Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over de manier waarop verder uitvoering gegeven wordt aan de motie-Belhaj en het beleid ten aanzien van Afghaanse vluchtelingen en ontheemden
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de manier waarop verder uitvoering gegeven wordt aan de motie-Belhaj en het beleid ten aanzien van Afghaanse vluchtelingen en ontheemden (ingezonden 23 september 2021).
Antwoord van Minister Knapen (Buitenlandse Zaken), Minister Kamp (Defensie) en Staatssecretaris
Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 oktober 2021).
Vraag 1
Op welke manier beoordeelt u of verzoekers die een e-mail hebben gestuurd naar het
speciale adres van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vallen onder de categorieën
waar de motie-Belhaj c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 788) op doelt? Welke criteria gebruikt u bij die beoordeling? Bent u momenteel ook daadwerkelijk
bezig de vele duizenden e-mails die binnen zijn gekomen te doorzoeken op mensen die
onder die categorieën uit de genoemde motie vallen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Zoals in de Kamerbrief d.d. 11 oktober jl. weergegeven, levert het kabinet een bijzondere
inspanning om die personen bij te staan van wie in de evacuatiefase, binnen de mogelijkheden
die er in het korte tijdsbestek waren, kon worden vastgesteld dat zij voor evacuatie
in aanmerking kwamen en die daarom zijn opgeroepen voor evacuatie. Het kabinet wil
daarnaast een speciale voorziening treffen voor twee bijzondere groepen om overkomst
naar Nederland te faciliteren. Het gaat hierbij om medewerkers (en hun kerngezinnen)
van een ten laste van de BZ/BHOS-begroting gefinancierd project op het gebied van
sociale vooruitgang, vrede en veiligheid of duurzame ontwikkeling. Voor Defensie en
JenV gaat het daarnaast om personen (en hun kerngezin) die in de afgelopen twintig
jaar hebben gewerkt voor Defensie of EUPOL in Afghanistan in een voor het publiek
zichtbare functie. In de Kamerbrief van 11 oktober is de Kamer nader over deze twee
groepen geïnformeerd.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 14 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 808) is de speciale mailbox kabul@minbuza.nl op 17 september jl. gesloten.
Ongeveer 35.000 van de e-mails die zijn ontvangen op dit e-mailadres bleken na eerste
lezing betrekking te hebben op de motie-Belhaj c.s. Teruggebracht naar unieke e-mailadressen
gaat het om circa 20.000 adressen. Veel e-mails hebben betrekking op meerdere personen,
vaak gaat het om gezinnen. De informatie in de e-mails is in veel gevallen dermate
onvolledig dat het onmogelijk is het hulpverzoek op zijn merites te beoordelen of
zelfs maar de identiteit van de afzender vast te stellen.
Berichten die betrekking hebben op tolken en personen die hoog profiel werkzaamheden
voor Nederland in een internationale militaire of politiemissie hebben uitgevoerd,
zijn apart genomen. Datzelfde geldt voor berichten die betrekking hebben op Nederlanders
en personen met een verblijfrecht in Nederland. De overige berichten zijn opgenomen
in de eerder aangekondigde database. Conform de motie-Belhaj c.s. worden de doelgroepen
als beschreven in de motie aangemerkt als risicogroep binnen het Nederlands asielbeleid.
Momenteel wordt de Vreemdelingencirculaire hierop aangepast. Bij een eventuele asielaanvraag
in Nederland kan de IND op verzoek en met toestemming van de aanvrager toegang krijgen
tot relevante informatie in die database. Alle personen die een bericht hebben gestuurd
naar kabul@minbuza.nl zullen hierover per e-mail worden geïnformeerd.
Vraag 2
Op welke manier volgt de opmerking «Het gaat om acute en schrijnende gevallen» in
de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (27 925, nr. 841) uit het naar letter en geest uitvoeren van de genoemde motie-Belhaj c.s.? Hoe verhoudt
zich deze opmerking tot letter en geest van deze motie?
Antwoord 2
In de evacuatiefase is in een zeer complexe situatie onder steeds grotere druk en
steeds grimmiger omstandigheden alles op alles gezet om zoveel mogelijk Afghanen die
voor Nederland of in het kader van de Nederlandse bijdragen aan internationale militaire
of politiemissies hebben gewerkt en daardoor een verhoogd risico lopen, zo snel mogelijk
te evacueren. In deze fase van de crisis was sprake van een race tegen de klok; met
de sluiting van het vliegveld zouden verdere evacuaties onmogelijk worden. In dat
licht moesten mensen geëvacueerd worden zonder dat er ruimte was voor een uitgebreide
screening, documentenonderzoek en moest snel besloten worden. Met de grote hoeveelheid
aanvragen is in deze complexe situatie de aandacht met name uitgegaan naar acute en
schrijnende gevallen. Daarbij moest veelal vertrouwd worden op informatie van referenten,
zoals nieuws- en ontwikkelingsorganisaties in Nederland.
