Brief Algemene Rekenkamer : Aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2022 van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
35 925 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2022
Nr. 5 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2021
De begroting geeft budgettaire kaders voor de ontvangsten, uitgaven en verplichtingen
voor het komende jaar weer. Een goede begroting legt de basis voor een goede verantwoording.
En die verantwoording is vervolgens weer de basis voor de begroting van het volgende
jaar.
Met deze brief ontvangt u enkele aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2022 (begrotingshoofdstuk
XVII) van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)
(Kamerstuk 35 925 XVII) die de Tweede Kamer kan gebruiken bij de begrotingsbehandeling. De begroting omvat
€ 3,3 miljard aan uitgaven, € 3,7 miljard aan verplichtingen en € 51,6 miljoen aan
ontvangsten. Deze aandachtspunten zijn gebaseerd op ons onderzoek van de laatste jaren.
Wij gaan in op enkele aandachtspunten voortkomend uit onze onderzoeken, die relevant
kunnen zijn voor de begrotingsbehandeling dit najaar, te weten:
• De begroting BHOS in 2022 (kasschuif en het verdeelartikel 5.4)
• Fragmentatie van activiteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
• De corona-activiteiten in 2022
• De oprichting van staatsdeelneming Invest International en onze opmerkingen uit het
onderzoek naar revolverende fondsen
1. De begroting BHOS in 2022 (kasschuif en het verdeelartikel 5.4)
Een bijzonderheid aan het begrotingshoofdstuk BHOS is dat de omvang van het ODA-budget
is gekoppeld aan de omvang van het bruto nationaal inkomen (bni) van ons land. ODA
staat voor officiële ontwikkelingshulp en internationaal zijn afspraken gemaakt welke
uitgaven hier onder vallen. De koppeling aan het bni maakt dat het BHOS-budget schommelt.
Deze schommelingen worden opgevangen op begrotingsartikel 5.4; ook wel het verdeelartikel
genoemd. Naar het verdeelartikel hebben we in ons verantwoordingsonderzoek 2020 onderzoek
gedaan.
In ons Rapport bij het Jaarverslag 2020 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(XVII) (Kamerstuk 35 830 XVII, nr. 2) waarin we rapporteren over de uitkomsten van ons verantwoordingsonderzoek hebben
we de werking van het verdeelartikel beschreven en in een figuur weergegeven; zie
figuur 1 hieronder. Naast het effect op de BHOS-begroting door schommelingen in het
bni worden op het verdeelartikel ook de eventuele toenames of afnames van ODA-uitgaven
op andere begrotingen verwerkt. Dit zijn bijvoorbeeld de uitgaven voor de eerstejaarsopvang
van asielzoekers. Tot slot wordt de overprogrammering via het verdeelartikel verwerkt.
De Minister voor BHOS programmeert namelijk meer activiteiten dan er budget beschikbaar
is. Dit doet de Minister om onderuitputting van de BHOS-begroting te voorkomen. De
ervaring leert namelijk dat projecten en programma’s regelmatig vertraging oplopen,
waardoor de uitgaven pas later plaatsvinden of sommige geplande projecten niet doorgaan.
Figuur 1 – Grafische weergaven van de 3 oorzaken voor schommelingen in het BHOS-budget
In de ontwerpbegroting BHOS 2022 zien we een toename van de middelen op het verdeelartikel.
Deze middelen – waarvoor nog een bestemming moet worden gevonden – lopen flink op.
Van € 19,5 miljoen in 2022 tot € 984,2 miljoen in 2026. Dit is ongeveer een derde
van de BHOS-begroting en is duidelijk hoger dan voorgaande jaren. In de ontwerpbegroting
schrijft de Minister dat deze toename komt door een lager dan verwachte toerekening
voor eerste jaarsopvang van asielzoekers en door een hogere groeiraming van het bni
door het Centraal Planbureau. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat de Minister de
kasschuif uit 2020 voor de jaren 2021 tot en met 2025 terug kan draaien. Deze kasschuif
was vorig jaar nodig omdat de raming het bni als gevolg van de corona-crisis toen
juist naar beneden werd bijgesteld.
