Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 oktober 2021
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1352
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 november 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 28 september 2021 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
11 en 12 oktober 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1344), over de brief van 17 september 2021 over het verslag informele Landbouw- en Visserijraad
van 5–7 september 2021 ( Kamerstuk 21 501-32-1345), over de brief van 25 juni 2021 over uitvoering van de motie van de leden Boswijk
en Bisschop over eerst de uitvoerbaarheid van de wijziging van de Controle Verordening
Visserij uitwerken voordat definitief wordt ingestemd met de richtlijnen (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1314), over de brief van 9 juli 2021 over het Fiche: Mededeling Strategische richtsnoeren
EU-aquacultuur (Kamerstuk 22 112, nr. 3165), over de brief van 26 augustus 2021 over de reactie op reactie verzoek commissie
over het speciale verslag van de Europese Rekenkamer (ERK) over «Het Gemeenschappelijk
landbouwbeleid en het klimaat – Goed voor de helft van de klimaatuitgaven van de EU,
maar emissies van landbouwbedrijven nemen niet af» (Kamerstuk 28 625, nr. 295) over de brief van 26 augustus 2021 over de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen
LNV (Kamerstuk 22 112, nr. 3168), over de brief van 3 september 2021 over het Fiche: Mededeling End the Cage Age
(Kamerstuk 22 112, nr. 3173), over de brief van 3 september 2021 over het Fiche: Mededeling langetermijnvisie
plattelandsgebieden EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3171), over de brief van 17 september 2021 over het Fiche: Mededeling EU-Bossenstrategie
(Kamerstuk 22 112, nr. 3196 en over de brief van 17 september 2021 over het Fiche: Voorstel tot aanpassing LULUCF-verordening
(Kamerstuk 22 112, nr. 3195).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 oktober 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 6 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
15
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
16
II
Antwoord / Reactie van de Minister
17
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
onderliggende stukken van de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daar meerdere
vragen en opmerkingen over.
Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 11-12 oktober 2021
Vaststellen vangstmogelijkheden 2022 Oostzee
De leden van de VVD-fractie lezen dat Noorwegen en de Faeröer inzetten om eigen quota
stelselmatig hoger vast te stellen, wat overbevissing veroorzaakt. Daarmee benadelen
zij andere vissers in de Europese Unie. Is het niet beter dat middels handelsmaatregelen,
bijvoorbeeld het beperken van de import van kweekzalm, druk uitgeoefend wordt om te
zorgen voor een evenwichtige verdeling van duurzame vangstmogelijkheden, zo vragen
deze leden. Is dit ook de lijn die de Minister volgt?
Vangstmogelijkheden 2022
De leden van de VVD-fractie lezen dat vooralsnog niet bekend is hoe onderhandelingen
in onderling verband gaan verlopen. Van welke scenario’s gaat de Minister uit en als
deze tijdens de Raad in december moeten worden bezegeld, wanneer kan de Kamer dan
uiterlijk informatie over de strategie of uitkomsten verwachten?
Wat de leden van de VVD-fractie betreft biedt het perspectief richting onder andere
kleinschalige kunst- en binnenvisserij om bijvoorbeeld vangstmogelijkheden voor zeebaars
voor 2022 te vergroten. Op welke manier en wanneer wordt geborgd dat de verruiming
ten goede komt aan de kleinschalige visserij, bijvoorbeeld handlijnvisserij en visserij
met korven? Is de Minister het eens met de stelling dat deze kleinschalige vorm van
visserij als «low-impact» kan worden gekwalificeerd en hiervan moet kunnen profiteren?
Er wordt door de visserijsector aangegeven dat er fluctuaties zijn in wetenschappelijke
berekeningen en ook cijfers worden in twijfel getrokken, bijvoorbeeld over de omvang
van het tong bestand. Dit heeft een nadelig effect voor Nederlandse vissers. Hoe kwalificeert
de Minister de berekeningen met betrekking tot de omvang van tong?
Bilaterale consultaties met het Verenigd Koninkrijk
Door Brexit verandert besluitvorming. Volgens de leden van de VVD-fractie neemt invloed
van lidstaten op besluitvorming af. Ziet de Minister dit ook zo en hoe reageren we
als Nederland hierop? Het Verenigd Koninkrijk neemt daarnaast, onder het mom van duurzaamheid,
technische maatregelen die puur tegen vissers uit de Europese Unie gericht zijn. Wat
doet de Minister hieraan?
Fit for 55-pakket
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de positie
van de regering met betrekking tot de herziening van de verordening Land Use, Land-Use
Change and Forestry (LULUCF). Het is goed om te vernemen dat Nederland volgens de
boekhoudregels van de huidige LULUCF-verordening naar verwachting zal voldoen aan
de doelstelling in de periode 2021–2025. Wel vragen deze leden zich af waarop deze
aanname is gebaseerd. Kunnen we dit nu al zeker stellen?
Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister voorstander is van de voorgestelde
versimpeling van de huidige LULUCF-boekhoudsystematiek. Een dergelijke versimpeling
maakt de momenteel benodigde complexe vaststelling van referentie-emissies overbodig
en maakt betere monitoring mogelijk. Graag horen deze leden een toelichting hierop.
Hoe wordt op dit moment gewerkt met referentie-emissies voor koolstof en hoe gaat
dit eruit zien? Is hier ook een parallel te trekken met de fosfaat- en stikstofmetingssystematiek?
Immers, net als koolstof, nemen gewassen ook fosfaat en stikstof op. Is de Minister
voornemens om ook bij fosfaat en stikstof te kijken naar netto-emissie? Graag horen
deze leden een uitgebreidere toelichting hierop van de regering.
De Minister «waardeert de ambitie van de Commissie om op EU-niveau een klimaatneutrale
Agriculture, Forestry and Other Land-beleidspijler (AFOLU) te realiseren». Wat betekent
dit precies? En wat zouden mogelijke consequenties kunnen zijn voor Nederland, zo
vragen de leden van de VVD-fractie de Minister.
In de geannoteerde agenda stelt de Minister dat in het Europees parlement de voorstellen
die samen het Fit-for-55 pakket vormen «als historisch pakket worden verwelkomd».
Tegelijkertijd is de samenhang tussen diverse agenda’s en ambities op Europees niveau
nog onduidelijk. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het Fit-for-55 pakket
zich verhoudt tot de Van boer tot bord-strategie, op welke wijze deze samenhang voor
Nederlandse boeren wordt gewaarborgd en of de Minister kan toezeggen dat stappen en
maatregelen in nauwe samenwerking met de agrarische sector worden besproken?
Ook horen de leden van de VVD-fractie graag op welke wijze het parlement wordt betrokken
bij de veelheid aan Europese regelgeving die op de Nederlandse agrarische sector lijkt
af te komen. Vanuit de agrarische media vernemen deze leden dat de Fit-for-55 opgave
voor de landbouw breder is dan CO2-uitstoot, zoals de uitstoot door het gebruik van meststoffen en van vee. Klopt deze
berichtgeving en welke emissies betreft dit? Waarom staat hierover niets opgenomen
in het LULUCF-fiche?
De financiële consequenties en gevolgen voor de regeldruk voor bedrijfsleven en burger
zullen in de periode 2026–2030 waarschijnlijk zeer beperkt zijn, omdat Nederland met
de in het klimaatakkoord vastgelegde afspraken de voorgestelde doelstelling lijkt
te kunnen halen, zo stelt de Minister. Dit wordt anders voor de periode na 2030. Hoe
bereidt de Minister zich hierop voor en op welke wijze wordt ook hier het parlement
en bedrijfsleven betrokken bij de beleidsopgaven?
Bossenstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de EU-bossenstrategie en kijken,
net als de Minister, uit naar de concrete voorstellen van de Commissie. De Minister
schrijft dat de strategie aansluit op veel punten van de Nederlandse bossenstrategie.
Kan de Minister aangeven hoeveel hectare bos er in Nederland volgens de nationale
en EU-bossenstrategie in Nederland bij zou moeten komen? Kan dat, net als de 3 miljard
bomen die de Commissie noemt, ook gekwantificeerd worden in een aantal bomen? Voorts
zijn deze leden benieuwd of de Minister van mening is dat bestaande bossen uitgebreid
dienen te worden of dat er ook nieuwe bossen dienen te worden gerealiseerd in relatief
dichtbebouwde provincies als Zuid-Holland. Indien dit laatste het geval is, ziet de
Minister hier ook kansen in de uitbreiding van bomen binnenstedelijk, hetgeen ook
zou bijdragen aan de balans tussen het belang van klimaatadaptieve steden enerzijds
en schaarse landbouwgrond anderzijds? Zij ontvangen graag een reactie.
Fiche: Mededeling End the Cage Age
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording
op vragen over de impact van aanscherping van wet- en regelgeving voor dierenwelzijn.
Deze leden vroegen of de Minister erkent dat boeren in Noordwest-Europa ver voor de
troepen uitlopen als het gaat om dierenwelzijn. Daarnaast vroegen zij op welke wijze
zij er zorg voor draagt dat verschillen tussen noord en zuid worden meegewogen, zodat
Nederlandse boeren niet onevenredig zwaar worden belast. In haar reactie antwoordt
de Minister dat de inzet van EU-regelgeving het bevorderen van een gelijk speelveld
tussen de verschillende EU-lidstaten is. De gelijke lasten voor de veehouders in de
EU-lidstaten zullen tijdens het impactassessment van de Commissie worden bekeken,
zo stelt zij. Deze leden kijken vanzelfsprekend uit naar de bevindingen van dit impactassessment.
Zij wijzen de Minister er echter wel op dat door te leunen op een Europese impactassessment,
ongelijkheid die ontstaat door nationale koppen op regelgeving en importen van buiten
de EU welke niet voldoen aan de EU-regelgeving (productiestandaard) niet wordt meegenomen.
Erkent de Minister dit en gaat zij zich ervoor inspannen dat ook deze effecten zullen
worden meegenomen in een mogelijk nationaal impactassessment?
Van boer tot bord-strategie
Anderhalf jaar na de presentatie van de Van boer tot bord-strategie heeft de Europese
Unie een effectenscenario gepubliceerd waaruit blijkt dat de gestelde emissiereductiedoelen
in 2030 worden gehaald, maar ook dat het aanbod van akkerbouw- en veehouderijproducten
met meer dan 10% daalt. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de in de
Van boer tot bord-strategie genoemde doelen, die fors lijken in te grijpen in de agrarische
sector. In de begroting 2022 lezen deze leden dat de regering een nationale strategie
opstelt voor het vergroten van biologische productie en consumptie in Nederland. Wanneer
verwacht de Minister deze strategie met de Kamer te delen? Is «een nationale strategie»
het enige wat de Europese Commissie van Nederland vraagt? Op welke wijze zullen ook
andere vormen van landbouw een haalbaar en uitvoerbare positie krijgen binnen deze
strategie?
De leden van de VVD-fractie vernemen graag een huidige stand van zaken en horen ook
graag op welke wijze het parlement en de agrarische sector zal worden betrokken bij
de totstandkoming van de nationale doelen zoals geformuleerd in de Van boer tot bord-strategie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda
van dit schriftelijk overleg. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij
hierover willen voorleggen.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Nationaal Strategisch Plan (NSP)
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat bij deze Raad mogelijk
aanvullende informatie zal worden verschaft met betrekking tot nadere uitwerkingen
en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen die de uitwerking
van het NSP kunnen beïnvloeden. Kan de Minister schetsen welke nadere uitwerkingen
en vereisten zij hierbij verwacht? Kan zij de Kamer hiervan direct na de Raad op de
hoogte stellen, inclusief haar plannen om deze te verwerken in het NSP? Ook zouden
deze leden graag nog wat meer duidelijkheid krijgen over dierenwelzijn in het NSP,
ook omdat zij begrijpen dat in deze Raad aandacht zal worden besteed aan het paper
van de Vughtgroep over nadere regelgeving voor de verbetering van het dierenwelzijn.
Zoals deze leden al hebben aangekaart in het commissiedebat over het NSP vorige week,
vinden zij het belangrijk dat in dit NSP binnen de ecoregelingen expliciet aandacht
wordt besteed aan dierenwelzijn. Zou de Minister nader kunnen duiden hoe de ambitieuze
plannen in het paper van de Vughtgroep hun weerslag zullen krijgen binnen het NSP?
Hoe laat zij de plannen ook zo goed mogelijk aansluiten bij de plannen in het End
the Cage Age-initiatief? Is zij het ten slotte met deze leden eens dat deze Raad bij
uitstek de mogelijkheid biedt om ook andere landen aan te sporen hun NSP te gebruiken
om maatregelen ter bevordering van het dierenwelzijn te stimuleren?
Bossenstrategie en Biodiversiteitsstrategie
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat de Europese Commissie
voor 2030 drie miljard extra bomen wil planten. Heeft de Minister al een beeld hoe
het certificeringssyteem eruit ziet dat de Europese Commissie wil oprichten voor duurzaam
bosbeheer? Wanneer moeten de lidstaten een strategisch bosplan hebben opgesteld? Heeft
Nederland hiertoe al een aanzet gemaakt? Deze leden lezen dat dat de Commissie eind
2021 zal komen met een wetgevend voorstel voor ecosysteemherstel, als onderdeel van
de EU-biodiversiteitsstrategie. Is er al een datum bekend? Kan de Minister uiteenzetten
hoe Nederland de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten, waaronder koolstofopslag,
wil belonen? Deze leden zijn van mening dat het doel om 30% van het landoppervlak
te beschermen, ook moet gelden voor Nederland. Gaat de Minister zich inzetten om deze
doelstelling ook per lidstaat te verplichten?
Visserij
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende
bespreekpunten over visserij bij deze Raad. De leden lezen dat het advies Maximum
Sustainable Yield (MSY) om het kabeljauwbestand te laten herstellen nu op -10.3% staat,
en dat Nederland afhankelijk van het voorstel van de Commissie op basis van dit advies,
zal instemmen. Met welke bandbreedte aan percentages is de Minister bereid akkoord
te gaan? Is de Minister het met deze leden eens dat dit zo dicht mogelijk op het MSY-advies
moet zitten, al dan niet het advies direct moet volgen? Zo nee, waarom niet? Ook lezen
deze leden dat de Minister hoe dan ook niet akkoord zal gaan met een korting op schol
omwille van het feit dat kabeljauw minimaal bijgevangen wordt in gerichte schol visserijen.
Kan zij nader uiteenzetten waarom niet? Welke risico’s kleven daaraan voor het herstel
van het visbestand? Is de Minister het eens met deze leden dat het herstel van het
bestand voorop zou moeten staan, omdat dit uiteindelijk ook het beste is voor het
behoud van de visserij?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 en 12 oktober 2021
en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij enige tijd geleden schriftelijke vragen
hebben gesteld over het vissen in windparken. Deze leden verwonderen zich er enigszins
over dat er nu wel een experiment opgestart mag worden om te bekijken op welke manier
vissen in windparken toch mogelijk zou zijn maar dat daarbij een aantal vismethoden,
waaronder staandwantvisserij en jigging, bij voorbaat uitgesloten worden. Kan de Minister
aangeven welke overwegingen hier aan ten grondslag liggen? De Minister geeft in antwoord
op de Kamervragen van deze leden aan dat wel met deze vormen geëxperimenteerd kan
worden buiten een windpark. Wat zijn de argumenten om een experiment buiten een windpark
wel toe te staan, maar erbinnen niet? In hoeverre spelen principiële redenen op de
achtergrond een rol? Zij merken op dat de termijn voor het indienen van voorstellen
voor het experiment binnen de windparken zeer binnenkort sluit. Zij hebben begrepen
dat er nauwelijks interesse is en er mogelijk helemaal geen aanvragen zijn gedaan.
Kan de Minister dit bevestigen? Kan de Minister tevens aangeven wat dit gebrek aan
interesse betekent voor de toekomst van vissen in windparken? Is zij bereid om alsnog
weer met de sector in gesprek te gaan om een experiment vorm te geven waardoor vissers
wel interesse hebben om deel te nemen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de situatie voor veel vissers momenteel
zorgelijk is. Het water staat hen aan de lippen en sommige vissers kiezen er al voor
om niet meer uit te varen maar om de saneringsregelingen af te wachten. Het is dan
ook belangrijk dat er snel duidelijkheid voor hen komt. Deze leden merken op dat de
Minister eerder aangaf dat er problemen waren met de saneringsregelingen en staatssteun.
Kan zij aangeven wat op dit moment de stand van zaken is en op welke termijn er duidelijkheid
komt voor de vissers? Kan de Minister tevens toelichten of en welke beperkingen zij
voornemens is om in te bouwen in de saneringsregeling (zoals een verbod op investeren
indien een bedrijf enkele schepen wil saneren en met een kleinere vloot van duurzame
schepen door wil gaan)? Klopt het dat bij schepen ouder dan bijvoorbeeld 20 jaar er
een korting op saneringsgeld wordt toegepast waardoor deelname aan sanering veel minder
aantrekkelijk zal zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister stelt dat de ruil van quota met
Noorwegen niet eenvoudiger zal worden, omdat het wetenschappelijk advies voor de Total
Allowable Catch (TAC) voor blauwe wijting aanzienlijk lager is dan vorig jaar. Deze
leden ontvangen signalen dat Noorwegen en de Faeröer hun eigen quota stelselmatig
hoger vaststellen en dat zij daarmee overbevissing veroorzaken en vissers uit de Europese
Unie benadelen. Herkent de Minister dit beeld? Welke mogelijkheden ziet zij om druk
uit te oefenen om te zorgen voor een evenwichtige verdeling van duurzame vangstmogelijkheden,
bijvoorbeeld met handelsmaatregelen als het beperken van de import van kweekzalm?
Tevens krijgen de leden van de CDA-fractie signalen dat de fluctuaties in wetenschappelijke
berekeningen over visbestanden het vertrouwen in de wetenschap onder vissers ondermijnen
en soms ook onterecht suggereren dat er een aanslag op visbestanden wordt gedaan.
De wetenschap zou achterlopen bij de werkelijke biologische ontwikkeling op zee (bijvoorbeeld
als het gaat om zeebaars), met als gevolg dat discarden (en daarmee voedselverspilling)
in de hand wordt gewerkt. Herkent de Minister dit signaal? Welke mogelijkheden ziet
zij om hiervoor met een oplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat technische maatregelen door het Verenigd
Koninkrijk in de vorm van voorwaarden aan vistuig en te gebruiken maaswijdte ervoor
zorgen dat vissers worden geconfronteerd met steeds wisselende technische voorwaarden
afhankelijk van waar zij vissen. Wat is de reactie van de Minister op de onwerkbare
situatie die hierdoor voor vissers ontstaat? Welke stappen worden er, in EU-verband,
genomen om hier verandering in te brengen? Tevens constateren deze leden dat Nederland
in het kader van kabeljauwbescherming op de Noordzee nog steeds een aantal strengere
maatregelen hanteert die in EU-verband reeds in 2018 zijn afgeschaft. Ook deze maatregelen
dragen bij aan de hierboven genoemde onwerkbare situatie waar vissers mee worden geconfronteerd.
Is de Minister bereid om deze eenzijdige Nederlandse regels te schrappen? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Fit-for-55 voorstellen, met name de verhoging
van de brandstofheffing, eigenaren en de opvarenden van de Nederlandse vissersvloot
zullen confronteren met grote kostenverhogingen die kunnen oplopen tot meer dan 1.000
euro per week. Deze leden vragen de Minister hoe zij hier tegen aankijkt. In hoeverre
ziet zij deze maatregel als proportioneel? Wordt met deze maatregelen een juiste balans
bereikt tussen het beprijzen van CO2-uitstoot en het stimuleren van verduurzaming?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister over de voortgang van
de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) dat de gemeenschappelijke
aanbeveling voor instandhoudingsmaatregelen met visserijbeperkingen voor de Nederlandse
gebieden is ingediend bij de Europese Commissie. Deze leden merken op dat deze maatregelen
echter niet overeenkomen met wat is afgesproken in het Noordzeeakkoord. Zij vragen
de Minister of het juist is dat dit tot gevolg zal hebben dat gebieden zullen worden
gesloten die, als de afspraken uit het Noordzeeakkoord ingaan, weer open zullen gaan.
Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen om de meest recente versie van voorstellen
tot bescherming in te dienen bij de Commissie? Onderkent de Minister dat deze stap
bij sommige partijen het beeld zal oproepen dat de afspraken uit het Noordzeeakkoord
er blijkbaar niet toe doen? Wat is haar reactie hierop?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de strategische richtsnoeren EU-aquacultuur
een heldere ambitie neerzetten om het onbenutte potentieel van productie en afzet
van de duurzame en gezonde aquacultuur te benutten. Zij steunen deze ambitie en stellen
vast dat de Minister dat ook doet. Deze leden merken op dat de sector recent een visie
heeft uitgebracht die hieraan invulling geeft en waarin wordt gesproken over een verdubbeling
met de natuurinclusieve kweek op de Voordelta/Noordzee. Zij vragen of de Minister
bekend is met deze visie en wat haar appreciatie daarvan is. Kan de Minister tevens
aangeven wat de betekenis is van de Europese ambitie voor productie en afzet voor
de Nationale Eiwitstrategie? Zijn de middelen die beschikbaar komen uit het Europees
Maritien, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF) voldoende om het onbenutte potentieel
te benutten? Zo nee, zijn er hiervoor andere Europese en nationale middelen beschikbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Landbouwgif: flumioxazine
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat
de Europese Commissie tijdens het komende overleg van het Standing Committee on Plants,
Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 20 en 21 oktober zal voorstellen om de toelating
van het landbouwgif flumioxazine te vernieuwen. Flumioxazine is een onkruidverdelger,
waarvan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) in haar meest recente
risicobeoordeling1 concludeert dat er gegevens ontbreken over pesticideresten op producten, consumentenveiligheid
en mogelijke grondwatervervuiling. Bovendien is flumioxazine niet alleen zeer giftig
voor algen en waterplanten, maar is het ook giftig voor regenwormen, honingbijen,
vissen en ongewervelde waterdieren. Tenslotte schrijft de EFSA dat het hormoonverstorende
effecten op mensen en dieren niet kan uitsluiten. Kan de Minister bevestigen dat in
de Europese Unie het voorzorgsbeginsel geldt, waarbij een stof niet toegelaten zou
moeten worden tenzij het bewezen veilig is? Kan de Minister bevestigen dat de Europese
verordening 1107/2009 voorschrijft dat alleen pesticiden toegelaten kunnen worden
waarvan bewezen is dat ze niet hormoonverstorend zijn? Kan de Minister bevestigen
dat de originele toelating van flumioxazine eigenlijk al afgelopen was, maar dat deze
stof maar liefst acht keer procedureel is verlengd (wat betekent dat de toelating
acht keer is opgerekt zonder dat de verplichte risico-herbeoordeling was afgerond)?
Kan de Minister bevestigen dat de nu voorgestelde vernieuwing van flumioxazine om
een toelating van tien jaar zou gaan? Hoe beoordeelt de Minister het feit dat de Europese
Commissie dit voorstelt, terwijl de stof niet bewezen veilig is? Is de Minister voornemens
om tijdens dit SCoPAFF-overleg tegen de vernieuwing van de toelating van flumioxazine
te stemmen? Kan de Minister dit onderwerp ook ter tafel brengen tijdens de Landbouw-
en Visserijraad van 11 en 12 oktober? Op welke manier gaat de Minister de Europese
Commissie erop wijzen dat het zich met het voorstel voor vernieuwing van de toelating
van flumioxazine in feite niet aan de eigen wetgeving houdt? Kan de Minister de Europese
Commissie verzoeken het voorstel tot vernieuwing in te trekken en in plaats daarvan
met een voorstel voor een verbod te komen? Zo nee, waarom niet?
Bossenstrategie, LULUCF, landbouw en klimaat
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Europese
Bossenstrategie. Een strategie waar je bijna niet tegen kunt zijn wanneer je hoort
dat er drie miljard bomen zullen worden geplant. Maar naast het planten van bomen
is het behoud van bomen voor de korte termijn nog belangrijker voor het klimaat en
de biodiversiteit. Uit een recent verschenen rapport van de Europese Rekenkamer komt
naar voren dat de afgelopen dertig jaar de kwaliteit van het Europese bos verslechterd
is. Slechts 14% van de Europese bossen is in goede staat. De verslechtering komt mede
door verstedelijking, luchtvervuiling en droogte. Ook is illegale houtkap een probleem.
Als gevolg van de verslechtering, verwijderen de bossen ieder jaar minder CO2 uit de lucht. Daarnaast blijkt dat het behoud van bossen in de tropen een bijna vier
keer zo groot verkoelend effect op het klimaat heeft als bossen in regio’s met een
gematigd of subarctisch klimaat2. Deze leden steunen de ambitie om bomen bij te planten, maar vinden dat deze bomen
niet ten koste mogen komen van bestaande natuur en biodiversiteit. Deelt de Minister
het inzicht dat er geen bosbouw kan plaatsvinden in bossen die CO2 opvangen en bijdragen aan biodiversiteit?
Bovendien vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Europese bossen
overvraagd worden met de bossenstrategie: niet alleen moeten de bomen bijdragen aan
CO2-opslag en aan de biodiversiteitsstrategie, ook wordt hiermee toegewerkt naar een
biobased economie: het kappen van bomen voor het bouwen van huizen en het produceren
van (niet duurzame) energie. Deze leden merken op dat niet alles overal tegelijk kan.
Zeker niet zolang we niet eerst inzetten op het behoud van biodiverse bossen in binnen-
en buitenland, reductie van CO2-uitstoot en verminderen van het gebruik van natuurlijke grondstoffen. Ondertussen
is er nog geen duidelijkheid over de belangrijkste onderdelen van de strategie, namelijk
waar de bomen zullen komen, wat haar definities van duurzaam bosbeheer en oerbos zijn
en wat strikte bescherming betekent. Mag men nog steeds bouwen in het bos dat strikt
beschermd is, zoals nu ook nog mag? Worden het ongestoorde bossen waarin biodiversiteit
en robuuste natuur centraal staat, of de recreatie van mensen? Wat is de inzet van
Nederland met betrekking tot het vaststellen van deze definities? Het rapport van
de Rekenkamer stelt bovendien dat de Europese Commissie krachtiger maatregelen had
kunnen nemen om de bossen in de EU te beschermen op de gebieden waar de EU volledig
bevoegd is om op te treden. Zo zou er meer kunnen worden gedaan om illegale houtkap
te bestrijden en de bosbouwmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling meer
te richten op biodiversiteit en klimaatverandering3. Deelt de Minister de conclusies van het rapport? Hoe kan de bossenstrategie bijdragen
aan het behoud en verbeteren van het bestaande bos? Hoe gaat deze nieuwe strategie
eenzelfde falen voorkomen en wat gaat Nederland hieraan doen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat de landbouw,
met haar gigantische bijdrage aan klimaatverandering en ontbossing met name in de
tropen, buiten schot blijft. Deelt de Minister het inzicht dat de effecten van de
landbouw in binnen- en buitenland, met name vanwege de ontbossing meegenomen moeten
worden in zowel de bossenstrategie als de LULUCF, graag uitgesplitst naar strategie
en verordening? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister het inzicht dat aparte, bindende
reductiedoelstellingen voor landbouw moeten worden opgesteld in de LULUCF? Zo nee,
waarom niet? Deelt de Minister het inzicht dat de verhoogde algehele doelstelling
van de LULUCF nog steeds te laag is om te voldoen aan het Parijs-akkoord? Zo nee,
waarom niet? Vindt de Minister ook dat de LULUCF-ambitie van Nederland om in 2030
slechts 0,2 megaton CO2van 4,7 megaton te verminderen niet de urgentie aantoont en dat we moeten inzetten
op het opvangen van meer CO2? Is de Minister het ermee eens dat het vernatten van de veeweidengebieden dit in
één keer oplost, aangezien dit 0,2 megaton CO2 opslaat, aldus Urgenda4 en zodoende zo snel mogelijk (minimaal binnen twee jaar) moet worden uitgevoerd?
Wat vindt de Minister van het idee om bestaand bos, waarin bosbouw wordt bedreven,
tot landbouw te rekenen en niet tot natuur?
Europees burgerinitiatief: End the Cage Age
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat, na de positieve reactie
van de Europese Commissie, ook het Nederlandse kabinet het burgerinitiatief «Stop
de kooien» ondersteunt. Het Europese burgerinitiatief End the Cage Age werd ondertekend
door zo’n 1,4 miljoen mensen en heeft geleid tot het voornemen van de Europese Commissie
om in 2023 te komen met een wetgevingsvoorstel om kooien uit te faseren en uiteindelijk
te verbieden voor opfokleghennen, leghennen, vleeskuiken- en leghenouderdieren, zeugen
(kraamboxen en andere boxen), konijnen, kwartels, eenden en ganzen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn met de Minister van mening dat
een verbod op het houden van dieren in kooien niet alleen moet gelden voor dieren
die worden gehouden in de vleesindustrie, maar ook voor dieren die worden gehouden
in de pelsdierhouderij, althans zolang deze sector nog niet is beëindigd. Deze leden
roepen de Minister dan ook op om zich tevens te blijven inzetten voor een verbod op
de pelsdierhouderij. Ook om te voorkomen dat investeringen in andere huisvestingsystemen
voor de pelsdierhouderij over een aantal jaren met (Europees) belastinggeld zullen
moeten worden gecompenseerd. Is de Minister bereid dit punt mee te nemen in de discussie?
Nu Denemarken (na China de grootste nertsenfokker ter wereld) heeft besloten om de
sector nog een extra jaar stil te leggen, is dit een goed moment om deze sector voor
eens en altijd te beëindigen in heel Europa.
Visserij
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat uiterlijk in 2020 overbevissing
in Europa geëindigd zou zijn. Nog steeds vindt deze gelegaliseerd plaats. Niet alleen
is er veel mis bij de weging van vis aan land, waarbij miljoenen kilo’s vis door de
mazen van de weegschaal glippen5. Ook spreken lidstaten onderling hogere vangstquota met elkaar af6 dan de voorgestelde TAC.
Maar veel zorgelijker is dat onderzoek laat zien dat deze TACs bijna twee keer zo
hoog zijn als verantwoord is op basis van wetenschappelijk onderzoek7. Dit komt onder meer omdat de term «safe biological limits-veilige biologische grenzen»,
die de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hanteert niet overeenkomt
met het voorzorgsprincipe van de Verenigde Naties8. Waarschijnlijk is de overeenkomst tussen de Europese Commissie en ICES, waarin ICES
om advies wordt gevraagd, de belangrijkste reden voor het uitblijven van vooruitgang
bij het terugdringen van overbevissing in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische
Oceaan, zoals onderzoek aantoont9. Kan de Minister aangeven welke prioriteiten Nederland heeft doorgegeven met betrekking
tot vangstmogelijkheden? Deelt de Minister het inzicht dat de TACs niet gebaseerd
zijn op het zogenaamde voorzorgsbeginsel, zoals vastgesteld in de Overeenkomst van
1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties
inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer
van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden? Kan
de Minister aangeven hoe het voorzorgsprincipe, zoals opgesteld door VN, meegenomen
wordt in het kader van de blauwe economie?
Kan de Minister aangeven wat het standpunt van Nederland is met betrekking tot subsidies
voor brandstof voor vissersschepen in Europa, aangezien Europa aandringt op vrijstellingen
hierover tijdens de besprekingen van de World Trade Organization (WTO)10? Deelt de Minister het inzicht dat subsidies die bijdragen aan het verlies van biodiversiteit
uitgefaseerd dienen te worden? Is de Minister bereid om actief uit te dragen dat subsidies
voor brandstof voor visserijschepen eindigen, tijdens de WTO-onderhandelingen? Zo
nee, waarom niet?
Ook met het welzijn van de vis gaat het niet goed. Afgelopen week ging Compassion
in World Farming het land door met een gigantische zalm om vissenwelzijn onder aandacht
te brengen. Nog steeds lijden miljarden vissen tijdens de vangst, de slacht en in
kwekerijen. In viskwekerijen leven de vissen met duizenden soortgenoten in krappe
tanks, waardoor ze geen ruimte hebben voor natuurlijk gedrag, wat leidt tot verhoogde
risico’s op ziekte en sterfte.
Kan de Minister aangeven hoe dierenwelzijn meegenomen is in de EU-kweekvisserijvisie
en welke acties concreet zijn voorgesteld door de EU op dit gebied, zoals in de aquacultuurstrategie
wordt benoemd? Kan de Minister aangeven waar Nederland en de EU staan met betrekking
tot het ontwikkelen van welzijnsindicatoren, aangezien in het Nationaal Strategisch
Plan (2014–2020) al staat dat de Commissie wetenschappelijk advies per vissoort blijft
inwinnen en kwesties rond viswelzijn in de aquacultuur evalueert, zodat passende maatregelen
kunnen worden genomen? Deelt de Minister het inzicht dat er geen sprake is van duurzame
kweekvisserijen, wanneer vissen in kwekerijen vis of vismeel te eten krijgen? Hoe
kijkt de Minister tegen het stimuleren van het eten van mosselen wanneer je bedenkt
dat de wateren vol met plastic, poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en perfluoroctaansulfonaten
(PFOS) zitten? Hoe gaat de Minister voorkomen dat mensen plastic, PFAS of PFOS binnenkrijgen
via mosselen of andere schelpdieren? Kan de Minister aangeven of mosselen en zeegroenten
uit de Westerschelde momenteel geconsumeerd kunnen worden, gezien de dumping van PFOS
door 3M11?
Tot slot, merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat afgelopen week
het Nederlands Visbureau12 een nieuwe reclame heeft opgestart om makreel te promoten. Kan de Minister aangeven
of het Nederlands Visbureau hiervoor Europese subsidies heeft ontvangen en, zo ja,
om welke bedragen het gaat? Kan de Minister aangeven hoe ze uitvoering geeft aan de
aangenomen motie om promotiesubsidies voor vis in Europa aan te kaarten (Kamerstuk
33 50, nr. 87)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda
voor de Landbouw- en Visserijraad en hebben de volgende vragen.
GLB-NSP
Verwacht de Minister een aanpassing van het voorziene tijdspad voor de opstelling
en indiening van de Strategisch Plannen? Zal de Minister streven naar een aanpassing
van het voorziene tijdpad indien dit ter tafel komt? Welke informatie verwacht de
Minister van het Voorzitterschap en van de Europese Commissie over nadere uitwerkingen
en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, die hun beslag
dienen te krijgen in de op te stellen plannen? Verwacht de Minister aan al deze mededelingen
te voldoen? Hoe voorziet het NSP in de nadere uitwerkingen en vereisten voortkomend
uit de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, die hun beslag dienen te krijgen in
de op te stellen plannen? Wat is de positie van de Minister ten aanzien van het transparanter
maken van het evaluatieproces van het NSP? Heeft de Minister of hebben ambtenaren
op het ministerie gesproken met de Europese Commissie over de huidige ideeën voor
het NSP? Hoe ziet de Europese Commissie de plannen voor het NSP in haar huidige vorm?
Heeft de Commissie aanbevelingen gedaan ter verbetering van de huidige vorm van het
NSP? Zo ja, kan de Minister deze met de Kamer delen en toelichten?
Fit-for-55 pakket
LULUCF
Het doel voor 2030, namelijk een maximale uitstoot van 4,5 megaton CO2 equivalent in de LULUCF-sector lijkt op basis van een analyse van de National Inventory
Report (NIR) realiseerbaar en met het huidige beleid in Nederland gemakkelijk gehaald
te worden. Deelt de Minister deze conclusie en kan de Minister een ruwe schets geven
over welke sectoren welke bijdragen zullen gaan leveren in haar plannen? Acht de Minister
het huidige doel zoals gesteld in de LULUCF-verordening voldoende ambitieus? Zal de
Minister erop inzetten om de maximale uitstoot nog verder terug te dringen dan de
minimale 4,5 megaton? Om de doelen van 2031–2035 te halen moet Nederland in juni 2024
de nationale energie- en klimaatplannen presenteren. Heeft het kabinet al een start
gemaakt met deze plannen? Wat is het tijdspad waarin deze plannen met de Kamer gedeeld
zullen worden? Voor het doel «klimaatneutraal in 2035» wordt gestreefd naar een klimaatneutraliteit
op EU-niveau. Nederland daarentegen heeft relatief hoge emissies via landbouw, landgebruik
en weinig vastlegging via bosbouw tegenover andere lidstaten die netto vastlegging
in het landgebruik en de bosbouw hebben en relatief lagere emissies uit de veehouderij.
Zal de Minister zelf ook streven naar een nationale klimaatneutraliteit? Op welke
manier zal Nederland proberen dit doel te behalen? Zal Nederland informatie uitwisselen
met andere lidstaten en best practices ophalen om ook nationaal klimaatneutraal te kunnen zijn in 2035? Kan de Minister
een indicatie geven over hoe het NSP zal voorzien in het behalen van deze doelstellingen?
Wat is de appreciatie van de Minister over het meer in lijn brengen van de LULUCF-verordening
onder het Europese Emmissions Trading System (ETS)? Staat de Minister positief tegenover
het uiteindelijk onderbrengen van de LULUCF-verordening met het ETS? Kan de Minister
een appreciatie geven van het krachtenveld in de Raad met betrekking tot de LULUCF-verordening?
Kan de Minister een overzicht geven hoe de LULUCF-verordening zich verhoudt tot de
EU-Bossenstrategie en de interactie tussen de doelen van beide strategieën verder
toelichten, alsook hoe zij deze doelen wil behalen?
De Europese Commissie gaat, zoals eerder aangekondigd in de Van boer tot bord-strategie,
eind 2021 een Carbon Farming initiative publiceren en daarnaast in 2023 een mechanisme
voorstellen voor de certificering van koolstofvastlegging waarmee boeren en andere
landgebruikers gestimuleerd worden om de vastlegging van koolstof (in de bodem) te
bevorderen dan wel emissies te voorkomen. De grootste financieringspost om boeren
en bosbouwers te belonen voor het vastleggen of minder emitteren van CO2 is het GLB via de eco-regelingen. In de Nederlandse aanbevelingen, gedaan door de
Europese Commissie omtrent het verhogen van de capaciteit van koolstofopslag, is het
herstel van veengronden en het verminderen van overige broeikasgasemissies door de
veehouderij en bemesting. Hoe voorziet het NSP in het behalen van de doelstellingen
van het Carbon Farming initiative? Op welke manier zal het NSP boeren ondersteunen
om het vergroten van de capaciteit voor koolstofopslag te stimuleren?
Herziening Europese handelsnormen
De Minister geeft aan in haar brief een voorstander te zijn van de voorgenomen aanpassing
van de Europese handelsnormen. Daarnaast geeft de Minister aan dat er een aparte vragenlijst
is voorgelegd aan de autoriteiten van de lidstaten. Kan de Minister een indicatie
geven van de Nederlandse inbreng in deze vragenlijst? Heeft Nederland (dan wel via
de regering, dan wel via de ministeries) meegedaan aan de openbare consultaties? Zo
ja, kan de Minister toelichten wat daar de Nederlandse inbreng was? Wanneer kan de
Kamer een BNC-fiche verwachten over de herziening? Kan de Minister voor die tijd al
een uiteenzetting geven van de Nederlandse inzet op dit dossier en aangeven op welke
specifieke punten Nederland inzet voor de publicatie van het Commissievoorstel? Wat
betekent de herziening van de Europese handelsnormen op de interne markt voor het
gelijke speelveld op de globale markt? Zullen de normen die op de interne markt ook
gelden voor importproducten? Verwacht de Minister op dit punt beweging onder het Franse
voorzitterschap? Hoe staat de Minister tegenover het Franse voorstel om tarieven te
heffen aan de grens voor landbouwproducten die niet aan dezelfde standaarden voldoen
als de producten op de interne markt? Hoe verhoudt zich dit voorstel tot de wet internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Bossenstrategie
In het BNC-fiche van de EU-bossenstrategie geeft de Minister aan groot belang te hechten
aan de coherentie tussen de EU-bossenstrategie en de andere voorstellen en instrumenten,
zijnde de EU-Biodiversiteitsstrategie, de herziening van de LULUCF-verordening en
de Richtlijn Hernieuwbare Energie alsook de herziening van de Europese houtverordening.
Het kabinet gaf hierin ook aan erop toe te zien dat deze coherentie gewaarborgd zal
worden. Hoe zal de Minister erop toezien dat dit ook gebeurt? Hoe voorziet de implementatie
van de bossenstrategie in deze coherentie? Hoe verhoudt de EU-bossenstrategie zich
tegenover het te verwachten wetgevingsvoorstel omtrent het op de interne markt van
de EU brengen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing of bosdegradatie?
Is de Minister tevreden met de voortgang op dit dossier? Verwacht de Minister dat
deze wetgeving voldoende is om een gelijk speelveld te garanderen? Hoe verhoudt de
te verwachten wetgeving rondom internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
zich tot de EU-bossenstrategie? Wat is het tijdpad voor de implementatie van de EU-bossenstrategie?
Op welke termijn wil de Minister voldoen aan de doelen gesteld in de EU-bossenstrategie?
Kan de Minister een eerste inzicht geven in de concept-conclusies en de Nederlandse
inbreng daarvoor? Wat zijn de reserves van de Minister met betrekking tot de conceptconclusies?
Verwacht de Minister hier nog verandering in te kunnen brengen tijdens de Raad? Zo
nee, wat is hiervoor de reden? Kan de Minister daarvoor een indicatie geven van het
krachtenveld in de Raad?
Verschillende lidstaten hebben zorgen geuit over het feit dat de bevoegdheid voor
bosbeleid voornamelijk bij de lidstaten ligt, waardoor er geen doelstellingen voor
gemeenschappelijk bosbeleid zijn vastgelegd, zoals dit bijvoorbeeld wel het geval
is bij landbouwbeleid (GLB). Hoe staat de Minister tegenover het onderzoeken van de
mogelijkheden voor een gemeenschappelijk bosbeleid? Wat zijn volgens de Minister de
voordelen van het houden van de bevoegdheden voor bosbeleid op lidstaatniveau? Kan
de Minister een appreciatie geven van de positie van 11 lidstaten die hun zorgen hebben
geuit over de EU-bosstrategie en de voorstellen die daaruit voort zullen komen, met
name in relatie tot het subsidiariteitsvraagstuk?
Verder wil de Europese Commissie een nieuw vrijwillig certificeringssysteem opzetten
voor duurzaam bosbeheer. Hoe ziet de Minister deze certificering voor zich en waar
gaat ze op inzetten in de Raad? Zijn er voldoende waarborgen ter controle van de implementatie
van de EU-bossenstrategie? Zo ja, hoe wordt de implementatie per lidstaat gecontroleerd
en opgevolgd? Wat is hiervoor de Nederlandse inzet? De Europese Rekenkamer publiceerde
recentelijk een rapport met aanbevelingen voor de EU-bossenstrategie. Wat is de appreciatie
van de Minister van dit rapport? Zal zij zich in de Raad hard maken voor de overname
van deze aanbevelingen in de EU-bossenstrategie? Zal de Minister deze aanbevelingen
meenemen en implementeren in de Nederlandse uitwerking van de EU-bossenstrategie?
Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De Minister heeft in een eerdere schriftelijke beantwoording aangegeven dat ze overweegt
om biologische landbouwers in het puntensysteem voor de ecoregelingen standaard op
het premieniveau goud uit te betalen. Kan de Minister een nadere toelichting geven
van de uitbetaling voor de ecoregelingen op de niveaus goud, zilver en brons. Wanneer
wordt welk niveau gehaald?
Vragen en opmerkingen van het lid van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie ontvangen signalen vanuit de visserijsector over het hanteren
van aanvullende eisen en criteria door de Europese Commissie boven op de afgesproken
MSY-benadering en bandbreedte, over het niet meewegen van hogere visvangsten en het
achterlopen op de werkelijke biologische ontwikkeling van visbestanden (zeebaars,
kabeljauw), over het onvoldoende inspelen op veranderende verspreiding van visbestanden
door klimaatverandering en over forse neerwaartse bijstelling van paaibestanden (tong,
schol), waarbij de bijstelling veel groter is dan de visserijaanvoer. Herkent de Minister
deze signalen en wil zij deze meenemen naar Brussel?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister zich ten aanzien van onder meer
de Effort Sharing Regulation (ESR) en de LULUCF-verordening wil inzetten in lijn met
de betreffende BNC-fiches. In de ESR-verordening wordt de doelstelling voor emissiereductie
in de sectoren landbouw, gebouwde omgeving en transport aangescherpt. Het zou betekenen
dat Nederland in deze sectoren twaalf procentpunt meer emissiereductie moet leveren,
terwijl de huidige doelstelling al moeizaam bereikt zou worden. Deze leden constateren
dat in de recente analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving heel beperkt in
wordt gegaan op de gevolgen van de 48%-doelstelling voor de landbouw. In het BNC-fiche
blijft dit ook achterwege. Kan de Minister nader aangeven in hoeverre zij de genoemde
aangescherpte doelstelling haalbaar acht voor de landbouw, gelet op de financiële
positie van landbouwbedrijven? Wil zij zich terughoudend opstellen zolang dit niet
goed in beeld is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister positief is over de voorgenomen
herziening van de Europese handelsnormen. Deze leden hebben in dit verband twee vragen.
Zij horen graag of de Minister zich in gaat zetten voor het schrappen van de cosmetische
eisen in de handelsnormen voor groente en fruit. Zij vragen tevens aandacht voor de
mogelijke nadelen van de aanpassing van handelsnormen voor de visserij(keten). Kan
de Minister aangeven hoe de Market Advisory Council hierover heeft geadviseerd? Worden
deze bezwaren meegenomen? Verzet de Minister zich tegen het samenvoegen van de handelsnormen
voor ingeblikt en vers product? Wil de Minister in overleg met de visserij(keten)
bezien hoe onwerkbare handelsnormen voorkomen kunnen worden?
De leden van de SGP-fractie zien kansen voor vrijwillige vastlegging van koolstof
in de bodem en voor het verhandelen van deze koolstofcertificaten. Van belang is dat
er een Europees kader komt voor betrouwbare protocollen op basis van daadwerkelijk
gerealiseerde koolstofvastlegging. Wil de Minister zich samen met betrokken Nederlandse
stakeholders daarvoor inzetten? Biedt de LULUCF-verordening hier voldoende aanknopingspunten
voor? Wil zij daarbij meenemen dat voorkomen moet worden dat de markt voor vrijwillige
carbon-credits doorkruist wordt door afgedwongen koolstofvastlegging door afnemers?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw
en Visserijraad van 11 en 12 oktober alsmede het verslag van de Landbouw en Visserijraad
van 5-7 september.
Het lid van de BBB-fractie is blij om te lezen dat er erkenning is voor het platteland
in de functie van leverancier van voedsel. Maar in het verslag lijkt het wederom alsof
voedselproductie ondergeschikt is aan andere opgaven die nu in de beleidsdoelstellingen
van het GLB, voor de Nationaal Strategische Plannen, zijn geformuleerd. Sterker nog:
het sturen op doelen zoals klimaat en biodiversiteit is juist contraproductief voor
het behalen van drie andere doelen van het GLB: het zorgen voor voldoende voedsel
en een redelijk inkomen voor onze voedselproducenten. In de loop der jaren is het
budget steeds verder verlaagd, terwijl er doelen aan het GLB worden toegevoegd. Daarbij
hebben lidstaten zelf ook de vrijheid om in het NSP een deel van de goede landbouw-
en milieucondities (GLMC) in te vullen. Terwijl onze Nederlandse boeren zo steeds
duurzamer moeten produceren, worden nog steeds veel producten die met andere productiestandaarden
zijn geproduceerd van buiten Europa, maar door nationale koppen ook binnen Europa,
naar ons land geïmporteerd. Kan de Minister aangeven op welke van de GLMC’s zij het
beleidsvoornemen zwaarder geformuleerd heeft dan de minimumeis van de Europese Commissie
voorschrijft? Kan de Minister aangeven of zij daarbij rekening gehouden heeft met
de concurrentie- en inkomenspositie van Nederlandse boeren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom
niet?
Ondanks dat drie doelen van het NSP geformuleerd zijn ten gunste van de primaire producent,
vindt het lid van de BBB-fractie de inzet op een goed inkomen voor boeren en voedselzekerheid
nog te mager. Is de Minister bereid om deze twee punten sterker onder de aandacht
te brengen bij de Europese Commissie?
Een zogenaamde «Nationale kop» op beleid zien we ook op het gebied van de visserij.
Zo is de maaswijdte voor visserij op kabeljauw voor Nederlandse vissers strenger dan
alle andere lidstaten. Dat is zeer complex, voor vissers die in verschillende wateren
opereren, zeker nu ook het Verenigd Koninkrijk met eigen bepalingen gaat komen. Is
de Minister bereid om deze nationale bepalingen te heroverwegen, en daarbij geen strengere
normen te hanteren dan de EU voorschrijft en kan zij haar antwoord onderbouwen?
De Minister gaf in haar vorige antwoorden aan dat «de daadwerkelijke afweging van
functies in het landelijk gebied de bevoegdheid is van decentrale overheden en vindt
in gebiedsprocessen plaats». Het lid van de BBB-fractie is niet helemaal tevreden
met dit antwoord. Kan de Minister aangeven hoe zij dat ziet in het licht van doelstellingen
die straks in het NSP geformuleerd worden? Ontkent de Minister de invloed daarvan
op functies in het buitengebied?
Ook de bossenstrategie legt een grote claim op de beschikbare landbouwgronden in Nederland,
evenals maatregelen die bijvoorbeeld in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn
zijn opgenomen. Kan de Minister aangeven wat de totale druk op het landbouwareaal
is wanneer deze beleidsdoelen tezamen (zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, NSP/GLB
en de daarin opgenomen doelen zoals aanvalsplan grutto, de bossenstrategie, energietransitie
et cetera) ten uitvoering worden gebracht? Kan de Minister becijferen wat dit betekent
voor de voedingsstoffenvoorziening van Nederland als lidstaat, ten opzichte van de
voedingsstoffenbehoefte van de Nederlandse bevolking?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
onderliggende stukken van de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daar meerdere
vragen en opmerkingen over.
Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 11-12 oktober 2021
Vaststellen vangstmogelijkheden 2022 Oostzee
De leden van de VVD-fractie lezen dat Noorwegen en de Faeröer inzetten om eigen quota
stelselmatig hoger vast te stellen, wat overbevissing veroorzaakt. Daarmee benadelen
zij andere EU vissers. Is het niet beter dat middels handelsmaatregelen, bijvoorbeeld
het beperken van de import van kweekzalm, er druk uitgeoefend moet worden om te zorgen
voor een evenwichtige verdeling van duurzame vangstmogelijkheden, zo vragen deze leden.
Is dit ook de lijn die de Minister volgt?
Antwoord
Ik vind het ernstig dat Noorwegen en de Faeröer eilanden (maar ook IJsland) eigenstandig
hun vangstmogelijkheden voor in het bijzonder makreel verhogen. Enkele lidstaten van
de Europese Unie pleiten al voor handelsmaatregelen. Ik wil eerst van de Commissie
weten welke opties hiervoor zijn en ook wat daarvan de consequenties kunnen zijn voor
bijvoorbeeld de verwerkende industrie. Ik zal daarom pleiten voor eerst een haalbaarheidsonderzoek
naar mogelijke handelsmaatregelen zodat deze afgewogen en gericht ingezet kunnen worden.
Daarnaast steunt Nederland in de onderhandelingen met deze kuststaten de uitdrukkelijke
inzet van de Commissie om robuuste verdelingsafspraken overeen te komen en deze te
borgen. Dit laat overigens onverlet dat ik ook de Commissie zal steunen waar zij naar
mijn verwachting zal voorstellen om voor de totale vangsthoeveelheden per visbestand,
het wetenschappelijk advies van ICES te volgen.
Vangstmogelijkheden 2022
De leden van de VVD-fractie lezen dat vooralsnog niet bekend is hoe onderhandelingen
in onderling verband gaan verlopen. Van welke scenario’s gaat de Minister uit en als
deze tijdens de decemberraad moeten worden bezegeld, wanneer kan de Kamer dan uiterlijk
informatie over de strategie of uitkomsten verwachten?
Wat de leden van de VVD-fractie betreft biedt het perspectief richting onder andere
kleinschalige kunst- en binnenvisserij om bijvoorbeeld vangstmogelijkheden voor zeebaars
voor 2022 te vergroten. Op welke manier en wanneer wordt geborgd dat de verruiming
ten goede komt aan de kleinschalige visserij met staand want, bijvoorbeeld handlijnvisserij
en visserij met korven? Is de Minister het eens dat deze kleinschalige vorm van visserij
als «low-impact» kan worden gekwalificeerd en hiervan moet kunnen profiteren?
Er wordt door de visserijsector aangegeven dat er fluctuaties zijn in wetenschappelijke
berekeningen en ook cijfers worden in twijfel getrokken, bijvoorbeeld over de omvang
van het tong bestand. Dit heeft een nadelig voor Nederlandse vissers. Hoe kwalificeert
de Minister de berekeningen met betrekking tot de omvang van tong?
Antwoord
De onderhandelingen over de vangstmogelijkheden 2022 met de kuststaten, het VK, Noorwegen
en de Faeröer Eilanden vinden in oktober en november plaats. Tijdens de Landbouw-
en Visserijraad op 11-12 oktober zal de Raad begeleiding en advies geven aan de Commissie
voor de inzet in deze onderhandelingen. Op basis hiervan zal de Commissie een concrete
inzet per bestand voorleggen aan de lidstaten voordat de onderhandelingen starten.
De uitkomsten van de onderhandelingen worden in de Decemberraad vastgesteld. Ik zal
uw Kamer uiteraard informeren zodra meer informatie bekend is over de inzet en het
verloop van de onderhandelingen. De lidstaten worden tijdens de onderhandelingen voortdurend
betrokken door de Commissie en kunnen de onderhandelingen bijsturen.
Gelet op de toestand van het zeebaarsbestand geldt er een verbod op de commerciële
visserij op zeebaars. Er bestaan wel uitzonderingen voor een aantal visserijcategorieën
waarbij beperkte (bij)vangsten zijn toegestaan. Deze categorieën zijn de demersale
visserij, zegenvisserij, visserij met haken en lijnen en de staand wantvisserij. Deze
laatste twee categorieën hebben betrekking op de kleinschalige visserij. Het is positief
dat op basis van het wetenschappelijk advies, de vangstmogelijkheden voor zeebaars
licht toe kunnen nemen. Ik zal ervoor pleiten in de onderhandelingen met het Verenigd
Koninkrijk (VK) dat deze specifieke kleinschalige visserijen in 2022 eveneens moeten
kunnen delen in de vangsttoename. Zeebaars is voor deze vissers belangrijk voor het
visserij-inkomen.
Elk jaar maakt de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) een
schatting van de omvang van het tongbestand op basis van wetenschappelijke modellen.
Omdat de omvang van het bestand een schatting is kunnen nieuwe data tot nieuwe inzichten
leiden wat grote gevolgen kan hebben voor het vangstadvies. Zo was vorig jaar de aanname
dat er dit jaar een grote aanwas van juveniele tong zou zijn, maar dit bleek kleiner
dan verondersteld. Daarom is de het advies naar beneden bijgesteld. Overigens gaat
het wel goed met het tongbestand.
Bilaterale consultaties met het VK
Door Brexit verandert besluitvorming. Volgens de leden van de VVD-fractie neemt invloed
van lidstaten op besluitvorming af. Ziet de Minister dit ook zo en hoe reageren we
als Nederland hierop? Het Verenigd Koninkrijk neemt daarnaast, onder het mom van duurzaamheid,
technische maatregelen die puur tegen EU vissers gericht zijn. Wat doet de Minister
hieraan?
Antwoord
Het proces voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden is aanzienlijk veranderd
als gevolg van Brexit, waarbij alle partijen zich opnieuw tot elkaar moeten verhouden.
De Europese Commissie voert namens de lidstaten de onderhandelingen met alle derde
landen. Dit gebeurt op basis van een mandaat dat door de Raad wordt vastgesteld. De
lidstaten worden zowel op technisch als politiek niveau nauw betrokken bij de EU inzet
in deze onderhandelingen. De uiteindelijke uitkomsten moeten door de Raad worden vastgesteld
in de Europese TAC- en quotaverordening. De eenzijdige vaststelling van technische
maatregelen door het Verenigd Koninkrijk is een zorg die de continue aandacht heeft
van het ministerie. Op regionaal niveau werken de lidstaten nauw samen om de problemen
inzichtelijk te maken zodat de Commissie dit met het VK kan overleggen in het Specialised
Committee on Fisheries (SCF) onder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst met het
VK. Dit comité moet het platform worden waarin de EU met het VK afspraken maakt over
de technische maatregelen.
Fit for 55- pakket
De Leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de positie
van de regering met betrekking tot de herziening van de LULUCF-verordening. Het is
goed om te vernemen dat Nederland volgens de boekhoudregels van de huidige LULUCF-verordening
naar verwachting zal voldoen aan de doelstelling in de periode 2021–2025. Wel vragen
deze leden zich af waarop deze aanname is gebaseerd. Kunnen we dit nu al zeker stellen?
Antwoord
De aanname dat Nederland volgens de boekhoudregels van de huidige LULUCF-verordening
naar verwachting zal voldoen aan de doelstelling in de periode 2021–2025 is met name
gebaseerd op projecties in de KEV2020. In 2019 was de uitstoot door de landgebruikssector
volgens de KEV2020 namelijk 4,8 Mton, waarmee Nederland op dit moment al bijna zou
voldoen aan het doel in 2025. Aan de hand van de no debit rule komt dat doel volgens de laatste berekeningen namelijk uit op maximaal 4,7 Mton CO2 uitstoot door landgebruik in 2025. Volgens de KEV2020 is de verwachting dat er een
geleidelijke daling zal zijn van de uitstoot door de landgebruikssector in Nederland,
tot 4,2 Mton in 2025. Daarbij moet worden aangemerkt dat hierbij wordt uitgegaan van
de uitvoering van beleid dat is meegenomen in de KEV2020 en dat ik het geval van emissies
door landgebruik natuurlijke verstoring altijd een risicofactor zijn.
Verder lezen deze leden dat het kabinet voorstander is van de voorgestelde versimpeling
van de huidige LULUCF-boekhoudsystematiek. Een dergelijke versimpeling maakt de momenteel
benodigde complexe vaststelling van referentie-emissies overbodig en maakt betere
monitoring mogelijk. Graag horen deze leden een toelichting hierop. Hoe wordt op dit
moment gewerkt met referentie-emissies voor koolstof en hoe gaat dit eruit zien? Is
hier ook een parallel te trekken met de fosfaat- en stikstofmetingssystematiek? Immers,
net als koolstof, nemen gewassen ook fosfaat en stikstof op. Is de regering voornemens
om ook bij fosfaat en stikstof te kijken naar netto-emissie? Graag horen de leden
een uitgebreidere toelichting hierop van de regering.
Antwoord
Op dit moment wordt er onder de LULUCF verordening gerapporteerd op basis van zes
zogenaamde landgebruikscategorieën. Voor deze landgebruikscategorieën gelden verschillende
referentieregels, waarbij met name voor de categorie bossen een gecompliceerde methode
is om per lidstaat de referentie exact te bepalen (de Forest Reference Level). Deze referenties zijn nodig omdat onder de huidige verordening de bindende doelstelling
voor alle lidstaten is dat de netto-koolstofput niet kleiner mag zijn in 2025 dan
is bepaald aan de hand van de referenties (de No debit rule). Voor Nederland geldt hierdoor een doelstelling van maximale netto uitstoot door
de landgebruikssector van 4,2 Mton CO2 equivalenten in 2025. Door de No debit rule los te laten en voor iedere lidstaat te bepalen hoe groot de netto-koolstofput moet
zijn in 2030 is het gebruik van landgebruikscategorieën en bijhorende referentieniveaus
niet meer nodig. Rapportage door lidstaten zal vervolgens gedaan worden aan de hand
van de jaarlijkse broeikasgasemissie rapportages zoals die ook voor andere sectoren
geldt.
De vraag of er een parallel te trekken is met de fosfaat- en stikstofmetingssystematiek
gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad van oktober
en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
Het kabinet «waardeert de ambitie van de Commissie om op EU-niveau een klimaatneutrale
AFOLU-beleidspijler te realiseren». Wat betekent dit precies? En wat zouden mogelijke
consequenties kunnen zijn voor Nederland, zo vragen deze leden de regering.
Antwoord
Dit betekent dat het demissionaire kabinet de ambitie van de Commissie steunt om ook
de sectoren die binnen de kaders van een AFOLU-beleidspijler vallen te stimuleren
om een belangrijke bijdrage te leveren aan het doel om een klimaatneutrale EU in 2050
te bereiken. Het demissionaire kabinet heeft nog wel behoefte aan nadere toelichting
van de Commissie waarom zij denken dat deze AFOLU doelstelling voor de EU bereikbaar
is.
Mogelijke consequenties voor Nederland zijn nog niet duidelijk, omdat pas in 2025
de nationale doelstellingen worden vastgesteld. Evenmin is bekend wat de gevolgen
voor landbouw zouden zijn van de instandhouding van de huidige klimaatbeleidsarchitectuur,
omdat ook de doelen onder de huidige opzet nog niet bepaald zijn voor de periode na
2030.
In de geannoteerde agenda stelt het kabinet dat in het Europees parlement de voorstellen
die samen het Fit for 55 pakket vormen «als historisch pakket worden verwelkomd».
Tegelijkertijd is de samenhang tussen diverse agenda’s en ambities op Europees niveau
nog onduidelijk. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het Fit for 55 pakket
zich verhoudt tot de Farm-to-Fork strategie, op welke wijze deze samenhang voor Nederlandse
boeren wordt gewaarborgd en of de regering kan toezeggen dat stappen en maatregelen
in nauwe samenwerking met de agrarische sector worden besproken?
Antwoord
De «Van boer tot bord»-strategie moet zorgen voor een transitie naar een duurzaam
voedselsysteem in de EU. Het Europese klimaatbeleid en de Fit for 55% voorstellen
dragen naar verwachting bij aan het realiseren van deze transitie en andersom.
Voor elk van de individuele «Van boer tot bord» voorstellen zullen de gebruikelijke
consultaties plaatsvinden. Bovendien zal de regering bij de beoordeling van de individuele
voorstellen steeds oog blijven houden voor de samenhang met andere maatregelen en
doelen. Het Fit for 55 pakket wordt besproken aan de verschillende klimaattafels en
op termijn zullen er informatiebijeenkomsten worden georganiseerd over het Fit for
55 pakket.
Ook horen deze leden graag op welke wijze het parlement wordt betrokken bij de veelheid
aan Europese regelgeving die op de Nederlandse agrarische sector lijkt af te komen.
Vanuit de agrarische media verneemt de VVD dat de Fit-for-55 opgave voor de landbouw
breder is dan CO2-uitstoot, zoals de uitstoot door het gebruik van meststoffen en van vee. Klopt deze
berichtgeving en welke emissies betreft dit? Waarom staat hierover niets opgenomen
in het LULUCF-fiche?
Antwoord
De LULUCF verordening, en daarmee het BNC fiche, gaat over koolstofsvastlegging door
bodem en gewassen en broeikasgasemissies uit de bodem en gewassen en gaat niet over
de uitstoot door het gebruik van meststoffen en vee. Het Fit for 55 pakket van de
Europese Commissies doet niet alleen voorstellen voor het beperken van CO2 uitstoot, maar voor het reduceren van alle broeikasgasemissies. Dit wordt uitgedrukt
in de afkorting CO2equivalenten, oftewel CO2eq.
Door het ontbreken van bronvermelding is het niet mogelijk aan te geven of «... deze
berichtgeving...» al dan niet klopt.
De financiële consequenties en gevolgen voor de regeldruk voor bedrijfsleven en burger
zullen in de periode 2026–2030 waarschijnlijk zeer beperkt zijn, omdat Nederland met
de in het klimaatakkoord vastgelegde afspraken de voorgestelde doelstelling lijkt
te kunnen halen, zo stelt de regering. Dit wordt anders voor de periode na 2030. Hoe
bereidt de regering zich hierop voor en op welke wijze wordt ook hier het parlement
en bedrijfsleven betrokken bij de beleidsopgaven?
Antwoord
Het huidige Klimaatakkoord is in nauwe afstemming met sectorpartijen, mede-overheden
en maatschappelijke organisaties tot stand gekomen. Het ligt voor de hand dat ook
voor het beleid voor de periode na 2030 wordt voorzien in participatie van betrokken
partijen. Het is aan een nieuw kabinet om plannen te formuleren voor het klimaatbeleid
voor de periode na 2030, inclusief de wijze waarop de betrokkenheid van stakeholders
bij de concrete uitwerking van het beleid vorm krijgt.
Bossenstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de EU-bossenstrategie en kijken,
net als het kabinet, uit naar de concrete voorstellen van de Commissie. Het kabinet
schrijft dat de strategie aansluit op veel punten van de Nederlandse bossenstrategie.
Kan het kabinet aangeven hoeveel hectare bos er in Nederland volgens de nationale
en EU-bossenstrategie in Nederland bij zou moeten komen? Kan dat, net als de 3 miljard
bomen die de Commissie noemt, ook gekwantificeerd worden in een aantal bomen? Voorts
zijn deze leden benieuwd of het kabinet van mening is dat bestaande bossen uitgebreid
dienen te worden of dat er ook nieuwe bossen dienen te worden gerealiseerd in relatie
dichtbebouwde provincies als Zuid-Holland. Indien dit laatste het geval is, ziet het
kabinet hier ook kansen in de uitbreiding van bomen binnenstedelijk, hetgeen ook zou
bijdragen aan de balans tussen het belang van klimaatadaptieve steden enerzijds, en
schaarse landbouwgrond anderzijds. Graag een reactie.
Antwoord
De ambitie in de nationale Bossenstrategie is om het bosareaal tot 2030 met 37.000
hectare uit te breiden. De Commissie heeft in haar officiële stuk geen onderverdeling
gemaakt, aangezien de Commissie partijen oproept om zelf met een aanbod te komen,
maar heeft in een ambtelijke publicatie13 de potentiële Nederlandse bijdragen op 11.500 hectare geschat. De Commissie rekent
met 2.500 bomen per hectare bos, hetgeen voor de Nederlandse ambitie neer zou komen
op 92,5 mln. bomen. Conversies van oppervlaktes bos naar individuele bomen zijn echter
zeer subjectief. De ambitie om het bosareaal met 37.000 hectare uit te breiden beperkt
zich niet alleen tot uitbreiding van bestaande bossen, maar het is ook de bedoeling
deze bossen in de buurt van stedelijke bebouwing te ontwikkelen. Daarnaast werkt het
kabinet aan maatregelen om het aantal bomen in het landschap en stedelijke gebied
te verhogen. In het klimaatakkoord hebben gemeenten zich onder meer ten doel gesteld
tot 2030 jaarlijks 1% meer stedelijke bomen aan te planten.
Fiche: Mededeling End the Cage Age
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording
op vragen over impact van aanscherping van wet- en regelgeving voor dierenwelzijn.
Deze leden vroegen of de Minister erkent dat boeren in Noordwest-Europa ver voor de
troepen uitlopen als het gaat om dierenwelzijn. Daarnaast vroegen deze leden op welke
wijze zij er zorg voor draagt dat verschillen tussen noord en zuid worden meegewogen,
zodat Nederlandse boeren niet onevenredig zwaar worden belast. In haar reactie antwoordt
de Minister dat de inzet van EU-regelgeving is het bevorderen van een gelijk speelveld
tussen de verschillende EU-lidstaten. De gelijke lasten voor de veehouders in de EU-lidstaten
zullen tijdens de impact assessment van de Commissie worden bekeken, zo stelt zij.
De leden van de VVD-fractie kijken vanzelfsprekend uit naar de bevindingen van deze
impact assessment, maar wijzen het kabinet er wel op dat door te leunen op een Europese
impact assessment ongelijkheid die ontstaan door nationale koppen op regelgeving en
importen van buiten de EU welke niet voldoen aan de EU-regelgeving (productiestandaard)
niet worden meegenomen. Erkent de Minister dit en gaat zij zich ervoor inspannen dat
ook deze effecten zullen worden meegenomen in een mogelijk nationaal impact assessment?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
«Farm to Fork» strategie
Anderhalf jaar na de presentatie van de F2F-strategie heeft de Europese Unie een effect
scenario gepubliceerd waaruit blijkt dat de gestelde emissiereductiedoelen in 2030
worden gehaald, maar ook dat het aanbod van akkerbouw- en veehouderijproducten met
meer dan 10% daalt. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de in de F2F-strategie
genoemde doelen, die fors lijken in te grijpen in de agrarische sector.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
In de begroting 2022 lezen deze leden dat de regering een nationale strategie opstelt
voor het vergroten van biologische productie en consumptie in Nederland. Wanneer verwacht
het kabinet deze strategie met de Kamer te delen, is «een nationale strategie» het
enige wat de Europese Commissie van Nederland vraagt en op welke wijze zullen ook
andere vormen van landbouw een haalbaar en uitvoerbare positie krijgen binnen deze
strategie?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
De leden van de VVD-fractie vernemen graag een huidige stand van zaken en horen ook
graag op welke wijze het parlement en de agrarische sector zal worden betrokken bij
de totstandkoming van de nationale doelen zoals geformuleerd in de F2F-strategie.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda
rondom dit overleg. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij hierover willen
voorleggen.
GLB/NSP
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat bij deze Raad mogelijk
aanvullende informatie zal worden verschaft met betrekking tot nadere uitwerkingen
en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen die de uitwerking
van het NSP kunnen beïnvloeden. Kan de Minister schetsen welke nadere uitwerkingen
en vereisten zij hierbij verwacht? En kan zij de Kamer hiervan direct na de Raad op
de hoogte stellen, inclusief haar plannen om deze te verwerken in het NSP?
Antwoord
Tijdens de Raad zal niet specifiek worden gesproken over de secundaire wetgeving.
De Commissie heeft eerder wel een eerste indicatie gegeven over het aantal gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen die voor de drie GLB-verordeningen gezamenlijk zal worden
gepresenteerd. Deze meer technische uitwerkingen van de verordeningen zullen geen
onderwerp van debat in de Raad zijn, de voorstellen worden in comités en expertgroepen
besproken. De handelingen hebben betrekking op onder meer: de architectuur van het
Nationaal Strategisch Plan (NSP), het benoemen van de administratieve organen zoals
het betaalorgaan, aanvullende regels voor interventies, het prestatiemodel, beheer
en controle (waaronder het gebruik van satellietbeelden en nadere bepalingen over
blijvend grasland, Goede Landbouw en Milieu condities. Aanvullende informatie die
mij toekomt naar aanleiding van uitkomsten van de comités en expertgroepen zal ik
met uw Kamer delen.
Ook zouden deze leden graag nog wat meer duidelijkheid krijgen over dierenwelzijn
in het NSP, ook omdat zij begrijpen dat in deze Raad aandacht zal worden besteed aan
het paper van de Vughtgroep over nadere regelgeving voor de verbetering van het dierenwelzijn.
Zoals deze leden ook al hebben aangekaart in het Commissiedebat over het NSP vorige
week, vinden zij het belangrijk dat in dit NSP binnen de ecoregelingen expliciet aandacht
wordt besteed aan het dierenwelzijn. Zou de Minister nader kunnen duiden hoe de ambitieuze
plannen in de Vughtgroep paper hun weerslag zullen krijgen binnen het NSP? En hoe
laat zij de plannen ook zo goed mogelijk aansluiten bij de plannen in het End the
Cage Age initiatief? Is zij het tenslotte met de leden van de D66-fractie eens dat
deze Raad bij uitstek de mogelijkheid biedt om ook andere landen aan te sporen hun
NSP ook te gebruiken om maatregelen ter bevordering van het dierenwelzijn te stimuleren?
Antwoord
De Europese Commissie heeft de lidstaten geadviseerd om het GLB effectiever in te
zetten om dierenwelzijnsverbeteringen te bereiken en biedt daar verschillende instrumenten
toe. Momenteel bekijk ik welke instrumenten daar het meest geschikt voor zijn. Wat
betreft de ecoregelingen heeft de Europese Commissie ook dierenwelzijn opgenomen als
doel, naast leefomgeving en klimaat, wat betekent dat landbouwpraktijken die bijdragen
aan beter dierenwelzijn in aanmerking kunnen komen voor steun via het instrument ecoregelingen.
Omdat een diergebonden ecoregeling een nieuwe vorm is, naast de tot dusver bekende
areaal gebonden ecoregelingen, wil ik eerst ervaring hiermee opdoen via een pilot.
De uitkomsten en ervaringen uit de pilot, die zal vallen onder het tweede pijler instrument
samenwerking, zal ik vervolgens gebruiken om te bepalen of en zo ja hoe een effectieve
diergebonden ecoregeling die gericht bijdraagt aan verbetering van dierenwelzijn vormgegeven
kan worden. Daarnaast wil ik ook de instrumenten investeringen, kennis, innovatie,
samenwerking en jonge boeren inzetten om dierenwelzijnsverbeteringen te ondersteunen.
Tot slot streef ik ernaar dat GLB-interventies met een ander doel, zoals biodiversiteit,
milieu en klimaat, geen negatieve uitwerking op dierenwelzijn hebben en indien mogelijk
zelfs bijdragen dierenwelzijn. Ik neem bij de invulling van de instrumenten ook de
lidstaat-aanbevelingen die de Commissie heeft gedaan aan Nederland ter harte (Kamerstuk
28 625, nr. 288) evenals de aanbeveling om de omschakeling naar een kooivrije houderij met het GLB
te ondersteunen, naar aanleiding van het End the Cage age burgerinitiatief. Ik zal
bij mijn inbreng in de Raad benadrukken dat verduurzaming van het GLB ook een betere
positie van het dier in het GLB betekent.
Een betere positie van het dier wil ik ook bereiken door middel van mijn inbreng in
het herzieningsproces van de EU-dierenwelzijnsregelgeving, onder andere door het position
paper van de Vughtgroeplanden aan de Commissie waarover uw Kamer recentelijk is geïnformeerd.
Hierin spreken de Vughtgroeplanden steun uit voor het voornemen van de Europese Commissie
om als reactie op het End the Cage Age burgerinitiatief kooihuisvesting uit te faseren.
Hierbij vind ik het van belang dat sprake is van een passende overgangstermijn voor
de uitfasering. Mijn inzet voor het GLB en de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving
zijn beide gericht op het overkoepelende doel van mijn inzet in Brussel, namelijk
beter dierenwelzijn op Europees niveau.
Bossenstrategie en Biodiversiteitsstrategie
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Europese Commissie voor 2030 3 miljard
extra bomen wil planten. Heeft de Minister al een beeld hoe het certificeringssyteem
eruit ziet wat de EC wil oprichten voor duurzaam bosbeheer? Wanneer moeten de lidstaten
een strategisch bosplan hebben opgesteld? Heeft Nederland hiertoe al een aanzet gemaakt?
Deze leden lezen dat dat eind 2021 de EC zal komen met een wetgevend voorstel voor
ecosysteemherstel, als onderdeel van de EU-biodiversiteitsstrategie. Is al een datum
bekend? En kan de Minister uiteenzetten hoe Nederland de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten,
waaronder koolstofopslag, wil belonen? Deze leden zijn van mening dat het doel om
30 procent van het landoppervlak te beschermen, ook moet gelden voor Nederland. Gaat
de Minister zich inzetten om deze doelstelling ook per lidstaat te verplichten?
Antwoord
De Commissie heeft aangegeven te willen onderzoeken of een nieuw vrijwillig bosbeheer
certificaat, gebaseerd op uitgebreide criteria voor duurzaam bosbeheer, een bijdrage
kan leveren aan biodiversiteit binnen de bosbouw. De criteria moeten samen met de
lidstaten worden bepaald. In het eerste kwartaal van 2023 moet een impact-assessment
zijn uitgevoerd en wil de Commissie het nieuwe vrijwillige certificaat presenteren.
De Commissie stelt voor dat lidstaten drie strategische bossenplannen opstellen, met
een horizon op respectievelijk 2030, 2050 en 2070. De Commissie benadrukt niet in
de bevoegdheid van lidstaten te willen treden, maar wil wel tot enkele gemeenschappelijke
richtlijnen voor de rapporten te willen komen. Gezien het recente uitbrengen van een
nationale Bossenstrategie met als horizon 2030, zal Nederland in een nieuw proces
zich met name nog richten op strategieën voor 2050 en 2070. De Commissie heeft hiervoor
het eerste kwartaal van 2023 voorgesteld als deadline, maar moet hiervoor dus nog
met richtlijnen komen.
Het wetgevend voorstel voor ecosysteemherstel, onderdeel van de EU-biodiversiteitsstrategie,
zal naar verwachting medio november 2021 worden uitgebracht door de Europese Commissie.
De manier waarop het Rijk de beloning van ecosysteemdiensten kan bevorderen zal per
ecosysteemdienst verschillen. Gestreefd wordt om zo veel mogelijk via de markt te
regelen, bijvoorbeeld via productlabels en certificaten. Het Rijk stimuleert de kennisontwikkeling
en -verspreiding over businessmodellen voor de levering van ecosysteemdiensten en
bevordert samenwerking tussen bedrijven om deze te kunnen realiseren. Voor sommige
maatschappelijke gewenste ecosysteemdiensten zal echter het functioneren van een markt
overheidsregulering behoeven, zoals bij koolstofvastlegging, of zal de levering (mede)
afhankelijk zijn van publieke financiering, bijvoorbeeld via het GLB, of via aangepaste
tarieven voor pacht, -heffingen en investeringskosten.
Het kabinet onderschrijft het belang van een robuust trans-Europees stelsel van goed
beheerde en verbonden natuurgebieden alsook de constatering dat de huidige omvang
van het Europese netwerk onvoldoende is om biodiversiteit te beschermen. De druk op
ruimte op land en zee in Nederland is echter groot. De Commissie stelt als doel op
30% van het EU-areaal op land en zee te beschermen. Het kabinet vindt het belangrijk
dat de 30% niet automatisch voor elke lidstaat geldt en is benieuwd naar de uitwerking
op lidstaatniveau van deze doelstelling. Ook de Raad steunt deze benadering.
Visserij
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende
bespreekpunten over visserij bij deze Raad. De leden lezen dat het MSY-advies om het
kabeljauw bestand te laten herstellen nu op -10.3% staat, en dat Nederland afhankelijk
van het voorstel van de Commissie op basis van dit advies, zal instemmen. Met welke
bandbreedte aan percentages is de Minister bereid akkoord te gaan? Is de Minister
het met de leden van de D66-fractie eens dat dit zo dicht mogelijk op het MSY-advies
moet zitten, al dan niet het advies direct moet volgen? Zo nee, waarom niet?
Ook lezen de leden dat de Minister hoe dan ook niet akkoord zal gaan met een korting
op schol omwille dat kabeljauw minimaal bijgevangen wordt in gerichte schol visserijen.
Kan zij nader uiteenzetten waarom niet? Welke risico’s kleven daaraan voor het herstel
van het visbestand? Is de Minister het eens met deze leden dat het herstel van het
bestand voorop zou moeten staan, omdat dit uiteindelijk ook het best is voor het behoud
van de visserij?
Antwoord
Ik zal er voor pleiten om het MSY-advies te volgen. Qua bandbreedtes is het belangrijk
dat het bestand herstelt. Ik kijk hierbij naar de impact op het paaibestand. Tegelijkertijd
acht ik het belangrijk dat deze soort er niet voor zorgt dat niet-gerichte visserijen
moeten stoppen met vissen. De gerichte visserij op schol bijvoorbeeld vangt slechts
in kleine hoeveelheden kabeljauw bij. Dit is onder andere omdat ze op verschillende
dieptes zwemmen en ook niet veel samen voorkomen. Hoewel ik er begrip voor heb dat
de Commissie breder kijkt hoe kabeljauw ontzien kan worden, zou een verdere korting
op het scholquotum disproportioneel zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 en 12 oktober 2021
en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij enige tijd geleden schriftelijke vragen
hebben gesteld over het vissen in windparken. Zij verwonderen zich er enigszins over
dat er nu wel een experiment opgestart mag worden om te bekijken op welke manier vissen
in windparken toch mogelijk zou zijn maar dat daarbij een aantal vismethoden, waaronder
staandwantvisserij en jigging, bij voorbaat uitgesloten worden. Kan de Minister aangeven
welke overwegingen hier aan ten grondslag liggen? De Minister geeft in antwoord op
de Kamervragen van de CDA-fractie aan dat wel met deze vormen geëxperimenteerd kan
worden buiten een windpark. Wat zijn de argumenten om een experiment buiten een windpark
wel toe te staan maar erbinnen niet? In hoeverre spelen principiële redenen op de
achtergrond een rol? Deze leden merken op dat de termijn voor het indienen van voorstellen
voor het experiment binnen de windparken zeer binnenkort sluit. Zij hebben begrepen
dat er nauwelijks interesse is en er mogelijk helemaal geen aanvragen zijn gedaan.
Kan de Minister dit bevestigen? Kan de Minister tevens aangeven wat dit gebrek aan
interesse betekent voor de toekomst van vissen in windparken? Is zij bereid om alsnog
weer met de sector in gesprek te gaan om een experiment vorm te geven waardoor vissers
wel interesse hebben om deel te nemen?
Antwoord
In de beantwoording op de schriftelijke vragen van de CDA-fractie (Aanhangsel Handelingen
II 2020/21, nr. 3931) is aangegeven welke vismethoden in het windpark uitgezonderd zijn van het verbod
om zich te bevinden binnen de veiligheidszone van het windpark. Aangezien staandwant
en jigging geen onderdeel zijn van deze uitzondering is het verboden om deze methoden
toe te passen in de veiligheidszones van windenergiegebied Borssele. Buiten de veiligheidszones
kunnen deze vistechnieken op de gehele Nederlandse Noordzee worden toegepast, behalve
in gebieden waar dit verboden is.
De redenen die ten grondslag liggen aan het niet uitzonderen van o.a. jigging en staandwant
op het verbod zich te bevinden binnen de veiligheidszone zijn de wenselijkheid en
de veilige uitvoerbaarheid van het gebruik van deze technieken binnen een windpark
(zie hiervoor de toelichting op artikel vier van de Beleidsregel instelling veiligheidszone
windparken op zee). Van de technieken die wél zijn uitgezonderd van het verbod is
in min of meerdere mate aantoonbaar gemaakt dat deze technieken veilig kunnen worden
uitgevoerd binnen een windpark én ze zijn daarnaast wenselijk geacht. In het Noordzeeakkoord
is afgesproken om visserij met vaste vistuigen in (delen van) alle nieuwe windparken
toe te staan. Deze afspraak geeft daarmee ook richting aan welke vistechnieken er
toegestaan worden. «Jiggen» is geen vorm van een vast vistuig. Op mijn initiatief
is in het Noordzeeoverleg van 07-07-2021 overeengekomen dat de term «vaste vistuigen»
zoals bedoeld in afspraak 4.20 geïnterpreteerd wordt als passieve visserij. Dit verbreedt
de mogelijkheden voor de visserij die onder deze afspraak zijn gemaakt.
De termijn om in te schrijven loopt op 6 oktober af. Daarna kan ik pas bevestigen
of er inderdaad geen sprake is van inschrijvingen. Wel kan ik aangeven dat mij bekend
is dat individuele vissers interesse hebben om te vissen in het windpark.
De uitvraag waar de leden van de CDA-fractie in hun vragen naar refereren is gebaseerd
op artikel 4 van de Beleidsregel instellen veiligheidszone windparken op zee. Deze
beleidsregel is sinds 26 april 2018 van kracht en hieruit volgt dat experimenten met
passieve visserij in windparken mogelijk zijn, mits deze wenselijk zijn en veilig
uitgevoerd kunnen worden binnen het windpark. Daarnaast biedt de beleidsregel onder
artikel 2, sub d nog een mogelijkheid voor een uitzondering op het verbod, namelijk
het uitvoeren van onderzoeken in opdracht van de rijksoverheid.
Wanneer er geen reacties op deze uitvraag bij mij worden ingediend trek ik de voorlopige
conclusie dat de vissers vooralsnog geen interesse hebben voor het uitvoeren van een
experiment met passieve visserij in windenergiegebied Borssele, kavel II onder de
aanvullende voorwaarden zoals deze zijn gesteld. In dat geval zal ik met de belanghebbenden
in gesprek gaan of er interesse is voor een publiek onderzoek in plaats van een publiek-privaat
experiment. Mocht interesse vanuit de passieve visserij sector uitblijven en er zijn
wel andere gegadigden om het voor passieve visserij gereserveerde gebied (kavel II
Borssele) te gaan gebruiken, bijvoorbeeld voor aquacultuur, dan kunnen zij hier mogelijk
voor in aanmerking komen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de situatie voor veel vissers momenteel
zorgelijk is. Het water staat hen aan de lippen en sommige vissers kiezen er al voor
om niet meer uit te varen maar om de saneringsregelingen af te wachten. Het is dan
ook belangrijk dat er snel duidelijkheid voor hen komt. Deze leden merken op dat de
Minister eerder aangaf dat er problemen waren met de saneringsregelingen en staatssteun.
Kan zij aangeven wat op dit moment de stand van zaken is en op welke termijn komt
er duidelijkheid voor de vissers? Kan de Minister tevens toelichten of en welke beperkingen
zij voornemens is om in te bouwen in de saneringsregeling (zoals een verbod op investeren
indien een bedrijf enkele schepen wil saneren en met een kleinere vloot van duurzame
schepen door wil gaan)? Klopt het dat bij schepen ouder dan bijvoorbeeld 20 jaar er
een korting op saneringsgeld wordt toegepast waardoor deelname aan sanering veel minder
aantrekkelijk zal zijn?
Antwoord
De situatie in de visserij is mij bekend en daarom streef ik ernaar zo snel mogelijk
duidelijkheid te kunnen bieden over de saneringsregeling.
Ik ben in overleg met de Europese Commissie over de saneringsregeling in het kader
van de Brexit Adjustment Reserve (BAR). De verwachting is dat deze in het eerste kwartaal
van 2022 opengesteld kan worden, mits de Commissie hiervoor toestemming geeft. De
regeling zal naar verwachting eind van dit jaar gepubliceerd worden, op dat moment
is er duidelijkheid over hoe de saneringsregeling er precies uit komt te zien. In
de tussentijd heb ik frequent overleg met de visserijvertegenwoordigers om hen te
informeren over de voortgang.
Bij het opstellen van de saneringsregeling ben ik gebonden aan Europese wet- en regelgeving.
Eén van die bepalingen is dat een visser die steun ontvangt voor het beëindigen van
visserijactiviteiten vijf jaar na het ontvangen van steun geen ander schip mag laten
registreren in het vlootregister. Dat betekent dat een bedrijf dat meer dan één schip
bezit, voor een periode van vijf jaar geen ander vaartuig mag registreren. Ook niet
als het gaat om een duurzamer vaartuig. Ik heb bij de Europese Commissie aangegeven
dat dit knelt als het gaat om de verduurzamingsambitie die de visserijvloot en ik
nastreven.
Daarnaast is het van belang te vermelden dat dit een saneringsregeling is die is opgesteld
om de gevolgen van de Handels-en Samenwerkingsovereenkomst (HSO) tussen de EU en het
Verenigd Koninkrijk op te vangen. Dat betekent dat vissers die in aanmerking komen
voor een sanering aantoonbaar hinder moeten ondervinden van de afname van het quotum
als gevolg van die HSO. Vissers die geen quotum verloren zijn, vallen daarmee buiten
deze regeling. De Europese Commissie stelt als eis dat de directe relatie met de quotumdaling
in de HSO aangetoond moet worden.
Een korting op het subsidiebedrag vanwege de leeftijd van het schip is op dit moment
niet voorzien in de saneringsregeling.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister stelt dat de ruil van quota met
Noorwegen niet eenvoudiger zal worden, omdat het wetenschappelijk advies voor de TAC
voor blauwe wijting aanzienlijk lager is dan vorig jaar. Deze leden ontvangen signalen
dat Noorwegen en de Faeröer hun eigen quota stelselmatig hoger vaststellen en dat
zij daarmee overbevissing veroorzaken en vissers uit de Europese Unie benadelen. Herkent
de Minister dit beeld? Welke mogelijkheden ziet zij om druk uit te oefenen om te zorgen
voor een evenwichtige verdeling van duurzame vangstmogelijkheden, bijvoorbeeld met
handelsmaatregelen zoals het beperken van de import van kweekzalm?
Antwoord
Ik vind het ernstig dat Noorwegen en de Faeröer eilanden (maar ook IJsland) eigenstandig
hun vangstmogelijkheden voor in het bijzonder makreel verhogen. Enkele lidstaten van
de Europese Unie pleiten al voor handelsmaatregelen. Ik wil eerst van de Commissie
weten welke opties hiervoor zijn en ook wat daarvan de consequenties kunnen zijn voor
bijvoorbeeld de verwerkende industrie. Ik zal daarom pleiten voor eerst een haalbaarheidsonderzoek
naar mogelijke handelsmaatregelen zodat deze afgewogen en gericht ingezet kunnen worden.
Daarnaast steunt Nederland in de onderhandelingen met deze kuststaten, de uitdrukkelijke
inzet van de Commissie om robuuste verdelingsafspraken overeen te komen en deze te
borgen. Dit laat overigens onverlet dat ik ook de Commissie zal steunen waar zij naar
mijn verwachting zal voorstellen om voor de totale vangsthoeveelheden per visbestand,
het wetenschappelijk advies van ICES te volgen.
Tevens krijgen de leden van de CDA-fractie signalen dat de fluctuaties in wetenschappelijke
berekeningen over visbestanden het vertrouwen in de wetenschap onder vissers ondermijnen
en soms ook onterecht suggereren dat er een aanslag op visbestanden wordt gedaan.
De wetenschap zou achterlopen bij de werkelijke biologische ontwikkeling op zee (bijvoorbeeld
als het gaat om zeebaars), met als gevolg dat discarden (en daarmee voedselverspilling)
in de hand wordt gewerkt. Herkent de Minister dit signaal? Welke mogelijkheden ziet
zij om hiervoor met een oplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat technische maatregelen die door het Verenigd
Koninkrijk worden in de vorm van voorwaarden aan vistuig en te gebruiken maaswijdte
ervoor zorgen dat vissers worden geconfronteerd met steeds wisselende technische voorwaarden
afhankelijk van waar zij vissen. Wat is de reactie van de Minister op de onwerkbare
situtie die hierdoor voor vissers ontstaat? Welke stappen worden er, in EU-verband,
genomen om hier verandering in te brengen? Tevens constateren de leden van de CDA-fractie
dat Nederland in het kader van kabeljauwbescherming op de Noordzee nog steeds een
aantal strengere maatregelen hanteert die in EU-verband reeds in 2018 zijn afgeschaft.
Ook deze maatregelen dragen bij aan de hierboven genoemde onwerkbare situatie waar
vissers mee worden geconfronteerd. Is de Minister bereid om deze eenzijdige Nederlandse
regels te schrappen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals ik ook heb aangegeven in antwoord op de vragen van de VVD-fractie, maakt de
International Council for the Exploration of the Sea (ICES) jaarlijks een schatting
van de omvang van de visbestanden op basis van wetenschappelijke modellen. Omdat de
omvang van de bestanden een schatting is, kan nieuwe data tot nieuwe inzichten leiden
wat grote gevolgen kan hebben voor het uiteindelijke vangstadvies en zo tot schommelingen
in de advisering kan leiden. Advies komt tot stand op basis van de best beschikbare
data en wetenschappelijk modellen. De sector levert hierin ook een bijdrage zoals
met deelname aan een bedrijfssurvey en door deel te nemen aan wetenschappelijke surveys.
Helaas kan hiermee niet voorkomen worden dat er schommelingen zijn in de advisering.
Specifiek voor zeebaars zijn maatregelen van kracht omdat het al enige tijd niet goed
gaat met dit bestand. De slechte stand van de zeebaars rechtvaardigt deze zeer voorzichtige
benadering.
Met betrekking tot de technische voorwaarden die het Verenigd Koninkrijk oplegt aan
vissers, heb ik in mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie reeds aangegeven
dat dit mijn continue aandacht heeft en dat de lidstaten in regionaal verband nauw
samenwerken om de problematiek inzichtelijk te maken en gezamenlijk bij de Europese
Commissie onder de aandacht te brengen, die deze vervolgens bespreekt met het VK in
het Specialised Committee on Fisheries. Hierbij is mijn inzet er ook op gericht om
de regels tussen de verschillende zeebasins zoveel mogelijk geharmoniseerd worden.
Nederland hanteert inderdaad een capaciteitsplafond voor vaartuigen die met specifiek
vistuig in de Noordzee vissen, zoals dit voorheen in het zogenoemde kabeljauwherstelplan
was voorgeschreven. Het meerjarenplan Noordzee biedt daartoe de basis. Deze maatregelen
zijn in samenspraak met de sector behouden na het wegvallen van dit kabeljauwherstelplan
mede ter voorkoming van een verplaatsing van de visserijactiviteit, die een negatief
effect zou kunnen hebben op de visbestanden. Bovendien draagt dit capaciteitsplafond
bij aan een effectieve werking van het nationale contingentenstelsel. Overigens schrijft
het meerjarenplan Noordzee nog steeds een dergelijk capaciteitsplafond voor vaartuigen
die in het oostelijk kanaal vissen. Een eventuele herziening hoort thuis in een bredere
discussie over de vraag hoe bijvangst te verminderen in de gemengde visserij.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Fit-for-55 voorstellen, met name de verhoging
van de brandstofheffing, eigenaren en de opvarenden van de Nederlandse vissersvloot
zullen confronteren met grote kostenverhogingen die kunnen oplopen tot meer dan 1.000
euro per week. Zij vragen de Minister hoe zij hier tegenaan kijkt. In hoeverre zie
zij deze maatregel als proportioneel? Wordt met deze maatregelen een juiste balans
bereikt tussen het beprijzen van CO2-uitstoot en het stimuleren van verduurzaming?
Antwoord
De Fit-for-55 voorstellen zijn onderdeel van de Europese Green Deal en geven invulling
aan de wettelijke verplichting van de Europese Unie (EU) om in 2030 ten minste netto
55% broeikasgasemissiereductie te realiseren ten opzichte van 1990. Dat is een noodzakelijke
stap op weg naar klimaatneutraliteit in 2050 in de EU. Europees beleid zorgt voor
een gelijk speelveld binnen Europa.
De maatregel waarmee een brandstofheffing wordt geïntroduceerd past binnen de doelstelling
van het gehele pakket om CO2 te reduceren en innovatie te stimuleren. De voorgestelde accijnsheffing valt veel
lager uit dan de nationaal geldende accijnstarieven, daarin lijkt een proportionele
afweging te zijn gemaakt. Tevens lijkt op basis van het huidige voorstel een gefaseerde
invoering mogelijk. Echter gaat het nog om voorstellen en zullen nadere consultaties
volgen. De zorgen van de sector op dit punt zijn mij bekend.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister over de voortgang van
de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) dat de gemeenschappelijke
aanbeveling voor instandhoudingsmaatregelen met visserijbeperkingen voor de Nederlandse
gebieden is ingediend bij de Europese Commissie. Zij merken op dat deze maatregelen
echter niet overeen komen met wat is afgesproken in het Noordzeeakkoord. Zij vragen
de Minister of het juist is dat dit tot gevolg zal hebben dat gebieden zullen worden
gesloten die als de afspraken uit het Noordzeeakkoord ingaan weer open zullen gaan?
Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen om de meest recente versie van voorstellen
tot bescherming in te dienen bij de Commissie? Onderkent de Minister dat deze stap
bij sommige partijen het beeld zal oproepen dat de afspraken uit het Noordzeeakkoord
er blijkbaar niet toe doen? Wat is haar reactie hierop?
Antwoord
Dit is juist. In twee van de drie gebieden van de ingediende aanbeveling worden delen
gesloten die gedeeltelijk weer open gaan met de uitwerking van de afspraken uit het
Noordzeeakkoord. Het gaat om een deel van één van de managementzones van het Friese
Front en om delen van de Klaverbank.
De voorstellen die gebaseerd zijn op de afspraken uit het Noordzeeakkoord worden momenteel
opgesteld. Over de inhoud van deze voorstellen is 2 november 2021 een stakeholder
bijeenkomst gepland waarin belanghebbenden kunnen reageren op de voorstellen. Ik verwacht
begin 2022 met de zogenoemde artikel 11 procedure uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
te starten. Het is mijn ambitie om deze voorstellen voor instandhoudingsmaatregelen
daarna zo snel mogelijk in te dienen bij de Europese Commissie. De ervaring leert
echter dat deze procedure lang kan duren. Ik heb er daarom voor gekozen om niet te
wachten tot het definitief worden van de voorstellen uit het Noordzeeakkoord en de
eerdere opgestelde gezamenlijke aanbevelingen voor instandhoudingsmaatregelen op de
Klaverbank, Centrale Oestergronden en Friese Front bij de Europese Commissie in te
dienen. De instandhoudingsmaatregelen zijn namelijk van belang om te voldoen aan de
verplichtingen van de Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn en Kaderrichtlijn Mariene Strategie.
De afspraken uit het Noordzeeakkoord zijn duidelijk en ik heb aan uw Kamer en aan
stakeholders aangegeven dat deze uitgevoerd gaan worden. In het Noordzeeoverleg geef
ik hier ook regelmatig een update over. In het Noordzeeakkoord is overigens opgenomen
dat de afspraken over de instandhoudingsmaatregelen (visserijbeperkingen) aanvullend
zijn op de eerdere afspraken over visserijmaatregelen in natuurgebieden. Daarbij past
mijn besluit om de gezamenlijke aanbevelingen waarin deze eerdere afspraken zijn vastgelegd
in te dienen bij de Europese Commissie.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de strategische richtsnoeren EU-aquacultuur
een heldere ambitie neerzet om het onbenutte potentieel van productie en afzet van
de duurzame en gezonde aquacultuur te benutten. Zij steunen deze ambitie en stellen
vast dat de Minister dat ook doet. Deze leden merken op dat de sector recent een visie
heeft uitgebracht die hieraan invulling geeft en waarin wordt gesproken over een verdubbeling
met de natuurinclusieve kweek op de Voordelta/Noordzee. Zij vragen of de Minister
bekend is met deze visie en wat haar appreciatie daarvan is.
Antwoord
Ik ben bekend met deze visie en ben hierover in gesprek met de sector. Een verdubbeling
van de natuurinclusieve kweek op de Voordelta/Noordzee is echter wel ambitieus te
noemen, omdat ruimte nu eenmaal schaars is gelet op de vele gebruikers in deze gebieden.
Kan de Minister tevens aangeven wat de betekenis is van de Europese ambitie voor productie
en afzet voor de Nationale eiwit strategie? Zijn de middelen die beschikbaar komen
uit het EMVAF voldoende om het onbenutte potentieel te benutten? Zo nee, zijn er hiervoor
andere Europese en nationale middelen hiervoor beschikbaar?
Antwoord
De middelen die beschikbaar zijn gesteld uit het EMVAF zijn voor de korte termijn
voldoende. Het is aan een nieuw kabinet om de Nationale Eiwitstrategie verder uit
te werken en hiervoor indien nodig nadere middelen beschikbaar te stellen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Landbouwgif: flumioxazine
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het
feit dat de Europese Commissie tijdens het komende overleg van het Standing Committee
on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 20 en 21 oktober zal voorstellen om
de toelating van het landbouwgif flumioxazine te vernieuwen. Flumioxazine is een onkruidverdelger,
waarvan de Europese voedselautoriteit EFSA in hun meest recente risicobeoordeling14 concludeert dat er gegevens ontbreken over pesticideresten op producten, consumentenveiligheid
en mogelijke grondwatervervuiling. Bovendien is flumioxazine niet alleen zeer giftig
voor algen en waterplanten, maar het is ook giftig voor regenwormen, honingbijen,
vissen en ongewervelde waterdieren. Tenslotte schrijft de EFSA dat het hormoonverstorende
effecten op mensen en dieren niet kan uitsluiten.
Kan de Minister bevestigen dat in de Europese Unie het voorzorgsbeginsel geldt, waarbij
een stof niet toegelaten zou moeten worden tenzij het bewezen veilig is? Kan de Minister
bevestigen dat de Europese verordening 1107/2009 voorschrijft dat alleen pesticiden
toegelaten kunnen worden waarvan bewezen is dat ze niet hormoonverstorend zijn?
Kan de Minister bevestigen dat de originele toelating van flumioxazine eigenlijk al
afgelopen was, maar dat deze stof maar liefst acht keer procedureel is verlengd (wat
betekent dat de toelating acht keer is opgerekt zonder dat de verplichte risico-herbeoordeling
was afgerond)? Kan de Minister bevestigen dat de nu voorgestelde vernieuwing van flumioxazine
om een toelating van tien jaar zou gaan? Hoe beoordeelt de Minister het dat de Europese
Commissie dit voorstelt, terwijl de stof niet bewezen veilig is?
Is de Minister voornemens om tijdens dit SCoPAFF-overleg tegen de vernieuwing van
de toelating van flumioxazine te stemmen? Kan de Minister dit onderwerp ook ter tafel
brengen tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 oktober? Op welke manier
gaat de Minister de Europese Commissie erop wijzen dat het zich met het voorstel voor
vernieuwing van de toelating van flumioxazine in feite niet aan de eigen wetgeving
houdt? Kan de Minister de Europese Commissie verzoeken het voorstel tot vernieuwing
in te trekken en in plaats daarvan met een voorstel voor een verbod te komen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
Bossenstrategie, LULUCF, landbouw en klimaat
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Europese
bossenstrategie. Een strategie waar je bijna niet tegen kunt zijn wanneer je hoort
dat er 3 miljard bomen zullen worden geplant. Maar, voorzitter, naast het planten
van bomen is het behóud van bomen voor de korte termijn nog belangrijker voor het
klimaat en de biodiversiteit. Uit een recent verschenen rapport van de Europese Rekenkamer
komt naar voren dat de afgelopen dertig jaar de kwaliteit van het Europese bos verslechterd
is. Slechts 14 procent van de Europese bossen is in goede staat. De verslechtering
komt mede door verstedelijking, luchtvervuiling en droogte. Ook is illegale houtkap
een probleem. Als gevolg van de verslechtering, verwijderen de bossen ieder jaar minder
CO2 uit de lucht. Daarnaast blijkt dat het behoud van bossen in de tropen bijna vier
keer zo groot verkoelend effect op het klimaat heeft als bossen in regio’s met een
gematigd of subarctisch klimaat15. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie steunen de ambitie om bomen bij te
planten, maar vinden dat deze bomen niet ten kosten mogen komen van bestaande natuur
en biodiversiteit. Deelt de Minister het inzicht dat er geen bosbouw kan plaatsvinden
in bossen die CO2 opvangen en bijdragen aan biodiversiteit?
Bovendien vinden de leden dat de Europese bossen overvraagd worden met de bossenstrategie:
niet alleen moeten de bomen bijdragen aan CO2 opslag, en aan de biodiversiteitsstrategie, ook wordt hiermee toegewerkt naar een
biobased economie: het kappen van bomen voor het bouwen van huizen en het produceren
van (niet duurzame) energie. De leden merken op dat niet alles overal tegelijk kan.
Zeker niet zo lang we niet eerst inzetten op het behoud van biodiverse bossen in binnen-
en buitenland, reductie van CO2-uitstoot en verminderen van het gebruik van natuurlijke grondstoffen. Ondertussen
is er nog geen duidelijkheid over de belangrijkste onderdelen van de strategie, namelijk
waar de bomen zullen komen, wat haar definities van duurzaam bosbeheer en oerbos zijn
en wat strikte bescherming betekent. Mag men nog steeds bouwen in het bos dat strikt
beschermd is, zoals nu ook nog mag? Worden het ongestoorde bossen waarin biodiversiteit
en robuuste natuur centraal staat, of de recreatie van mensen? Wat is de inzet van
Nederland met betrekking tot het vaststellen van deze definities?
Antwoord
Het kabinet heeft als inzet dat de Europese Commissie een afwegingskader ontwikkelt
gebaseerd op een impact assessment, voor het gebruik van bossen voor biodiversiteit,
klimaat en biogrondstoffengebruik in een circulaire economie op EU-niveau, en de effecten
daarvan op de bossen buiten de EU en welke rol lidstaten daarin kunnen spelen. Het
beschermen van Europese bossen en het vergroten van de koolstofput zullen, zeker op
de korte termijn, ten koste gaan van de houtproductie. Het ontbreekt echter nog aan
concrete voorstellen om te voorkomen dat deze productie zal verschuiven naar derde
landen. Het kabinet ziet graag dat de Commissie dergelijke concrete voorstellen zo
spoedig mogelijk ontwikkelt. Op basis daarvan kan een gebalanceerde afweging tussen
functies worden gemaakt met in achtneming van de bevoegdheden van lidstaten. Voor
het in de praktijk brengen van die voorstellenzijn wel heldere definities nodig. De
inzet van het kabinet is dat ongestoorde ooerbossen strikt beschermd worden op basis
van heldere definities.
Het rapport van de Rekenkamer stelt bovendien dat de Europese Commissie krachtiger
maatregelen had kunnen nemen om de bossen in de EU te beschermen op de gebieden waar
de EU volledig bevoegd is om op te treden. Zo zou er meer kunnen worden gedaan om
illegale houtkap te bestrijden en de bosbouwmaatregelen in het kader van plattelandsontwikkeling
meer te richten op biodiversiteit en klimaatverandering16. Deelt de Minister de conclusies van het rapport? Hoe kan de bossenstrategie bijdragen
aan het behoud en verbeteren van het bestaande bos? Hoe gaat deze nieuwe strategie
eenzelfde falen voorkomen en wat gaat Nederland hieraan doen?
Antwoord
Ik deel de conclusies van de Europese Rekenkamer. Met name de bestrijding van illegale
houtkap zou prioriteit moeten hebben binnen het bossenbeleid. De voorgestelde wetgeving
in de EU-bossenstrategie om tot meer uniforme monitoring te komen en daarmee illegale
kap tijdig te ontdekken, zou hierin een goede stap zijn, zoals ook door de Rekenkamer
wordt aangegeven. Ook andere voorgestelde maatregelen in de EU-Bossenstrategie lijken
voor nu al rekening te houden met de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer doet.
De aandacht die de strategie vraagt voor duurzaam bosbeheer en het belang van biodiversiteit
daarin, ook voor een krachtige bosbouwsector, zal bijdragen aan het behoud en verbeteren
van het bestaande bos. Wel is het zo dat er ook een belangrijke rol voor de Europese
lidstaten ligt bij het oplossen van de door de Rekenkamer geconstateerde problemen.
Of de aanbevelingen van de Rekenkamer in voldoende mate worden overgenomen door zowel
de Commissie als de lidstaten, moet nog worden bezien. Nederland zal de aanbevelingen
in de Raad inbrengen en kijken in welke mate de conclusies en aanbevelingen ook voor
Nederland relevant zijn.
De leden merken daarnaast op dat de landbouw, met haar gigantische bijdrage aan klimaatverandering
en ontbossing met name in de tropen, buiten schot blijft. Deelt de Minister het inzicht
dat de effecten van de landbouw in binnen- en buitenland, met name vanwege de ontbossing
meegenomen moeten worden in zowel de bossenstrategie als de LULUCF (Land Use, Land-Use
Change and Forestry – Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw), graag uitgesplitst
naar strategie en verordening? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het Fit for 55 pakket als geheel is gepubliceerd om de EU een betere positie te verschaffen
om het doel van een klimaatneutrale Unie in 2050 te bereiken. Binnen dit pakket hangen
onder andere de LULUCF verordening en de EU bossenstrategie sterk samen. Bossen leveren
een belangrijke bijdrage aan koolstofopslag.
Het voorstel om de LULUCF verordening te herzien is er op gericht om in 2030 in een
goede positie te zijn om in 2035 een klimaatneutrale AFOLU (Agriculture, Forestry
and Other Land Use)-beleidspijler te realiseren. Onder een AFOLU-beleidspijler vallen
de emissies die momenteel onder de LULUCF verordening vallen en de niet-CO2 emissies van landbouw, die momenteel onder de ESR verordening vallen. In het Impact
Assessment dat hoort bij het voorstel om de LULUCF verordening te herzien wordt aangegeven
dat in 2030 een koolstofput van meer dan 300 Mton nodig is om in 2035 de uitstoot
van niet-CO2 emissies in de landbouwsector voldoende te compenseren om op EU niveau klimaatneutraliteit
binnen de kaders van de AFOLU beleidspijler te kunnen bereiken. De LULUCF hangt met
andere woorden niet alleen samen met de EU bossenstrategie, maar houdt ook rekening
met de effecten van landbouw in de EU.
Deelt de Minister het inzicht dat aparte, bindende reductiedoelstellingen voor landbouw
moeten worden opgesteld in de LULUCF? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het demissionaire kabinet vind het doel in de LULUCF verordening om de netto-koolstofput
in de EU tot en met 2030 te verhogen tot 310 Mton een belangrijke stap om de trend
van de afnemende koolstofput te keren. Ik deel het inzicht dat aparte, bindende reductiedoelstellingen
voor landbouw moeten worden opgesteld in de LULUCF vooralsnog niet. Binnen het huidige
voorstel houden lidstaten zelf de vrijheid om te beoordelen op welke wijze zij binnen
hun nationale context voldoende koolstofopname kunnen realiseren om aan hun nationale
doelstellingen te voldoen.
Deelt de Minister het inzicht dat de verhoogde algehele doelstelling van de LULUCF
nog steeds te laag is om te voldoen aan het Parijs-akkoord? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In het Impact Assessment dat hoort bij het voorstel om de LULUCF verordening te herzien
geeft de Commissie aan dat een verhoging van de EU koolstofput tot meer dan 300 Mton
in 2030 nodig is om te voldoen aan het klimaatdoel voor 2050 uit het klimaatakkoord
van Parijs
Vindt de Minister ook dat de LULUCF ambitie van Nederland om in 2030 slechts 0,2 Mton
CO2 van 4,7 Mton te verminderen niet de urgentie aantoont en dat we moeten inzetten op
het opvangen van meer CO2? En is de Minister het er mee eens dat het vernatten van de veeweidengebieden dit
in 1 keer oplost, gezien dit 0,2 Mton CO2 opslaat, aldus Urgenda17 en zodoende z.s.m. (binnen 2 jaar minimaal) moet worden uitgevoerd?
Antwoord
Het voorstel om de LULUCF verordening te herzien toont urgentie door middel van de
ambitieuze doelstellingen die zijn opgenomen voor de landgebruikssector in de EU.
Het demissionair kabinet staat positief tegenover de herziening van de LULUCF verordening
en het tussendoel om tot en met 2030 de netto-koolstofput in de EU te verhogen tot
310 Mton CO2 equivalenten. De opgave om de netto-koolstofput in deze periode te vergroten is verdeeld
over de lidstaten via een EU verdeelsleutel. Behaalt Nederland het voorgestelde nationale
doel dan wordt volgens de Commissie met andere woorden voldoende bijdrage geleverd
aan het behalen van EU klimaatneutraliteit in 2050. Nederland blijft daarnaast onverminderd
gecommitteerd en gebonden aan de afspraken in het Klimaatakkoord, waarmee Nederland
volgens de KEV2020 in 2030 een restemissie van 3,6 Mton CO2 eq. realiseert, ook als dit bovenop de nieuwe EU-landgebruiksdoelstellingen komt.
Het vernatten van veenweidegebieden is een van de mogelijkheden om koolstofopslag
te realiseren, maar niet de enige om de doelstellingen onder de LULUCF verordening
te bereiken.
Wat vindt de Minister van het idee om bestaand bos, waarin bosbouw wordt bedreven,
tot landbouw te rekenen en niet tot natuur?
Antwoord
Dat lijkt mij zeer contraproductief. De Nederlandse, maar ook Europese, inzet is om
juist de rijkste natuurlijke bossen zeer strikt te beschermen en tegelijkertijd de
meest monotone productiebossen naar een hoger niveau te tillen door meer met natuurlijke
processen te werken, meer boomsoorten aan te planten en voor meer structuurverschil
te zorgen. Deze ingrepen zijn van belang voor de biodiversiteit, maar op lange termijn
zijn ze ook cruciaal om de houtproductie te waarborgen in een veranderend klimaat.
Europees burgerinitiatief: End the Cage Age
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij dat, na de positieve
reactie van de Europese Commissie, ook het Nederlandse kabinet het burgerinitiatief
«Stop de kooien» ondersteunt. Het Europese burgerinitiatief End the Cage Age werd
ondertekend door zo’n 1,4 miljoen mensen en heeft geleid tot het voornemen van de
EC om in 2023 te komen met een wetgevingsvoorstel om kooien uit te faseren en uiteindelijk
te verbieden voor opfokleghennen, leghennen, vleeskuiken- en leghenouderdieren, zeugen
(kraamboxen en andere boxen), konijnen, kwartels, eenden en ganzen.
De leden zijn met de Minister van mening dat een verbod op het houden van dieren in
kooien niet alleen moet gelden voor dieren die worden gehouden in de vleesindustrie,
maar ook voor dieren die worden gehouden in de pelsdierhouderij, althans zolang deze
sector nog niet is beëindigd. De leden roepen de Minister dan ook op om zich tevens
te blijven inzetten voor een verbod op de pelsdierhouderij. Ook om te voorkomen dat
investeringen in andere huisvestingsystemen voor de pelsdierhouderij over een aantal
jaren met (Europees) belastinggeld zullen moeten worden gecompenseerd. Is de Minister
bereid dit punt meenemen in de discussie? Nu Denemarken (met na China de grootste
nertsenfokkerij ter wereld) heeft besloten om de sector nog een extra jaar stil te
leggen, is dit een goed moment om deze sector voor eens en altijd te beëindigen in
heel Europa.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
Visserij
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat uiterlijk in 2020 overbevissing
in Europa geëindigd zou zijn. Nog steeds vindt deze gelegaliseerd plaats. Niet alleen
is er veel mis bij de weging van vis aan land, waarbij miljoenen kilo’s vis door de
mazen van de weegschaal glippen18. Ook spreken lidstaten onderling hogere vangstquota met elkaar af19 dan de voorgestelde Total Allowable Catch (TAC). Maar veel zorgelijker is dat onderzoek
laat zien dat deze TACs bijna twee keer zo hoog zijn als verantwoord is op basis van
wetenschappelijk onderzoek20. Dit komt onder meer omdat de term «safe biological limits-veilige biologische grenzen»,
die ICES hanteert niet overeenkomt met het voorzorgsprincipe van de Verenigde Naties21. Waarschijnlijk is de overeenkomst tussen de Europese Commissie en ICES, waarin ICES
om advies wordt gevraagd, de belangrijkste reden voor het uitblijven van vooruitgang
bij het terugdringen van overbevissing in het noordoostelijke gedeelte van Atlantische
oceaan, zoals onderzoek aantoont22. Kan de Minister aangeven welke prioriteiten Nederland heeft doorgegeven met betrekking
tot vangstmogelijkheden? Deelt de Minister het inzicht dat de TACs niet gebaseerd
zijn op het zogenaamde voorzorgbeginsel, zoals vastgesteld in de Verenigde Naties
Overeenkomst over visbestanden van 1995? Kan de Minister aangeven hoe het voorzorgsprincipe,
zoals opgesteld door VN, meegenomen wordt in het kader van de blauwe economie?
Antwoord
Tijdens de Raad zal ik aangeven dat ik voor alle voor Nederland belangrijke bestanden
het wetenschappelijke advies van ICES wil volgen. In het Gemeenschappelijke Visserijbeleid
zijn de uitgangspunten UN Fish Stocks Agreement (UNFSA) geïmplementeerd. Daaruit volgend
vraagt de EU jaarlijks aan ICES om wetenschappelijk advies op te stellen. Dit gebeurt
op basis van Maxium Sustainable Yield (MSY) en in gevallen waar minder data beschikbaar
is op basis van het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel is een belangrijk uitgangspunt
bij het visserijbeleid, en dus ook bij de vormgeving van de duurzame blauwe economie.
Kan de Minister aangeven wat het standpunt van Nederland is met betrekking tot subsidies
voor brandstof voor vissersschepen in Europa, aangezien Europa aandringt op vrijstellingen
hierover tijdens de besprekingen van de WTO23? Deelt de Minister het inzicht dat subsidies die bijdragen aan het verlies van biodiversiteit
uit gefaseerd dienen te worden?
Antwoord
Nederland is in essentie tegen subsidies op brandstof voor vissersschepen, accijnsvrijstellingen
worden niet als subsidie beschouwd. Zoals aangegeven in het BNC-fiche met betrekking
tot de Fit-for-55 maatregelen steunt Nederland de doelstelling en ambities van dit
pakket.
Is de Minister bereid om actief uit te dragen dat subsidies voor brandstof voor visserijschepen
eindigen, tijdens de WTO onderhandelingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet staat bij de WTO onderhandelingen achter de EU positie, die pleit voor
het verbieden van schadelijke subsidies die bijdragen aan IUU, aan overbevissing en
overcapaciteit (de Europese Commissie voert de onderhandelingen bij de WTO). De EU
zet tevens in op het aan banden leggen van brandstofsubsidies voor visserij op internationale
wateren om zo, onder andere, voor een gelijker speelveld te zorgen.
Ook met het welzijn van de vis gaat het niet goed. Afgelopen week ging Compassion
in World Farming het land door met een gigantische zalm om vissenwelzijn onder aandacht
te brengen. Nog steeds lijden miljarden vissen tijdens de vangst, de slacht en in
kwekerijen. In viskwekerijen leven de vissen met duizenden soortgenoten in krappe
tanks, waardoor ze geen ruimte hebben voor natuurlijk gedrag, wat leidt tot verhoogde
risico’s op ziekte en sterfte. Kan de Minister aangeven hoe dierenwelzijn meegenomen
is in de EU kweekvisserijvisie en welke acties concreet zijn voorgesteld door de EU
op dit gebied, zoals in de aquacultuur strategie wordt benoemd?
Antwoord
In de mededeling geeft de Europese Commissie aan dat er bijzondere aandacht moet zijn
voor:
– Het ontwikkelen van goede praktijken op het gebied van welzijn van vissen tijdens
de kweek, het vervoer en het doden.
– Het vaststellen van gemeenschappelijke, gevalideerde, soortspecifieke en auditeerbare
indicatoren voor het welzijn van vissen en de gehele productieketen (met inbegrip
van vervoer en slacht).
– Verder onderzoek en innovatie met name op het gebied van soortspecifieke welzijnsparameters
met inbegrip van voedingsbehoeften in verschillende kwekerijsystemen, en
– Het bijbrengen van kennis en vaardigheden op het gebied van het welzijn van vissen
aan aquacultuur producenten en andere marktdeelnemers die met gekweekte vis omgaan.
Kan de Minister aangeven waar Nederland en de EU staan m.b.t. tot het ontwikkelen
van welzijnsindicatoren, aangezien in het Nationaal Strategisch Plan (2014–2020) al
staat dat EC wetenschappelijk advies per vissoort blijft inwinnen en kwesties rond
viswelzijn in de aquacultuur evalueren, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen?
Antwoord
Er zijn, zoals ook aan uw Kamer gemeld in 2016 (Kamerstuk: 28286-859), op basis van
wetenschappelijk onderzoek grenswaarden ontwikkeld waar het gaat om de waterkwaliteit
van het water waar de vissen in verblijven. De sector werkt aan een goede waterkwaliteit,
een belangrijke indicator voor het welzijn van vissen.
Deelt de Minister het inzicht dat er geen sprake is van duurzame kweekvisserijen,
wanneer vissen in kwekerijen vis of vismeel te eten krijgen?
Antwoord
Dit is niet per definitie het geval, er kan ook in dit geval sprake zijn van duurzame
kweekvisserij. Zo kunnen restproducten van de vis worden gebruikt die anders weggegooid
zouden worden.
En hoe kijkt de Minister tegen het stimuleren van het eten van mosselen wanneer je
bedenkt dat de wateren vol met plastic, PFAS en PFOS zitten? Hoe gaat de Minister
voorkomen dat mensen plastic, PFAS of PFOS binnen krijgen via mosselen of andere schelpdieren?
Kan de Minister aangeven of mosselen en zeegroenten uit de Westerschelde momenteel
geconsumeerd kunnen worden, gezien de dumping van PFOS door 3M24?
Antwoord
De PFAS-problematiek speelt breder. De huidige blootstelling van mensen aan PFAS in
Nederland wordt hoger ingeschat dan de door Europese voedselveiligheidsautoriteit
(EFSA) opgestelde gezondheidskundige grenswaarde. Deze waarde is gebaseerd op levenslange
blootstelling. Bij een tijdelijke overschrijding van deze waarde is er geen sprake
van een acuut gezondheidsrisico. In de brief aan uw Kamer van 4 juni jl. over de vermindering
van de blootstelling aan PFAS na de EFSA-opinie (Kamerstuk 28 089, nr. 190) wordt de aanpak van de blootstelling aan PFAS via voedingsmiddelen en vermindering
van PFAS in het milieu geschetst. Kennis over de gehalten aan PFAS in voedingsmiddelen
is hierbij noodzakelijk. Daarom wordt nu ingezet op onderzoek hiernaar, omdat er op
dit moment een gebrek is aan actuele gegevens hieromtrent en dit geldt ook voor schelpdieren
en zeegroenten uit onder andere de Westerschelde.
Tot slot, merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat afgelopen week
het Nederlands Visbureau25 een nieuwe reclame heeft opgestart om makreel te promoten. Kan de Minister aangeven
of het Nederlands Visbureau hiervoor Europese subsidies heeft ontvangen en zo ja,
om welke bedragen het gaat? Kan de Minister aangeven hoe ze uitvoering geeft aan de
aangenomen motie van de Partij voor de Dieren om promotiesubsidies voor vis in Europa
aan te kaarten (Kamerstuk 33 450, nr. 87)?
Antwoord
Het visbureau krijgt subsidie uit het EFMZV voor dit project. Deze subsidie is in
2019 toegekend. In totaal is voor dit project een subsidie toegekend van € 668.340.
Van dit bedrag is 75% afkomstig vanuit de EU hetgeen overeenkomt met een bedrag van
€ 501.255.
Op grond van de EMFAF Verordening is subsidie voor vispromotie toegestaan. Echter,
om invulling te geven aan de motie rondom actief verzet tegen Europese subsidies voor
de promotie van visconsumptie (Kamerstuk 33 450, nr. 87) zal ik erop toezien dat de beschikbare middelen niet hiervoor worden aangewend.
Voor het EFMZV heb ik dit niet kunnen doen omdat op grond van de EFMZV Verordening,
en de nationale implementatie daarvan (het Operationeel Programma) vispromotie is
toegestaan. De laatste openstelling in dit kader heeft plaatsgevonden in het voorjaar
2021, er zullen dus geen nieuwe projecten geselecteerd worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda
voor de Landbouw- en visserijraad en heeft de volgende vragen:
GLB-NSP
Verwacht de Minister een aanpassing van het voorziene tijdspad voor de opstelling
en indiening van de Strategisch Plannen? Zal de Minister streven naar een aanpassing
van het voorziene tijdspad indien dit ter tafel komt?
Welke informatie verwacht de Minister van het Voorzitterschap en of de Europese Commissie
over nadere uitwerkingen en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen,
die hun beslag dienen te krijgen in de op te stellen plannen? Verwacht de Minister
al aan deze mededelingen te voldoen? Hoe voorziet het NSP in de nadere uitwerkingen
en vereisten voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, die hun beslag
dienen te krijgen in de op te stellen plannen? Wat is de positie van de Minister ten
aanzien van het transparanter maken van het evaluatieproces van het NSP?
Heeft de Minister of ambtenaren op het ministerie gesproken met de Europese Commissie
over de huidige ideeën voor het Nationaal Strategisch Plan? Hoe ziet de Europese Commissie
de plannen voor het NSP in haar huidige vorm? Heeft de Commissie aanbevelingen gedaan
ter verbetering van de huidige vorm van het NSP? Zo ja, kan de Minister deze met de
Kamer delen en toelichten?
Antwoord
De deadline van 31 december voor indiening van het NSP is vastgelegd in de nieuwe
wetgeving en is onder andere van belang omdat boeren tijdig moeten weten waar ze aan
toe zijn voor bijvoorbeeld hun bouwplan. Daarnaast ook om in 2022 tijdig de goedkeuring
van het NSP te krijgen en alle noodzakelijke voorbereidingen te treffen om het nieuwe
GLB per 1 januari 2023 in te kunnen laten gaan. Ik vind het daarom van belang dit
tijdspad aan te houden. Er is vooralsnog geen sprake van aanpassing van het voorziene
tijdspad.
Er zal tijdens de Raad niet specifiek over de secundaire wetgeving worden gesproken.
Mocht de Commissie naar aanleiding van de stand van zaken van de strategische plannen
hier toch op willen gaan, dan zal naar verwachting vooral een meer procedurele indicatie
gegeven worden over het te verwachten aantal gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen
die voor de drie GLB-herzieningsverordeningen als ook het tijdpad. Deze meer technische
uitwerkingen van de verordeningen zullen geen onderwerp van debat in de Raad zijn,
de voorstellen worden in comités en expertgroepen besproken. De handelingen hebben
betrekking op onder meer: de architectuur van het NSP, het benoemen van de administratieve
organen zoals het betaalorgaan, aanvullende regels voor interventies, het prestatiemodel,
beheer en controle (waaronder het gebruik van satellietbeelden en nadere bepalingen
over blijvend grasland, Goede Landbouw en Milieu Condities).
Ik ben positief over alle initiatieven die genomen worden om het goedkeuringsproces
zo transparant mogelijk te maken. Dit past bij de Nederlandse inzet zoals steeds uitgedragen
tijdens de onderhandelingen over de Strategischplanverordening (SPV).
Voor de totstandkoming van het NSP is er ambtelijk overleg met de Europese Commissie
op technisch niveau. Daarin zijn enkele concept-onderdelen van het NSP met de EC gedeeld
zoals de houtskool-SWOT, de behoefteanalyse en enkele beschrijvingen van mogelijke
interventies en heeft de EC enkele technische suggesties gedaan. Het National Strategisch
Plan van Nederland is echter nog niet zo ver gevorderd dat het al als zodanig met
de Commissie kan worden besproken. Aanbevelingen dat NL de huidige vorm van het NSP
zou moeten verbeteren, zijn in dit overleg dan ook niet aan de orde geweest.
Fit for 55-pakket
LULUCF
Het doel voor 2030, namelijk een maximale uitstoot van 4,5 megaton CO2 equivalent in de LULUCF sector lijkt op basis van een analyse van de National Inventory
Report (NIR) realiseerbaar met het huidige beleid in Nederland gemakkelijk gehaald
te worden. Deelt de Minister deze conclusie en kan de Minister een ruwe schets geven
over welke sectoren welke bijdragen zullen gaan leveren in haar plannen?
Antwoord
Het doel voor 2030 is bij uitvoering van beleid, zoals dat ook is meegenomen in de
KEV2020, bereikbaar. Ik deel echter niet het beeld dat dit makkelijk zal zijn, omdat
de betreffende maatregelen vaak complex zijn om uit te voeren en door het risico van
natuurlijke verstoringen.
Acht de Minister het huidige doel zoals gesteld in de LULUCF-Verordening voldoende
ambitieus?
Antwoord
Ik acht het doel voldoende ambitieus, want als Nederland het voorgestelde nationale
doel behaalt dan wordt volgens de Commissie voldoende bijdrage geleverd aan het behalen
van EU klimaatneutraliteit in 2050. Zie ook mijn antwoord op de vraag van de fractie
van de PvdD.
Zal de Minister erop inzetten om de maximale uitstoot nog verder terug te dringen
dan de minimale 4,5 megaton?
Antwoord
Zoals ik ook aangaf in mijn antwoord op de vraag van de fractie van de PvdD levert
Nederland bij het behalen van de voorgestelde doelstelling voldoende bijdrage aan
het behalen van EU klimaatneutraliteit in 2050. Nederland blijft daarnaast onverminderd
gecommitteerd en gebonden aan de afspraken in het Klimaatakkoord, waarmee Nederland
volgens de KEV2020 in 2030 een restemissie van 3,6 Mton CO2 eq. realiseert, ook als dit bovenop de nieuwe EU-landgebruiksdoelstellingen komt.
Om de doelen van 2031–2035 te halen moet Nederland in juni 2024 hun nationale energie-
en klimaatplannen presenteren. Heeft het de regering al een start gemaakt met deze
plannen? Wat is het tijdspad waarin deze plannen met de Kamer gedeeld zullen worden?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
Voor het doel: klimaatneutraal in 2035 wordt gestreefd naar een klimaatneutraliteit
op EU-niveau. Nederland daarentegen heeft relatief hoge emissies via landbouw, landgebruik
en weinig vastlegging via bosbouw tegenover andere lidstaten die netto vastlegging
in het landgebruik en de bosbouw hebben en relatief lagere emissies uit de veehouderij.
Zal Nederland zelf ook streven naar een nationale klimaatneutraliteit? Op welke manier
zal Nederland proberen dit doel te behalen? Zal Nederland informatie uitwisselen met
andere lidstaten en best practices ophalen om ook nationaal klimaatneutraal te kunnen
zijn in 2035?
Antwoord
Om te bepalen wat de Nederlandse bijdrage kan zijn aan klimaatneutraliteit in 2035
op EU niveau voor de landbouw en landgebruik sectoren zal onderzoek nodig zijn. De
Europese Commissie verzoekt in het herzieningsvoorstel van de LULUCF verordening de
lidstaten om in 2024 via de INEK-plannen duidelijk te maken wat de bijdrage kan zijn
van de lidstaten. Uw Kamer zal hierover tijdig geïnformeerd worden. Het is staand
beleid dat Nederland best practices en informatie uitwisselt met andere lidstaten.
Kan de Minister een indicatie geven over hoe het Nationaal Strategisch Plan zal voorzien
in het behalen van deze doelstellingen?
Antwoord
De inzet is om met het NSP bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen. Zoals eerder
gesteld, is het GLB niet toereikend om deze en andere duurzaamheidsdoelstellingen
geheel te realiseren. Over de omvang van de bijdrage moet bestuurlijk nog een besluit
genomen worden. Als mogelijke interventies komen dan in beeld, naast de conditionaliteit,
de ecoregeling, het ANLb, projecten in de veenweiden (interventie samenwerking), kennis
en innovatie en investeringen.
Wat is de appreciatie van de Minister over het meer in lijn brengen van de LULUCF
Verordening onder het ETS systeem? Staat de Minister positief tegenover het uiteindelijk
onderbrengen van de LULUCF Verordening met het ETS systeem?
Antwoord
Het Fit for 55 pakket bevat geen voorstellen om de LULUCF verordening meer in lijn
te brengen of uiteindelijk onder te brengen in het ETS systeem.
Kan de Minister een appreciatie geven van het krachtenveld in de Raad met betrekking
tot de LULUCF Verordening?
Antwoord
Vrijwel alle lidstaten hebben nog geen formele positie ten aanzien van het voorstel
om de LULUCF verordening te herzien. Desalniettemin hebben verschillende lidstaten
kritisch gereageerd op het voorstel van de Commissie. Met name bosrijke en Mediterrane
lidstaten maken zich zorgen of zij hun nationale doelstellingen voor 2030 kunnen bereiken,
met name door het toenemende risico van natuurlijke verstoringen, zoals bosbranden.
Kan de Minister een overzicht geven hoe de LULUCF zich verhoudt tot de EU-Bossenstrategie
en de interactie tussen de doelen van beide strategieën verder toelichten, alsook
hoe de Minister deze doelen wil behalen?
Antwoord
De Europese Bossenstrategie biedt een roadmap voor de aanplant van 3 miljard bomen,
die moeten bijdragen aan koolstofvastlegging en daarmee de LULUCF-doelen. Nederland
steunt de doelen uit de Europese Bossenstrategie. De Nederlandse bijdrage hieraan
is omschreven in de nationale Bossenstrategie. Zo heeft Nederland de ambitie om tot
2030 37.000 hectare bos aan te leggen, waarvan 18.000 hectare reeds geïnstrumenteerd
is. Met de ambitie van 37.000 hectare extra bos speelt de nationale Bossenstrategie
een belangrijke rol bij het bereiken van de nationale LULUCF doelstellingen die voor
Nederland gelden.
Naast de uitvoering van de nationale bossenstrategie spelen onder andere ook de uitvoering
van maatregelen uit het klimaatakkoord met betrekking tot veenweide en de opslag van
koolstof in landbouwbodems een belangrijke rol om de LULUCF-doelen te bereiken.
De Commissie gaat, zoals eerder aangekondigd in de «van Boer tot Bord»-strategie,
eind 2021 een Carbon Farming initiative publiceren en daarnaast in 2023 een mechanisme
voorstellen voor de certificering van koolstofvastlegging waarmee boeren en andere
landgebruikers gestimuleerd worden om de vastlegging van koolstof (in de bodem) te
bevorderen dan wel emissies te voorkomen. De grootste financieringspost om boeren
en bosbouwers te belonen voor het vastleggen of minder emitteren van CO2 is het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), via de eco-regelingen. In de Nederlandse
aanbevelingen gedaan door de Europese Commissie omtrent het verhogen van de capaciteit
van koolstofopslag is het herstel van veengronden en het verminderen van overige broeikasgasemissies
door de veehouderij en bemesting. Hoe voorziet het Nederlandse Nationaal Strategisch
Plan (NSP) in het behalen van de doelstellingen van het Carbon farming initiative?
Op welke manier zal het NSP boeren ondersteunen om het vergroten van de capaciteit
voor koolstofopslag te stimuleren?
Antwoord
Zoals eerder genoemd is de inzet om met het NSP bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen
én carbon farming. Dat zit nu verankerd in het ontwerp van de ecoregeling en in de
conditionaliteit. In hoeverre dit bij gaat dragen aan de doelstellingen van het in
het najaar nog te publiceren Carbon farming initiative kan ik nu niet beoordelen.
Daarvoor wacht ik eerst publicatie en appreciatie van de wetgevende voorstellen af.
Herziening Europese handelsnormen
De Minister geeft aan in haar brief een voorstander te zijn van de voorgenomen aanpassing
van de Europese handelsnormen. Daarnaast geeft de Minister aan dat er een aparte vragenlijst
is voorgelegd aan de autoriteiten van de lidstaten. Kan de Minister een indicatie
geven van de Nederlandse inbreng in deze vragenlijst? Heeft Nederland (dan wel via
de regering, dan wel via de ministeries) meegedaan aan de openbare consultaties? Zo
ja, kan de Minister toelichten wat daar de Nederlandse inbreng was?
Antwoord
Nederland heeft nog geen inbreng gegeven op de openbare consultaties in 2021. Over
de inbreng van Nederland op de lopende uitvraag van de Europese Commissie via een
vragenlijst aan de autoriteiten van de lidstaten kan ik uw Kamer op dit moment nog
niet informeren, aangezien Nederland nog geen reactie heeft verstuurd op het moment
van beantwoording.
Wanneer kan de Kamer een BNC-fiche verwachten over de herziening? Kan de Minister
voor die tijd al een uiteenzetting geven van de Nederlandse inzet op dit dossier en
aangeven op welke specifieke punten Nederland inzet voor de publicatie van het Commissievoorstel?
Antwoord
De Europese Commissie heeft in haar roadmap over de voorgenomen herziening van de
handelsnormen aangegeven het derde kwartaal van 2022 te willen komen met een voorstel.
Daarna zal een BNC Fiche opgesteld worden.
In 2019 heeft Nederland in de consultatie naar aanleiding van de evaluatie van de
handelsnormen aangegeven dat de handelsnormen groente en fruit zouden kunnen worden
verbeterd om het risico op voedselverspilling tegen te gaan. Specifiek genoemd is
aandacht voor de visuele aspecten van de EU handelsnormen die puur cosmetische aspecten
betreffen en die geen bijkomend nut hebben met betrekking tot bijvoorbeeld voedselveiligheid.
Nederland heeft daarbij voorgesteld als eerste stap de cosmetische eisen voor sommige
productgroepen in klasse II te verruimen.
Wat betekent de herziening van de Europese handelsnormen op de interne markt voor
het gelijke speelveld op de globale markt? Zullen de normen die op de interne markt
ook gelden voor importproducten? Verwacht de Minister op dit punt beweging onder het
Franse voorzitterschap? Hoe staat de Minister tegenover het Franse voorstel om tarieven
te heffen aan de grens voor landbouwproducten die niet aan dezelfde standaarden voldoen
als de producten op de interne markt? Hoe verhoudt zich dit voorstel tot de wet internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Antwoord
Op dit moment is er nog geen concreet voorstel voor herziening van de handelsnormen.
Over een eventueel effect is nu dan ook nog niets te zeggen. De Europese Commissie
voert een impact assessment uit ter ondersteuning van de voorbereiding van de herziening.
De resultaten van de impact assessment worden het eerste kwartaal van 2022 verwacht.
Uw Kamer is 27 juni jl. geïnformeerd over het politieke akkoord over de voorstellen
voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)(Kamerstuk 28 625, nr. 291). Daarbij is een verklaring afgegeven waarin de Raad en het Europees parlement de
Europese Commissie oproepen om voor juni 2022 een rapport op te stellen over de juridische
haalbaarheid van toepassing van EU gezondheids- en milieustandaarden op geïmporteerde
producten. Ik wacht dit rapport van de Europese Commissie af.
Bossenstrategie
In het BNC-fiche van de EU-bossenstrategie geeft de regering aan groot belang te hechten
aan de coherentie tussen de EU-bossenstrategie en de andere voorstellen en instrumenten,
zijnde de EU-Biodiversiteitsstrategie, de herziening van de LULUCF-verordening en
de Richtlijn Hernieuwbare Energie alsook de herziening van de Europese houtverordening.
Het kabinet gaf hierin ook aan erop toe te zien dat deze coherentie gewaarborgd zal
worden. Hoe zal de Minister erop toezien dat dit ook gebeurt? Hoe voorziet de implementatie
van de bossenstrategie in deze coherentie?
Antwoord
De bossen in de EU spelen een belangrijke rol in de realisatie van de verschillende
doelstellingen van de Green Deal. Dat heeft er wel toe geleid dat vanuit die verschillende
doelen, zoals biodiversiteit, hernieuwbare energie en klimaat, verschillende eisen
aan het bosbeheer worden gesteld, vanuit de instrumenten die voor deze doelen worden
ingezet. De implementatie van de Bossenstrategie waarin deze instrumenten worden genoemd
voorziet niet in de gewenste coherentie. Het kabinet wil deze coherentie graag zien
en zal dit trachtten te realiseren in de fora waar bossen aan de orde komen om doelstellingen
van de Green Deal te realiseren.
Hoe verhoudt de EU-bossenstrategie zich tegenover het te verwachten wetgevingsvoorstel
omtrent het op de EU interne markt brengen van producten die gerelateerd zijn aan
ontbossing of bosdegradatie? Is de Minister tevreden met de voortgang op dit dossier?
Verwacht de Minister dat deze wetgeving voldoende is om een gelijk speelveld te garanderen?
Antwoord
Het kabinet kan nog geen duidelijke uitspraak doen over hoe de EU Bossenstrategie
zich verhoudt tot het wetgevingsvoorstel omtrent het op de EU interne markt brengen
van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing of bosdegradatie, omdat dit wetsvoorstel
nog niet is gepubliceerd. Dit voorstel zal naar verwachting medio november 2021 worden
uitgebracht. Wel is duidelijk, zoals dat nu ook al geldt bij de huidige EU Houtverordening,
dat deze nieuwe wetgeving ook geldt voor producten die in de EU worden geproduceerd
en op de interne markt worden gebracht. Dit laatste mede op basis van het waarborgen
van een gelijk speelveld.
Hoe verhoudt de te verwachten wetgeving rondom internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen zich tot de EU-bossenstrategie?
Antwoord
Dit wetsvoorstel is eveneens nog niet uitgebracht, en ik kan daarom op dit moment
niets zeggen over hoe dit voorstel zich verhoudt tot de EU Bossenstrategie alsmede
tot het eerder genoemde wetgevingsvoorstel over producten gerelateerd aan ontbossing.
Wat is het tijdspad voor de implementatie van de EU-bossenstrategie? Op welke termijn
wil de Minister voldoen aan de doelen gesteld in de EU-bossenstrategie?
Antwoord
De Nederlandse inzet voor de EU-bossenstrategie is de eind 2020 uitgebrachte nationale
Bossenstrategie. De nationale strategie heeft 2030 als horizon. Doelstellingen die
nieuw zijn, zoals de strikte bescherming van bossen die eventueel onder de definitie
van primaire- of oerbossen zullen vallen, zullen opgenomen worden in de uitvoering
van de nationale Bossenstrategie.
Kan de Minister een eerste inzicht geven in de concept-conclusies en de Nederlandse
inbreng daarvoor? Wat zijn de reserves van de Minister met betrekking tot de conceptconclusies?
Verwacht de Minister hier nog verandering in te kunnen brengen tijdens de Raad? Zo
nee, wat is hiervoor de reden? Kan de Minister daarvoor een indicatie geven van het
krachtenveld in de Raad?
Antwoord
Momenteel vindt bespreking van de EU Bossenstrategie plaats in de Raadswerkgroep Bosbouw.
De besprekingen zijn in een te vroeg stadium om nu al inzicht in de concept-conclusies
te geven. Nederland baseert haar inbreng op basis van het BNC-fiche dat op 17 september
jl. naar uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 22 112, nr. 3196).
Verschillende lidstaten hebben zorgen geuit over het feit dat de bevoegdheid voor
bosbeleid voornamelijk bij de lidstaten ligt, waardoor er geen doelstellingen voor
gemeenschappelijk bosbeleid zijn vastgelegd, zoals dit bijvoorbeeld wel het gevoel
is bij landbouwbeleid (GLB). Hoe staat de Minister tegenover het onderzoeken van de
mogelijkheden voor een gemeenschappelijk bosbeleid? Wat zijn volgens de Minister de
voordelen van het houden van de bevoegdheden voor bosbeleid op lidstaatniveau? Kan
de Minister een appreciatie geven van de positie van 11 lidstaten die hun zorgen hebben
geuit over de EU-bosstrategie en de voorstellen die daaruit voort zullen komen, met
name in relatie tot het subsidiariteitsvraagstuk?
Antwoord
Er is geen gemeenschappelijk bosbeleid en dat is ook niet vastgelegd in het Verdrag
betreffende de Werking van de EU. Er is ook weinig steun voor een gemeenschappelijk
bosbeleid omdat voor bosbeleid geen generieke benadering mogelijk is. De verschillen
in uitgangsituatie voor bos variëren sterk per lidstaat; het kan daarbij onder andere
gaan om het percentage bosbedekking, en de bevolkingsdichtheid. Ook variëren de wensen
van de bevolking. Zo spelen in Nederland vooral de natuur- en recreatiefunctie een
belangrijke rol. In andere delen van de EU zijn bossen van belang voor de houtproductie
en plattelandsontwikkeling. Om die reden is maatwerk nodig. Dat wil niet zeggen dat
vanuit nationaal bosbeleid niet kan worden bijgedragen aan de belangrijke doelen van
de Green Deal zoals biodiversiteit, klimaat en bioeconomie. Dat zijn overstijgende
doelen die een aanpak op EU-niveau rechtvaardigen.
Verder wil de Europese Commissie een nieuw vrijwillig certificeringssysteem opzetten
voor duurzaam bosbeheer. Hoe ziet de Minister deze certificering voor zich en waar
gaat ze op inzetten in de Raad? Zijn er voldoende waarborgen ter controle van de implementatie
van de EU-bossenstrategie? Zo ja, hoe wordt de implementatie per lidstaat gecontroleerd
en opgevolgd? Wat is hiervoor de Nederlandse inzet?
Antwoord
De Commissie heeft aangegeven dat het wil onderzoeken of een nieuw vrijwillig bosbeheercertificaat,
gebaseerd op uitgebreide criteria voor duurzaam bosbeheer, een bijdrage kan leveren
aan biodiversiteit binnen de bosbouw. De criteria moeten samen met de lidstaten worden
bepaald. In het eerste kwartaal van 2023 moet een impact-assessment zijn uitgevoerd
en wil de Commissie het nieuwe vrijwillige certificaat presenteren. Ik heb nog geen
verwachtingen van het nieuwe certificaat, maar wil wel waken voor versplintering van
het huidige stelsel, zonder dat het nieuwe systeem daar een significante meerwaarde
tegenover zet.
Veel doelstellingen uit de EU-bossenstrategie, zijn op vrijwillige basis door de lidstaten
over te nemen. Dat betekent dat het behalen van deze doelstellingen ook niet afdwingbaar
is. Nederland zet zich in voor ambitieus klimaat en biodiversiteitsbeleid, maar realiseert
zich ook dat de huidige bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en de Commissie niet
zal veranderen.
De Europese Rekenkamer publiceerde recentelijk een rapport met aanbevelingen voor
de EU-bossenstrategie. Wat is de appreciatie van de Minister van dit rapport? Zal
zij zich in de Raad hard maken voor de overname van deze aanbevelingen in de EU-bossenstrategie?
Zal de Minister deze aanbevelingen meenemen en implementeren in de Nederlandse uitwerking
van de EU-bossenstrategie? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik deel de conclusies van het rapport van de Europese Rekenkamer. De aanbevelingen
steun ik dan ook en ik zal deze in de Raad inbrengen. Ondanks dat het rapport zich
met name richt op wat de Commissie binnen haar bevoegdheid zou kunnen doen, zie ik
ook een rol voor de lidstaten zelf, bijvoorbeeld op het gebied van ontbossing. Ook
voor Nederland zal ik in overleg met de provincies bezien hoe de relevante aanbevelingen
in de uitvoering van de nationale Bossenstrategie kunnen worden meegenomen.
De Minister heeft in een eerdere schriftelijke beantwoording aangegeven dat ze overweegt
om biologische landbouwers in het puntensysteem voor de ecoregelingen standaard op
het premieniveau goud uit te betalen. Kan de Minister een nadere toelichting geven
van de uitbetaling voor de ecoregelingen op de niveaus goud, zilver en brons. Wanneer
wordt welk niveau gehaald?
Antwoord
Het systeem voor de ecoregeling en de waardering van de activiteiten en niveaus is
nog in ontwikkeling. In de huidige opzet is het zo dat een biologische boer extra
punten krijgt voor het hebben van een certificaat en wordt deelname aan eco-activiteiten
in de schijf van vijf maximaal gewaardeerd. Het systeem van weging en waardering wordt
momenteel opnieuw bekeken. Zodra hier helderheid over, zal ik de Kamer hier over inlichten.
Vragen en opmerkingen van het lid van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie ontvangen signalen vanuit de visserijsector over het hanteren
van aanvullende eisen en criteria door de Europese Commissie bovenop de afgesproken
MSY-benadering en bandbreedte, over het niet meewegen van hogere visvangsten en het
achterlopen op de werkelijke biologische ontwikkeling van visbestanden (zeebaars,
kabeljauw), over het onvoldoende inspelen op veranderende verspreiding van visbestanden
door klimaatverandering en over forse neerwaartse bijstelling van paaibestanden (tong,
schol), waarbij de bijstelling veel groter is dan de visserijaanvoer. Herkent de Minister
deze signalen en wil zij deze meenemen naar Brussel?
Antwoord
De SGP-fractie vraagt naar de totstandkoming van het wetenschappelijk vangstadvies
en hoe de Europese Commissie deze gebruikt in het voorstel voor vangstmogelijkheden.
Hierbij verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de VVD-fractie en de CDA-fractie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister positief is over de voorgenomen
herziening van de Europese handelsnormen. Deze leden hebben in dit verband twee vragen.
Zij horen graag of de Minister zich in gaat zetten voor het schrappen van de cosmetische
eisen in de handelsnormen voor groente en fruit.
Zij vragen tevens aandacht voor de mogelijke nadelen van de aanpassing van handelsnormen
voor de visserij(keten). Kan de Minister aangeven hoe de Market Advisory Council hierover
heeft geadviseerd? Worden deze bezwaren meegenomen? Verzet de Minister zich tegen
het samenvoegen van de handelsnormen voor ingeblikt en vers product? Wil de Minister
in overleg met de visserij(keten) bezien hoe onwerkbare handelsnormen voorkomen kunnen
worden?
Antwoord
Ik ben niet geïnformeerd over een advies van de Market Advisory Council over aanpassing
van de handelsnormen voor de visserij(keten). Zodra ik een dergelijk advies heb ontvangen
zal ik de aanvoer- en de verwerkingssector om hun reactie vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister zich ten aanzien van onder meer
de ESR en de LULUCF verordening wil inzetten in lijn met de betreffende BNC-fiches.
In de ESR-verordening wordt de doelstelling voor emissiereductie in de sectoren landbouw,
gebouwde omgeving en transport aangescherpt. Het zou betekenen dat Nederland in deze
sectoren twaalf procentpunt meer emissiereductie moet leveren, terwijl de huidige
doelstelling al moeizaam bereikt zou worden. Deze leden constateren dat in de recente
analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving heel beperkt in wordt gegaan op de
gevolgen van de 48%-doelstelling voor de landbouw. In het BNC-fiche blijft dit ook
achterwege. Kan de Minister nader aangeven in hoeverre zij de genoemde aangescherpte
doelstelling haalbaar acht voor de landbouw, gelet op de financiële positie van landbouwbedrijven?
Wil zij zich terughoudend opstellen zolang dit niet goed in beeld is?
Antwoord:
De ESR-verordening bepaalt alleen de nationale doelstelling op basis van de ESR-verdeelsleutel.
Het is aan de lidstaten zelf hoe ze deze doelstelling, in de sectoren die onder de
ESR vallen, willen realiseren. De uitwerking van de hogere klimaatopgave voor Nederland
volgend uit de ESR is aan het nieuwe kabinet. Het is dan ook niet op voorhand te stellen
wat de gevolgen zijn van deze aangescherpte doelstelling voor de landbouw. De besprekingen
in Brussel zijn recent begonnen en er is nog geen sprake van besluitvorming.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister positief is over de voorgenomen
herziening van de Europese handelsnormen. Deze leden hebben in dit verband twee vragen.
Zij horen graag of de Minister zich in gaat zetten voor het schrappen van de cosmetische
eisen in de handelsnormen voor groente en fruit. Zij vragen tevens aandacht voor de
mogelijke nadelen van de aanpassing van handelsnormen voor de visserij(keten). Kan
de Minister aangeven hoe de Market Advisory Council hierover heeft geadviseerd? Worden
deze bezwaren meegenomen? Verzet de Minister zich tegen het samenvoegen van de handelsnormen
voor ingeblikt en vers product? Wil de Minister in overleg met de visserij(keten)
bezien hoe onwerkbare handelsnormen voorkomen kunnen worden?
Antwoord
In 2019 heeft Nederland in de consultatie naar aanleiding van de evaluatie van de
handelsnormen aangegeven dat de handelsnormen groente en fruit zouden kunnen worden
verbeterd om het risico op voedselverspilling tegen te gaan. Specifiek genoemd is
aandacht voor de visuele aspecten van de EU handelsnormen die puur cosmetische aspecten
betreffen en die geen bijkomend nut hebben met betrekking tot bijvoorbeeld voedselveiligheid.
Nederland heeft daarbij voorgesteld als eerste stap de cosmetische eisen voor sommige
productgroepen in klasse II te verruimen.
De leden van de SGP-fractie zien kansen voor vrijwillige vastlegging van koolstof
in de bodem en voor het verhandelen van deze koolstofcertificaten. Van belang is dat
er een Europees kader komt voor betrouwbare protocollen op basis van daadwerkelijk
gerealiseerde koolstofvastlegging. Wil de Minister zich samen met betrokken Nederlandse
stakeholders daarvoor inzetten? Biedt de LULUCF-verordening hier voldoende aanknopingspunten
voor? Wil zij daarbij meenemen dat voorkomen moet worden dat de markt voor vrijwillige
carbon-credits doorkruist wordt door afgedwongen koolstofvastlegging door afnemers?
Antwoord
De Europese Commissie komt naar verwachting in 2022 met een «regulatory framework
for the certification of carbon removals» als onderdeel van de EU Green Deal. Dit
jaar nog wordt het «carbon farming initiative» van de EC verwacht. Beloning van koolstofvastlegging
door middel van koolstofcertificaten wordt door de EC als belangrijk instrument gezien
om de doelstelling ten aanzien van vergroting van de koolstofput, zoals opgenomen
in het voorstel voor een herziening van de LULUCF verordening, te realiseren. Ik kijk
uit naar deze voorstellen en zal die te zijner tijd beoordelen en uw Kamer hierover
informeren. Daarbij zullen de ervaringen van Nederlandse stakeholders, actief op het
gebied van handel in koolstofcertificaten, meegenomen worden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
De BBB fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw en Visserijraad
van 11 en 12 oktober alsmede het verslag van de Landbouw en Visserijraad van 5-7 september
j.l.
We zijn blij om te lezen dat er erkenning is voor het platteland in de functie van
leverancier van voedsel. Maar in het verslag lijkt het wederom alsof voedselproductie
ondergeschikt is aan andere opgaven die nu in de beleidsdoelstellingen van het GLB,
voor de Nationaal Strategische Plannen, zijn geformuleerd. Sterker nog: het sturen
op doelen zoals klimaat en biodiversiteit is juist contraproductief voor het behalen
van 3 andere doelen van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid: het zorgen voor voldoende
voedsel en een redelijk inkomen voor onze voedselproducenten. In de loop der jaren
is het budget steeds verder verlaagd, terwijl er doelen aan het GLB worden toegevoegd.
Daarbij hebben lidstaten zelf ook vrijheid om in het NSP een deel van GLMC» s in te
vullen. En terwijl onze Nederlandse boeren zo steeds duurzamer moeten produceren,
worden nog steeds veel producten die met andere productiestandaarden zijn geproduceerd
van buiten Europa, meer door nationale koppen ook binnen Europa, naar ons land geïmporteerd.
Kan de Minister aangeven op welke van de GLMC» s de Minister het beleidsvoornemen
zwaarder geformuleerd heeft dan de minimumeis van de Europese Commissie voorschrijft?
En kan de Minister aangeven of zij daarbij rekening gehouden heeft met de concurrentie-
en inkomenspositie van Nederlandse boeren, zo ja; hoe en zo nee; waarom niet? Ondanks
dat 3 doelen van het NSP geformuleerd zijn ten gunste van de primaire producent, vindt
BBB de inzet op een goed inkomen voor boeren en voedselzekerheid nog te mager. Is
de Minister bereid om deze twee punten sterker onder de aandacht te brengen bij de
Europese Commissie? Een zogenaamde «Nationale kop» op beleid zien we ook op het gebied
van de visserij; zo is de maaswijdte voor visserij op kabeljauw voor Nederlandse vissers
strenger dan alle andere lidstaten. Dat is zeer complex, voor vissers die in verschillende
wateren opereren, zeker nu ook het VK met eigen bepalingen gaat komen. Is de Minister
bereid om deze Nationale bepalingen te heroverwegen, en daarbij geen strengere normen
te hanteren dan de EU voorschrijft? Kunt u dit antwoord onderbouwen?
De Minister gaf in haar vorige antwoorden aan dat «de daadwerkelijke afweging van
functies in het landelijk gebied de bevoegdheid is van decentrale overheden en vindt
in gebiedsprocessen plaats». De BBB fractie is niet helemaal tevreden met dit antwoord.
Kan de Minister aangeven hoe zij dat ziet in het licht van doelstellingen die straks
in het NSP geformuleerd worden? Ontkent de Minister de invloed daarvan op functies
in het buitengebied?
Antwoord
Over de precieze invulling van de GLMC’s moet nog bestuurlijk besloten worden. Vertrekpunt
is het politieke akkoord over de nieuwe verordeningen. Dat biedt een aantal gedetailleerde
beschrijvingen waar weinig ruimte in is. Voor andere worden verschillende opties en
uitzonderingsmogelijkheden geschetst. De nationale invulling van de GLMC’s is gericht
op de doelen die ermee worden nagestreefd in de Nederlandse context. Dergelijke nationale
invullingen gebaseerd op de specifieke behoeftes en landbouwomstandigheden in lidstaten
beschouw ik niet als nationale koppen maar als doelgericht beleid. Uitgangspunt is
om ze laagdrempelig in te richten en ze zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de
Nederlandse omstandigheden om boeren te kunnen belonen voor het leveren van effectieve
publieke diensten.
De BBB-fractie vraagt om de strengere nationale maatregelen voor visserij op kabeljauw
te heroverwegen. Hierbij verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de CDA-fractie.
De leden van de BBB fractie vragen of ik bereid ben om een goed inkomen voor boeren
en voedselzekerheid onder de aandacht te brengen bij de Europese Commissie?
Antwoord
Zoals aangegeven tijdens het debat met uw Kamer over het NSP op 30 september zal het
accent vanaf 2023 minder liggen op inkomensondersteuning, en meer op de innovatie
en bijdragen voor klimaat, leefomgeving en biodiversiteit. Uit de Nederlandse SWOT
en de WUR studie blijkt ook dat de opgaven hier het grootste zijn. De benodigde transitie
heeft gevolgen voor boeren en tuinders. De uitdaging is om de boeren in die transitie
te stimuleren en ondersteunen. Het is mijn inzet bij de invulling van het NSP rekening
te houden met de inkomens van boeren, met als uitgangspunt dat zoveel mogelijk boeren
mee moeten kunnen doen aan het toekomstige GLB. Met de eerdere antwoorden waarnaar
verwezen wordt, heb ik niet getracht de verantwoordelijk voor het landelijk gebied
in het NSP van mij af te schuiven. De invulling en het opstellen van het NSP is een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van LNV en provincies als opdrachtgevers, samen
met de waterschappen. Uiteraard worden daarbij de specifieke verantwoordelijkheden
van de verschillende overheden gerespecteerd.
Ook de bossenstrategie legt een grote claim op de beschikbare landbouwgronden in Nederland,
evenals maatregelen die bijvoorbeeld in het 7e actieprogramma zijn opgenomen. Kan de Minister aangeven wat de totale druk op het
landbouwareaal is wanneer deze beleidsdoelen tezamen (actieprogramma nitraatrichtlijn,
NSP/GLB -en de daarin opgenomen doelen zoals aanvalsplan grutto-, de bossenstrategie,
energietransitie, et cetera) ten uitvoering worden gebracht? En kan de Minister becijferen
wat dit betekent voor de voedingsstoffenvoorziening van Nederland als lidstaat, ten
opzichte van de voedingsstoffenbehoefte van de Nederlandse bevolking?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van oktober en zal daarom binnen de standaardtermijn van drie weken beantwoord worden.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier