Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over de verslechterde situatie van vluchtelingen in Griekenland
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de verslechterde situatie van vluchtelingen in Griekenland (ingezonden 29 juli 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 7 oktober
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3747.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de twee uitspraken van de Raad van State van 28 juli over het
terugsturen van vluchtelingen naar Griekenland.1 2
Antwoord 1
In de in uw vraag genoemde uitspraken overweegt de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat uit de beschikbare informatie het beeld
naar voren komt dat de Griekse autoriteiten, ondersteund door verschillende ngo's,
weliswaar niet onverschillig staan tegenover de situatie van statushouders, maar dat
zij in de praktijk vaak niet kunnen voorkomen dat statushouders in een situatie terecht
komen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen,
eten en zich wassen. De Afdeling concludeert dat onvoldoende is gemotiveerd dat ten
aanzien van Griekenland kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
en dat de leefomstandigheden van statushouders bij terugkeer naar Griekenland niet
de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid (materiële deprivatie) bereiken als
bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019
(het arrest Ibrahim). In mijn brief van 30 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de gevolgen van deze uitspraken voor vreemdelingen die in Nederland asiel aanvragen,
maar al internationale bescherming hebben in Griekenland.
Vraag 2
Waarom heeft u het zo ver laten komen dat de Raad van State uw beleid moet corrigeren?
Antwoord 2
De Afdeling constateert een motiveringsgebrek ten aanzien van het kunnen uitgaan van
het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eerder, met name in een uitspraak van 30 mei
2018, oordeelde de Afdeling dat de situatie in Griekenland voor statushouders moeilijk
is, maar niet zo slecht dat zij niet naar dat land konden terugkeren.3 Door nieuwe ontwikkelingen komt de Afdeling nu, in de twee uitspraken van 28 juli
2021, tot een ander oordeel. Daarbij heeft zij actuele informatie en rapporten van
verschillende partijen, waaronder ngo’s, over de situatie in Griekenland voor statushouders
betrokken.
Uit die beschikbare informatie komt onder meer het beeld naar voren dat een verslechterde
situatie voor statushouders in Griekenland is ontstaan door de Griekse wetswijziging
van maart 2020. Die wetswijziging heeft tot gevolg dat de periode waarbinnen een statushouder
de opvang voor asielzoekers moet verlaten en een zelfstandige woonruimte moet vinden,
is teruggebracht van zes maanden naar één maand. De wetswijziging ging bovendien gepaard
met een significante toename van het aantal positieve beslissingen op asielaanvragen,
wat de druk op de beschikbare voorzieningen in Griekenland nog verder deed toenemen.
De situatie van statushouders in Griekenland dient door mij nader te worden onderzocht
en beoordeeld. Om een volledig en actueel beeld te krijgen van de situatie voor terugkerende
statushouders naar Griekenland, zet ik in op een feitenonderzoek.
Vraag 3
Hoe kan het dat u de Kamer heeft voorgehouden dat de situatie in Griekenland verbetert,
terwijl de Raad van State het tegenovergestelde concludeert?
Antwoord 3
Uw Kamer is meermaals geïnformeerd over de situatie in Griekenland. Daarbij is met
name ingegaan op de situatie van asielzoekers die is verbeterd. In het bijzonder voor
wat betreft de opvang van asielzoekers en irreguliere migranten op de Griekse eilanden.4 Ten aanzien van de Griekse statushouders bent u onder meer op 1 februari jl. per
brief geïnformeerd over de uitvoering van het Nederlandse terugkeerbeleid.5 Daarin beschreef ik dat de IND, en eventueel de rechter in beroep, destijds heeft
geoordeeld dat terugkeer van statushouders naar Griekenland niet in strijd is met
artikel 3 van het EVRM. In deze beantwoording heb ik niet uitgeweid over de situatie
van deze groep in Griekenland. Enkele maanden later – in mijn brief van 25 juni jl.
– heb ik de integratie van statushouders genoemd als een punt van zorg.6
Vraag 4
Wat onderneemt u in Europees verband om de situatie in Griekenland te verbeteren?
Antwoord 4
Over de inzet van het kabinet ten aanzien van de situatie van asielzoekers en irreguliere
migranten in Griekenland, is uw Kamer uitvoerig geïnformeerd. Specifiek ten aanzien
van de problematiek van secundaire migratie als gevolg van doorreizende statushouders
vanuit Griekenland heb ik reeds samen met enkele andere lidstaten bij de Europese
Commissie aangedrongen op het vinden van oplossingen voor deze groep.7 Onderdeel daarvan zou aanvullende integratiesteun kunnen zijn. Daarbij zal rekening
moeten worden gehouden met de voorzieningen die de Griekse overheid ook aan eigen
onderdanen biedt. Wat mij betreft is dat echter niet voldoende en biedt dat geen oplossing
op de korte termijn. Samen met mijn collega’s zal ik dan ook blijven aandringen op
aanvullende maatregelen. Hierover vindt overleg plaats met onze Europese partners.
Het uitgangspunt is dat statushouders dezelfde rechten en toegang tot werk, onderwijs,
gezondheidszorg, huisvesting en sociale voorzieningen moeten hebben als de onderdanen
van een land waar zij die bescherming genieten.
Vraag 5
Bent u bereid op korte termijn met uw ambtsgenoot in Griekenland in gesprek te gaan?
Antwoord 5
Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer naar het verslag van mijn bezoek aan Griekenland.
Over deze specifieke problematiek heb ik ook toen met mijn Griekse ambtsgenoot gesproken.
Wij hebben afgesproken onze nauwe samenwerking en dialoog over de verschillende onderwerpen
voort te zetten.8
Vraag 6
Deelt u de mening dat de opvang van vluchtelingen een gedeelde Europese verantwoordelijkheid
is en dat alle lidstaten hun eerlijke deel daarvan moeten opvangen?
Antwoord 6
Het kabinet is voorstander van een solidariteitsmechanisme dat een eerlijke verdeling
van solidariteit en verantwoordelijkheid garandeert tussen Lidstaten, daaronder begrepen
herplaatsing op basis van objectieve criteria. Hierop wordt ook ingezet bij de onderhandelingen
over de Commissievoorstellen van 23 september 2020 op het gebied van asiel en migratie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.