Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 886 Wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PbEU 2019, L 151) en enkele technische verbeteringen (Implementatiewet tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 6 oktober 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
1
Implementatiewetgeving
2
De inhoud van deze wijzigingswet
2
De indirecte kostendekkingssystemen
2
Toezicht en handhaving
2
Gevolgen
3
Gevolgen voor uitvoering- en nalevingskosten
3
Financiële gevolgen
3
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet voorkoming
verontreiniging door schepen ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/883.
Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging
van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ten behoeve van de implementatie
van de Europese Richtlijn. Deze leden staan zeer positief tegenover de strekking van
de wetswijziging, welke erop gericht is de doeltreffendheid te vergroten van het beleid
om verontreiniging door schepen terug te dringen. Zij ondersteunen daarom de implementatie.
Deze leden hebben hier geen verdere vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
Implementatiewet tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen. Deze leden onderkennen
dat plastic afval in het mariene milieu een steeds groter mondiaal milieuprobleem
wordt en onderschrijven dan ook de nadruk die de nieuwe Richtlijn legt op het terugdringen
van lozingen van vuilnis door schepen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel een zuivere
en lastenluwe implementatie betreft. Deze leden hebben daarom met name een aantal
vragen over de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de regelgeving.
Implementatiewetgeving
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het huidige voorstel wordt voorgesteld dat
schepen een vast bedrag betalen om hun afval af te geven, terwijl grote schepen met
meer bemanningsleden logischerwijs een groter gewicht aan huishoudelijk afval met
zich meebrengen. Veel midden- en kleinbedrijven (mkb) varen met kleinere schepen en
moeten volgens het huidige voorstel hetzelfde bedrag betalen als grote schepen. Deze
leden vragen waarom een gedifferentieerd tarief naar scheepsgrootte nu niet is voorgesteld.
De inhoud van deze wijzigingswet
De indirecte kostendekkingssystemen
De leden van de VVD-fractie constateren dat wanneer de hoeveelheid vuilnis de maximale
grens van de opslagcapaciteit van een schip overtreft, de exploitant volgens het voorstel
een directe bijdrage betaalt voor het vuilnis dat de maximale opslagcapaciteit overstijgt.
Deze leden vragen hoe zal worden voorkomen dat afval dat de maximale capaciteit overstijgt,
gedumpt wordt op zee om extra kosten te vermijden.
Toezicht en handhaving
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de handhaafbaarheids-,
uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets, die is uitgevoerd door de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT).
De leden van de CDA-fractie lezen dat de ILT constateert dat kleine, niet-commerciële
jachthavens ontheffing kunnen aanvragen voor het opstellen van een Havenafvalplan
(HAP). Het college van burgemeester en wethouders (B en W) verleent de betreffende
ontheffing en geeft dat door aan SafeSeaNet. Onderkent de regering het risico dat
men zich niet bewust is van deze taak of dat een gemeente te weinig kennis respectievelijk
capaciteit heeft om deze uit te voeren? Zo ja, welke maatregelen neemt de regering
om de betreffende gemeenten te ondersteunen?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de conclusie van de ILT deelt dat
met name voor kleinere zeehavens de norm duidelijk is, maar ook een behoorlijke opgave
behelst, namelijk het opstellen van een Havenafvalplan en rapporteren aan SafeSeaNet.
Zo ja, welke maatregelen neemt de regering om de betreffende zeehavens te ondersteunen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de ILT constateert dat er havens zijn die
geen geldig Havenafvalplan hebben. Hoeveel havens betreft dit, zo vragen deze leden.
Welke maatregelen neemt de regering om te bevorderen dat alle havens beschikken over
een geldig Havenafvalplan?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de ILT verwacht dat er voor de uitvoerbaarheid
van het toezicht extra capaciteit nodig is, maar dat zij daaraan toevoegt dat een
kwantitatieve inschatting van fulltime-equivalenten (fte’s) pas mogelijk is nadat
ook de regeling en het besluit zijn opgesteld. Op welke termijn verwacht de regering
de regeling en het besluit te kunnen vaststellen en de budgettaire consequenties in
kaart te kunnen brengen?
Gevolgen
Gevolgen voor uitvoering- en nalevingskosten
De leden van de VVD-fractie constateren dat in Richtlijn 2019/883 nadrukkelijk is
gewezen op het belang dat lidstaten garanderen dat scheepsafvalstoffen gescheiden
worden ingezameld in de haven. Deze leden vragen of alle havens waar afval ingezameld
zal worden in Nederland beschikken over deze voorzieningen. Zo niet, hoe zal ervoor
gezorgd worden dat alle havens voor de implementatie van deze wijzigingen beschikken
over de juiste voorzieningen om afval te scheiden? Bij wie ligt de verantwoordelijkheid?
Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie lezen dat deze wetswijziging geen substantiële gevolgen
heeft voor het mkb en dat een mkb-toets daarom niet is uitgevoerd. Wordt na implementatie
van de wet geëvalueerd of dit daadwerkelijk zo is? Daarnaast vragen deze leden of
er een kosten-batenanalyse is gemaakt van de verzwaring en verlichting van de financiële
lasten. Als dat niet het geval is, zou de regering dit dan alsnog kunnen doen? Ook
vragen deze leden welke structurele kosten er voortvloeien uit een verhoging van de
capaciteit bij de ILT.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
L. van der Zande, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.