Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Arib en Kathmann over de hulp van ambtenaren bij een privékwestie van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Vragen van de leden Arib en Kathmann (beiden PvdA) aan de Minister-President over de hulp van ambtenaren bij een privékwestie van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ingezonden 16 september 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens Minister van Algemene Zaken (ontvangen 5 oktober 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Ambtenaren hielpen Staatssecretaris Knops bij privékwestie»?
en «Raymond Knops sleept NRC en De Limburger voor de rechter»?1,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de kwestie van de grondaankoop in 2010 door het toenmalige lid
van de Tweede Kamer en huidig Staatssecretaris Knops een privéaangelegenheid was en
is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De heer Knops heeft als privépersoon grond aangekocht. Echter, een aangelegenheid
in de privésfeer kan onder omstandigheden van invloed zijn op het functioneren als
bewindspersoon, zeker als het gaat om een situatie waarin de integriteit van de bewindspersoon
mogelijk aan de orde is. Omdat de integriteit van het openbaar bestuur – en dan in
het bijzonder van bewindspersonen – cruciaal is voor het functioneren van de democratische
rechtsstaat, is het gerechtvaardigd dat departementen zich vergewissen van de feiten
en omstandigheden indien de integriteit van een bewindspersoon aan de orde wordt gesteld.
In situaties waarin de integriteit aan de orde wordt gesteld, is het van belang om
binnen de organisatie bespreekbaar te maken wat er is gebeurd en hoe dat gewaardeerd
moet worden. Een dergelijk gesprek moet gevoerd worden op basis van een zo volledig
mogelijk beeld van de feiten en omstandigheden. Hieronder volgt een beschrijving van
de werkzaamheden die het ministerie in deze aangelegenheid heeft verricht.
Naar aanleiding van vragen van NRC aan het Kadaster heeft het Kadaster op 2 april 2020 contact opgenomen met de secretaris-generaal
van het Ministerie van BZK, omdat de vragen betrekking hadden op een perceel van de
Staatssecretaris van BZK.3 Bij de secretaris-generaal ontstond de vraag of de integriteit van de Staatssecretaris
aan de orde was. Het antwoord op deze vraag is van belang voor het functioneren als
bewindspersoon, ook als het gaat om een aangelegenheid in de privésfeer. De Staatssecretaris
heeft daarom alle bij hem beschikbare informatie over deze aangelegenheid overgedragen
aan de secretaris-generaal. Om de integriteitsvraag te kunnen beantwoorden, is op
verzoek van de secretaris-generaal door een jurist van de afdeling Juridisch Adviseur
van het ministerie een analyse gemaakt van de beschikbare informatie en de toepasselijke
regelgeving. De afdeling Juridisch Adviseur fungeert als legal counsel voor de departementsleiding en wordt vaker ingeschakeld bij aangelegenheden die verband
houden met integriteit. De eerste bevindingen van de jurist zijn door hem opgenomen
in een nota van 7 april 2020 aan de secretaris-generaal. Deze nota is besproken met
de secretaris-generaal en vervolgens op een aantal punten aangevuld door de jurist.
Op 15 april is deze nota opnieuw met de secretaris-generaal besproken en aangeboden
aan de Staatssecretaris en met hem besproken op 16 april 2020.
Om een aantal openstaande vragen in de nota te kunnen beantwoorden, heeft de betrokken
jurist nader onderzoek gedaan, waarvoor ook contact is gelegd met ambtenaren van de
provincie Limburg, de gemeente Horst aan de Maas en met de organisatie Ruimte voor
Ruimte. Hieruit bleek dat voor verkoop aan particulieren «eenheidsprijzen» of «vaste
vertrekpunten» werden gehanteerd en niet een prijs per vierkante meter. Dat bij tweede
inmeting van het perceel voor woonbestemming een groter aantal vierkante meters werd
vastgesteld, had daardoor geen betekenis voor de prijs. Uit een vergelijking met andere
kavels in de regio, die op verzoek van de heer Knops door Ruimte voor Ruimte is gemaakt,
bleek dat de prijs die was betaald zeker niet lager was dan bij andere percelen van
vergelijkbare omvang. Ook bleek dat de tweede inmeting geen gevolg had gehad voor
het «bouwvlak» – het deel van het perceel waarop gebouwd mag worden. De nieuwe inmeting
had dus ook niet geleid tot een waardevermeerdering van de grond. De analyse van de
beschikbare feiten door de jurist van het ministerie leverde aldus geen aanwijzingen
op dat er in deze casus onoorbaar was gehandeld.
