Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Meenen over de arbeidsmarkttoelage voor leerkrachten werkzaam op scholen met achterstanden
Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de arbeidsmarkttoelage voor leerkrachten werkzaam op scholen met achterstanden (ingezonden 16 september 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 5 oktober
2021).
Vraag 1
Bent u op de hoogte dat niet alle besturen er voor kiezen om de arbeidsmarkttoelage,
voortvloeiend uit het Nationaal Programma Onderwijs, te verdelen onder de scholen
die daar recht op hebben?
Antwoord 1
Uw Kamer heeft mij via de motie Van den Hul/Van Raan1 opgeroepen om bij de verdeling van de gelden uit het NP Onderwijs recht te doen aan
verschillen in de mate waarin het lerarentekort het laten inlopen van opgelopen achterstanden
bemoeilijkt. De bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage is daar de uitwerking van.
Deze is bedoeld om tijdens het NP Onderwijs het werk op scholen met een groter risico
op onderwijsachterstanden aantrekkelijker te maken en personeel op deze scholen te
behouden. Daarom dient deze extra bekostiging te worden besteed aan een extra beloning
voor al het personeel op die vestigingen die recht hebben op de arbeidsmarkttoelage.
Er zijn nog geen gegevens bekend over de uitwerking van de arbeidsmarkttoelage.
Vraag 2
Hoe veel besturen kiezen hiervoor en deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is?
Antwoord 2
Ik ben met u eens dat het onwenselijk zou zijn. Er zijn op dit moment nog geen gegevens
bekend over de uitwerking van de arbeidsmarkttoelage waaruit blijkt dat dit gebeurt.
De extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage heeft ook nog niet plaatsgevonden.
Deze uitbetaling vindt voor het eerst in november 2021 plaats. Om de inzet van de
middelen en de effecten daarvan te volgen, komt er een monitorings- en evaluatieonderzoek.
Vraag 3 en 4
Hoe beoordeelt u het feit dat er scholen zijn die geen recht hebben op de arbeidsmarkttoelage,
en dus geen achterstandsschool zijn, maar wel deze gelden ontvangen?
Hoe beoordeelt u het feit dat bestuurders er voor kiezen om dit geld uit te geven
aan andere zaken, in plaats van het te besteden aan het salaris van het personeel?
Antwoord 3 en 4
Scholen staan voor een grote opgave om leervertragingen door de coronacrisis in te
halen. Op scholen met een groter risico op onderwijsachterstanden is deze uitdaging
nog groter. Deze scholen hebben de meeste moeite met het lerarentekort: het verloop
van personeel is hoger en zij krijgen vacatures moeilijker vervuld. Terwijl goed personeel
juist nu hard nodig is om alle leerlingen een kans op een volwaardige toekomst te
geven.
Daarom wordt het middels extra bekostiging mogelijk het personeel op deze scholen
twee jaar extra te belonen. Dat maakt het aantrekkelijker om hier te (blijven) werken.
Hiervoor is het noodzakelijk dat de middelen gaan naar vestiging met een groter risico
op onderwijsachterstanden. Het is dan ook niet de bedoeling dat de middelen gaan naar
personeel op vestigingen waarvoor OCW géén extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage
heeft toegekend of naar andere doelen. Ik verwacht ook niet dat dit gebeurt. Zie hiervoor
het antwoord op vraag 5 en 6.
Vraag 5 en 6
Welke mogelijkheden heeft u om zeker te stellen dat besturen de middelen aan het juiste
doel besteden, namelijk het salaris van leraren op scholen met achterstanden?
Welke acties gaat u ondernemen om het geld op de juiste plek te krijgen?
Antwoord 5 en 6
Personeelsleden kunnen op de website inzien of extra bekostiging voor de arbeidsmarkttoelage
is toegekend aan de vestiging waar het personeelslid werkzaam is. De P(G)MR moet vervolgens
instemmen met de hoogte van de arbeidsmarkttoelage. Op die wijze verwacht ik dat het
onderwijspersoneel het niet laat gebeuren dat deze extra middelen ergens anders terecht
komen. Om de inzet van de middelen en de effecten daarvan te volgen, komt er een monitorings-
en evaluatieonderzoek.
Op dit moment helpt OCW besturen en onderwijspersoneel al via de NP Onderwijs helpdesk
bij specifieke vragen over de uitwerking van de arbeidsmarkttoelage. Ook informeert
de website van het NP Onderwijs2 over hoe scholen de arbeidsmarkttoelage straks ter hand kunnen nemen. Daarnaast hebben
de PO-Raad en de VO-raad een richtlijn opgesteld voor het maken van de afspraken met
de PMR of PGMR.3
Vraag 7
Welke inspraak hebben leraren en schoolleiders precies bij het verdelen van de gelden,
bijvoorbeeld in het kader van de medezeggenschapsraad?
Antwoord 7
In het po voert het schoolbestuur dit overleg met het personeelsdeel van de gemeenschappelijke
medezeggenschap (PGMR). Dit is zo geregeld op grond van de CAO po (artikel 6.15).
In het vo voert het schoolbestuur overleg met het personeelsdeel van de medezeggenschap
(PMR), op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel g, van de Wet medezeggenschap
op scholen. Als binnen een schoolbestuur meerdere vestigingen voor vo in aanmerking
komen voor de toelage, kan het zijn dat de gemeenschappelijke medezeggenschap (PGMR)
bevoegd is.
Vraag 8
Deelt u de mening dat dit nogmaals bevestigt dat we geld direct naar scholen moeten
sturen, in plaats van het eerst naar besturen te sturen?
Antwoord 8
Nee, ik ben dit niet met u eens. Op de website van het NP Onderwijs kan onderwijs(ondersteunend)
personeel terugvinden of het schoolbestuur extra bekostiging ontvangt voor de vestiging
waar het personeelslid werkzaam is. Vervolgens wordt de hoogte van de toelage vastgesteld
door de P(G)MR waarin dus ook dit personeelslid vertegenwoordigd is. Aangezien personeelsleden
goed geïnformeerd zijn, verwacht ik niet dat zij het zich laten gebeuren dat de extra
bekostiging ergens anders terecht komt dan waar de arbeidsmarkttoelage voor is bedoeld.
Vraag 9
Kunt deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Leraren, gepland op 6 oktober
2021?
Antwoord 9
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.