2. Terugdringing fragmentatie activiteiten ontwikkelingssamenwerking is weerbarstig
De zogenoemde fragmentatie van activiteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
is geen nieuw probleem. Al in 2010 concludeerde de Algemene Rekenkamer dat er een
stapeling is van doelen, instrumenten, prestaties en effecten. De samenhang is onduidelijk
en dit belemmert de transparantie en een goede verantwoording, zo schreven wij toen.1
Ook tijdens de huidige kabinetsperiode voert de Minister voor BHOS een programma uit
met als doel het aantal activiteiten juist te verminderen en zo te zorgen voor minder
fragmentatie van activiteiten over landen, programma’s en uitvoerders. Dit programma
heet Minder, beter en flexibeler. De Minister heeft als doelstelling om begin 2022 het aantal activiteiten met gemiddeld
een kwart te hebben verminderd ten opzichte van begin 2019. Dit om meer impact te
hebben en effectiever te zijn.
In ons verantwoordingsonderzoek over 2020 constateerden we dat het terugdringen van
fragmentatie van activiteiten weerbarstig is en niet snel gaat. In ons onderzoek signaleerden
we hiervoor diverse oorzaken, zoals de wens om bestaande contracten niet open te breken.
Een andere oorzaak die wij signaleerden is de thematische inrichting van de BHOS-begroting.
Thema’s hebben de neiging om in de loop van de tijd te verbreden. Ook kan een nieuw
kabinet of een nieuw parlement nieuwe prioriteiten toevoegen, waardoor het aantal
thema’s of activiteiten groeit. Daarnaast is het voor medewerkers soms lastig om afscheid
te nemen van bestaande activiteiten of programma’s. De Minister zal hier alert op
moeten zijn wil hij zijn doelstelling voor 2022 halen.
3. Onduidelijk hoeveel de Minister in 2020 uitgeeft aan corona-activiteiten
In ons verantwoordingsonderzoek BHOS over 2020 constateerden we dat de corona-activiteiten
(tijdelijk) leiden tot extra activiteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking
en daarmee tot extra fragmentatie. Uit ons onderzoek bleek dat de Minister € 258,4 miljoen
heeft uitgegeven aan 56 corona-activiteiten in 2020. Hiervan is € 140,5 miljoen gedekt
uit de algemene middelen.2 De overige uitgaven zijn binnen de BHOS-begroting gefinancierd.
In 2022 worden er geen algemene middelen toegevoegd aan de BHOS-begroting voor corona-activiteiten.
Dat betekent niet dat er geen corona-activiteiten worden uitgevoerd door de Minister
voor BHOS, maar dat alle corona-activiteiten binnen de BHOS-begroting gefinancierd
worden. Welk bedrag hiermee gemoeid is, wordt uit de ontwerpbegroting niet duidelijk.
In de ontwerpbegroting van vorig jaar verstrekte de Minister hier nog wel informatie
over.
4. Begroting biedt geen inzicht in rendement revolverende fondsen, wel nieuw fonds
opgericht: Invest International
In 2019 hebben wij onderzoek gedaan naar revolverende fondsen van het Rijk. Het gaat
hierbij om fondsen waarin het Rijk publiek geld stort om projecten met een maatschappelijk
doel te financieren. Het idee van revolverende fondsen is dat opbrengsten terugvloeien
naar het fonds, waardoor het geld opnieuw ingezet kan worden voor het financieren
van andere projecten. In ons rapport Zicht op revolverende fondsen van het Rijk concluderen we onder meer dat de informatie over de inzet van revolverende fondsen
en de hiermee behaalde resultaten versnipperd is en dat de jaarlijkse begrotings-
en verantwoordingsstukken in de huidige vorm niet goed aansluiten bij de langdurige
looptijd van revolverende fondsen. We bevalen de Minister van BHOS onder andere aan
om het parlement jaarlijks beter en zorgvuldiger te informeren over het rendement
van revolverende fondsen en de bereikte resultaten. Hoewel de Minister hier toen geen
toezeggingen over heeft gedaan is hij in het jaarverslag wel meer informatie gaan
verstrekken over revolverende fondsen. Zo is met ingang van het jaarverslag 2019 van
de Minister een overzicht opgenomen van alle revolverende fondsen op het terrein van
BHOS met daarin informatie over onder meer omvang, bijdrage en uitgangspunt voor de
revolveerbaarheid van de verschillende fondsen. In dit overzicht wordt echter nog
geen inzicht gegeven in het rendement van deze fondsen.
Inzicht in de prestaties en rendementen is ook van belang bij oprichting van nieuwe
revolverende fondsen. De Eerste Kamer heeft op 13 juli 2021 ingestemd met het wetsvoorstel
voor de oprichting van Invest International. Invest International wordt in samenwerking
met de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) opgericht
en moet, additioneel aan de markt, het Nederlandse bedrijfsleven gaan helpen om projecten
in het buitenland te ontwikkelen en te financieren. Voor de investeringstaak ontvangt
Invest International een eenmalige kapitaalinjectie van € 833 miljoen van de Minister
van Financiën. Voor de ontwikkeltaak ontvangt het een structureel budget van € 9 miljoen
uit de BHOS begroting. Het is de bedoeling dat de investeringenportefeuille van Invest
International een revolverend karakter heeft. Dit betekent dat de opbrengsten van
investeringen terugvloeien naar Invest International om ingezet te worden voor nieuwe
investeringen.
Naast de bovengenoemde ontwikkeltaak en investeringstaak gaat Invest International
de internationale financieringsregelingen uitvoeren die nu nog worden uitgevoerd door
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Bij de uitvoering van deze drie taken
moet Invest International nauw samen gaan werken met FMO, RVO en Invest NL. De samenwerkingsovereenkomsten
hiervoor zijn echter nog niet vastgesteld.
Op dit moment doen wij vervolgonderzoek naar de maatschappelijke resultaten van revolverende
fondsen. Op basis van bestaande evaluaties beoordelen we de doeltreffendheid en doelmatigheid
van deze fondsen. Alle revolverende fondsen die onder de Minister voor BHOS vallen
en waarbij een evaluatie is uitgevoerd, worden in dit onderzoek betrokken. In juni
2022 verwachten we de resultaten van dit vervolgonderzoek te publiceren.
5. Onderzoek meerjarenramingen
In ons rapport Ruimte in de ramingen? Meerjarenramingen onderzocht van 22 juni 2021 (Kamerstuk 31 865, nr. 192) concluderen wij dat veronderstellingen en gegevens onder uitgavenramingen in begrotingen
soms onjuist en gedateerd zijn. Het parlement krijgt daardoor onvoldoende zicht op
hoeveel geld er nodig is om het afgesproken beleid uit te voeren. Wij concluderen
op basis van de door ons onderzochte casussen dat het parlement informatie mist om
de onderbouwing en de kwaliteit van meerjarenramingen in de begrotingen goed te kunnen
beoordelen. Ook heeft het parlement te weinig zicht op eventuele begrotingsruimte.
Het gevolg is dat het voor het parlement lastig is om met het kabinet het debat aan
te gaan over de ruimte voor een andere besteding van middelen. Daarom hebben wij naar
aanleiding van ons onderzoek een interactief hulpmiddel ontwikkeld voor de toetsing
van begrotingen door uw Kamer. Zie hiervoor onze website www.rekenkamer.nl.
6. Opvolging aanbevelingen
Op 7 oktober 2021 heeft de Algemene Rekenkamer de Voortgangsmeter aanbevelingen gepubliceerd
(www.rekenkamer.nl/voortgangsmeter). Hierin wordt een overzicht gegeven van alle aanbevelingen (590) die wij in de periode
2015–2020 hebben gedaan in ons doelmatigheidsonderzoek en in onze beleidscasussen
in het verantwoordingsonderzoek. Ministeries hebben aangegeven welke maatregelen zij
naar aanleiding van onze aanbevelingen hebben genomen.
De Algemene Rekenkamer heeft in de periode 2015–2020 5 onderzoeken uitgevoerd op het
terrein van de Minister voor BHOS. Dit leidde tot 13 aanbevelingen waarvan op 39%
een toezegging is gedaan door de Minister. Het valt op dat het de Minister met dit
percentage toezeggingen onder het rijksbrede gemiddelde van 62% zit. Op 8 aanbevelingen
is geen toezegging gedaan door de Minister. Het betreft onder meer aanbevelingen uit
ons onderzoek naar revolverende fondsen waaraan we in deze brief naar hebben gerefereerd.
Tot slot
Tot de publicatie van ons verantwoordingsonderzoek over 2021 op 18 mei 2022 verwachten
we op het beleidsterrein van de Minister voor BHOS, een rijksbreed onderzoek te publiceren
naar zicht op de financiële informatie over rijksbezittingen.
Wij vertrouwen erop dat deze begrotingsbrief behulpzaam is bij de begrotingsbehandeling
in uw Kamer.
Algemene Rekenkamer
drs. A.P. (Arno) Visser, president
drs. C. (Cornelis) van der Werf, secretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer