Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over mislukte veenvorming in het Wierdense Veld
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over mislukte veenvorming in het Wierdense Veld (ingezonden 8 september 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 8 oktober
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek dat de provincie Overijssel de onderbouwing van de
consequenties van een beoogd maatregelenpakket met betrekking tot hoogveengebied Wierdense
Veld niet heeft afgerond toen de tussentijdse resultaten uitwezen dat de doelen daarmee
niet zullen worden gehaald?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met de bewering van Stichting AgriFacts, maar het tegendeel blijkt waar
te zijn: de eindconcepten van het in opdracht van LTO Noord uitgevoerde onderzoeken
lieten zien dat de doelen juist wel gehaald kunnen worden, zij het met fors meer impact
op de omgeving dan eerder voorzien. In de Bestuurlijke Adviescommissie voor het Wierdense
Veld zijn de bevindingen onderschreven; deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers
van LTO Noord, Landschap Overijssel, het waterschap, Vitens, de gemeenten Wierden
en Hellendoorn en de provincie Overijssel. Door het stil leggen van het gebiedsproces
in het najaar van 2019 zijn de onderzoeksrapporten weliswaar nog niet van het stempel
«definitief» voorzien, maar dat had niets te maken met de inhoud van die rapporten.
Recent hebben gedeputeerde staten van Overijssel besloten het gebiedsproces te hervatten.
Hierbij wordt voortgebouwd op de resultaten van de onderzoeken.
Vraag 2
Bent u bekend met de bevinding dat op de locatie waar een miniem perceel «actief hoogveen»
staat ingetekend geen hoogveen werd aangetroffen, terwijl de ontwikkeling van «herstellend
hoogveen» in veruit het grootste deel van het gebied in geen geval reëel lijkt?
Antwoord 2
Ik ben bekend met de bewering, maar van een bevinding is geen sprake. Zoals ik op
7 september jl. heb geantwoord op schriftelijke vragen van de PVV-fractie (2021D32304) is in opdracht van het Ministerie van LNV eerder dit jaar door hoogveendeskundigen
in het Wierdense Veld de locatie met «actief hoogveen» opnieuw beoordeeld en ingemeten.
Evenmin is de bewering juist dat de ontwikkeling van «herstellend hoogveen» in veruit
het grootste deel van het gebied in geen geval reëel lijkt. Dit habitattype is reeds
over een groot deel van het gebied aanwezig en hoeft dus niet ontwikkeld te worden.
Het ontwikkelen van het type buiten het huidige voorkomen is overigens ook geen onderdeel
van de instandhoudingsdoelstelling, want die doelstelling omvat alleen kwaliteitsverbetering
van de bestaande oppervlakte.
Vraag 3
Kunt u de constatering bevestigen dat er geen studie beschikbaar is waaruit blijkt
dat het zogenaamde veenvormend vermogen in de gekarteerde 383 hectares van het Wierdense
Veld naar verwachting binnen dertig jaar, dus voor 2030 gerekend na twintig jaar herstelmaatregelen,
is hersteld?2
Antwoord 3
De basis voor de conclusie dat «herstellend hoogveen» met een oppervlakte van 383
ha aanwezig is, is gelegd in het rapport «Kartering van de habitattypen Actieve en
Herstellende hoogvenen in Nederland» (Jansen e.a., 2013). In dat rapport is uitgelegd
waarom en in hoeverre voor de bestaande kwalificerende vegetatie geldt dat deze in
30 jaar verbeterbaar is, mits de noodzakelijke herstelmaatregelen worden getroffen.
Met «verbeterbaar» wordt verwezen naar wat in de Habitatrichtlijn wordt verstaan onder
«Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is» (zoals de officiële
naam luidt van H7120). Uit die naam blijkt dat niet hoeft te worden aangetoond dát
het aangetaste hoogveen binnen 30 jaar is hersteld, maar alleen dat het die potentie
heeft. Het hangt af van het moment van het daadwerkelijk uitvoeren van alle benodigde
maatregelen wat 30 jaar concreet betekent. Het jaar 2030 is dus niet bepalend, vooral
niet omdat tot nog toe slechts een deel van de benodigde maatregelen daadwerkelijk
is uitgevoerd.
Overigens hebben op 22 september jl. Provinciale staten van Overijssel ingestemd met
de uitvoering van deze benodigde maatregelen.
Vraag 4
Onderkent u dat Nederland een andere definitie voor herstellend hoogveen hanteert
dan voorgeschreven door de Europese Commissie, waarbij de harde termijn van dertig
jaar voor redelijkerwijze veenvorming ten onrechte is weggelaten?
Antwoord 4
In het Profielendocument uit 2009 is de Europese definitie («there is a reasonable
expectation of reestablishing vegetation with peat-forming capability within 30 years»)
praktisch vertaald. In de EU-definitie staat namelijk niet welke vegetatie tot veenvorming
in staat is en wat die veenvorming precies inhoudt. Die praktische vertaling is in
samenwerking met hoogveendeskundigen tot stand gekomen. Eerst is onderscheid gemaakt
tussen het al dan niet voorkomen van hoogveenvegetatie op onveraarde veengronden (zo
ja: dan is hoogveenherstel binnen 30 jaar een redelijke verwachting). Vervolgens is
onderscheid gemaakt tussen vegetaties met een goede en een matige kwaliteit (is de
kwaliteit goed, dan is eveneens hoogveenherstel binnen 30 jaar een redelijke verwachting;
is de kwaliteit matig, dan moet er nader onderzoek op locatie gedaan worden naar de
herstelbaarheid). De termijn van 30 jaar staat dus nog steeds in de definitie van
H7120; van weglaten is daarom geen sprake.
Vraag 5
Ziet u in dat de maatregelen in het Wierdense Veld een miljoenenverspilling zijn en
een typisch voorbeeld van Natura 2000-beleid waarin Nederland doelen nastreeft op
een wijze die strenger is dan de Europese Commissie voorschrijft en die alleen op
papier haalbaar zijn?
Antwoord 5
Uit bovenstaande antwoorden blijkt dat hier geen sprake van is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.