Op 17 mei heeft de jurist deze aanvullingen op zijn nota van 15 april opgenomen in
een nieuwe nota, die via de secretaris-generaal aan de Staatssecretaris is gestuurd.
Deze aanvullende nota is op 18 mei met de Staatssecretaris besproken. In een nota
van 20 mei zijn vervolgens nog de juridische aspecten van het projectbesluit van de
gemeente beschreven. Deze nota is op 20 mei besproken met de Staatssecretaris. De
genoemde nota’s aan de secretaris-generaal en de Staatssecretaris zijn als bijlagen4 bij deze antwoorden gevoegd.
De heer Knops heeft als privépersoon het dossier ook laten onderzoeken door prof.
dr. ir. A.G. Bregman. Dit onderzoek mondde uit in een advies van 20 mei 2020, met
als conclusie dat de Ruimte voor Ruimteregeling in deze casus correct is toegepast
en dat de heer Knops bij de verkrijging van het recht om een woning te bouwen niet
financieel is bevoordeeld. Dit advies is reeds openbaar gemaakt op 5 oktober 2020,
naar aanleiding van een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur.5
Tijdens het verloop van deze casus heeft de politieke adviseur van de Staatssecretaris,
in zijn rol als politieke liaison, ondersteuning verleend aan de Staatssecretaris.
Na mijn terugkeer ben ik (de Minister van BZK) een aantal maal mondeling geïnformeerd
over de casus en de betrokkenheid van het ministerie.
Op 11 mei 2020 is de woordvoerder van de Staatssecretaris benaderd met vragen over
deze casus door NRC en De Limburger. Deze vragen zijn in behandeling genomen en beantwoord vanuit de aanname dat de gestelde
vragen niet slechts van belang waren voor de heer Knops als privépersoon, maar ook
voor het ambt van de Staatssecretaris en dat er daarom ambtelijke ondersteuning moest
worden geleverd, mede gelet op de conclusie dat er geen aanwijzingen waren dat er
in deze casus onoorbaar was gehandeld. De inzet was gericht op het kunnen beantwoorden
van de vragen die werden gesteld en eventuele vervolgvragen.
Na de publicaties in de NRC en De Limburger op 23 mei 2020 heeft de heer Knops juridische stappen overwogen. Hierbij kwam de
vraag op of het ministerie de kosten voor de inschakeling van een advocaat zou moeten
vergoeden. Deze vraag is met een nota aan mij voorgelegd, waarbij tevens is gewezen
op de achterliggende vraag hoever de ministeriële verantwoordelijkheid reikt in een
geval als dit. De betreffende nota is als bijlage6 bij deze antwoorden gevoegd. De nota schetste twee mogelijkheden, met verschillende
voors en tegens. Om hierin een weloverwogen keuze te kunnen maken, heb ik besloten
om advies in te winnen bij de landsadvocaat over de vraag hoe ver de ministeriële
verantwoordelijkheid reikt in een geval als dit, en of er aanleiding bestaat voor
de staat om de kosten te vergoeden die gemoeid zijn met het inschakelen van een advocaat
door de Staatssecretaris. De landsadvocaat heeft hierover op 2 juni 2020 geadviseerd.
Het advies bood ruimte voor een afweging, op grond waarvan ik heb besloten dat er
bij eventuele juridische stappen geen betrokkenheid van het ministerie zou zijn en
dat de kosten voor een advocaat niet door het ministerie zouden worden gedragen.
Tot slot heeft het ministerie aanvragen aan het ministerie op grond van de Wet openbaarheid
van bestuur over deze aangelegenheid behandeld, en is de Staatssecretaris ambtelijk
geadviseerd over de zienswijze die hem gevraagd was inzake een Wob-verzoek dat bij
de gemeente Horst aan de Maas was ingediend. Ten behoeve van deze zienswijze is er
ambtelijk op gewezen dat de heer Knops bezwaar kon maken tegen de openbaarmaking van
persoonsgegevens van hem en zijn familie. Omdat de bouwtekening gedetailleerde informatie
bevatte over de indeling van zijn woonhuis, was verder het advies dat de heer Knops
vanuit privacy- en veiligheidsaspecten zou kunnen overwegen om bezwaar te maken tegen
openbaarmaking hiervan, gelet op de positie van de Staatssecretaris als publiek persoon.
Vraag 3
Deelt u de mening dat als een bewindspersoon door privéaangelegenheden in opspraak
komt, diegene dat aan u dient te melden en openbaar dient te maken? Zo ja, is dat
gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het is goed gebruik dat bewindspersonen de Minister-President op de hoogte stellen
van aangelegenheden die in de belangstelling kunnen komen te staan van het parlement
of de media, zodat de Minister-President voorbereid is op mogelijke vragen daarover.
