Brief Algemene Rekenkamer : Aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het gemeentefonds en het provinciefonds
35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022
35 925
B
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022
35 925
C
Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2022
Nr. 8
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2021
De begroting geeft budgettaire kaders voor de ontvangsten, uitgaven en verplichtingen
voor het komende jaar weer. Een goede begroting legt de basis voor een goede verantwoording.
En die verantwoording is vervolgens weer de basis voor de begroting van het volgende
jaar.
Met deze brief ontvangt u enkele aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2022 (begrotingshoofdstuk
VII) van het Ministerie van BZK (Kamerstuk 35 925 VII) die de Tweede Kamer kan gebruiken bij de begrotingsbehandeling. Deze aandachtspunten
zijn gebaseerd op ons onderzoek van de laatste jaren. Ook gaan we kort in op de ontwerpbegrotingen
van het gemeentefonds (hoofdstuk B) (Kamerstuk 35 925 B) en provinciefonds (hoofdstuk C) (Kamerstuk 35 925 C). De begroting voor hoofdstuk VII omvat € 8 miljard aan uitgaven, € 7,8 miljard aan
verplichtingen en € 1,1 miljard aan geraamde ontvangsten. In de begrotingen voor het
gemeente- en het provinciefonds bedragen de verplichtingen, uitgaven en inkomsten
respectievelijk € 34,1 miljard (B), en € 2,4 miljard (C).
Met onze webpublicatie Coronarekening brengen we in kaart welke steunmaatregelen door het kabinet zijn getroffen, voor
welk begroot bedrag, voor wie ze zijn bedoeld, door wie ze worden uitgevoerd en wat
bekend is over de resultaten ervan. Via het bijbehorende dashboard vindt u gedetailleerde
informatie over de getroffen steunmaatregelen. Voor hoofdstuk VII gaat het om 0.1
miljard euro die in het kader van de economische recessie is gereserveerd om door
te bouwen tijdens de crisis. Dit heeft relatief weinig impact op de begroting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beleidsmatig verantwoordelijk
voor 11 fiscale regelingen die volgens de Miljoenennota 2022 (Kamerstuk 35 925, nrs. 1 en 2) tot een begrote belastingderving leiden van in totaal € 10,5 miljard. Veruit de
grootste fiscale regeling is daarbinnen de hypotheekrenteaftrek (€ 8,8 miljard). Fiscale
regelingen vormen geen onderdeel van de begroting van een ministerie omdat het geen
uitgaven zijn, maar leiden wel tot minder belastingontvangsten. Dit is zichtbaar via
de Miljoenennota.
Wij gaan in op enkele aandachtspunten voortkomend uit onze onderzoeken die relevant
kunnen zijn voor de begrotingsbehandeling dit najaar, te weten:
• Aandacht voor uitvoering publieke taakuitvoering AIVD
• Coördinerende verantwoordelijkheid IT
• Hersteloperatie Groningen
• Onderzoek meerjarenramingen en informatiewaarde begrotingen
We sluiten deze brief af met een vermelding van nog te publiceren onderzoek van de
Algemene Rekenkamer op het terrein van de Minister van BZK.
Aandacht voor uitvoering van publieke taakuitvoering AIVD (beleidsprioriteiten en
beleidsartikel 2)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor
de taakuitvoering van de AIVD, die de nationale veiligheid beschermt door dreigingen,
(internationale) politieke ontwikkelingen en risico’s te analyseren.1 Op 22 april 2021 publiceerden we het rapport Slagkracht AIVD en MIVD (Kamerstuk
29 924, nr. 210
). Op verzoek van de Ministers van BZK en van Defensie deden we onderzoek naar de mogelijke
effecten van de implementatie van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
2017 (Wiv 2017) op de operationele slagkracht van de AIVD en MIVD.
Uit ons onderzoek blijkt dat er bij de voorbereiding en uitvoering van de Wiv 2017
te weinig oog was voor de uitvoering van de wet door beide diensten. Snelheid ging
boven inhoud. Er was onvoldoende oog voor de financiële consequenties en effecten
op de regeldruk en gevolgen voor de bedrijfsvoering van de diensten waren niet in
kaart gebracht. Ook was er te weinig budget ter beschikking gesteld om de Wiv 2017
te implementeren. We hebben vastgesteld dat nieuwe waarborgen ter bescherming van
de privacy van burgers – in ruil voor nieuwe bevoegdheden voor de diensten – extra
activiteiten en daarmee extra capaciteit vragen. Daardoor resteert minder tijd voor
onderzoek doen in het belang van de nationale veiligheid. Operationele slagkracht
en toekomstbestendigheid van de AIVD en MIVD staan hierdoor onder druk.
De door ons vastgestelde disbalans tussen (politieke) ambities enerzijds en de beschikbare
tijd, mensen en middelen anderzijds komt helaas vaker voor bij de uitvoering van publieke
taken. De AIVD en MIVD zijn daarin niet anders dan andere uitvoeringsorganisaties.
We bevalen de Ministers van BZK en van Defensie aan om bij nieuwe en/of gewijzigde
wet- en regelgeving tijdig een uitvoeringstoets of vergelijkbare toets uit te voeren.
Dit is door de beide Ministers toegezegd.
Bij brief van 5 juli 2021 hebben de beide Ministers aangegeven dat gewerkt wordt aan
een analyse van de aanbevelingen van de Commissie Jones-Bos die de werking van de
Wiv 2017 heeft geëvalueerd. Hierbij wordt ook ons rapport Slagkracht AIVD en MIVD betrokken. Toegezegd is dat in het najaar een zogeheten hoofdlijnennotitie verschijnt
waarover met uw Kamer van gedachten wordt gewisseld. De uitkomsten van dit debat worden
betrokken in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wiv 2017.2
Wij zien in dit traject een belangrijke taak voor u als medewetgever en vragen alertheid
op de uitvoerbaarheid van nieuwe en/of gewijzigde wet- en regelgeving. Wij bevelen
u aan de uitvoeringstoets die door de betrokken Ministers is toegezegd zorgvuldig
te beoordelen. De regering en het parlement kunnen zich dan gezamenlijk vergewissen
van de kwaliteit van publieke taakuitvoering wanneer er taken bijkomen af anders ingevuld
worden.
Coördinerende verantwoordelijkheid IT (beleidsprioriteiten en artikel 6)
De Minister van BZK heeft coördinerende verantwoordelijkheden die verder reiken dan
alleen het eigen departement: bijvoorbeeld op het gebied van bedrijfsvoering bij departementen
en het stelsel van basisregistraties. Het valt ons op dat de Minister deze verantwoordelijkheid
niet altijd voldoende invult. Hieronder geven we enkele in het oog springende voorbeelden
op het vlak van IT-beleid.
Stelsel van basisregistraties
De gegevens in het stelsel van basisregistraties zijn de basis voor overheidsbeslissingen
over bijvoorbeeld eigendom, belasting of vergunningsverlening; beslissingen die burgers
en bedrijven direct raken. In 2019 bevalen we in ons rapport
Grip op gegevens (Kamerstuk 29 362, nr. 281) de Minister van BZK aan om te zorgen voor een centrale aansturing voor het bepalen
en monitoren van gezamenlijke mijlpalen op het gebied van basisregistraties.3 Daarbij merkten we op dat de Minister van BZK geen doorzettingsmacht heeft en (dus)
via de ministerraad moet sturen.
In de ontwerpbegroting lezen we dat is afgesproken dat departementen, uitvoeringsorganisaties
en medeoverheden hun verbeteracties onderling op elkaar afstemmen.4 We vragen ons af of dit voor verbetering gaat zorgen ten opzichte van de eerder door
ons geconstateerde tekortkomingen. We deden immers de aanbeveling over een centraal
aanspreekpunt omdat problemen eerder niet door onderlinge afstemming werden opgelost.
Gebrek aan inzicht bij IT-beheer en informatiebeveiliging
Ook op het gebied van informatiebeheer heeft de Minister van BZK een rijksbreed coördinerende
verantwoordelijkheid. Sinds 1 januari van dit jaar geldt het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst
2021. Het besluit schrijft voor welke informatiebeheerrollen er bij organisaties binnen
de rijksdienst moeten zijn en maakt de rolverdeling tussen de Minister van BZK en
andere Ministers concreet. Daarmee krijgt de Minister van BZK een kader om zijn coördinerende
verantwoordelijkheid in te vullen.
CIO Rijk stuurt namens de Minister van BZK op samenhang, (de naleving van) gezamenlijke
kaders en verbetering van IT-beheer bij de departementen. In onze Verantwoordingsonderzoeken hebben we dit de afgelopen 3 jaar als onvolkomenheid beoordeeld. Afgelopen jaar concludeerden
we dat de Minister van BZK nog onvoldoende invulling geeft aan het verbeteren en aanvullen
van bestaande kaders en de naleving daarvan.
We merkten op dat bijsturen op het IT-beheer niet goed mogelijk is omdat het de CIO
Rijk ontbreekt aan inzicht in de kwaliteit van het IT-beheer bij de verschillende
ministeries. Dit sluit aan bij de bevindingen uit ons rapport
Aandacht voor algoritmes dat in januari verscheen5, waarin we vaststelden dat de ontwikkeling van algoritmes vaak bottom-up plaatsvindt,
vanuit de praktijk van de uitvoering. De ambtelijke leiding en de CIO van het Ministerie
van hebben daardoor weinig inzicht in dit proces.
Ten aanzien van informatiebeveiliging stelden we in het afgelopen Verantwoordingsonderzoek
vast dat bij meerdere departementen nog niet op orde is: bij 5 van de 11 onderzochte
departementen beoordeelden we dit als onvolkomenheid.6 Wij zien hierbij risico’s gelet op digitale dreigingen zoals ransomware en geopolitieke
spionage en beïnvloeding. Wel is vooruitgang te zien: meerdere departementen hebben
flinke stappen gezet en sommige departementen zijn nu structureel op orde.
De komende jaren blijft daarom aandacht nodig om informatiebeheer rijksbreed op orde
te brengen en te houden; ook hier ligt coördinerende rijksbrede verantwoordelijkheid
bij de Minister van BZK.
Hersteloperatie Groningen (VII, artikel 10)
Met betrekking tot de versterkingsopgave in het aardbevingsgebied in Groningen hebben
de Ministers van EZK en BZK verantwoordelijkheden in drie pijlers verdeeld. De Minister
van EZK is onder andere verantwoordelijk voor de pijler «afhandeling van schades»
via het Instituut Mijnbouwschade. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de
pijlers «versterking» en «toekomstperspectief» binnen het Nationaal Programma Groningen,
én voor de uitwerking en uitrol van de bestuurlijke afspraken uit november 2020.
In het afgelopen verantwoordingsonderzoek wezen wij op de disproportionele verhouding
tussen apparaatskosten enerzijds en daadwerkelijke versterkingskosten en schadevergoedingen
anderzijds.7 De Minister van BZK schatte de gemiddelde kosten voor het beoordelen van een woning
in op ongeveer € 50.000. Deze hoge kosten hangen samen met het feit dat het Rijk de
kosten voor versterking en schadeafhandeling op de NAM verhaalt en daarvoor op adresniveau
moet kunnen verantwoorden dat de werkzaamheden direct gelinkt zijn aan de aardbevingen.
Onderaan de streep draagt de Staat desondanks 73% van deze kosten.8 We bevalen de Ministers van EZK en BZK aan te overwegen om te zoeken naar een doelmatigere
wijze van financiering en verantwoording, zoals een afkoopregeling met de NAM. 9 Dan hoeven kosten niet meer op adresniveau verantwoord te worden.
Onderzoek meerjarenramingen en informatiewaarde begrotingen
In ons rapport
Ruimte in de ramingen? Meerjarenramingen onderzocht (Kamerstuk 31 865, nr. 192) van 22 juni 2021 concluderen wij dat veronderstellingen en gegevens onder uitgavenramingen
in begrotingen soms onjuist en gedateerd zijn. Het parlement krijgt daardoor onvoldoende
zicht op hoeveel geld er nodig is om het afgesproken beleid uit te voeren. Wij concluderen
op basis van de door ons onderzochte casussen dat het parlement informatie mist om
de onderbouwing en de kwaliteit van meerjarenramingen in de begrotingen goed te kunnen
beoordelen. Ook heeft het parlement te weinig zicht op eventuele begrotingsruimte.
Het gevolg is dat het voor het parlement lastig is om met het kabinet het debat aan
te gaan over de ruimte voor een andere besteding van middelen. Daarom hebben wij naar
aanleiding van ons onderzoek een interactief hulpmiddel ontwikkeld voor de toetsing
van begrotingen door uw Kamer. Zie hiervoor onze website.
Opvolging aanbevelingen
Op 7 oktober publiceert de Algemene Rekenkamer de Voortgangsmeter aanbevelingen. Hierin wordt een overzicht gegeven van alle aanbevelingen (590) die
wij in de periode 2015–2020 hebben gedaan in ons doelmatigheidsonderzoek en in onze
beleidscasussen in het verantwoordingsonderzoek. Ministeries hebben aangegeven welke
maatregelen zij naar aanleiding van onze aanbevelingen hebben genomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in deze periode 17
onderzoeken gehad. Dit leidde tot 76 aanbevelingen waarvan op 59% een toezegging is
gedaan. Dit percentage is ongeveer gelijk aan rijksbrede gemiddelde van 62%. Op 31
aanbevelingen is geen toezegging gedaan. Overigens betekent dit niet dat de aanbevelingen
in de praktijk niet worden opgevolgd, maar dat kunnen wij (nog) niet vaststellen.
Overig te publiceren onderzoek van de Algemene Rekenkamer
Tot de publicatie van ons verantwoordingsonderzoek over 2021 op 18 mei 2022 verwachten
we op het terrein van de Minister van BZK een rijksbreed onderzoek te publiceren naar
zicht op de financiële informatie over rijksbezittingen. Daarnaast verwachten we nog
de volgende onderzoeken te publiceren:
• Aanpak woningtekort (Q2 2022)
• Vervolgonderzoek algoritmes (Q2 2022)
Wij vertrouwen erop dat deze begrotingsbrief behulpzaam is bij de begrotingsbehandeling
in uw Kamer.
Algemene Rekenkamer
drs. A.P. (Arno) Visser president
drs. C. (Cornelis) van der Werf secretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer