken met dit ontwerpbesluit7. Tegelijkertijd is gestreefd om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over het
type helm waaruit de snorfietser en een eventuele passagier kan kiezen. Het aanvullende
onderzoek hiernaar is afgerond. In het voorliggende wijzigingsbesluit van het RVV
1990 wordt neergelegd dát een helm verplicht is voor de bestuurders en passagiers
voor alle snorfietsen. Welk type helm wordt toegestaan wordt neergelegd in de Regeling
aanduiding motor- en bromfietshelmen. Dit is een ministeriële regeling met een kortere
doorlooptijd dan het ontwerpbesluit.
Fiets / LEV-kader
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister waarom er een onderscheid moet
worden gemaakt tussen snorscooters en (elektrische) fietsen, welke beide snelheden
tot circa 30 km per uur halen in de praktijk. Waarom geen advies om een te dragen
in plaats van een verplichting alleen voor snorscooters?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de categorie snorfiets een breed scala aan voertuigen
omvat met een maximum constructiesnelheid van 25 km per uur, waarbij voor sommige
soorten fysieke inspanning wordt gevraagd en waarvoor de brom-/motorfietshelm niet
geschikt is. Deze leden vragen dan ook of de Minister zou kunnen kijken naar de mogelijkheid
om een type helm te kiezen dat ook bij andere, soortgelijke voertuigen met dezelfde
snelheid zou kunnen worden gebruikt. Dit is met name bedoeld om te voorkomen dat producenten
en consumenten op extra, onnodige kosten worden gejaagd, doordat zij op verschillende
voertuigen, verschillende helmen moeten dragen. Dit met het oog op het toekomstige
kader voor lichte elektrische voertuigen (LEV-kader) en voertuigen die mogelijk onder
dezelfde categorie gaan vallen.
Uw Kamer heeft expliciet gevraagd om een wettelijke helmplicht voor snorfietsers en
dit los te zien van het toelatingskader voor lichte elektrische voertuigen (LEV) en
een helmplicht voor fietsen, al dan niet elektrisch8. Aan uw Kamer is in de brief van 13 juli jl. met betrekking tot het LEV-kader voorgelegd
om geen helm verplicht te stellen voor gebruikers van een LEV9. Er zal dan ook met het voorgelegde kader geen sprake zijn van de door de leden van
de VVD-fractie geschetste extra, onnodige kosten.
Overstappers
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het onderzoek dat uitgevoerd is door
Arcadis alleen een risicoanalyse is gemaakt voor de fiets als modaliteit. Er zou echter
een aantoonbaar verschil in risico moeten zijn tussen de gewone fiets, elektrische
fiets en de speed-pedelec. Deze leden vragen ook aan de Minister of zij onderzocht
heeft hoeveel extra verkeersdoden er gaan vallen door verschuivingen naar snellere
brommers en (meestal opgevoerde) elektrische fietsen en speed-pedelecs. En de leden
van de PVV-fractie vragen aan de Minister hoeveel snorscooterrijders zullen overstappen
naar de auto.
Uit het onderzoek van Arcadis10 blijkt dat 55% van de respondenten van de enquête (gebruikers van een snorfiets)
overstapt naar ander vervoersmiddel als de helmplicht wordt ingevoerd. Van deze groep
kiest 39% voor de auto, 23% voor de elektrische fiets, 20% voor een gewone fiets en
8% voor een bromfiets. Geen van de overstappers heeft aangegeven over te zullen stappen
op de speed-pedelec.
In het onderzoek is gekeken naar de ongevalsrisico’s van de elektrische fiets en de
standaardfiets, niet naar die van de speed-pedelec, aangezien geen van de respondenten
heeft aangegeven naar dat voertuig over te zullen stappen. Het ongevalsrisico bij
de elektrische fiets en de standaardfiets ligt lager dan bij van de snorfiets. Het
ongevalsrisico op een bromfiets staat gelijk aan dat van de snorfiets. De onderzoekers
concluderen dat er voor de overstappers geen extra risico’s optreden die niet door
het huidige verkeersveiligheidsbeleid (kunnen) worden opgevangen. Op basis van de
evaluatie van de maatregelen in de gemeente Amsterdam, wordt verwacht dat het aantal
snorfietsers dat daadwerkelijk overstapt lager zal zijn.
