Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Teunissen over de publicatie van de juridische definitie van ecocide door een internationaal panel van experts
Vragen van de leden Van Raan en Teunissen (beiden PvdD) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de publicatie van de juridische definitie van ecocide door een internationaal panel van experts (ingezonden 25 juni 2021).
Antwoord van Minister Knapen (Buitenlandse Zaken), mede namens Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen
6 oktober 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3602.
Vraag 1
Bent u bekend met het voorstel voor een juridische definitie van ecocide, opgesteld
door een internationaal panel van experts en gepubliceerd op 22 juni jl.?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw appreciatie van het voorstel?
Antwoord 2
Het internationaal panel van juridische experts is eind 2020 door de niet-gouvernementele
organisatie «Stop Ecocide Foundation» bij elkaar geroepen met als opdracht het opstellen
van een ontwerpdefinitie voor een mogelijk amendement van het Statuut van Rome betreffende
«ecocide». Het panel heeft een duidelijk en gedetailleerd voorstel geschreven. Dit
biedt nuttige handvatten voor een discussie over de mogelijke verdere concretisering
van het begrip «ecocide». Het is echter van belang te onderstrepen dat «ecocide» niet
erkend is als internationaal misdrijf en evenmin gebaseerd is op internationaal verdrags-
of gewoonterecht. Verder is er geen brede nationale praktijk van strafbaarstelling
van «ecocide» als misdrijf. Ten slotte hebben de experts van het internationaal panel
op persoonlijke titel bijgedragen aan het rapport. Zij beschikten niet over een formeel
mandaat voor de onderhandelingen, en deze hebben evenmin plaatsgevonden binnen het
kader van een internationale organisatie of met andere betrokkenheid van staten. Zoals
de voorzitter van het panel, de Britse advocaat Philippe Sands, in interviews heeft
aangegeven, moet het rapport van het internationaal panel van experts daarom in de
eerste plaats gezien worden als een aanzet tot verdere discussie over «ecocide», zowel
binnen de vergadering van verdragspartijen bij het Statuut van Rome als daarbuiten.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u in de kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid Van
Raan stelde dat het begrip «ecocide» onvoldoende gedefinieerd is? Verandert de voorgestelde
definitie uw zienswijze?2
Antwoord 3
Ja. Het voorstel van de commissie Sands biedt nuttige handvatten voor een verdere
discussie en eventuele onderhandelingen ten einde te komen tot een breed gedragen
juridische definitie van het begrip «ecocide» en is daarin een waardevolle stap. Dat
neemt niet weg dat er op dit moment geen onderhandelingen zijn over een juridische
definitie van het begrip «ecocide» en een eventuele internationale consensus hierover
niet in zicht is.
Vraag 4
Herinnert u zich dat u in uw reactie op de initiatiefnota stelde dat een internationale
praktijk van strafbaarstelling van ecocide in het internationaal recht en in internationale
verdragen ontbreekt? Hoe beziet u het feit dat de kernelementen van de voorgestelde
definitie zijn ontleend aan taal die al gebruikt wordt in internationaalrechtelijke
overeenkomsten, uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en het Statuut van Rome?
Antwoord 4
Het is een logische en zinvolle keuze van het panel om in de voorgestelde juridische
definitie van «ecocide» gebruik te maken van begrippen die reeds aanvaard zijn en
breder gebruikt worden in het internationale recht. Dit maakt interpretatie van de
definitie immers gemakkelijker. Niettemin is het zo dat er een wijdverbreide praktijk
ontbreekt van het daadwerkelijk strafbaar stellen van «ecocide», een begrip dat tot
nu toe niet gedefinieerd is, niet in internationale verdragen noch in het internationaal
gewoonterecht. Ook roept de door het panel voorgestelde definitie meerdere vragen
op. Zo zou de voorgestelde delictsomschrijving mogelijk ook handelen door rechtspersonen
kunnen omvatten, terwijl de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen
tot op heden niet erkend is in het internationaal strafrecht en het Internationaal
Strafhof op dit moment slechts rechtsmacht bezit over natuurlijke personen (artikel
25, eerste lid, Statuut).
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de voorwaarden die de definitie stelt aan de misdaad van ecocide,
namelijk dat er onrechtmatig (unlawful) of moedwillig (wanton) moet zijn gehandeld,
gebaseerd op bestaande milieurechtelijke principes?
Antwoord 5
De bestanddelen onrechtmatig (unlawful) en moedwillig (wanton) in de conceptdefinitie
zijn ontleend aan het bestaande artikel 8, tweede lid, onderdeel iv, van het Statuut
van Rome inzake het Internationaal Strafhof (hierna: het Statuut van Rome), waarin
het grootschalige wederrechtelijke en moedwillige vernietigen en toe-eigenen van goederen
zonder militaire noodzaak in een internationaal gewapend conflict wordt aangemerkt
als oorlogsmisdrijf. Het bestanddeel onrechtmatig vertoont gelijkenissen met het vereiste
van wederrechtelijkheid, dat in Nederland geldt als een van de kernvoorwaarden voor
strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het bestanddeel moedwillig drukt de mate van schuld
uit die volgens de voorgestelde definitie is vereist voor strafrechtelijke aansprakelijkheid
voor «ecocide». In dit verband wordt opgemerkt dat het bestanddeel moedwillig kan
worden gezien als een stevige drempel waardoor strafrechtelijke aansprakelijkheid
wegens «ecocide» volgens de voorliggende conceptdefinitie enkel aan de orde is in
de meest ernstige gevallen. Dat correspondeert met de aard van het Statuut van Rome,
waarin de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof beperkt is tot de meest ernstige
misdrijven. Onduidelijk blijft echter in hoeverre de voorgestelde definitie moet worden
toegepast op feiten die als «ecocide» dienen te worden aangemerkt maar die gepleegd
zijn door rechtspersonen. Nu het Statuut van Rome niet voorziet in strafrechtelijke
aansprakelijkheid van rechtspersonen, rijst de vraag of, en zo ja, in hoeverre, verschillende
personen – waaronder het management, (andere) medewerkers en aandeelhouders – die
direct of indirect betrokken kunnen zijn bij feiten die als «ecocide» kunnen worden
aangemerkt, in beginsel strafbaar zijn. Dit gebrek aan voorzienbaarheid staat op gespannen
voet met het legaliteitsbeginsel.
Vraag 6
Kunt u zich herinneren dat u in de kabinetsreactie op de initiatiefnota schreef dat
u met belangstelling kijkt naar de ontwikkeling van het juridische begrip ecocide
door het panel van juridische experts? Op welke manier zult u deze ontwikkeling opvolgen?
Antwoord 6
Met de publicatie van de voorgestelde definitie is een initiële stap gezet. Het kabinet
volgt de verdere ontwikkelingen en discussies hierover nauwgezet. Het zal, wanneer
de definitie aan de orde komt in een forum waar Nederland participeert, zoals de vergadering
van verdragspartijen bij het Statuut van Rome, de Europese Unie of de Raad van Europa,
deelnemen aan die dialoog.
Vraag 7
Bent u bereid in gesprek te treden met de leden van het expertpanel of de Stop Ecocide
Foundation over de mogelijkheden die deze juridische definitie biedt en hoe Nederland
daar een rol in kan spelen?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid van Raan over
Ecocide: de ontbrekende misdaad tegen de vrede (Kamerstuk 35 690, nr. 3) richt het kabinet zich op andere interventies die bijdragen aan structurele versterking
van natuur en biodiversiteit.
Vraag 8
Bent u bekend met het rapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties,
waarin staat dat het huidige internationale gewoonterecht en de bestaande internationale
instrumenten voor de bescherming van het milieu en de leefomgeving ontoereikend zijn?3 Deelt u deze conclusie? Zo nee, wat is uw conclusie dan?
Antwoord 8
Het kabinet is bekend met het genoemde rapport dat een nuttig overzicht geeft van
hiaten en tekortkomingen in milieuprincipes, bestaande instrumenten in internationaal
milieurecht, gerelateerde instrumenten (internationale overeenkomsten over handel,
investeringen en intellectueel eigendomsrecht), de governance (beheer) en effectiviteit
en implementatie ervan. Het kabinet herkent de in het rapport geconstateerde hiaten
– met name die ten aanzien van bestaande milieu-instrumenten – en is er voorstander
van om internationale milieu-instrumenten te versterken. Het rapport biedt daarmee
een goede basis voor de discussie ter identificatie van de hiaten in internationaal
milieurecht – of gerelateerde instrumenten.
Vraag 9
Erkent u dat een betere verankering van de bescherming van het milieu en de leefomgeving
in het internationaal recht de tekortkomingen van bestaande instrumenten kan verbeteren?
Zo ja, deelt u de mening dat de voorgestelde definitie daar een rol in kan spelen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet is voorstander van initiatieven om internationaal milieurecht te versterken
en de bescherming van het milieu en de leefomgeving beter te verankeren en ziet een
positieve trend in hoe het internationaal milieurecht zich ontwikkelt. Hierbij is
het zo dat tal van verdragen gericht op de aanpak van specifieke milieuproblemen enerzijds
leidt tot zekere fragmentatie, maar anderzijds heeft dit als voordeel dat er gerichte
afspraken zijn voor specifieke problemen en specifieke regio’s: voor milieuproblemen
is er geen «one-size-fits-all» benadering. De voorgestelde definitie van «ecocide»
is nuttig nu het put uit bestaande beginselen van het (internationaal) milieurecht,
maar heeft betrekking op strafbaarheid van de meest ernstige misdrijven. Dit gaat
verder dan de bestaande instrumenten ter bescherming van het milieu en de leefomgeving.
Vraag 10
Erkent u, gezien het feit dat het Statuut van Rome misdaden behandelt die geacht worden
«de gehele internationale gemeenschap met zorg te vervullen» en er al jaren consensus
is over dat de klimaat- en biodiversiteitscrisis een bedreiging vormt voor de gehele
mensheid, dat het tijd wordt om het toebrengen van schade aan de natuurlijke leefwereld
als een van de «ernstigste misdaden» aan te merken?
Antwoord 10
De genoemde klimaat- en biodiversiteitscrises vormen een van de grootste opgaven van
deze tijd, en deze crises zijn ook nauw verbonden met andere belangen zoals die op
het gebied van veiligheid, welvaart en gezondheid, nu en in de toekomst. Wanneer actoren
zich gedragen tegengesteld aan de internationaal gedeelde doelen om deze crises het
hoofd te bieden is dit zeer ernstig. De positie van het kabinet ten aanzien van opname
van «ecocide» in het internationaal strafrecht middels het Statuut van Rome is uiteengezet
in vraag 7 hierboven en in de kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid van
Raan over dit onderwerp (Kamerstuk 35 690, nr. 3).4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.