Vraag 3
Kunnen mensen uit de categorieën waar de motie-Belhaj c.s. op doelt, die niet tijdig
zijn geëvacueerd, maar zelf over land naar de buurlanden zijn gevlucht, bij een Nederlandse
diplomatieke vertegenwoordiging terecht om daar duidelijk te maken dat zij onder de
genoemde categorieën vallen en om daar de bescherming van Nederland in te roepen?
Bent u het met ons eens dat mensen uit deze specifieke groep hiertoe de mogelijkheid
geboden zou dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zoals in de Kamerbrief d.d. 11 oktober jl. weergegeven, blijft het kabinet zich actief
inspannen om ook de komende periode mensen die daarvoor in aanmerking komen uit Afghanistan
of via de buurlanden naar Nederland over te brengen. Indien mensen uit deze groep
zich wenden tot Nederlandse ambassades of consulaten in omringende landen krijgen
zij ondersteuning. Er wordt voor zover mogelijk actief contact onderhouden met deze
groepen mensen.
Het kabinet wil daarnaast een speciale voorziening treffen voor twee bijzondere groepen
om overkomst naar Nederland te faciliteren. De criteria en werkwijze voor deze groepen
vindt u in de brief die de Kamer op 11 oktober toegekomen is.
Vraag 4
Is het mogelijk dat u bij de Nederlandse organisaties die in Afghanistan actief zijn
(geweest) lijsten opvraagt van Afghanen die voor hen gewerkt hebben en aan de hand
daarvan bepaalt wie daarvan volgens de motie-Belhaj c.s. bescherming verdienen?1 Zo nee, waarom niet? Zou het resultaat van deze inventarisatie vergeleken kunnen
worden met de hulpverzoeken uit de duizenden e-mails die binnen zijn gekomen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
In de evacuatiefase is nauw contact onderhouden met Nederlandse NGO’s die lijsten
overlegden van medewerkers en contacten die met prioriteit geëvacueerd dienden te
worden. Als gevolg daarvan zijn onder hoge tijdsdruk onder anderen circa veertig mensenrechtenverdedigers
(onder wie enkele vrouwenrechtenverdedigers), circa 125 NGO-medewerkers en circa negentig
personen die met Nederlandse media hadden gewerkt, geëvacueerd, zoals bericht in de
Kamerbrief van 14 september (Kamerstuk 27 925, nr. 808).
Voor de verdere samenwerking met Nederlandse hulporganisaties voor wat betreft de
speciale regeling om overkomst naar Nederland te faciliteren voor een aantal bijzondere
groepen verwijzen wij u naar de Kamerbrief die de Kamer op 11 oktober toegegaan is.
Vraag 5
Wat is er uit het eerder door de premier aangekondigde overleg2 gekomen van Nederland met onder meer Engeland, Frankrijk en Duitsland over de vraag
wat gezamenlijk kan worden gedaan voor Afghanen die voor landen uit de internationale
coalitie hebben gewerkt en die niet geëvacueerd zijn? Kan gezamenlijk met onder meer
deze landen aan een lijst gewerkt worden van die mensen die gevaar lopen als gevolg
van hun werk voor buitenlandse troepen of organisaties? Zo nee, waarom niet? Bent
u het ermee eens dat deze mensen een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn voor landen
van de internationale coalitie? Zo ja, hoe vindt u dat Nederland vorm zou moeten geven
aan die verantwoordelijkheid?
Antwoord 5
De diplomatieke gesprekken met de genoemde landen – en andere gelijkgezinde landen –
zijn in volle gang. Veel landen staan voor vergelijkbare uitdagingen als Nederland.
Inzet is om zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken.
Zoals aan de Kamer gemeld in de brief van 14 september jl. wordt ook samen met andere
NAVO-bondgenoten gewerkt om Afghaanse oud-werknemers en lokale dienstverleners van
de internationale coalitie en hun gezinsleden op vrijwillige basis te hervestigen
in NAVO-landen. Het lokale personeel dat geëvacueerd is en waar nog geen hervestiging
voor geregeld is wordt opgevangen in tijdelijke opvanglocaties in Kosovo en Polen.
Ook Nederland wil als deel van fair share binnen NAVO zijn aandeel nemen bij de opvang
van Afghanen uit deze groep door 42 mensen op te nemen.
Vraag 6
Bent u van mening dat de manier waarop Nederland verantwoording neemt voor mensen
die als gevolg van hun werk voor Nederland gevaar lopen, ook op de lange termijn van
invloed is op de manier waarop Nederland deel kan nemen aan internationale militaire
missies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dit voor het optreden in deze kwestie
nu?
Antwoord 6
Zoals tijdens debat op 15 september jl. door de Minister van Defensie gezegd, moet
voorafgaand aan een militaire of politiemissie worden nagedacht over de verantwoordelijkheid
die Nederland heeft voor de lokale medewerkers. Daarbij hoort goede registratie.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte welke maatschappelijke organisaties nog steeds in Afghanistan
aanwezig zijn en daar werken op het gebied van ontwikkeling en/of noodhulp? Bent u
in staat deze organisaties ook onder de huidige omstandigheden te ondersteunen? Zo
ja, hoe? Zijn deze organisaties onder de huidige omstandigheden nog in staat ontheemden
te ondersteunen, onder wie mogelijk ook mensen waar de genoemde motie-Belhaj c.s.
op doelt?
Antwoord 7
Voorafgaand aan de machtsovername door de Taliban steunde Nederland een aantal maatschappelijke
organisaties die zich bezighielden met een breed scala aan ontwikkelingsactiviteiten.
Sinds de machtsovername door de Taliban onderhoudt het kabinet nauw contact met deze
organisaties. Hoewel de bezetting per organisatie en per week verschilt, heeft het
kabinet in beeld welke organisaties nog stafleden in Afghanistan hebben. Momenteel
inventariseert het kabinet samen met de betreffende organisaties welke ontwikkelingsprogramma’s,
eventueel onder nieuwe voorwaarden en in aangepaste vorm, doorgang kunnen vinden in
de nieuwe politieke situatie in Afghanistan. Het kabinet zal de Kamer hierover nader
schriftelijk informeren.
Vrijwel alle noodhulporganisaties hebben hun activiteiten in Afghanistan voortgezet
en het kabinet blijft het werk dat zij doen voor de bevolking van Afghanistan steunen.
Het kabinet heeft daarom 20 miljoen euro toegezegd voor het bieden van humanitaire
hulp, te besteden via het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN. Dit, evenals de
ongeoormerkte bijdragen aan VN noodhulporganisaties en het Rode Kruis, stelt humanitaire
hulporganisaties in staat om humanitaire hulp te blijven verlenen aan Afghanen in
nood, waaronder ook intern ontheemden. Humanitaire hulp wordt altijd geboden volgens
de principes van neutraliteit en onafhankelijkheid.
Vraag 8
Kunt u aangeven of alle lidstaten van de Europese Unie een moratorium op het uitzetten
van Afghaanse vluchtelingen hebben? Geldt dit bijvoorbeeld ook voor Kroatië?
Antwoord 8
In hoeverre in andere EU-lidstaten een besluit- en vertrekmoratorium is ingesteld
zoals in Nederland, heeft het kabinet op deze korte termijn niet precies kunnen achterhalen.
Wel is bekend dat verschillende EU-lidstaten momenteel geen (negatieve) beslissingen
nemen. Voor zover bekend worden door de EU-lidstaten op dit moment ook geen personen
teruggestuurd naar Afghanistan.
Vraag 9
Worden er sinds 15 augustus nog Afghaanse asielzoekers met een Dublin-claim voor Kroatië
daadwerkelijk aan dat land overgedragen? Bent u er overigens zeker van dat Dublin-claimanten
in Kroatië feitelijk toegelaten worden tot de asielprocedure en dat zij feitelijk
de opvang krijgen zoals die volgens EU-regels is voorgeschreven? Zo ja, kunt u dit
onderbouwen?
Antwoord 9
Er bestaan op dit moment geen specifieke belemmeringen voor Dublinoverdrachten aan
Kroatië. Daaronder kunnen zich dus ook Afghaanse asielzoekers bevinden. Uit het meest
recente AIDA-rapport van december 20203 blijkt dat Dublin terugkeerders in beginsel geen belemmeringen ondervinden in de
toegang tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Kroatië. Het kabinet wijst
in dit kader ook op de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State van 19 juli 20214 waarin is overwogen dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
kan worden uitgegaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H.G.J. Kamp, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.