Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over uithuisplaatsing van kinderen van gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de uithuisplaatsing van kinderen van gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire (ingezonden 15 september 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 11 oktober 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 188.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de column van Harriet Duurvoort in de Volkskrant van 9 september
2021?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er gedupeerden zijn van de kinderopvangtoeslagaffaire, waarbij kinderen gedurende die periode uit huis zijn geplaatst? Om hoeveel
kinderen en gezinnen gaat het?
Antwoord 2
Signalen van gedupeerde ouders met uithuisgeplaatste kinderen zijn ons bekend. Wij
vinden het verschrikkelijk als problemen met de kinderopvangtoeslag op welke manier
dan ook een rol hebben gespeeld bij een uithuisplaatsing. Het leed dat ouders en hun
kinderen hebben ervaren door een uithuisplaatsing is onbeschrijfelijk. De verhalen
die wij hierover van ouders hebben gehoord, zijn zeer indringend en raken ons diep.
Het is op dit moment niet bekend hoeveel gezinnen van gedupeerde ouders te maken hebben
(gehad) met een uithuisplaatsing of terugplaatsing. De Uitvoeringsorganisatie Herstel
Toeslagen (UHT) werkt aan het in beeld krijgen van alle kinderen van gedupeerde ouders
in het kader van het programma voor kinderen (programma «Leven op de rit»). Wij verkennen
in samenspraak met het CBS en de VNG de mogelijkheden om inzicht te krijgen in het
aantal kinderen van gedupeerde ouders die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing.
Vraag 3
Bent u van oordeel dat het handelen van de overheid in de kinderopvangtoeslag direct
of indirect kan hebben bijgedragen aan de thuissituatie, waardoor uithuisplaatsing
noodzakelijk werd geacht? Bent u van mening dat deze casussen voorkomen hadden kunnen
worden?
Antwoord 3
Wij onderkennen dat financiële problemen als gevolg van de kinderopvangtoeslag een
stapeling van problemen kan hebben veroorzaakt.
Het is mogelijk dat schulden en/of financiële problemen samen met andere risicofactoren
van negatieve invloed zijn op een gezinssituatie, waardoor een kind onveilig opgroeit.
Hulp en steun aan het gezin kan in dergelijke situaties nodig zijn. Als dit niet tot
een verbetering leidt en het kind onveilig opgroeit, kan een uithuisplaatsing aan
de orde zijn. In dat geval is een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk. Het systeem
van kinderbescherming is met waarborgen omkleed. Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming
(RvdK) en/of Gecertificeerde Instelling (GI) toetst de kinderrechter onafhankelijk
of aan de wettelijke gronden voor een kinderbeschermingsmaatregel is voldaan.
Vraag 4
Klopt het dat hoe langer een kind uit huis is geplaatst, hoe kleiner de kans wordt
dat een kind ooit nog thuis kan opgroeien?
Antwoord 4
Het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel heeft grote gevolgen voor het leven
van een kind en de ouders. In de praktijk geven rechters vaak machtigingen voor een
uithuisplaatsing af voor drie of zes maanden. Het doel is altijd te onderzoeken of
en hoe het kind weer thuis kan opgroeien. Als de jeugdbescherming vindt dat de uithuisplaatsing
verlengd moet worden, dient de jeugdbeschermer hiervoor opnieuw een verzoek in te
dienen bij de kinderrechter. De vraag of een uithuisgeplaatst kind weer terug kan
naar de ouders, wordt per kind en per situatie zorgvuldig gewogen. Daarbij wordt gekeken
naar het recht op bescherming en veiligheid van het kind, het belang van de ouders
en het recht op familieleven. Bij een besluit over de vraag waar het kind uiteindelijk
zal opgroeien, is het belang van het kind steeds leidend. Dit kan zich vertalen in
een stabiele, continue plek bij bijvoorbeeld pleegouders, in het geval de ouders deze
condities niet kunnen bieden. Het kan ook zijn dat terugplaatsing bij ouders wél weer
tot de mogelijkheden behoort. De kinderbeschermingswetgeving schrift sinds 2015 voor
dat een kind niet te lang in onzekerheid mag leven over waar het uiteindelijk zal
opgroeien, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsbehoefte en leeftijd
van een kind.
Vraag 5, 6
Hoeveel tijd of hoeveel jaren zijn deze kinderen van ouders die ook gedupeerden van
de kinderopvangtoeslagaffaire zijn geweest gemiddeld uit huis (geweest)?
Hoeveel kinderen van gedupeerden zijn tot op heden nog steeds uit huis geplaatst,
dan wel bij hoeveel is voogdij permanent overgedragen aan een derde? Hoe beoordeelt
u deze situatie?
Antwoord 5, 6
Het is op dit moment niet bekend hoeveel gezinnen van gedupeerde ouders te maken hebben
(gehad) met een uithuisplaatsing of terugplaatsing. De Uitvoeringsorganisatie Herstel
Toeslagen (UHT) werkt aan het in beeld krijgen van alle kinderen van gedupeerde ouders
in het kader van het programma voor kinderen (programma «Leven op de rit»). Wij verkennen
in samenspraak met het CBS en de VNG de mogelijkheden om inzicht te krijgen in het
aantal kinderen van gedupeerde ouders die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing.
Vraag 7
Met welk perspectief zijn deze kinderen uit huis geplaatst? Is er actief gewerkt aan
de terugplaatsing naar huis? Hoe schat u in dat passende hulp is geboden aan ouders
en kinderen, zodat kinderen binnen afzienbare termijn weer thuis konden wonen?