In dit geval heeft de Staatssecretaris de Minister-President op of omstreeks 15 mei
2020 mondeling op de hoogte gesteld.
Vraag 4
Deelt u de mening dat als bewindspersonen vanwege privéaangelegenheden in opspraak
komen, dit geen ambtelijke en juridische ondersteuning rechtvaardigt? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Als de integriteit van een bewindspersoon aan de orde wordt gesteld vanwege privéaangelegenheden,
dan kan dit het functioneren als bewindspersoon beïnvloeden. Als zich een dergelijke
situatie aandient, is het belangrijk om daarover het gesprek te kunnen voeren, op
basis van de feiten. Omdat de integriteit van een bewindspersoon van belang is voor
diens taakuitoefening, en daarmee voor het ambt van de Staatssecretaris en het ministerie,
ligt er een taak voor het ministerie om zich te verdiepen in de feiten en de regelgeving.
Ik verwijs voor dit onderwerp ook naar het antwoord op vraag 12.
Vraag 5
Waar ligt de grens tussen wanneer een bewindspersoon wel of niet genoemde ondersteuning
vanuit de overheid krijgt en zijn daar regels over vastgelegd? Zo ja, wat zijn die
regels dan? Zo nee, waarom niet en kunt u alsnog voor die regels zorgen?
Antwoord 5
In de Gedragscode Integriteit Rijk staat dat ambtenaren het algemeen belang dienen.
Dit betekent dat het ministerie de bewindspersonen ondersteunt in hun hoedanigheid
als bewindspersoon. Dit kan mede zien op privéaangelegenheden, voor zover een dergelijke
aangelegenheid invloed kan hebben op het functioneren als bewindspersoon. Deze regel
is naar mijn mening voldoende duidelijk. Als daarover binnen een departement twijfels
bestaan, moet daarover gesproken kunnen worden. Het is aan de secretaris-generaal,
uiteraard onder mijn verantwoordelijkheid, om zo nodig aan te geven waar de grens
van de ambtelijke ondersteuning ligt.
Vraag 6
Deelt u de mening dat als ambtenaren een bewindspersoon die verwikkeld is in een privékwestie
gaan helpen, zij in die kwestie de kant van de bewindspersoon kiezen? Zo ja, waarom
en acht u dit wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De integriteit van het openbaar bestuur is cruciaal voor het functioneren van de democratische
rechtsstaat. Daarom vind ik het gerechtvaardigd dat departementen zich vergewissen
van de juistheid van aantijgingen die de integriteit van een bewindspersoon aan de
orde stellen. Vanuit hun ambtelijk vakmanschap zullen zij dit neutraal en objectief
doen. Zij zijn daarbij gebonden aan de door hen afgelegde eed of belofte en aan de
integriteitsregels die voor hen gelden.
Vraag 7
Kunt u de genoemde adviezen van de juristen van de directie Constitutionele Zaken
en Wetgeving, de adviezen van de landsadvocaat als ook de adviezen over de te volgen
communicatiestrategie openbaar maken en naar de Kamer sturen? Zo ja, op welke termijn?
Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de stelling dat het een kwestie betreft
die het openbaar functioneren van de Staatssecretaris Knops betreft?
Antwoord 7
Als bijlage7 bij deze antwoorden treft u de nota’s aan van de betrokken jurist voor de secretaris-generaal,
de Staatssecretaris en mij. In het antwoord op vraag 2 is de context beschreven waarin
deze nota’s tot stand zijn gekomen. In lijn met het besluit van het kabinet om richting
uw Kamer niet langer een beroep te doen op de weigeringsgrond van persoonlijke beleidsopvattingen,
zijn deze opvattingen niet weggelakt. Wel zijn enkele gegevens die de persoonlijke
levenssfeer raken, onleesbaar gemaakt.
De landsadvocaat heeft in deze aangelegenheid advies uitgebracht over de vraag hoe
ver de ministeriële verantwoordelijkheid reikt in een geval als dit, en of er aanleiding
bestaat voor de staat om de kosten te vergoeden die gemoeid zijn met het inschakelen
van een advocaat. Voor adviezen van de landsadvocaat die zijn opgesteld na 1 juli
2021 geldt dat deze in beginsel openbaar gemaakt kunnen worden, als het gaat om adviezen
over beleid en het procesbelang van de Staat zich niet verzet tegen openbaarmaking.
Het hier bedoelde advies dateert echter van 2 juni 2020, dus ruim voor de datum waarop
de nieuwe beleidslijn van kracht is geworden. De landsadvocaat hoefde destijds nog
geen rekening te houden met mogelijke openbaarmaking van de adviezen. Daarom wil ik
dit advies niet openbaar maken. Om zoveel mogelijk transparant te zijn, heb ik de
e-mail bijgevoegd waarmee de landsadvocaat om advies is gevraagd. Daarin wordt beschreven
(met verwijzing naar de nota van 26 mei 2020, die eveneens is bijgevoegd) welke vraag
aan de landsadvocaat is voorgelegd.
Ten aanzien van de communicatie was de inzet steeds gericht op het beantwoorden van
de gestelde vragen en mogelijke vervolgvragen. Over conceptversies is binnen het ministerie
op verschillende manieren overlegd. De Staatssecretaris heeft vervolgens mondeling
ingestemd met de bijgevoegde antwoorden op vragen die door NRC en De Limburger waren gesteld.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van alle kosten die door de rijksoverheid zijn gemaakt
voor de ambtelijke en juridische ondersteuning van de genoemde Staatssecretaris?
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van alle kosten die door de rijksoverheid zijn gemaakt
voor de ambtelijke en juridische ondersteuning van de genoemde Staatssecretaris?
Antwoord 9
Aan deze oproep van de GRECO wordt wel degelijk gehoor gegeven. In een brief van 6 juli
2021 (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 107)8 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de aanbevelingen
van de GRECO inzake het integriteitsbeleid voor bewindspersonen. In deze brief is
aangegeven dat, in lijn met hetgeen de GRECO aanbeveelt, gedragsregels voor bewindspersonen
voor integer handelen van belang zijn en dat deze zullen worden opgenomen in een aparte
gedragscode en daarna in het Handboek voor bewindspersonen (het «Blauwe Boek»). Het
kabinet zal de Kamer op korte termijn informeren over de stand van zaken bij de uitvoering
van deze aanbevelingen.
Vraag 10
Heeft de Staatssecretaris bij de in het tweede bericht genoemde zaak tegen NRC ook
ambtelijke ondersteuning of juridische ondersteuning vanuit de overheid gehad? Zo
ja, was u hiervan op de hoogte? Waar bestond deze uit en kunt u een overzicht van
deze kosten geven? Zo nee, waarom in dit geval niet?
Antwoord 10
Nee. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1 is het ministerie niet betrokken
bij de civiele procedure tussen de heer Knops en de kranten, en worden de kosten voor
een advocaat niet door het ministerie gedragen.
Vraag 11 en 12
Waarom betreft de in het tweede bericht genoemde zaak, naar daar gemeld wordt, wel
een privékwestie en de in het eerste bericht genoemde zaak niet? Waarin zit het onderscheid,
met name daar waar het om het openbaar functioneren van de Staatssecretaris gaat?
In hoeverre kan de discussie die over de integriteit en reputatie van de Staatssecretaris
Knops is ontstaan zijn openbaar functioneren, bijvoorbeeld als verantwoordelijk bewindspersoon
voor de integriteit van het bestuur in Caribische deel van het Koninkrijk, beïnvloeden?
Antwoord 11 en 12
Zowel de grondtransactie als de civiele procedure tegen de kranten zijn privéaangelegenheden
van de heer Knops, waarbij, zoals gezegd, van belang is dat een aangelegenheid in
de privésfeer van invloed kan zijn op het functioneren als bewindspersoon. Door de
berichtgeving over de grondtransactie werd de integriteit van de Staatssecretaris
aan de orde gesteld, hetgeen van invloed is op het ambt. Om met gezag te kunnen opereren
in een dossier, is het van groot belang dat er geen twijfels bestaan over de integriteit
van de Staatssecretaris. De verantwoordelijkheid voor de koninkrijksrelaties illustreert
dit belang in het bijzonder, omdat de integriteit van bestuur in dit dossier een belangrijke
rol speelt. Daarom is op het ministerie onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden.
De analyse van de beschikbare feiten door de jurist van het ministerie leverde geen
aanwijzingen op dat er in deze casus onoorbaar was gehandeld.
In deze aangelegenheid is bij elke stap gewogen welke werkzaamheden van het ministerie
noodzakelijk waren. Dit zijn niet altijd makkelijke afwegingen. Het belang van het
ambt en de privépersoon kunnen nauw met elkaar verbonden zijn in een situatie waarin
de integriteit van een bewindspersoon aan de orde wordt gesteld. Toen de vraag aan
de orde kwam of er juridische stappen gezet moesten worden tegen de betreffende kranten,
heb ik besloten dat dit een afweging was voor de heer Knops als privépersoon.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.