De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over de mate waarin snorfietsgebruikers
wegens een helmplicht zullen overstappen op een bromfiets en vragen hoe de Minister
hiertegen aankijkt.
Uit het hierboven genoemde onderzoek van Arcadis blijkt dat 8% van de groep snorfietsers
die heeft aangegeven te zullen overstappen op een ander vervoersmiddel zal kiezen
voor de bromfiets. Aangezien het ongevalsrisico op een bromfiets hetzelfde is als
op een snorfiets, zal deze overstap geen effect hebben op de verkeersveiligheid.
Plaats op de weg / verplaatsing naar de rijbaan
De leden van de VVD-fractie lezen dat de helmplicht voor de snorfiets geen betrekking
heeft op de plaats op de weg van de snorfiets. Daarnaast lezen deze leden dat wegbeheerders
de mogelijkheid behouden om de plaats op de weg van snorfietsers af te laten hangen
van lokale situaties. Dit betekent dat er geen regels komen om overal in Nederland
de snorfiets van het verplichte fietspad naar de rijbaan te verplaatsen. Deze leden
vragen de Minister of zij het ermee eens is dat consistentie in beleid noodzakelijk
is.
Gebruikers van snorfietsen leggen vaak langere afstanden af, waardoor het voor verkeersonveilige
situaties zou kunnen zorgen als de plaats van de snorfiets op de weg in iedere gemeente
verschilt. In hoeverre verwacht de Minister dat gemeenten ervoor gaan kiezen de snorfiets
te verplaatsen van het fietspad naar de rijbaan? Welke gemeenten hebben kenbaar gemaakt
dit van plan te zijn?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij signalen heeft ontvangen van
wegbeheerders die in navolging van de gemeente Amsterdam voornemens zijn om de snorfietsers
te verplaatsen van het fietspad naar de rijbaan.
Consistentie in beleid is belangrijk. De wegbeheerder kan bij verkeersbesluit de snorfiets
naar de rijbaan verplaatsen als onderbouwd kan worden dat sprake is van grote drukte
op het fietspad. Dit dient te worden gemotiveerd en bovendien wordt van de gemeente
verlangd dat voldoende duidelijkheid richting de weggebruikers wordt gegeven.
Tot dusver is de gemeente Amsterdam de enige gemeente die de snorfiets naar de rijbaan
heeft verplaatst. Uit de «Evaluatierapportage Snorfiets naar de rijbaan» van de gemeente
Amsterdam, opgesteld op basis van verschillende onderzoeken, blijkt dat de verplaatsing
een positief effect heeft op de verkeersveiligheid, de doorstroming en de drukte op
de fietspaden11.
Sinds 30 september jl. rijden in de gemeente Utrecht de snorfietsers op een aantal
wegen in Utrecht op de rijbaan, in combinatie met een helmplicht (bij alle wegen waar
het om gaat, is eerst onderzocht of het daar veilig kan). Momenteel loopt er een communicatiecampagne.
De boa’s hebben een rol in de handhaving ervan.
Daarnaast is de gemeente Groningen voornemens om, middels verkeersbesluiten, snorfietsen
en bromfietsen met verbrandingsmotoren te weren van een aantal solitaire fietspaden
in de gemeente (fietspaden waar geen rijbaan naast ligt, zoals in natuurgebieden),
door deze aan te wijzen als onverplicht fietspad. Elektrische snorfietsen mogen wel
nog op het onverplichte fietspad. De snorfiets met verbrandingsmotor gaat hiermee
niet per definitie naar de rijbaan, maar moet een andere route zoeken, over de rijbaan
of verplicht (brom)fietspad. Hieraan is geen helmplicht gekoppeld (totdat de landelijke
helmplicht wordt ingevoerd). Het betreft namelijk geen verkeersbesluit op basis van
de maatregel «lokale scheiding fiets en snorfiets» in het RVV 1990.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de gemeente Utrecht groot voorstander is van
de helmplicht voor snorfietsers. Wat wordt bedoeld met de opmerking dat de gemeente
Utrecht rekening houdt met de beperkingen die de maatregelen voor sommige inwoners
kunnen opleveren? Volgens de gemeente Utrecht is er mogelijk een groep waarvoor alternatieven
minder aantrekkelijk zijn. Op welke groep doelt deze gemeente? Kan de uitleg van de
gemeente Utrecht nader worden gespecificeerd?
Uit navraag bij de gemeente Utrecht blijkt dat bovenstaande opmerkingen in de internetconsultatie
zijn gemaakt omdat werd gedacht dat een deel van de snorfietsgebruikers door de helmplicht
minder mobiel zou worden doordat deze groep geen helm wil dragen en geen geschikt
alternatief vervoermiddel heeft. Deze zorgen zijn weggenomen door de uitkomsten van
het verdiepingsonderzoek van Arcadis waaruit blijkt dat de meeste snorfietsgebruikers
een helm kopen of een ander vervoersmiddel gaan gebruiken.
De leden van de SP-fractie zijn verder benieuwd in hoeverre deze maatregel binnen
Amsterdam heeft geleid tot handhavingsproblemen. Kan de Minister hierover uitweiden?
Uit navraag bij de gemeente Amsterdam blijkt dat periodiek brom- en snorfietscontroles
worden gehouden. Gemeentelijke handhavers controleren periodiek gezamenlijk met politie
en handhaven dan op constructiesnelheid, rijden op de rijbaan en het dragen van een
helm. Het Verkeershandhavingsteam van de politie controleert daarnaast ook op het
dragen van een helm tijdens reguliere rondes en verkeerscontroles.
Handhaven van deze maatregel door boa’s en politie-inzet is relatief kostbaar en gaat
ten koste van andere (verkeers)handhavingsprioriteiten, zoals corona, alcoholmisbruik,
roodlichtnegatie en snelheidsovertredingen. De afgelopen periode is veel van de beschikbare
capaciteit ingezet voor de handhaving van de noodverordening en de coronabestrijding12.Daarom richt het college zich op de kansen die digitaal handhaven biedt.
Later dit jaar zal gestart worden met de pilot camerahandhaving SNOR. Met digitale
handhaving kan op hotspots, daar waar structureel overtredingen plaatsvinden, 24/7
worden gehandhaafd.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat Amsterdam al eerder is overgegaan tot een
helmplicht voor snorfietsers en vragen welke lessen de Minister uit deze casus kan
trekken.
De casus in Amsterdam is anders dan een helmplicht voor alle snorfietsers. In Amsterdam
is de plaats op de weg van de snorfietser gewijzigd. En daarom is een helm verplicht
op die wegen waar de snorfiets niet langer op het fietspad mag en naar de rijbaan
moet. Uit de eerder genoemde «Evaluatierapportage Snorfiets naar de rijbaan» van de
gemeente Amsterdam blijkt dat onder de (ex-)snorfietsers het geen populaire maatregel
is. Om tegemoet te komen aan de bezwaren van de snorfietsers en tegelijkertijd de
verkeersveiligheid van deze groep te vergroten ben ik van mening dat de keuze tussen
een speed-pedelec-helm en een bromfietshelm kan bijdragen aan het naleven van de maatregel.
Een ander inzicht op basis van de situatie in Amsterdam is dat het aantal mensen dat
(zeer) geïnteresseerd was om de snorfiets om te laten bouwen naar bromfiets (35% na
een half jaar na invoering van de maatregel) veel hoger is dan het percentage dat
daadwerkelijk over is gegaan tot ombouwen (2%).
Effecten / gevolgen (deel)scooterbranche
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister naar de effecten van het invoeren van
de helmplicht op de verkoop van snorscooters, inclusief de veelbelovende elektrische
snorscooters, de gevolgen voor bijvoorbeeld de voorraad van ondernemers en de financiële
consequenties ervan voor deze branche.
Gelet op het onderzoek van Arcadis over het aantal overstappers is te verwachten dat
de populariteit voor het aanschaffen van een snorfiets niet langer toeneemt. De cijfers
uit Amsterdam zijn niet representatief, omdat de «Amsterdamse» snorfietser niet alleen
de helm als nadelig beschouwd, maar ook de plaats op de weg van invloed was om niet
langer gebruik te willen maken van de snorfiets.
Door rekening te houden met de datum van de inwerkingtreding van de helmplicht voor
alle snorfietsen, heeft de branche de tijd om voldoende helmen op voorraad te hebben.
Het ombouwen van de snorfietsen naar bromfietsen is een mogelijkheid die zowel de
branche als de particuliere eigenaar nu al heeft, mits het voertuig daarvoor geschikt
is. Het Ministerie van IenW is in overleg met de RDW om dit proces daar waar mogelijk
nog efficiënter te organiseren, zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van
het voertuig.
De leden van de PvdA-fractie hebben bezorgde berichten ontvangen van aanbieders van
elektrische deelscooters en vragen of de Minister in voorbereiding op het voorliggende
besluit heeft gesproken met deze sector. Is de Minister anders bereid om dit te doen
en obstakels voor zover mogelijk weg te nemen?
Met de deelscooteraanbieders is gesproken. Zij pleiten voor een latere invoering van
helmplicht voor hun branche. De invoering van de helmplicht op 1 juli 2022 wordt als
onhaalbaar gezien in verband met onzekerheden rond het type helm, de beschikbaarheid
van grote aantallen helmen en het eventueel omzetten van de voertuigen. Het aanvullende
onderzoek over de geschiktheid van de helm is gereed en zoals eerder toegelicht ben
ik voornemens om naast de bromfietshelm ook de speed-pedelec-helm toe te staan voor
alle snorfietsers. De onzekerheid over het type helm wordt hiermee weggenomen. Zie
voor het antwoord met betrekking tot de beschikbaarheid van helmen en de datum van
inwerkingtreding het antwoord op de vragen van de leden van VVD- en SGP-fractie onder
het kopje Inwerkingtreding.
Handhaving
De leden van de VVD-fractie benadrukken nogmaals dat verkeersveiligheid niet alleen
zit in het treffen van maatregelen, maar ook in de handhaving daarvan. Deze leden
vragen de Minister dan ook nogmaals om ervoor te zorgen dat harder opgetreden wordt
tegen snelheidsovertredingen en opgevoerde snorfietsen, zodat kan worden voorkomen
dat we in de toekomst problemen oplossen met het instellen van nog meer wet- en regelgeving,
omdat handhaving tekortschiet.
Het Ministerie van JenV geeft aan dat de politie de afgelopen jaren heeft ingezet
op intensivering van de verkeershandhaving en in het bijzonder op het aantal staandehoudingen
voor verkeersovertredingen. Het totaal aantal staandehoudingen neemt de laatste jaren
dan ook toe. In 2020 zijn 3.941 boetes voor te hard rijden door snorfietsers opgelegd.
Ook het aantal boetes voor opgevoerde snorfietsen lag in 2020 hoger dan in 2018 en
2019. Zoals in het Verslag van het Schriftelijk overleg van 22 december 202013 gemeld, bedroeg het aantal boetes voor opgevoerde snorfietsen, vastgesteld door een
meting van de maximumsnelheid van de snorfiets op een rollenbank, in 2018 7.910 en
in 2019 7.317. In 2020 zijn 8.424 boetes voor opgevoerde snorfietsen opgelegd.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister welke ondersteuning de Minister biedt
aan de handhaving van de helmplicht voor snorfietsers.
De leden van de SP-fractie merken op dat veel handhavingsorganisaties kampen met een
gebrek aan medewerkers, en een handhavingsverplichting voor deze maatregel mogelijk
kan leiden tot een tekort aan capaciteit voor handhaving van andere verkeersveiligheidsproblematiek.
De Minister geeft aan dat overleg heeft plaatsgevonden tussen de politie en de verantwoordelijke
bestuursorganen. Kan de Minister toelichten of hieruit de mogelijke knelpunten naar
voren zijn gekomen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het OM en de politie hebben aangegeven dat de
handhaving van de helmplicht voor snorfietsers eenvoudiger wordt. Deze leden vragen
of de pakkans op het niet naleven ervan daardoor ook toe zal nemen.
Voor deze wijziging van het RVV 1990 was er alleen sprake van een helmplicht voor
snorfietsers als op basis van een verkeersbesluit het verplicht was gesteld dat de
snorfiets de rijbaan moest gebruiken. Door helmgebruik, ongeacht de plek op de weg
en het lokale verkeersbesluit, altijd verplicht te stellen wordt het makkelijker om
hierop te handhaven. Er wordt één duidelijke norm gesteld en het is niet meer van
belang of er sprake is van een plaatselijk verkeersbesluit. Doordat de helmplicht
feitgecodeerd zal zijn, is de overtredingsafhandeling in de algemene handhavingstaak
van de politie vereenvoudigd. Dit verhoogt de pakkans.
Snorfiets ombouwen naar bromfiets / capaciteit RDW
De leden van vier fracties, te weten VVD, D66, PvdA en SGP, stellen vragen over de
capaciteit bij de RDW voor het keuren van snorfietsen die worden omgebouwd naar bromfiets.
Deze leden vragen of de Minister kan garanderen dat de RDW over voldoende capaciteit
beschikt om binnen de overgangstermijn alle snorfietsen te keuren die worden omgebouwd
van zowel particulieren als deelscooterbedrijven.
Een eerste inschatting laat zien dat tussen de 26.000 en 138.000 snorfietsen mogelijk
omgebouwd gaan worden. Deze inschatting is gedaan op basis van onderzoek van Arcadis,
de ervaringen in Amsterdam en gesprekken met de deelscooterbranche.
Uit het onderzoek van Arcadis blijkt dat 16% van de respondenten van de enquête (gebruikers
van een snorfiets) bij een helmplicht hun snorfiets willen laten ombouwen tot een
bromfiets. Uitgaande van een totaal van 804.000 geregistreerde snorfietsen14, komt dat neer op ruim 128.000 omgebouwde snorfietsen waarvoor een herkeuring nodig
is.
Op basis van de ervaringen die de RDW heeft met het project «snorfiets naar de rijbaan»
in Amsterdam blijkt dat nog geen 2% van de snorfietsen die in 2018 (het jaar dat de
snorfiets naar de rijbaan werd verplaatst) geregistreerd staan in Amsterdam bij de
RDW zijn aangeboden voor keuring naar bromfiets15. In dat geval zou het gaan om ongeveer 16.000 snorfietsen.
De deelscooterbranche heeft aangegeven dat de kans groot is dat zij de ruim 10.000
deelsnorfietsen die ze momenteel in hun bezit hebben, willen laten ombouwen tot bromfietsen.
De RDW geeft aan dat de wachttijden kunnen oplopen wanneer veel particulieren en fabrikanten
zich in dezelfde periode melden bij de RDW. In de communicatie zal aandacht zijn voor
het proces van eventueel ombouwen van je snorfiets naar bromfiets.
Eigenaren hoeven overigens niet te wachten met het ombouwen en herkeuren van hun voertuig
tot de datum van inwerkingtreding van de helmplicht. Voor zowel de bromfiets als de
snorfiets moet een helm worden aangeschaft. Ook wanneer de helmplicht ingaat, geldt
dat eigenaren gewoon op hun snorfiets kunnen blijven rijden totdat deze is omgebouwd
en herkeurd.
Zoals hierboven aangegeven is mijn ministerie in gesprek met RDW om te bezien hoe
grote aantallen snorfietsen van één eigenaar, zoals van de deelscooteraanbieders,
omgezet kunnen worden via een maatwerkoplossing.
Inwerkingtreding
Leden van de VVD-fractie vragen hoeveel tijd er maximaal tussen de afronding van het
onderzoek en de inwerkingtreding mag zitten? Hoe wordt voorkomen dat op het laatste
moment vóór inwerkingtreding nog allerlei zaken wijzigen? Geldt hier ook dat dit deel
pas minimaal zes maanden na publicatie in werking treedt? Hoe kan onrust en verwarring
bij consumenten en ondernemers zo snel mogelijk worden weggenomen, zodat zij weten
welke helm zij moeten (in)kopen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de helmplicht zes maanden na publicatie in werking
treedt. De reden hiervoor is dat verkeersdeelnemers met een snorfiets voldoende tijd
hebben om een geschikte helm aan te schaffen. Ook wordt er gesproken over de invoeringsdatum
1 juli 2022. Is in deze termijn ook rekening gehouden met importeurs, fabrikanten,
detailhandelaren en andere betrokkenen? Heeft de Minister gekeken naar een gefaseerde
invoering of een ruimere overgangsperiode door de inwerkingtreding van het besluit
minimaal zes maanden vooruit te schuiven?
