Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden Van Raan en Thijssen over de herkomst van biomassa
Vragen van de leden Van Raan (PvdD) en Thijssen (PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de herkomst van biomassa (ingezonden 8 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
            13 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3325.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het rapport van het toonaangevende Europese Joint Research Centre
               genaamd «The Use of Woody biomass for energy production in the EU»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de conclusie dat het zorgelijk is dat van 20 procent van de in de EU gebruikte
               houtachtige biomassa er geen bron bekend is?
            
Antwoord 2
            
Dat is zorgelijk. Volgens hetzelfde rapport zal dit probleem met de RED2 gelukkig
               verminderen, door de verplichting om informatie over de oorsprong te gaan monitoren.
               In het Nederlandse systeem is in het geval van bosbiomassa de bron tot het niveau
               van het land van herkomst bekend evenals het gebruikte boscertificaat. Door de publieke
               toezichthouder is informatie tot op bosniveau te achterhalen, mocht daartoe aanleiding
               zijn.
            
Vraag 3
            
Deelt u de conclusie dat de biomassa die in Nederland gebruikt wordt alleen biomassa
               mag zijn die op korte termijn klimaatwinst oplevert en een neutraal of positief effect
               heeft op biodiversiteit (biomassa afkomstig uit scenario 5 van de 24 beschouwde productiescenario’s)?
               Zo ja, hoe wordt dit in Nederland gegarandeerd? Zo nee, waarom vindt u dit niet nodig?
            
Antwoord 3
            
Er is binnen de wetenschap discussie gaande over het aan met klimaatwinst gerelateerde
               begrip «koolstofschuld», waarmee de periode bedoeld wordt die nodig is om de CO2 die vrijkomt bij de uitstoot van de verbranding van biomassa, opnieuw vast te leggen
               in bomen en andere gewassen. De Staatssecretaris van IenW en ik hebben het PBL daarom
               verzocht nader onderzoek te doen naar dit begrip «koolstofschuld». Naar verwachting
               kan dit onderzoek eind dit jaar aan uw Kamer aangeboden worden.
            
Vraag 4
            
Bent u op de hoogte van de nieuwe CE Delft jaarrapportage over de in 2020 toegepaste
               biomassa voor de Nederlandse bij- en meestook in het kader van het Convenant Biomassa?2
Antwoord 4
            
Ja.
Vraag 5
            
Kunt u bevestigen dat 92 procent van de ingezette biomassa in categorie 5 hoort, die
               met name bestaat uit zaagsel uit de houtverwerkende industrie, en waarvoor volgens
               de Minister beperkte duurzaamheidscriteria gelden?3
Antwoord 5
            
De 2020-jaarrapportage van het Convenant Duurzaamheid Biomassa stelt dat van de totale
               inzet aan biomassa voor bij- en meestook in 2020 92% bestond uit biogene rest- en
               afvalstromen (Categorie 5). CE Delft baseert haar rapportage op vrijwillig afgestane
               bedrijfsvertrouwelijke informatie van de twee marktpartijen waar in 2020 bij- en meestook
               plaatsvond. Ik heb deze bedrijfsvertrouwelijke gegevens niet, derhalve kan ik de genoemde
               percentages niet bevestigen.
            
Vraag 6
            
Deelt u de conclusie dat met deze beperkte set duurzaamheidscriteria niet de conclusie
               getrokken kan worden dat de biomassa uit categorie 5 afkomstig is uit duurzame productie,
               zoals gesteld voor categorie 1 en 2 biomassa?
            
Antwoord 6
            
Categorie 5 houtige biomassa komt nooit rechtstreeks uit bos maar is een reststroom
               uit de houtverwerkende industrie. De duurzaamheidseisen van categorie 5 gelden dus
               bijvoorbeeld voor reststromen uit een zagerij of meubelmaker. Het gebruik van industriële
               reststromen is in zichzelf al duurzaam, waarbij een zo hoogwaardig mogelijke toepassing
               de voorkeur heeft.
            
Vraag 7
            
Weet u welke hoeveelheden van dit zaagsel uit welke landen afkomstig zijn? Kunt u
               inzicht geven in de herkomstgebieden van dit zaagsel, uitgesplitst naar land en regio,
               en daarbij analyseren in hoeverre er sprake is van toenemende houtkap of houtoogst
               in de desbetreffende gebieden?
            
Antwoord 7
            
De informatie die nodig is om de bron van het hout voor biogrondstoffen categorie 5
               uit te splitsen naar land en regio is concurrentiegevoelig en niet publiekelijk beschikbaar.
               Bovendien komt deze stroom nooit rechtstreeks uit bossen, maar ontstaat deze als reststroom
               uit de houtverwerkende industrie. Dergelijke restromen leiden per definitie niet tot
               toenemende houtkap, maar volgen uit de vraag naar hout voor materiaaltoepassingen
               zoals meubels, houtskeletbouw en andere toepassingen.
            
Vraag 8
            
Als er een sterke correlatie is tussen toename van productie van houtpellets voor,
               onder andere, de Nederlandse markt en een toenemende houtoogst, bent u dan bereid
               te onderzoeken hoe dit risico zou kunnen worden gemitigeerd?
            
Antwoord 8
            
Naar mijn mening is een correlatie niet hetzelfde als een causaliteit. Voor wat betreft
               categorie 5 is het logisch dat, indien er meer hout geoogst wordt voor materiaaltoepassingen,
               dat er dan ook meer zaagselreststromen ontstaan die tot energiepellets kunnen worden
               gevormd. Voor wat betreft categorie 1 of 2 – biomassa – direct uit bos – stelt het
               Nederlandse systeem als voorwaarde dat de koolstofvoorraad op middellange tot lange
               termijn gelijk blijft of toeneemt. Dit criterium maakt onderdeel uit van het borgingsysteem.
            
Vraag 9
            
Kunt u garanderen dat de duurzaamheidscriteria, die niet getoetst worden op effectiviteit
               maar door onafhankelijke CBI’s alleen op de vraag «is er aan voldaan?», ook effectief
               zijn en dus voldoende om duurzaamheidsrisico’s te mitigeren?4 Op basis waarvan kunt u dat garanderen?
            
Antwoord 9
            
De eisen zoals deze door de SER in kader van energieakkoord opgesteld zijn, zijn door
               de aan tafel zittende partijen als doeltreffend beschouwd. Certificeringsschema’s
               worden aan deze eisen getoetst en marktpartijen moeten aan een getoetst certificeringsschema
               voldoen.
            
Vraag 10 en 11
            
Kunt u aantonen dat middels certificering categorie 1 en 2 biomassa daadwerkelijk
               biodiversiteit beschermt en zorgt voor klimaatwinst?
            
Zo nee, hoe kan dan met zekerheid gesteld worden dat de Nederlandse inzet van categorie 1
               en 2 biomassa niet bijdraagt aan duurzaamheidsproblemen?
            
Antwoord 10 en 11
            
In het kader van de afspraken rond het energieakkoord is certificering als een doeltreffend
               instrument gezien voor dit type internationale biomassastromen. Het gebruik van certificering
               als instrument is staand rijksbeleid5 en wordt ook internationaal veel gebruikt. Naast het private toezicht heeft Nederland
               ook nog publiek toezicht ingesteld om te borgen dat aan de duurzaamheidseisen wordt
               voldaan.
            
Vraag 12
            
Kunt u bevestigen dat de Minister van EZK de herkomst en certificering van de biomassa
               onder bedrijfsgevoelige informatie schaart?6 Zo ja, klopt dan de conclusie dat u geen zicht heeft op de herkomst van de biomassa,
               de duurzaamheid van de biomassa en de effectiviteit van de biomassacriteria? Zo niet,
               waarom niet?
            
Antwoord 12
            
Zie antwoord 5, 7 en 10
Vraag 13
            
Erkent u dat het voor de boseigenaar economisch aantrekkelijk kan zijn om hele bomen
               weg te halen die nog tot pellets verwerkt kunnen worden, maar niet geschikt zijn voor
               hoogwaardige producten?7
Antwoord 13
            
In duurzaam beheerde bossen worden hele bomen gekapt voor verschillende doeleinden.
               Sommige bomen worden door de bosbeheerder niet geschikt bevonden voor hoogwaardige
               toepassingen. Deze bomen worden ook gekapt, bijvoorbeeld om andere bomen meer ruimte
               te geven, vanwege economische doeleinden of vanwege (brand)veiligheid of ziekten,
               etc. Deze bomen kunnen bijvoorbeeld tot pellets verwerkt worden, op voorwaarde dat
               er wel wordt voldaan aan alle duurzaam bosbeheereisen die gesteld worden aan categorie 1
               en 2 biomassa.
            
Vraag 14
            
Erkent u dat dit ertoe kan leiden dat voor ecologie hoogwaardige bomen hierdoor gekapt
               worden die anders waren blijven staan?
            
Antwoord 14
            
Duurzaam bosbeheer wordt bepaald door de beoogde functie van het bos. Dat is een mix
               van ecologie, recreatie en economie. Of het kappen van hoogwaardige bomen vanuit het
               standpunt van natuurbeheer wenselijk is, is dus afhankelijk van de beoogde functie
               van het bos en het beheer dat daarmee gepaard gaat.
            
Volgens de Nederlandse criteria voor houtige biomassa uit bos voor energietoepassing
               geldt in ieder geval dat in het bosperceel als geheel de biodiversiteit in stand wordt
               gehouden en waar mogelijk wordt versterkt.
            
Vraag 15
            
Erkent u dat dit de business case van houtproductie versterkt in gebieden die eerder onrendabel waren en waarin houtkap
               nu wel rendabel is?
            
Antwoord 15
            
De subsidie heeft uiteraard invloed op de business case, maar wordt eveneens sterk
               bepaald door de lokale omstandigheden zoals het beschikbare volume, afstand tot de
               zagerij of de pelletfabriek, toegankelijkheid en verspreiding van de biomassa, de
               kwaliteit van het hout, ziektedruk in het perceel van herkomst et cetera.
            
Vraag 16
            
Kunt u inzicht geven in hoeverre de business case van nieuwe en meer houtkap beter
               wordt, doordat de vraag naar diverse producten zoals zaagsel en «niet hoogwaardige
               bomen» groter wordt?
            
Antwoord 16
            
Hoogwaardige toepassingen leveren de bosbouwer doorgaans meer op dan laagwaardige
               toepassingen. Zie ook antwoord 6–8.
            
Vraag 17
            
Bent u bekend met het onderzoek «Dutch Wood Pellet Imports. Is Dutch Biomass Burning
               Contributing to Forest Loss in Baltic States?»8
Antwoord 17
            
Ja.
Vraag 18
            
Erkent u dat het rapport nadere en meer actuele feiten en inzichten produceert ten
               aanzien van (1) de toename houtkap in de Baltische landen, (2) de afzwakking van de
               wetgeving voor kap in beschermde gebieden die dan weer verband houdt met deze houtkap,
               (3) het aandeel van de extra houtproductie dat is gebruikt voor extra productie van
               houtpellets, (4) de stijgende export van deze houtpellets en (5) het aandeel van Nederland
               als één van de belangrijke afnemers van deze houtpellets?
            
Antwoord 18
            
Het rapport biedt zeker enige inzichten, maar daarnaast heb ik ook andere bronnen
               tot mijn beschikking, waaronder informatie van de Estse overheid. Hierover heeft mijn
               voorganger u eerder geïnformeerd. Deze informatie sluit niet helemaal op elkaar aan.
            
Daarnaast heb ik begrepen dat er op 7 juli jl. een rapport is gepubliceerd inzake
               «Wood pellet damage – how Dutch government subsidies for Estonian biomass aggravate
               the biodiversity and climate crisis»9, dat SOMO heeft opgesteld in opdracht van Greenpeace Nederland. Zoals aangegeven
               tijdens het notadebat van 7 juli jl. neem ik alle signalen rondom mogelijke misstanden
               serieus. Daarom heb ik de Nederlandse emissieautoriteit verzocht dit rapport te onderzoeken.
               Ik kom hierover in een later stadium bij u terug.
            
Vraag 19
            
Deelt u de zorg die in het rapport wordt uitgesproken dat de toegenomen vraag naar
               en productie van houtpellets in de Baltische landen lijkt bij te dragen aan problematische
               houtkap in de Baltische landen?10 Zo nee, kunt u uitleggen hoe de Nederlandse massale afname van biomassa niet zou
               bijdragen aan een versterkte business case? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen?
            
Antwoord 19
            
Zie antwoord 7 en 8 en 18.
Vraag 20
            
Kunt u aangeven van welke percelen de biomassa afkomstig is, conform de afspraken
               tussen kolenbedrijven en NGOs in hun convenant11 dat duurzaam bosbeheer op perceelniveau door middel van een certificaat moet worden
               aangetoond? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 20
            
De overheid is geen partij in het convenant, dus in die zin kan ik dat niet. De Nederlandse
               regelgeving stelt in geval van bosbiomassa, net als in het convenant, verplicht dat
               het bos zelf gecertificeerd moet zijn. Deze certificering is een voorwaarde voor de
               volgende gecertificeerde marktpartij in de toeleveringsketen om de certificeringsclaim
               te mogen doorgeven. Er kan alleen maar gecertificeerde biomassa uit een keten bij
               de energieproducent aankomen indien alle voorgaande schakels ook correct gecertificeerd
               waren. Op die manier is in principe het certificaat en de claim van de laatste schakel
               voldoende om certificering van de biomassa door eerste schakel te garanderen. Hierop
               is zowel een eerstelijns als tweedelijns controle. Zie verder antwoord 2.
            
Vraag 21
            
Kunt u de certificaten overleggen, eventueel met weglating van wellicht bedrijfsgevoelige
               informatie op een dergelijk certificaat, zodat wel inzichtelijk is van welk perceel
               de biomassa afkomstig is? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 21
            
Nee dat is niet mogelijk. Zie antwoord 20. De claims en bijbehorende leveringsdocumenten
               op individuele leveringen bevatten bijna uitsluitend bedrijfsgevoelige informatie.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
