Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over vaccinatiedrang- en dwang en coronatoegangsbewijzen
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over vaccinatiedrang- en dwang en coronatoegangsbewijzen (ingezonden 1 september 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 18 oktober
2021).
Vraag 1
Deelt u de zorg over het feit dat bedrijven, zoals het autobedrijf Leaseplan, hun
klanten, bezoekers of werknemers willen dwingen om zich te vaccineren? Bent u van
plan hiertegen op te treden?1
Antwoord 1
In Nederland is geen sprake van een vaccinatieplicht. Het is een eigen keuze om je
al dan niet te laten vaccineren. Een werknemer is niet verplicht om zich te laten
vaccineren en is ook niet verplicht om de vaccinatiestatus kenbaar te maken aan de
werkgever. De werkgever is verplicht om gezamenlijk met de werknemer gezonde en veilige
arbeidsomstandigheden te organiseren. De werkgever is daarvoor primair verantwoordelijk
vanuit de Arbeidsomstandighedenwet en heeft hierin een zorgplicht richting zijn werknemer
(artikel 3 Arbowet). In de verhouding tussen ondernemer en klant is sprake van een
private partij met ondernemersvrijheid. Ondernemers mogen eisen stellen aan de toegang
tot hun diensten (van bijvoorbeeld klanten), maar die eisen mogen niet strijdig zijn
met het discriminatieverbod, de AWGB en de privacywetgeving. Dit volgt ook uit een
advies van de Gezondheidsraad. Volgens de Gezondheidsraad mogen private partijen een
vaccinatiebewijs vragen, maar onder voorwaarden. Als het in een bepaalde situatie
zo ver komt dan zal de rechter uitspraak doen of de inbreuk bij wet is voorzien, of
de werkgever een legitiem doel nastreefde en of de door de werkgever getroffen maatregelen
het te bereiken doel rechtvaardigden, proportioneel en subsidiair waren. Ik ben op
dit moment met verschillende sectoren in gesprek om te inventariseren welke dilemma’s
zij ervaren bij het creëren van veilige (arbeids-)omstandigheden, zoals toegelicht
in mijn brief aan uw Kamer op 14 september 2021. Over de inzet van Leaseplan kan ik
op basis van hetgeen daarover in de pers is geschreven geen uitspraken doen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat hier op z’n minst sprake is van vaccinatiedrang conform de definitie
van de Gezondheidsraad (advies 4 februari jl.), aangezien door deze maatregel «iemands
beslissingsruimte wordt ingeperkt of iemand zodanig wordt beïnvloed dat hij of zij
feitelijk minder keuzevrijheid heeft»?
Antwoord 2
Hierover kan ik op basis van hetgeen daarover in de pers is geschreven geen uitspraken
doen.
Vraag 3
Klopt het de huidige wet- en regelgeving bedrijven geen ruimte biedt om aan werknemers
of derden te vragen hun vaccinatiestatus te delen? Hoe treedt u op tegen ondernemers
die dit toch doen? Welke (juridische) mogelijkheden hebben werknemers of derden indien
toch van hen wordt verlangd of geëist dat zij hun vaccinatiestatus delen?
Antwoord 3
De werkgever mag zijn werknemers vragen of ze gevaccineerd zijn. Dit heb ik verder
beschreven in mijn brief aan uw Kamer van 14 september 2021. Informatie hierover en
de daarbij geldende voorwaarden zijn te vinden op de website rijksoverheid.nl2.
Als de werknemer vaccinatiedwang- of drang vanuit de werkgever ervaart, kan hij/zij
dit het beste eerst met de werkgever bespreken. Zo nodig kan de werknemer binnen de
eigen organisatie terecht bij de ondernemingsraad of de vertrouwenspersoon voor advies.
Indien zij er samen niet uitkomen heeft de werkgever of de werknemer de mogelijkheid
om een procedure te starten bij de rechter. Derden kunnen daarnaast ook naar het College
van de Rechten van de Mens gaan als zij vinden dat ze ongelijk worden behandeld.
Vraag 4
Hoe gaat de rijksoverheid zelf om met de vaccinatiestatus van haar werknemers, bijvoorbeeld
in het leger of bij de politie? Kunt u garanderen dat geen enkele werknemer van de
rijksoverheid voor- of nadelen zal ondervinden van zijn vaccinatiestatus? Kunt u garanderen
dat de rijksoverheid in geen enkele situatie een werknemer zal vragen naar zijn vaccinatiestatus?
Antwoord 4
Voor de rijksoverheid gelden dezelfde regels als voor andere werkgevers. Voor militairen
geldt een bestaande wettelijke uitzondering als het gaat om de vaccinaties.
Vraag 5
Herinnert u zich het wetgevingsoverleg van 6 mei jl. over de invoering van coronatoegangsbewijzen,
waar u onder andere het volgende zei: «Ik verwacht dat je voor de meeste settings geen toegangstesten meer nodig hebt op
het moment dat je in de zomer zit. Alleen in de settings waarbij je de 1,5 meter wilt
loslaten en met veel mensen bij elkaar bent, verwacht ik dat je in de zomer nog toegangstesten
nodig zult hebben, in de maand augustus dus bijvoorbeeld.» Erkent u dat uw verwachting destijds was dat de coronatoegangsbewijzen slechts gebruikt
zouden worden voor grotere evenementen in de zomerperiode? Waarom is het volgens u
proportioneel om het gebruik van coronatoegangsbewijzen na 20 september te verlengen
en zelfs aan te scherpen?3 Wanneer bent u van plan om te stoppen met het verplicht stellen van coronatoegangsbewijzen?
Antwoord 5
Het virus is grillig en het verloop ervan heeft ons allen meermaals verrast. Mijn
verwachtingen over de inzet van een coronatoegangsbewijs waren als gevolg daarvan
gebaseerd op het epidemiologische beeld op dat moment. In de zomer heeft de deltavariant
gezorgd dat we in een nieuwe situatie kwamen door de significant hogere besmettelijkheid.
Daarnaast heb ik in debatten aangegeven dat de inzet van een coronatoegangsbewijs
nodig kan zijn bij het loslaten van de veilige afstandsnorm en op plekken waar veel
mensen bij elkaar komen. Over de wijze waarop het kabinet coronatoegangsbewijzen inzet
en de motivering daarvan heb ik uw Kamer in mijn brief van 14 september jl. geïnformeerd.
Vraag 6
Wat is uw reactie op Israëlisch onderzoek waaruit blijkt dat natuurlijke immuniteit
als gevolg van een doorgemaakte infectie langdurigere en sterkere bescherming geeft
tegen de deltavariant van COVID-19 dan het Pfizervaccin?4 Welke consequenties heeft dit voor het kabinetsbeleid? Overweegt u bijvoorbeeld om
de geldigheid van het herstelbewijs (nu zes maanden) te verlengen?
Antwoord 6
Zowel vaccinatie als het doormaken van een infectie geeft een goede bescherming tegen
een ernstig ziekteverloop na besmetting met het SARS-CoV-2 virus. Er wordt onderscheid
gemaakt in de geldigheidsduur van het vaccinatiebewijs en het herstelbewijs. Het herstelbewijs
is 180 dagen geldig, waarmee op dit moment de Europese richtlijn wordt gevolgd.
In het debat van 16 september 2021 zijn twee moties aangenomen met het verzoek om
te onderzoeken of (1) de geldigheidstermijn van herstelbewijzen verlengd kan worden
en (2) of serologische testen toegelaten kunnen worden als grond voor een herstelbewijs.
Deze moties worden op dit moment uitgewerkt, waarbij het OMT om advies is gevraagd.
Vraag 7
Waarom mag voor een (internationaal geldig) herstelbewijs alleen een PCR-test worden
gebruikt en geen bloedtest of antigeentest?5
Antwoord 7
Het is per EU-Verordening vastgesteld dat enkel NAAT-testen (waaronder PCR-testen)
kunnen leiden tot een herstelbewijs. Met een bloedtest(serologie) kan het moment van
infectie niet worden vastgesteld. Daarom kan deze test niet worden gebruikt voor een
herstelbewijs met een bepaalde duur. Over het gebruik van antigeentesten kon in de
EU geen overeenstemming worden bereikt.
Vraag 8
Zijn de resultaten van het onderzoek naar natuurlijke immuniteit op Urk inmiddels
bekend?6 Is u in algemene zin bekend in hoeverre er onder niet-gevaccineerden sprake is van
natuurlijke immuniteit als gevolg van een doorgemaakte infectie?
Antwoord 8
Sanquin doet doorlopend onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen het SARS-CoV-2
virus. Eind juli had 93 procent van de bloedbankdonoren antistoffen tegen het virus.
Deze antistoffen kunnen gevormd zijn als gevolg van vaccinatie of van een doorgemaakte
infectie. Specifiek in Urk had in april een hoger percentage van de bevolking antistoffen
tegen het coronavirus dan de bloedbankdonoren. Dit suggereert dat op dat moment relatief
veel inwoners van Urk de infectie hadden doorgemaakt.
Vraag 9
Kunt u aangeven in welke mate er sprake is van transmissie van COVID-19 door gevaccineerden?
Hoe groot is het verschil met de mate waarin niet-gevaccineerden COVID-19 kunnen doorgeven
aan anderen?
Antwoord 9
Uit de beschikbare onderzoeksresultaten blijkt dat de beschikbare vaccins ook bescherming
bieden tegen transmissie van het coronavirus7. Volgens het ECDC blijkt uit de beschikbare studies een reductie van transmissie
van ca. 58–88%. Het OMT heeft in haar meest recente advies aangegeven dat uit berekeningen
blijkt dat de kans dat een ongevaccineerd persoon besmettelijk virus bij zich draagt
en daarmee potentieel besmettelijk is voor anderen, ook na een negatieve antigeensneltest
nog altijd circa tweemaal zo groot is als de kans dat een volledig gevaccineerd persoon
het virus draagt.8 De WHO geeft verder ook aan dat recente studies laten zien dat de effectiviteit van
vaccins tegen infectie ook bij de deltavariant hoog zijn, hoewel mogelijk iets verminderd
ten opzichte van de alfa variant9. De Gezondheidsraad geeft daarnaast aan dat bescherming van vaccins tegen ernstige
ziekte en ziekenhuisopname onverminderd zeer hoog blijven10.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bikker (ChristenUnie),
ingezonden 31 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14723) en het lid Pouw-Verweij (JA21), ingezonden 31 augustus 2021 (vraagnummer 2021Z14726).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.