De leden van de SGP-fractie constateren dat door betrokken bedrijven en de RDW nog
veel werk verzet moet worden, terwijl er nog onduidelijkheden zijn rond de keuring
en het helmtype. Deze leden noemen in dit verband bedrijven met deelscooters die nog
veel te doen hebben. Deze leden vragen zich af of niet meer tijd nodig is dan zes
maanden voor de invoering.
Is de Minister bereid de helmplicht pas in te voeren per 1 juli 2023?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het besluit in werking treedt op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld. Wat is de planning van de Minister voor de inwerkingtreding
van het onderhavige besluit, met name het deel over de helmplicht voor snorfietsers?
Is de Minister het met deze leden eens dat het met het oog op de verkeersveiligheid
verstandig is het deel over de helmplicht voor snorfietsers zo snel als mogelijk in
werking te laten treden?
De leden van de SP-fractie spreken de wens uit dat dit ontwerpbesluit zo spoedig mogelijk
in werking zal treden.
Het onderzoek naar de geschiktheid van de speed-pedelec-helm voor snorfietsers en
eventuele passagiers is inmiddels afgerond. Zoals eerder in de beantwoording toegelicht
ben ik op basis van de rapporten van TNO voornemens om naast de bromfietshelm ook
de speed-pedelec-helm toe te staan voor de bestuurders, al dan niet met passagiers
achterop, en passagiers van alle snorfietsen (met en zonder trapondersteuning). Dit
wordt vastgelegd in de Regeling aanduiding motor- en bromfietshelmen), nadat uw Kamer
het ontwerpbesluit heeft behandeld.
Uit het oogpunt van verkeersveiligheid wordt van belang geacht dat de helmplicht zo
snel mogelijk wordt ingevoerd. Op het moment dat een helm verplicht wordt gesteld,
moeten echter wel voldoende helmen beschikbaar zijn voor alle snorfietsers en passagiers.
Uit informatie van de RAI Vereniging blijkt dat, net als in vele andere sectoren,
fabrikanten, importeurs en leveranciers in de helmenbranche kampen met leveringsproblemen.
De productie van benodigde grondstoffen en componenten vindt voornamelijk plaats in
Azië, waarna deze in Europa tot helmen worden geassembleerd of geproduceerd. Vanwege
hoge transportkosten en daaruit volgend een tekort aan grondstoffen en componenten
zijn de levertijden langer. Het is onduidelijk of en hoe de productie van de helmen
zich in de nabije toekomst zal ontwikkelen. De burgers moeten voldoende tijd hebben
om een geschikte helm aan te schaffen. Daarnaast hebben de deelscooteraanbieders ook
het signaal afgegeven tijd nodig te hebben om de helmplicht op een verantwoorde en
veilige wijze in te voeren binnen hun voertuigpark.
Gelet op het bovenstaande wordt een serieus knelpunt voorzien in geval van invoering
per 1 juli 2022. Ik acht invoering van de helmplicht per 1 januari 2023 wel mogelijk
en belangrijk voor de verkeersveiligheid. Het besluit en de ministeriële regeling
worden zo snel als mogelijk gepubliceerd. Hiermee wordt de onrust en verwarring bij
consumenten en ondernemers weggenomen en kunnen helmen worden (in)gekocht.
Een eventueel capaciteitsgebrek bij de RDW voor het keuren van omgebouwde snorfietsen
heeft geen invloed op de datum inwerkingtreding van de helmplicht. Zoals toegelicht
onder het voorgaande kopje hoeven eigenaren niet te wachten met het ombouwen en herkeuren
van hun voertuig tot de datum van inwerkingtreding van de helmplicht. En ook na inwerkingtreding
kan de snorfiets worden omgebouwd en gekeurd. Het Ministerie van IenW is in overleg
met de RDW om het proces van keuren daar waar mogelijk nog efficiënter te organiseren,
zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van het voertuig.
Een gefaseerde invoering is vanuit het oogpunt van handhaving en duidelijkheid richting
de snorfietsers niet wenselijk.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of zij bereid is om de helmplicht,
gezien de risico’s die worden veroorzaakt door verschuiving van modaliteiten, niet
in te voeren.
Uit het eerder aangehaalde onderzoek van Arcadis blijkt dat de helmplicht voor snorfietsers,
inclusief verschuivingseffecten, een positief effect heeft op de verkeersveiligheid.
Daarom wordt conform de wens van een meerderheid van uw Kamer de helmplicht ingevoerd.
Kosten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de minimumprijs van een goedgekeurde brom/motorfietshelm
rond de 40 euro en een goedgekeurde speed-pedelec-helm rond de 70 euro ligt. Kan de
Minister aangeven of dit een reden zou kunnen zijn dat snorfietsers vooral zullen
kiezen voor de brom-/motorfietshelm?
Op basis van de uitkomsten van de internetconsultatie wordt verwacht dat kosten meespelen
bij de keuze van een helm en dat de bestuurders van een snorfiets waarbij fysieke
inspanning geleverd wordt de voorkeur geven aan een speed-pedelec-helm.
De leden van de PvdA-fractie vragen om een reflectie op de extra kosten die snorfietsgebruikers
zullen moeten dragen wegens de helmplicht en of dit volgens de Minister redelijk is
voor mensen met een laag inkomen.
Het wordt ingezien dat de helmplicht extra kosten met zich mee gaat brengen voor de
huidige snorfietsgebruikers zoals aangestipt in de kamerbrief van 26 oktober 202016. Door zo snel mogelijk duidelijk te communiceren over de maatregel zelf kunnen mensen
een gewogen afweging maken. En met een datum van inwerkingtreding op 1 januari 2023
krijgt men de nodige tijd om zich voor te bereiden.
Evaluatie en monitoring
De leden van de VVD-fractie lezen dat een wettelijke evaluatiebepaling met een vooraf
vastgelegde termijn als knellend wordt ervaren en er in ieder geval vijf jaar na inwerkintreding
met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie (OM) en de
politie wordt bekeken of aanpassing nodig is. Deze leden vragen de Minister of het
mogelijk is om na het vaststellen van het LEV-kader alsnog dit besluit te wijzigen
en een evaluatiebepaling op te nemen, zodat wettelijk een evaluatietermijn is vastgelegd.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast wat precies wordt bedoeld met de opmerking
dat de effecten van de wijziging zullen worden gemonitord. Wat houdt deze monitoring
in? Betekent dit dat, als het LEV-kader op zich laat wachten, de monitoring ook vooruitgeschoven
zal worden? Hoe kijkt de Minister aan tegen jaarlijkse monitoring van de helmplicht,
in ieder geval tot de invoering van het LEV-kader, waarin eventuele monitoring later
wordt overgenomen? Hoe gaat de Minister de Kamer informeren over de effecten van de
invoering van de helmplicht? Wanneer verwacht zij dat de eerste effecten zichtbaar
zijn?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om bij de monitoring en/of evaluatie
de effecten van de helmplicht voor snorfietsers op de volledige verkeersveiligheid
mee te nemen. Is de Minister bereid dit te doen?
De leden van de D66-fractie zien in de invoering van de helmplicht een positief effect
op de verkeersveiligheid en vragen de Minister wanneer zij de eerste positieve effecten
verwacht te zien en of een evaluatiemoment voorzien is. Ook de leden van de CDA-fractie
vragen op welke termijn de Minister de eerste effecten van een helmplicht op de snorfiets
verwacht te zullen zien.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het wegens de onzekerheid over alle
gevolgen van de helmplicht goed zou zijn om na enkele jaren een evaluatie te doen.
Is de Minister bereid dit binnen drie jaar te doen?
Zoals inderdaad in het besluit staat opgenomen, wordt een wettelijke evaluatiebepaling
met een vooraf vastgelegde termijn als te knellend ervaren. Ondanks dat in het besluit
geen wettelijke evaluatiebepaling is opgenomen, worden de effecten van de wijziging
wel degelijk gemonitord.
De verkeersveiligheid van snorfietsers wordt nu al, samen met de verkeersveiligheid
van andere weggebruikers, meegenomen in de Staat van de Verkeersveiligheid van SWOV
(duiding van de jaarlijkse verkeersveiligheidscijfers). Uw Kamer ontvangt deze rapportage
elk najaar.
Een afname van ernstig hoofdletsel door ongevallen wordt direct na de inwerkingtreding
verwacht. Momenteel wordt verkend op welke wijze dit, naast de jaarlijkse rapportage
van SWOV over de verkeersveiligheidscijfers, meer expliciet inzichtelijk gemaakt kan
worden en op welk termijn hierover gerapporteerd kan worden. Hierover gaat mijn ministerie
in overleg met experts zoals SWOV en VeiligheidNL.
Naast het monitoren van het effect op de verkeersveiligheid zal gemonitord worden
in welke mate de maatregel opgevolgd wordt. Hierin wordt samen opgetrokken met het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie en Politie. TeamAlert
heeft aangegeven onderzoek te doen naar de effecten van de helmplicht onder jongere
snorfietsgebruikers direct na invoering van de maatregel. Deze resultaten worden ook
betrokken bij de evaluatie.
Ik streef ernaar binnen drie jaar na inwerkingtreding een eerste evaluatie over zowel
het effect op de verkeersveiligheid als op naleving van de maatregel aan uw Kamer
te sturen.
Communicatieaanpak
De leden van de VVD-fractie roepen de Minister daarnaast op tot het opzetten van een
heldere campagne over de invoering van de helmplicht. Deze leden achten het waarschijnlijk
dat de consument door de bomen het bos niet meer ziet, met daarbij als voorbeeld dat
de snorfiets met drie wielen, waarvan twee aan de achterkant en één aan de voorkant
wel een helmplicht krijgt en de brombakfiets met twee wielen aan de voorkant en één
aan de achterkant niet.
Het belang van heldere communicatie over de invoering van de helmplicht wordt ondersteund.
In beginsel is de boodschap helder: naast de gele kentekenplaat betekent dat een helm
voortaan ook verplicht is voor blauwe kentekenplaat. Terecht stelt u dat de consument
vragen zal hebben. Via een passende communicatieaanpak zullen gebruikers dan ook geïnformeerd
worden. Daarbij staat samenwerking met relevante partijen zoals RAI Vereniging, ANWB,
BOVAG en TeamAlert centraal.
Onderhoudswijzigingen
De leden van de CDA-fractie lezen dat het ontwerpbesluit ook een onderhoudswijziging
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bevat. Kan de Minister de
achtergrond toelichten waarom deze wijzigingen zijn toegevoegd aan het ontwerpbesluit,
dat gaat over de invoering van de helmplicht voor snorfietsers, en niet in een apart
ontwerpbesluit?
Vanuit het oogpunt van wetgevingsefficiëntie is het gebruikelijk zo veel mogelijk
wijzigingen in een reglement in hetzelfde ontwerpbesluit te zetten.
De leden van de CDA-fractie lezen dat vanwege de reacties in de consultatie het verbod
tot het voeren van verlichting op kleding of helm uit het ontwerpbesluit is geschrapt.
Deze leden zijn benieuwd of verlichting op kleding of de helm mag knipperen. Zo ja,
zou het verstandig zijn dit te verbieden in verband met mensen met epilepsie die hier
last van kunnen hebben?
Het verbod dat eerst stond opgenomen in het besluit, zag op het voeren van verlichting
op de kleding of helm van motorrijders en hun passagiers.
Uit het systeem van de wet volgt al dat het voeren van verlichting op kleding en de
helm is verboden. Wat wel mag aan verlichting staat namelijk expliciet in de Regeling voertuigen en daarin
staat expliciet dat motoren niet mogen zijn voorzien van knipperende lichten. Hieruit volgt dus ook wat niet mag, zoals het voeren van verlichting op helm en kleding. Ook knipperende verlichting
op kleding en helmen is dus niet is toegestaan. Dit is in lijn met het expliciete
verbod in de regelgeving op het voeren van knipperende verlichting op kleding van
fietsers.
Door het schrappen van het verbod uit het ontwerpbesluit, wordt het verbod op het
voeren van verlichting op kleding en de helm van motorrijders niet expliciet neergelegd in het RVV 1990. Het volgt wel nog steeds uit de Regeling voertuigen.
Dit staat verwarrend in de toelichting van het ontwerpbesluit en zal dan ook worden
verduidelijkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier