Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over vanggewassen in het kader van verplichting voor het ecologisch aandachtsgebied (EA) zoals geformuleerd in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid over vanggewassen in het kader van verplichting voor het ecologisch aandachtsgebied (EA) zoals geformuleerd in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (ingezonden 25 augustus 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 oktober
2021).
Vraag 1
In hoeverre is bij u bekend dat vanwege aanhoudend slecht weer veel akkerbouwers later
zijn met het binnenhalen van hun gewassen, waaronder tarwe en graszaad?
Antwoord 1
Ik heb de weersomstandigheden goed meegekregen en weet en begrijp heel goed dat het
moment van oogsten van gewassen daarvan afhankelijk is.
Vraag 2
Erkent u dat dit, en de aanhoudende natte weersomstandigheden, effect heeft op het
inzaaien van vanggewassen, of ze daadwerkelijk opkomen en hoe lang ze kunnen staan?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke verplichtingen boeren hebben met betrekking tot het inzaaien
van vanggewassen, of ze daadwerkelijk opkomen en hoe lang ze staan om te voldoen aan
de vergroeningseisen zoals geformuleerd in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)?
Antwoord 3
Ik beperk mij in dit antwoord tot de verplichtingen zoals geformuleerd in het GLB.
Deze verplichtingen zijn opgenomen in Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen
GLB. Voor het gemak heb ik enkele relevante artikelen daaruit in de bijlage bij deze
brief op een rij gezet.
Vraag 4
Kunt u zich onze eerdere vragen herinneren over de controle en handhaving van de vergroeningseisen
in het kader van het GLB?1
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe u omgaat met controle en handhaving van de verplichting voor het
ecologisch aandachtsgebied (EA) in het kader van het GLB in jaren zoals nu waarin
door weersomstandigheden het inzaaien, de opkomst en/of hoe lang het vanggewas kan
blijven staan bemoeilijkt is?
Antwoord 5
Er geldt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, onder andere de verplichting
om uiterlijk 15 oktober het vanggewas in te zaaien (onderzaai kan ook) en moet het
vanggewas minimaal 8 weken blijven staan. Met betrekking tot de opkomst van het vanggewas
geldt «zorgdragen voor een zichtbare bedekking». De controle en handhaving maakt veelal
gebruik van satelliet gegevens waarbij de zichtbare bedekking van het gewas een grote
rol speelt. Is er op basis van satelliet gegevens twijfel over het voldoen aan de
EA verplichting, veroorzaakt door bijvoorbeeld de weersomstandigheden dan is het voldoen
aan de eisen die ik in antwoord 3 heb gemeld (zoals het moment van inzaaien, het bewaren
van aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaadmengsel en een zichtbare
bedekking) doorslaggevend. Een veldbezoek kan ook worden gedaan. Boeren kunnen in
het controle- en handhavingsproces reageren op de geconstateerde twijfel. Ik wijs
erop dat boeren uiterlijk 15 oktober hun eerder ingediende aanvraag m.b.t. vanggewassen
mogen wijzigen.
Vraag 6
Hoeveel ruimte heeft u om af te wijken, oftewel in hoeverre is de regelgeving rondom
het inzaaien van vanggewassen in het kader van de verplichting voor het EA zoals geformuleerd
in het GLB volledig bepaald vanuit de EU?
Antwoord 6
Op basis van de Europese GLB verordeningen gelden verplichtingen. Zoals 100% administratieve
controles en daar bovenop fysieke controles (op basis van satelliet beelden en of
veldbezoek). Daarnaast geldt Europees de eis dat het ingezaaide vanggewas uit een
mengsel moet bestaan en dat het een periode van minimaal 8 weken moet staan. Ik heb
geen ruimte om van deze EU-eisen af te wijken. Wel kunnen boeren ingeval van extreme
weersomstandigheden een beroep doen op overmacht. De eis opgenomen in de Uitvoeringsregeling
rechtstreekse betalingen GLB om uiterlijk 15 oktober het vanggewas in te zaaien is
geen eis die Europees is voorgeschreven. Deze eis heb ik opgenomen om het GLB controleproces
te faciliteren. Het draagt er aan bij alle controles voor het einde van jaar af te
ronden en daarmee de subsidies in december uit te kunnen betalen. Ik wijs er op, om
mogelijke verwarring te voorkomen, dat vanggewassen na de teelt van mais op zand en
lössgrond, waarvoor vanuit de mestwetgeving 1 oktober geldt in verband met het belang
van de waterkwaliteit, niet meetellen voor het GLB.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat het doel is van vanggewassen in het kader van de verplichting
voor het EA zoals vastgelegd in het GLB? In hoeverre heeft dit te maken met het vasthouden
van stikstof in de grond?
Antwoord 7
Ik citeer een deel van de overweging 44 van de EU Verordening 1307/2013: «Er moeten
ecologische aandachtsgebieden worden gecreëerd, met name om de biodiversiteit op landbouwbedrijven
te beschermen en te verbeteren. Onder ecologische aandachtsgebieden worden derhalve
gebieden verstaan die rechtstreeks van invloed zijn op biodiversiteit, zoals braakliggend
land, landschapselementen, terrassen, bufferstroken, beboste gebieden en boslandbouwgebieden,
of gebieden die de biodiversiteit onrechtstreeks beïnvloeden door een verminderd gebruik
van landbouwproductiemiddelen, zoals gebieden bedekt met vanggewassen en een winterplantendek...«
Het verminderd gebruik van landbouwproductiemiddelen met vanggewassen en een winterplantendek
heeft onder andere te maken met het vasthouden van stikstof in de bodem.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe het doel van vanggewassen in het kader van de verplichting voor
het EA zoals vastgelegd in het GLB zich verhoudt tot het feit dat het voor graszaad
(Engels raaigras) op bouwland nodig is om een ander vanggewas in te zaaien (bijvoorbeeld
gele mosterd) om te voldoen aan de eisen, terwijl graszaad vaak blijft staan en dus
stikstof vasthoudt aan de ene kant, maar het voor bijvoorbeeld mais mogelijk is om
Engels raaigras als onderzaai te zaaien?
Antwoord 8
Voor het invullen van de vergroeningsverplichting van 5% van het bouwland als EA,
in het kader van het GLB, mag de boer kiezen om na de hoofdteelt een vanggewas in
te zaaien. Dit is dus geen verplichting. De boer kan voor het invullen van het ecologisch
aandachtsgebied namelijk uit meerdere maatregelen kiezen, zoals bijvoorbeeld het aanleggen
van een akkerrand. Een vanggewas mag ook als onderzaai ingezaaid worden, bijvoorbeeld
gelijktijdig met het hoofdgewas of het mag ingezaaid worden na de oogst van de hoofdteelt.
Wanneer gekozen wordt voor onderzaai, geldt niet de verplichting dat er sprake moet
zijn van een mengsel. Wordt gekozen voor inzaai na de oogst, dan moet er wel een mengsel
worden ingezaaid. Aangezien graszaad een monoteelt is en in verband met de zaadwinning
er geen vanggewas «doorgezaaid» kan worden als onderzaai, betekent het dat, als de
landbouwer een dergelijk perceel wil inzetten als EA vanggewas, hij de stoppel (na
de oogst) door moet zaaien met een andere toegestane soort. Dit geldt alleen als de
landbouwer er voor kiest om het graszaadperceel in te zetten met een vanggewas voor
de EA-verplichting. Boeren die uitsluitend met vanggewassen willen voldoen aan de
EA verplichting moeten minimaal op 16,7% (wegingsfactor van 0,3) van het bouwland
een vanggewas telen.
Vraag 9
Hoe ziet u het dilemma in jaren zoals nu, waarin door weersomstandigheden het inzaaien,
de opkomst en/of hoe lang het vanggewas kan blijven staan zeer onzeker zijn, om wel/niet
een vanggewas in te zaaien en daarmee in ieder geval CO2 uit te stoten?
Antwoord 9
Als een vanggewas goed opkomt, groeit en naarmate het langer blijft staan is de kans
op het vasthouden van stikstof in de bodem groter en de kans op het vastleggen van
CO2 ook groter. Mogelijke uitstoot van CO2 door eisen voor vanggewas als gevolg van weersomstandigheden acht ik lastig te beïnvloeden
en daarom ben ik terughoudend daarvoor extra voorschriften in het NSP te introduceren.
Bijlage: enkele relevante artikelen over vanggewassen uit de Uitvoeringsregeling rechtstreekse
betalingen GLB
Artikel 2.17. Ecologisch aandachtsgebied
1Als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 46, eerste en tweede lid, van
Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt beschouwd:
...
d.areaal, anders dan het areaal waarop artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening
(EU) nr. 639/2014 van toepassing is, waarop combinaties van vanggewassen worden geteeld
als bedoeld in bijlage 2, onder de voorwaarden die per categorie voor de desbetreffende
soorten in deze bijlage zijn vermeld;
...
4In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel d, wordt areaal waarop na de
teelt van maïs de verplichting, bedoeld in artikel 8a van het Besluit gebruik meststoffen,
van toepassing is niet aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied.
...
Artikel 4.2. Verzamelaanvraag
...
7De landbouwer die vanggewassen inzet als ecologisch aandachtsgebied kan de inhoud
van de verzamelaanvraag, onderdeel Regelingen grondgebonden, ingevolge artikel 14,
vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 tot 16 oktober wijzigen wat het gebruik
van landbouwpercelen betreft met gebruikmaking van een middel dat door de Minister
beschikbaar wordt gesteld.
...
9De landbouwer die hennep als vanggewas teelt stuurt de Minister de etiketten van het
gebruikte zaaizaad uiterlijk op 1 september van het jaar van aanvraag toe met gebruikmaking
van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld.
...
Bijlage 2. bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d
Voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen
1.De landbouwer gebruikt ten minste 75% van de in de Aanbevelende Rassenlijst voor landbouwgewassen,
CSAR, aanbevolen hoeveelheid zaaizaad, en draagt zorg voor een zichtbare bedekking
met het vanggewas.
2.Vanggewassen worden vóór 16 oktober van het jaar van aanvraag gezaaid.
3.De landbouwer meldt de datum van inzaai van vanggewassen uit categorie 1 en 2 uiterlijk
op de dag van inzaai bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister
beschikbaar gesteld middel.
4.Vanggewassen uit categorie 1 en 2 zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8
weken op het perceel aanwezig. Voor vanggewassen uit categorie 3 geldt dat ze na de
oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig zijn of tot de
inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen 8 weken wordt ingezaaid.
5.De teelt van vanggewassen vindt uitsluitend plaats na de teelt en de oogst van het
hoofdgewas en na 15 juli, met uitzondering van de teelt van vanggewassen uit categorie
2.
6.Een combinatie van vanggewassen bestaat uit een zadenmengsel van ten minste twee soorten.
7.Elke in het zadenmengsel, bedoeld in categorie 2, aanwezige soort vertegenwoordigt
tenminste een aandeel van 3% in het totale gewicht van het zadenmengsel.
8.De landbouwer bewaart aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaad(mengsel)
gedurende 5 jaar in zijn administratie.
9.Het gebruik van meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Meststoffenwet, is toegestaan.
10.Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, is niet toegestaan vanaf de dag waarop het hoofdgewas wordt geoogst tot aan de datum
waarop de perioden, bedoeld onder 4, zijn verstreken.
11.In afwijking van onderdeel 4 zijn vanggewassen in 2018 ten minste 6 weken op het perceel
aanwezig mits aansluitend een wintergewas wordt geteeld en hiervan vóór 1 december
2018 melding wordt gemaakt bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister
beschikbaar gesteld middel.
12.In afwijking van onderdeel 6 in samenhang met artikel 45, negende lid, eerste alinea,
van Verordening (EU) nr. 639/2014, kan in 2018 volstaan worden met het inzaaien van
1 soort vanggewas op voorwaarde dat het een gras of ander kruidachtige voedergewas
betreft en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de Minister door
middel van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.
13.In afwijking van artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr.
639/2014 kunnen in 2018 arealen met wintergewassen, die normaliter in het najaar worden
ingezaaid om te worden geoogst als diervoeder of te worden begraasd, worden aangemerkt
als arealen met vanggewassen mits ze bestemd zijn voor veevoeder en hiervan vóór 1 december
2018 melding wordt gemaakt bij de Minister door middel van een daartoe door de Minister
beschikbaar gesteld middel.
14.Hybride soorten vanggewassen die bestaan uit een kruising van de in de lijst met vanggewassen
genoemde soorten uit Categorie 1 of een kruising van de in de lijst met vanggewassen
genoemde soorten uit Categorie 2 worden geacht deel uit te maken van de opsomming
in de respectievelijke lijsten.
Categorie 1. Combinaties van vanggewassen (algemeen)
Lijst van vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen kunnen
worden geteeld:
Bladrammenas
Raphunus sativus
Gele mosterd
Sinapsis alba
Sarepta mosterd/Caliente
Brassica juncea
Bladkool
Brassica napus
Engels raaigras
Lolium perenne
Italiaans/Westerwolds raaigras
Lolium multiflorum
Rietzwenkgras
Festuca arundinacea
Soedangras/Sorghum
Sorghum bicolor
Facelia
Phacelia tanacetifolia
Spurrie
Spergula arvensis
Japanse haver
Avena strigosa
Voederwikke
Vicia sativa
Alexandrijnse klaver
Trifolium alexandrinum
Perzische klaver
Trifolium resupinatum
Rode klaver
Trifolium pratense
Witte klaver
Trifolium repens
Bladraap
Brassica rapa L. var. sylvestris
Deder
Camelina sativa
Ethiopische mosterd
Brassica carinata
Franse boekweit
Fagopyrum tataricum
Incarnaat klaver
Trifolium incarnatum
Lupine
Lupinus angustifolius
Niger
Guizotia abyssinica
Seradelle
Ornithopus sativa
Stoppelknollen
Brassica rapa var. rapa
Festulolium
Lolium sp. x Festuca sp.
Vlas
Linum usitatissimum
Zwaardherik
Eruca sativa
Beemdlangbloem
Festuca pratensis
Veldbeemdgras
Poa pratensis
Timothee
Phleum pratense
Erwten
Pisum sativum
Winterwikke, bonte wikke of zachte wikke
Vicia villosa
Zonnebloem
Helianthus annuus
Categorie 2. Vanggewassen ten behoeve van de bestrijding van aaltjes
Lijst met vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen als zadenmengsel
ter bestrijding van aaltjes (nematoden) kunnen worden geteeld:
Raketblad
Solanum sisymbriifolium
Zwaardherik
Eruca sativa
Afrikaantje (laag)
Tagetes patula
Afrikaantje (hoog)
Tagetes erecta
Japanse haver
Avena strigosa
Categorie 3. Onderzaai van gras en vlinderbloemige gewassen als combinatie van vanggewassen
Specifieke voorwaarden waaronder grassen en vlinderbloemige gewassen in combinatie
met de hoofdteelt als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld:
1.De grassoort, grassoorten of vlinderbloemige gewassen worden als onderzaai in combinatie
met de hoofdteelt gezaaid en zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken
op het perceel aanwezig of tot de inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen
8 weken wordt ingezaaid.
2.De landbouwer meldt de datum van oogst van de hoofdteelt, welke is gelegen voor 16 oktober,
uiterlijk op de dag van oogst bij de Minister door middel van een daartoe door de
Minister beschikbaar gesteld middel.
3.Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan vanaf het moment van
oogst van het hoofdgewas gedurende ten minste 8 weken of tot de inzaai van het volgende
hoofdgewas.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.