Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Inge van Dijk, Palland en Amhaouch , over het bericht ‘Opnieuw problemen met Keolis-bussen die plotseling uitvallen'
Vragen van de leden Inge van Dijk, Palland en Amhaouch (allen CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Opnieuw problemen met Keolis-bussen die plotseling uitvallen» (ingezonden 14 september 2021).
Antwoord van Minister Blok (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 4 oktober 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Opnieuw problemen met Keolis-bussen die plotseling
uitvallen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wie is de fabrikant van deze bussen? Is dat het Chinese bedrijf Build Your Dreams
(BYD), waarover u in antwoord op eerdere Kamervragen schreef dat Keolis «goede ervaringen
heeft met de bussen van BYD» en «onderzoek naar klanttevredenheid goede cijfers laat
zien»?2 In hoeverre is die zienswijze nog steeds dezelfde?
Antwoord 2
Build Your Dreams (BYD) is de fabrikant van de bussen waar het artikel naar verwijst.
BYD Auto is een autofabrikant met hoofdkwartier in Shenzhen, China. Het bedrijf produceert
elektrische voertuigen zoals auto’s, bussen, fietsen en trucks.
De problemen met de Keolis-bussen zijn een vervelende kwestie. Naar aanleiding van
de berichtgeving heb ik contact gehad met de provincie Overijssel (de penvoerder van
de concessieverlening). Ik begrijp dat de provincie Overijssel en Keolis de problemen
en de gevolgen daarvan zeer serieus nemen. Zij doen hier onderzoek naar en richten
zich op een goede en snelle oplossing.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel problemen er tot dusver met bussen van de betreffende leverancier(s)
in Nederland zijn geweest en van welke aard deze problemen zijn? Is op enig moment
de verkeersveiligheid en/of veiligheid van inzittenden in het geding geweest? Hoeveel
bussen kampen thans met defecten c.q. dienen gerepareerd te worden en wat betekent
dit voor het OV-aanbod in de regio?
Antwoord 3
Voor de noodconcessie IJssel-Vecht worden 259 bussen ingezet van BYD. De noodconcessie
IJssel-Vecht is het gevolg van een eerder ingetrokken gunning van de concessie. De
provincie Overijssel heeft aangegeven dat binnen de noodconcessie de reeds bekende
storingen door een miscommunicatie tussen de software van de accu’s en de software
van de boardcomputer in januari opgelost zijn. Daarnaast zijn er storingen opgetreden
in de aansturing van de motorkoeling. Dit is in totaal zeven keer bij verschillende
bussen geconstateerd en heeft volgens de provincie geen enkel moment geleid tot het
in geding zijn van de verkeersveiligheid en de veiligheid van de inzittenden. Uit
voorzorg worden bij alle bussen in de vloot aanpassingen gedaan zodat deze storing
niet meer zal optreden. Het OV-aanbod in de regio is volgens de provincie, afgezien
van de zeven storingen, ongestoord voortgezet.
Navraag bij CROW (een kennisplatform voor infrastructuur, openbare ruimte, verkeer
en vervoer, aanbesteden en contracteren) leert dat op andere plekken in Nederland
ook vervoerders zijn die met elektrische bussen van BYD rondrijden: in totaal rijden
op dit moment 310 bussen rond. Ik ben niet bekend met problemen met bussen van de
betreffende leverancier in andere delen van Nederland. Binnen de programmagroep ZE
(Zero Emissie) worden ervaringen uitgewisseld met de elektrische bussen, zodat zicht
kan worden gehouden op eventuele verdere problemen. De programmagroep ZE is onderdeel
van het Bestuursakkoord Zero Emissie Bussen uit 2016 met als doel volledig emissievrij
regionaal busvervoer in 2030. Het Bestuursakkoord is gesloten tussen veertien vervoersautoriteiten
en het Rijk.
Vraag 4
Klopt het dat provincies weliswaar concessieverlener zijn, maar niet zelf bussen kunnen
aanbesteden c.q. eisen stellen aan (de herkomst van) het busmaterieel, omdat deze
in een private transactie zijn aangekocht door de concessiehouder, namelijk Keolis,
waaraan ook geen directe eisen kunnen worden gesteld?
Antwoord 4
De provincie kan bij een concessie geen eisen stellen aan de herkomst van het busmaterieel
als deze in een private transactie zijn aangekocht door de concessiehouder. Dit is
eerder toegelicht in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Amhaouch en
Palland (Kenmerk 2020D15890). In die beantwoording is ook aangegeven dat het wel mogelijk is om in het programma
van eisen technische kenmerken van het busmaterieel op te nemen zoals toegankelijkheid,
uiterlijk en duurzaamheidskenmerken van de voertuigen. Dit is ook gebeurd in de aanbesteding
van de concessie IJssel-Vecht die Keolis heeft gewonnen.
In theorie zou de provincie de bussen zelf kunnen inkopen, maar in de praktijk gebeurt
dit vrijwel nooit. Daarmee zou de concessieverlener taken en verantwoordelijkheden
van de vervoerder naar zich toetrekken. Het is aan de aanbestedende dienst om hierin
een keuze te maken.
Vraag 5
Wat zijn de mogelijkheden voor concessieverleners en nutsbedrijven om, op grond van
artikel 62, vierde lid, van de Wet Personenvervoer 2000 en/of de Aanbestedingswet
2012, voorwaarden te stellen, die kunnen leiden tot uitsluiting van partijen op basis
van herkomst, zoals via het verlenen van een speciale sectoropdracht? Hoe vaak wordt
van deze mogelijkheden gebruik gemaakt?
Antwoord 5
In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Amhaouch en Palland (Kenmerk 2020D15890) is ingegaan op de mogelijkheden in relatie tot deze casus. In algemene zin is het
zo dat op grond van artikel 62, lid 4, van de Wet Personenvervoer 2000 vervoersbedrijven
van een vervoersconcessie kunnen worden uitgesloten indien deze vervoersbedrijven
gevestigd zijn in staten buiten de EU of de EER en de wederkerigheid van de toegang
tot de desbetreffende markt voor personenvervoer voor vervoerders die in Nederland
gevestigd zijn, niet gewaarborgd is. Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het
niet mogelijk om in de technische specificaties van een opdracht naar een bepaalde
herkomst te verwijzen voor door de concessiehouder aan te schaffen goederen of diensten.
Een uitzondering geldt voor speciale-sectorbedrijven in de zin van de Aanbestedingswet
2012, zij hebben wel de mogelijkheid om een inschrijving op een opdracht voor leveringen
af te wijzen indien het aandeel van de uit dergelijke derde landen afkomstige goederen
meer dan vijftig procent uitmaakt van de totale waarde van de goederen waarop deze
inschrijving betrekking heeft. In deze casus ging het om een private transactie door
concessiehouder Keolis en niet om een speciale sectoropdracht.
Vraag 6
Deelt u de mening dat sprake moet zijn van een gelijk speelveld en van eerlijke concurrentie,
willen Europese en Nederlandse bedrijven eerlijke kansen krijgen ten opzichte van
staatsgesteunde ondernemingen uit derde landen elders in de wereld?
Antwoord 6
Ja, ik ben het daarmee eens. Eerlijke concurrentie tussen Europese bedrijven en bedrijven
uit derde landen heeft dan ook mijn bijzondere aandacht. Het gaat hierbij bijvoorbeeld
om situaties waarbij bedrijven met staatssteun uit derde landen de Europese markt
betreden en zo op ongelijke voet concurreren met Europese spelers. Het kabinet zet
zich in EU-verband dan ook actief in voor een gelijk speelveld ten opzichte van derde
landen, met het doel om zowel binnen de interne markt als daarbuiten Europese en niet-Europese
ondernemingen onder vergelijkbare voorwaarden met elkaar te laten concurreren. Deze
inzet wordt zowel op multilateraal niveau gepleegd als via wetgevende instrumenten
van de Europese Unie. Momenteel wordt gewerkt aan twee Europese wetsvoorstellen die
beogen om een gelijk speelveld tussen Europese bedrijven en derde landen te borgen.
De Europese Commissie heeft in mei het wetsvoorstel buitenlandse subsidies gepresenteerd
om de verstorende effecten van buitenlandse subsidies uit derde landen op de interne
markt te kunnen onderzoeken, en daartegen maatregelen te kunnen nemen. Nederland zet
zich hierbij in voor een effectief instrument met als doel om een gelijk speelveld
en eerlijke concurrentie op de Europese interne markt te borgen (BNC-fiche wetsvoorstel
buitenlandse subsidies, Kamerstuk 22 112, nr. 3126). Ook zet Nederland in op spoedige totstandkoming van het Internationaal Aanbestedingsinstrument
(IPI), met het doel om meer wederkerigheid op markten voor overheidsopdrachten in
derde landen te bewerkstelligen.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat het Internationaal Aanbestedingsinstrument (International Procurement
Instrument, IPI), waarover de onderhandelingen naar verwachting dit najaar starten3, concreet betekent voor de openbaar vervoersconcessies die provincies verlenen en
de aanbestedingen die vervoersbedrijven daarbinnen uitvoeren voor het busmaterieel?
