Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de opmars van ondergronds bankieren
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Financiën over de opmars van ondergronds bankieren (ingezonden 8 september 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Financiën (ontvangen 12 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 83.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de extra aandacht van banken voor witwassen
leidt tot een opmars van ondergronds bankieren?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Herkent u het beeld dat ondergronds bankieren toeneemt? Ziet u hierin ook een directe
link met de toegenomen controles bij banken?
Antwoord 2
Het beeld dat ondergronds bankieren toeneemt, wordt herkend. De politie ziet een toename
van de behoefte om crimineel geld via ondergronds bankieren te verplaatsen. Volgens
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft de toename onder meer te maken met strengere controles
door de vergunning houdende banken en strenger toezicht op deze banken en andere financiële
instellingen door DNB; DNB heeft het afgelopen jaar meer meldingen gekregen over ondergronds
bankieren.
Vraag 3
Hoeveel geld gaat volgens u in Nederland om in ondergronds, zogenoemd; «hawala»-bankieren?
Antwoord 3
Er zijn geen exacte cijfers over de omvang van ondergronds bankieren in Nederland.
Doordat het ondergronds plaatsvindt, is de kennis van bedragen die omgaan in het ondergronds
bankieren gebaseerd op individuele opsporingsonderzoeken. Er is geen totaaloverzicht
of totaalbedrag hoeveel er in Nederland om zou gaan.
Vraag 4
Hoeveel geld weet de politie per jaar op te sporen en af te pakken in het ondergronds
bankwezen?
Antwoord 4
Het opsporen en het onderscheppen van contante geldoverdrachten vindt regelmatig plaats.
Op het moment van interveniëren is veelal nog onbekend in welke stadium van het criminele
proces de interventie plaatsvindt. Vanuit de beslagcijfers kan geen sluitende koppeling
gemaakt worden met ondergronds bankieren.
Vraag 5
Heeft de politie voldoende capaciteit en middelen om ondergrondse geldstromen goed
te volgen en ook handhavend op te treden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, wat zijn
dan de knelpunten bij de aanpak?
Antwoord 5
Bij de politie werken hooggekwalificeerde financieel rechercheurs met uitgebreide
kennis van complexe financiële constructies en criminele verdienmodellen. Formatie
en bezetting van financieel rechercheurs zijn in balans.2 Bij met name de aanpak van drugscriminaliteit is in de afgelopen jaren een omslag
ingezet, waarbij steeds meer nadruk komt te liggen op het volgen van criminele geldstromen,
waaronder de stromen die lopen via ondergronds bankieren. Recente interventies (12,5
miljoen euro in één zaak in 2020 en 11,5 miljoen euro in een andere zaak dit jaar)
laten zien dat deze benadering effectief is. Daarnaast participeert de politie in
het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) dat tot doel heeft criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen bloot te leggen.
Internationale verschillen in wetgeving vormen een knelpunt bij de aanpak van ondergronds
bankieren, bijvoorbeeld wanneer de wetgeving in een derde land vereist dat een gronddelict
noodzakelijk is alvorens witwassen strafbaar is gesteld. Dat maakt dan nader onderzoek
naar onderliggende strafbare feiten en complexe rechtshulp nodig. Ook kan het uitmaken
dat een land waarmee de samenwerking wordt gezocht, het rechercheren op criminele
geldstromen minder hoog op de agenda heeft staan.
Vraag 6
Wat wordt in internationaal verband gedaan tegen hawala-bankieren? Bent u bereid in
internationaal verband aandacht te vragen voor dit probleem, zodat geldstromen niet
alleen in beeld zijn, maar ze ook echt kunnen worden aangepakt?
Antwoord 6
Nederland vraagt aandacht voor en is betrokken bij internationale en Europese initiatieven
die als doel hebben het vergroten van kennis over en het optreden tegen ondergronds
bankieren. Dat zal Nederland ook in de toekomst blijven doen. Hierbij merk ik op dat
op internationaal en Europees niveau reeds geruime tijd aandacht is voor (het onderkennen
van) risico’s die gepaard gaan met ondergronds bankieren en daartegen wordt opgetreden.
Zo heeft de Financial Action Task Force (FATF) bijvoorbeeld in 2013 een studie verricht
naar de rol van hawala in het kader van witwassen en terrorismefinanciering. De standaarden
van de FATF worden erkend als internationale norm voor het voorkomen van het gebruik
van het financiële stelsel voor witwassen en de financiering van terrorisme. De landen
die lid zijn van de FATF, waaronder Nederland, worden op basis van deze standaarden
geëvalueerd. In 2021/2022 wordt Nederland door de FATF geëvalueerd.
In de Supranational Risk Assessment (SNRA) van 2017 en 2019 van de Europese Commissie
over witwassen en terrorismefinanciering wordt hawala-bankieren eveneens genoemd.
Overigens is ook op nationaal niveau, in de National Risk Assessments (NRA), ondergronds
bankieren onderkend als een van de grotere risico’s van witwassen en terrorismefinanciering.
Het is ook mede daarom dat het Financieel Expertise Centrum (FEC) aandacht besteed
aan het tegengaan van illegale financiële dienstverleners, dienstverleners die zonder
vergunning actief zijn.
Daarnaast is de aanpak van criminele geldstromen en het afpakken van crimineel vermogen,
mede door Nederlandse inzet, opnieuw geprioriteerd in de nieuwe vierjarige cyclus
van het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT). Binnen
EMPACT, een Europese samenwerkingsstructuur voor opsporing- en handhavingsautoriteiten
voor de aanpak van door de EU geprioriteerde criminaliteitsfenomenen, wordt onder
meer gefocust op ondergronds bankieren. Dit EMPACT draagt bij aan grootschalige Europese
opsporingsonderzoeken en het vergroten van expertise bij en tussen instanties.
Op internationaal niveau vindt samenwerking plaats in opsporingsonderzoeken. Daarnaast
participeert Nederland in samenwerkingsverbanden via internationale organisaties zoals
Europol. Zoals uw Kamer bekend is, zijn bovendien recent met de VAE twee bilaterale
verdragen ondertekend over wederzijdse rechtshulp in strafzaken en uitlevering. De
opsporingsdiensten van beide landen kunnen door de afspraken nog sneller reageren
op elkaars verzoeken en informatie uitwisselen om criminele praktijken op te rollen
en ook kan hierdoor de aanpak van criminele geldstromen gezamenlijk opgepakt worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.