Antwoord 7
Gedurende de ondertoezichtstelling en eventuele uithuisplaatsing van een kind is het
doel altijd te onderzoeken of herstel van de gezinssituatie mogelijk is. Bij een besluit
over de vraag waar het kind uiteindelijk zal opgroeien, is het belang van het kind
steeds leidend. Deze afweging wordt van geval tot geval gemaakt.
De Gecertificeerde Instelling (GI) bekijkt per geval welke zorg en ondersteuning geboden
kan worden om de situatie in het gezin te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld gaan om
inzet van GGZ om problematiek van ouders te behandelen of om intensieve gezinshulp.
Ik beschik niet over informatie over de onderhavige casussen en kan derhalve niet
inschatten of sprake is geweest van hulp aan ouders en kinderen. Wij vragen ouders
om zich bij de gemeenten te melden als zij vragen hebben over de uithuisplaatsing
van hun kind(eren) en deze opnieuw beoordeeld willen zien. Via de gemeenten kan dan
bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om perspectief op terugkeer naar huis te
ontwikkelen. In geval van een gedwongen uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling
zal de rechter hierover moeten beslissen.
Vraag 8
Heeft u contact met de ouders en kinderen die het betreft? Bent u bereid om met hen
in gesprek te gaan? Waar kunnen zij zich melden? Welke gevolgen heeft de bekendwording
van de kinderopvangtoeslagaffaire voor de uithuisplaatsingen? Hoe heeft u de afgelopen
periode ouders bijgestaan tijdens familiezittingen waarbij het om kinderen ging waar
het de vraag was of zij thuis konden blijven?
Antwoord 8
De lijn is dat Staatssecretaris Toeslagen en Douane regelmatig contact heeft met gedupeerde
ouders en kinderen, getroffen door de problemen met de kinderopvangtoeslag. Zij heeft
ook contact gehad met gedupeerde ouders die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsingen.
Hun verhalen raken haar diep. Zij blijft deze gesprekken voeren en zij houdt hierover
met mij contact. Ouders die met haar in gesprek willen gaan, kunnen zich melden bij
hun persoonlijk zaakbehandelaar of het Serviceteam op telefoonnummer 0800-2 358 358 (gratis). Het kan zijn dat het even duurt voor ouders een uitnodiging
ontvangen, omdat er nog ouders wachten op een gesprek. Ouders kunnen zich ook melden
bij de gemeente.
De bekendwording van de problemen met de kinderopvangtoeslag heeft niet rechtstreeks
invloed op (het terugdraaien van) uithuisplaatsingen. Een uithuisplaatsing is altijd
een ultimum remedium en met waarborgen omkleed. Ouders kunnen bijstand bij familiezittingen
inschakelen, al dan niet op toevoeging. Gemeenten kunnen ouders op dit moment ondersteunen
vanuit de brede hulp bij het leggen van contact naar de GI. Zo kan in overleg de uithuisplaatsing
opnieuw worden beoordeeld, binnen de context van de hersteloperatie. In geval van
een gedwongen uithuisplaatsing zal de rechter zich moeten buigen over de zaak en moeten
beslissen wat in het belang van het kind is.
Voor klachten, vragen of advies over de jeugdhulp kunnen kinderen en ouders contact
zoeken met het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), de vertrouwenspersonen in
de jeugdhulp. Dit kan via het telefoonnummer 088 555 1000, of via de chat op www.akj.nl of per e-mail: info@akj.nl. Als er zaken in de hulpverlening niet goed lopen, kan
de vertrouwenspersoon daarbij helpen. Niet door het zelf op te lossen, maar door samen
met het kind, de jongeren en of de ouder(s) de oplossing te vinden.
Vraag 9
Bent u van plan om een oplossing te vinden voor deze ouders en kinderen? Wat is daarvoor
wat u betreft nodig?
Antwoord 9
Wij zetten alles op alles om de gedupeerde ouders en hun gezin zo goed mogelijk op
weg te helpen. Alle betrokken partijen, zowel binnen de hersteloperatie alsook binnen
de reguliere hulpverlening, werken daar met volle inzet aan.
Indien ouders ingaan op het hulpaanbod vanuit de gemeente, wordt samen gekeken op
vijf leefgebieden: hulp bij schulden, gezondheid, werk of dagbesteding, gezin en wonen.
De medewerkers die ondersteuning bieden staan dichtbij deze gezinnen. Gemeenten zijn
ruimhartig in hun dienstverlening aan (mogelijk) gedupeerde ouders, ook aan hen die
te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing.
Het is van groot belang dat gezinnen die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing
weten waar zij terecht kunnen met vragen en dat zij adequaat worden geholpen. De gemeente
is daarvoor de eerste ingang voor een gezin. Dit betekent dat de gemeente op verzoek
van en in overleg met ouder(s) en kind kijkt of herstel van de gezinssituatie gewenst
en mogelijk is. Op welke wijze dit zal plaatsvinden en hoe de gemeente hierin zal
ondersteunen en hoe de andere partijen betrokken worden, wordt de komende weken nader
vormgegeven. De uitwerking van deze route moet zorgvuldig gebeuren, zodat ouders weten
waar ze aan toe zijn. De VNG en het Rijk ondersteunen gemeenten en jeugdzorginstellingen
bij het maken van deze uitwerking. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd.
Wij blijven als Rijk samen met ouders, kinderen, gemeenten, professionals en andere
betrokkenen de mogelijkheden onderzoeken hoe we voor deze ouders en kinderen optimaal
herstel kunnen bieden.
Vraag 10
Wilt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 10
Dit is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.