Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Aukje de Vries en Van den Hil over het bericht 'Druk op de geboortezorg: met moeite bemannen we de bedden'
Vragen van de leden Aukje de Vries en Van den Hil (beiden VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Druk op de geboortezorg: met moeite bemannen we de bedden» (ingezonden 1 oktober 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 6 oktober
2021).
Vraag 1, 2 en 3
Bent u bekend met het bericht «Druk op de geboortezorg: met moeite bemannen we de
bedden»? Hoe is de situatie op het moment met betrekking tot de geboortezorg in Nederland,
en in de verschillende regio’s?1
Kan een overzicht gegeven worden in welke regio’s er op dit moment al knelpunten zijn
en waar zich op korte termijn knelpunten kunnen gaan voordoen? Kunt u een onderscheid
maken tussen «gewone» en Intensive Care (IC)-capaciteit voor pasgeborenen?
Wat zijn de oorzaken van de knelpunten in de geboortezorg? In hoeverre heeft dit te
maken met een personeelstekort en opleidingsmogelijkheden? In hoeverre heeft dit te
maken met een geboortegolf?
Antwoord 1, 2 en 3
Ik ben bekend met het bericht «Druk op de geboortezorg: met moeite bemannen we de
bedden». Over de drukte in de geboortezorg sta ik sinds de zomer in contact met de
toezichthouders: de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ). De IGJ heeft mij hier ook schriftelijk van op de hoogte gesteld.2 Er is acute druk aangegeven vanuit regio Utrecht, Rotterdam en Amsterdam, maar ook
andere regio’s kampen met een grote belasting op de geboortezorgketen. Een actueel
totaaloverzicht is er niet.
Oorzaken voor de knelpunten zijn allereerst een piek in het aantal geboortes. COVID-19
speelt ook een rol, omdat zwangere vrouwen met (een verdenking op) COVID-19 een groter
beroep doen op de zorgcapaciteit door onder andere isolatiemaatregelen. Bovendien
kampt ook de geboortezorg, net zoals andere sectoren, met personeelstekorten. Er was
al een tekort aan zorgverleners zoals gespecialiseerde verpleegkundigen en kraamverzorgenden
en daar komt het hogere ziekteverzuim door onder andere COVID-19 bovenop. Daarnaast
is de zomer altijd al een periode die drukker is in de geboortezorgketen vanwege de
verminderde aanwezigheid van personeel door vakanties. Dit alles maakt dat de druk
op de geboortezorgketen hoog is en hoger dan gebruikelijk voor de tijd van het jaar.
Met betrekking tot de Neonatale Intensive Care Units (NICU’s) vroeg de uitbraak van
het RS-virus deze zomer de benodigde capaciteit van de kinderafdelingen in ziekenhuizen.
Gegeven de personeelstekorten waar de NICU’s last van hebben heeft deze uitbraak tot
extra druk geleid.
In de regio’s die de drukte voelen, doet de sector wat zij kan. Binnen de Verloskundig
Samenwerkingsverbanden (VSV’s) waarin zowel de eerstelijnsverloskundigen, kraamzorgorganisaties
als ziekenhuizen vertegenwoordigd zijn, wordt intensief samengewerkt. Ook wordt intensief
overleg gevoerd tussen de VSV’s in, maar ook tussen regio’s, via bijvoorbeeld het
Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ), via regionale crisis overleggen en via aanvullende
overlegmomenten tussen ziekenhuizen. Dit alles om de benodigde zorg in regio’s te
coördineren en om de capaciteit die er is zo goed mogelijk in te zetten.
Vraag 4
Wat zijn de gevolgen van de problematiek in de geboortezorg voor aanstaande ouders?
Wat zijn de afstanden die aanstaande ouders nu soms moeten overbruggen als ze naar
een andere locatie worden verwezen en welke risico’s kunnen hierdoor ontstaan?
Antwoord 4
Als gevolg van de drukte kan het zijn dat aanstaande ouders voor de bevalling niet
bij het ziekenhuis van hun eerste keuze terecht kunnen. In sommige gevallen kan het
zijn dat ouders verder moeten uitwijken dan voorzien. De afstanden die afgelegd worden
kunnen sterk verschillen. Het kan bijvoorbeeld betekenen dat in Utrecht uitgeweken
moet worden naar Amersfoort.
Dit betekent dat verloskundigen moeten anticiperen op een langere reistijd en in goed
contact moeten staan met de ziekenhuizen waar zij mee samenwerken. Het ontwikkelen
van een dashboard waar verloskundigen en gynaecologen bijhouden hoeveel vrouwen bevallen
en hoeveel verloskamers of kraamsuites beschikbaar zijn, is een goed voorbeeld van
deze intensieve samenwerking. Daarnaast houden ziekenhuizen capaciteit beschikbaar
voor die situaties waar acute hulp noodzakelijk is.
Tot dusver hebben de zorgaanbieders gezamenlijk de zorg voor moeder en kind voldoende
kunnen opvangen. De IGJ blijft ook komende tijd de waarborging van de zorgcontinuïteit
in de geboortezorgketen volgen en houdt daarbij nauw contact met ziekenhuisbestuurders
in alle regio’s en de betrokken veldpartijen. De NZa houdt vinger aan de pols bij
de betrokken zorgverzekeraars.
Vraag 5
Wat zijn de maximale afstanden die u acceptabel vindt naar een alternatieve locatie
als gevolg van tekorten in regio’s? Kunt u wederom een onderscheid maken tussen «gewone»
en IC-capaciteit?
Antwoord 5
In Nederland kennen we op dit moment een krachtens wet vastgelegde norm voor de spreiding
en beschikbaarheid van acute zorg in ziekenhuizen. Conform die norm mogen ziekenhuizen
niet stoppen met een afdeling spoedeisende hulp (SEH) of met een afdeling acute verloskunde
als daardoor het aantal inwoners in Nederland dat in spoedgevallen niet binnen 45
minuten een SEH of een afdeling acute verloskunde kan bereiken per ambulance, toeneemt
ten opzichte van de bestaande situatie. Dit om de benodigde zorg te coördineren en
om de capaciteit die er is zo goed mogelijk in te zetten. De Regionale Ambulance Voorzieningen
(RAV’s) zijn ook aangesloten bij het ROAZ en op de hoogte van de geldende afspraken.
Wanneer er sprake is van een bevalling waarbij de zwangere met spoed naar het ziekenhuis
moet, kan de ambulance hiervoor worden ingezet.
Vraag 6
Wat zijn de afspraken over samenwerking en «herplaatsen» als er in een regio een tekort
is, zowel voor «gewoon» als voor IC? Welke afspraken zijn er met België en Duitsland
als het gaat om de IC-capaciteit voor pasgeborenen, mocht dat in Nederland onverhoopt
een knelpunt zijn/worden?
Antwoord 6
In de regio’s die de drukte voelen, doet de sector wat zij kan. Binnen de VSV’s waarin
zowel de eerstelijnsverloskundigen, kraamzorgorganisaties als ziekenhuizen vertegenwoordigd
zijn, wordt intensief samengewerkt. Ook wordt intensief overleg gevoerd tussen de
VSV’s in, maar ook tussen regio’s, via bijvoorbeeld het Regionaal Overleg Acute Zorg
(ROAZ), via regionale crisis overleggen en via aanvullende overlegmomenten tussen
ziekenhuizen. Er zijn geen landelijke afspraken met betrekking tot de capaciteit van
bevalplekken.
Op initiatief van de NICU’s onder auspiciën van de Nederlandse Vereniging van Kinderartsen
is «Baby zoekt bed» gestart zodat inzichtelijk is waar en hoeveel NICU bedden beschikbaar
zijn, gegeven de personeelstekorten. Onderling hebben zij afgesproken dat de NICU’s
zoveel mogelijk dagelijks de capaciteit bijwerken. Dit heeft er toe geleid dat kinderartsen
continu inzicht hebben in de beschikbare capaciteit en het lukt om voor elke patiënt
een plek te vinden. Op het moment dat zich de uitzonderlijke situatie voordoet dat
er geen NICU bed beschikbaar is in de buurt van de moeder kan uitgeweken worden naar
België of Duitsland. Het gaat dan om maatwerk.
Vraag 7
Hoe kunnen op korte termijn de problemen en knelpunten in de geboortezorg nu en de
komende tijd (zowel «gewoon» als qua IC) snel opgelost worden? Welke acties onderneemt
u daartoe?
Antwoord 7
In een aantal regio’s ontstaan initiatieven om de benodigde zorg in regio’s te coördineren
en om de capaciteit die er is zo goed mogelijk in te zetten. Zo wordt er gebruik gemaakt
van een app die zowel eerste- als tweedelijns verloskundigen invullen om zo overzicht
te krijgen van de beschikbare capaciteit in een regio of het opzetten van een centraal
regionaal zorgcoördinatiecentrum. Vorig jaar heeft het College Perinatale Zorg (CPZ)
een inventarisatie opgeleverd naar initiatieven waarmee regio’s de toegankelijkheid
van de geboortezorg borgen. Deze inventarisatie is gedaan voor de COVID-19 pandemie.
Dit rapport is toegevoegd als bijlage3 bij deze Kamervragen.
Uit de signalen en initiatieven blijkt dat landelijke en bovenregionale afspraken
nodig zijn om de toegankelijkheid van de geboortezorg te kunnen blijven borgen. De
landelijke geboortezorgpartijen werken intensief samen aan een goede start voor moeder
en kind. Naar aanleiding van het RIVM rapport «Beter weten: een beter begin» zijn
we met geboortezorgpartijen in gesprek over een intensivering van maatregelen om de
impact op een goede start voor moeder en kind te vergroten. De capaciteitsproblematiek
en mogelijke oplossingen, zoals onder andere omschreven in het rapport van het CPZ,
maken hier onderdeel van uit en worden meegenomen in onze reguliere overleggen.
Met het Actieprogramma Werken in de Zorg zet VWS zich in om voldoende medewerkers
te werven, op te leiden en te behouden. Met de toenemende zorgvraag en de krappe arbeidsmarkt
is voldoende gekwalificeerd personeel één van de grootste uitdagingen. Daarom moeten
we ook de komende jaren blijven inzetten op méér en flexibel opleiden, het anders
organiseren en inrichten van het werk en op méér waardering voor zorgprofessionals
via goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Ik verwijs u graag naar mijn
reactie op het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) die uw kamer in september
2021 heeft ontvangen4.
Vraag 8
Kunnen deze vragen ruim voor het commissiedebat Arbeidsmarkt in de zorg worden beantwoord?
Antwoord 8
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuiken (PvdA),
ingezonden 30 september 2021 (vraagnummer 2021Z16854).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.