Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over ‘het niet-indexeren van de kinderbijslag en het feit dat dat honderden miljoenen meer gaat opleveren voor het rijk door de toegenomen inflatie’
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het niet-indexeren van de kinderbijslag en het feit dat dat honderden miljoenen meer gaat opleveren voor het rijk door de toegenomen inflatie (ingezonden 11 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
13 oktober 20210.
Vraag 1
Herinnert u zich dat wetsvoorstel 35 845, «Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de
kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over
2024», de bedragen voor de kinderbijslag niet indexeert in de jaren 2022, 2023 en
deels nog in 2024 om 100 miljoen euro op te halen voor de gestegen informatie- en
communicatietechnologie (ICT)-kosten?
Antwoord 1
Ja. Het genoemde wetsvoorstel levert de dekking voor investeringen in maatwerk en
vakmanschap bij UWV en SVB, voor dienstverlening aan WGA-gerechtigden en onderhoud
en modernisering van ICT en is onderdeel van een pakket aan maatregelen waarvan ook
het reeds door uw Kamer aangenomen wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof deel uit
maakt.
Vraag 2 en 3
Herinnert u zich nog dat ten tijde van het wetsvoorstel de inflatieverwachtingen relatief
laag waren, maar dat de inflatie door onder andere stijgende energieprijzen fors hoger
is de afgelopen maanden?
Is het u opgevallen dat de inflatie in september 2021 al 2,7% bedroeg en dat dat al
ver boven de verwachtingen is waarop dit wetsvoorstel gebaseerd is?
Antwoord 2 en 3
Het basis bedrag kinderbijslag wordt twee keer per jaar geïndexeerd (per 1 januari
en 1 juli). Het extra bedrag kinderbijslagbedrag voor alleenstaanden of eenverdieners
met een zorgintensief kind wordt één keer per jaar geïndexeerd. De indexatie vindt
plaats conform de ontwikkeling van de (afgeleide) consumentenprijsindex (CPI). In
onderstaande tabel is weergegeven wat volgens het CPB de verwachte CPI was ten tijde
van het uitwerken van het wetsvoorstel en wat de verwachte CPI was in de meest recente
raming van het CPB (MEV).
Geraamde CPI ontwikkeling toen en nu.
jan-22
jul-22
jan-23
jul-23
CEP
0,84%
0,82%
0,75%
0,86%
MEV
1,30%
0,20%
1,42%
0,44%
CEP cumulatief
0,84%
1,67%
2,43%
3,31%
MEV cumulatief
1,30%
1,50%
2,94%
3,40%
Te zien is dat de cumulatieve CPI ontwikkeling in de MEV niet heel veel verschilt
van de raming ten tijde van het wetsvoorstel. Wel verschillen de indexaties sterk
per halfjaar, wat ook een effect heeft op de totale dekkingsopbrengst.
De indexatie per 1 januari van een jaar wordt gebaseerd op de ontwikkeling van het
CPI over de maanden mei t/m oktober van het voorafgaande jaar. De indexatie per 1 juli
van een jaar wordt gebaseerd op de ontwikkeling van het CPI over de maanden november
t/m april voorafgaand. Maandelijks wordt door het CBS het verloop van de CPI-index
gepubliceerd. Op dit moment is het voorlopige cijfer van september het meest recente
cijfer dat bekend is. Dit cijfer is 108,94. Het CPI van april 2021 was 107,53. Dit
is een stijging van 1,31%. In de recente MEV was een stijging van 1,30% geraamd per
oktober. Het daadwerkelijk CPI komt daardoor per oktober waarschijnlijk iets hoger
uit dan geraamd bij MEV.
De genoemde 2,7% in de vraagstelling is de jaar-op-jaar mutatie tussen september 2021
en september 2020. Dit is dus niet de indexatie waarop de toekomstige indexatie wordt
bepaald. De stijging van het CPI tussen september 2020 en april 2021 is reeds verwerkt
in de verhoging van de basiskinderbijslagbedragen per 1 juli 2021.
Vraag 4
Klopt het dat indien de inflatie 2,7% blijft (en dat is een conservatieve schatting
want de energieprijzen zijn de afgelopen maand verder gestegen), het niet-indexeren
van de kinderbijslag voor één jaar al 3,7 miljard euro maal 2,7% = 99,9 miljoen euro
structureel oplevert?
Antwoord 4
In het antwoord van vraag 3 is aangegeven dat het indexatiepercentage van 2,7% op
dit moment nog zeer onzeker is. Wel kan er een fictieve doorrekening worden gemaakt
met een dergelijk percentage. Daarbij is van belang dat het basis kinderbijslagbedrag
twee keer per jaar wordt geïndexeerd. Daarom wordt het percentage gesplitst over twee
indexatiemomenten (1 januari 2022 en 1 juli 2022) van beide 1,34% (cumulatief 2,7%).
Op basis van de huidige ramingsinzichten komt de besparing dan uit op circa € 74 miljoen
in 20221 en circa € 100 miljoen in de jaren daarna. Cumulatief over de begrotingshorizon wordt
daarmee circa € 379 miljoen opgehaald. Dit zou onvoldoende zijn voor de dekkingsopgave
omdat de dekking zowel structureel vanaf 2025 € 100 miljoen als cumulatief over de
begrotingshorizon € 400 miljoen moet zijn. Aan de tweede eis wordt in dit voorbeeld
niet voldaan. Een extra besparing in latere jaren zal nodig zijn om tot de benodigde
dekking te komen.
Vraag 5
Klopt het dat bij de huidige inflatie de doelstelling (100 miljoen euro bezuiniging)
al gehaald wordt met één jaar niet-indexeren en dat je met twee jaar niet-indexeren
meer dan het dubbele structureel binnenhaalt?
Antwoord 5
Op dit moment is nog niet bekend met welk indexatiepercentage de kinderbijslag daadwerkelijk
verhoogd zou worden per 2022. Uitgaande van de meest recente cijfers zouden we voor
de indexatie per januari 2022 de verhoging van de CPI tussen april 2021 en het voorlopige
cijfer van september 2021 kunnen hanteren (1,31%). Voor de indexatie per juli 2022
is het meest recente cijfer het cijfer uit de meest recente MEV (0,22%). Dit is onvoldoende
om tot de benodigde dekking te komen. Zie ook het antwoord op vraag 4, waarin het
fictieve voorbeeld van 2,7% over het jaar 2022 wordt aangehouden. De daadwerkelijk
inflatie in het 2e jaar (en daarmee de opbrengst) is pas bekend ten tijde van de daadwerkelijk indexatie.
Op basis van de meest recente MEV is indexatie in januari 2023 1,42% en in juli 2023
0,44%. Hiermee wordt structureel minder dan het dubbele aan dekking opgehaald.
Vraag 6
Wilt u tabel 1 uit de nota naar aanleiding van het verslag2 rapporteren met een inflatie van 3% over de jaren 2021, 2022 en 2023?
Antwoord 6
In antwoord op vraag 4 is aangegeven dat de kinderbijslag twee keer per jaar wordt
geïndexeerd. Omdat gevraagd wordt naar een doorrekening van 3% per jaar, wordt dit
in de berekening gesplitst in een indexatie van de kindbedragen tussen 2022 en 2024
van 1,49% per halfjaar.
Nb. In de vraagstelling wordt gerefereerd aan de 1e tabel uit de nota naar aanleiding van het verslag. Dit is echter een tabel waarin
de investeringen per uitvoerder worden weergegeven. Dit heeft geen betrekking op de
indexatiepercentages. Daarom is aangenomen dat de 2e tabel uit de nota naar aanleiding van het verslag wordt bedoeld.
Kwartaal bedrag AKW met indexatie
Kwartaal bedrag AKW zonder indexatie
0–5 jaar
6–11 jaar
12–17 jaar
0–5 jaar
6–11 jaar
12–17 jaar
Jul ’21
224,87
273,05
321,24
224,87
273,05
321,24
Jan ’22
228,22
277,13
326,03
224,87
273,05
321,24
Jul ’22
231,62
281,26
330,89
224,87
273,05
321,24
Jan ’23
235,07
285,45
335,82
224,87
273,05
321,24
Jul ’23
238,57
289,70
340,82
224,87
273,05
321,24
Jan ’24
242,13
294,02
345,90
228
276,85
325,71
Jul ’24
245,74
298,39
351,05
231,39
280,98
330,56
Vraag 7
Bent u bereid om met een nota van wijziging te komen op dit wetsvoorstel waarmee u
rekening houdt met de hogere inflatie en waardoor het wetsvoorstel niet meer dan 100
miljoen euro structureel oplevert?
Antwoord 7
In het licht van de recente ontwikkelingen, stijgende energieprijzen en daarmee te
verwachten inflatiestijging, heb ik begrip voor uw redenering die uit uw vragen blijkt.
Ik onderschrijf de mogelijkheid van een stijgende inflatie waardoor het kan zijn dat
de niet-indexering van de kinderbijslag uiteindelijk meer opbrengsten genereert dan
geraamd tijdens het opstellen van het wetsvoorstel. Dit is het gevolg van bovengenoemde
rijksbegrotingssystematiek waarbij sprake moet zijn van een structurele, en over de
begrotingshorizon, cumulatieve dekking op basis van de op dat moment geraamde inflatiecijfers.
Bovendien is er nog veel onzekerheid over de daadwerkelijke inflatie in 2021. Het
is daarom niet opportuun om met een nota van wijziging te komen die daarop vooruit
loopt.
Vraag 8
Bent u bereid om gewoon vast te leggen dat er niet geïndexeerd wordt, totdat er cumulatief
voor 2,7% niet geïndexeerd is?
Antwoord 8
Zoals in vraag 4 en 5 is aangegeven, is het indexatie percentage van 2,7% procent
nog onzeker en is niet-indexering van 2,7% ook niet voldoende om tot de benodigde
dekking te komen. Het is dus zowel praktisch als qua dekking niet mogelijk om dit
percentage op voorhand vast te leggen.
Vraag 9
Wilt u uit deze vragen niet de conclusie trekken dat ik het een goed idee vind om
de kinderbijslag uit te hollen omdat de uitvoeringsorganisaties de ICT niet op orde
hebben?
Antwoord 9
Deze conclusie zal ik niet trekken.
Vraag 10
Wilt u de antwoorden (en de nota van wijziging) aan de Kamer doen toekomen voor de
plenaire behandeling van dit wetsvoorstel?
Antwoord 10
De antwoorden op uw vragen doe ik uw Kamer voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel
toekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.