Antwoord 7
Op basis van de tekst van het voorstel voor het IPI waarover de Raad van de Europese
Unie positie heeft ingenomen, kan de EU een IPI-maatregel instellen na onderzoek en
wanneer consultaties met een derde land niet tot een oplossing leiden. Deze maatregel
kan de vorm aannemen van een scoreopslag bij de beoordeling van de offerte door de
aanbestedende dienst of in ernstige gevallen uitsluiting van de inschrijver. Wanneer
een IPI-maatregel van toepassing is op een partij die meedingt naar een vervoersconcessie,
dan dienen aanbestedende diensten uitvoering te geven aan de maatregel. Wellicht ten
overvloede, wanneer de inkoop van busmaterieel een private transactie betreft en niet
deel uitmaakt van een aanbestedingstraject, zal een IPI-maatregel niet van toepassing
zijn.
De triloogonderhandelingen tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie
over het IPI moeten nog beginnen, dus de precieze uitwerking van het instrument staat
nog niet vast. Zo zal de drempelwaarde voor toepassing van het instrument bij werken
en concessies mogelijk nog een discussiepunt worden in de onderhandelingen. Ook is
nog niet duidelijk wat voor type maatregelen, zoals een scoreopslag bij de beoordeling
van een inschrijving en/of uitsluiting van offertes van partijen bij aanbestedingen,
deel zullen uitmaken van het uiteindelijke instrument.
Het in antwoord 6 genoemde Europese wetsvoorstel buitenlandse subsidies richt zich
op marktverstorende subsidies uit derde landen. Het voorstel bevat een ambtshalve
(ex-officio) bevoegdheid voor de Europese Commissie om achteraf subsidies uit derde
landen te onderzoeken in alle marktsituaties – dus niet alleen bij aanbestedingen
– en hier tegen op te treden. Met deze bevoegdheid kan de Commissie ook private transacties
onderzoeken. Daarnaast bevat het voorstel een meldplicht voor concentraties en inschrijvingen
op aanbestedingen. De meldplicht bij concentraties en aanbestedingen houdt in dat
bedrijven die subsidies uit derde landen ontvangen dat moeten melden bij de Commissie.
De Commissie kan de subsidies dan onderzoeken en eventueel maatregelen opleggen.
Vraag 8
Zal het IPI straks ook door provincies kunnen worden benut, bijvoorbeeld om in hun
concessie de vervoerder een verplichte toets op oneigenlijke staatssteun op te leggen,
als zij het busmaterieel aanbesteden? Of kan de mogelijkheid aan provincies worden
geboden om de eis stellen dat bij die aanbesteding busbouwers worden uitgesloten uit
landen die niet zijn aangesloten bij de Government Procurement Agreement (GPA), de
multilaterale Overeenkomst inzake overheidsopdrachten?
Antwoord 8
Provincies moeten, net als andere aanbestedende diensten, het IPI straks toepassen
op inschrijvingen op een aanbesteding uit een bepaald derde land wanneer de EU een
maatregel heeft ingesteld tegen dat land. Doel van het IPI is immers om wederkerigheid
af te dwingen op de markt voor overheidsaanbestedingen, zodat EU-bedrijven betere
toegang krijgen tot aanbestedingen in derde landen.
Zoals aangegeven in antwoord op Kamervragen van de leden Amhaouch en Palland (Kenmerk
2020D32891 en 2021D14738) is het voor Nederlandse en andere Europese aanbestedende diensten reeds mogelijk
om inschrijvingen te weigeren uit derde landen die geen partij zijn bij de Government
Procurement Agreement (GPA) en/of waarmee de EU geen bilaterale handelsovereenkomst
heeft gesloten waarin afspraken over toegang tot de markt voor overheidsopdrachten
zijn gemaakt. De mogelijkheden voor overheden om beperkingen op te nemen in de aanbesteding
die zien op de private inkoop door de winnaar zijn echter beperkt. Dat is namelijk
is strijd met het beginsel van non-discriminatie dat de basis is van het WTO-recht:
de overheid kan op basis daarvan niet voorschrijven dat bedrijven nationale- of EU-producten
voorrang moeten geven boven producten uit bepaalde andere landen. Dit is nodig om
protectionisme en onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen. Zoals aangegeven in
het antwoord op vraag 4, kunnen er in het programma van eisen wel technische kenmerken
van het busmaterieel opgenomen worden zoals toegankelijkheid, uiterlijk en duurzaamheidskenmerken
van de voertuigen.
Vraag 9
Bent u bereid om met provincies, bijvoorbeeld via het Interprovinciaal Overleg, in
overleg te treden over de mogelijkheid om via het IPI de kansen voor Europese aanbieders
van (bijvoorbeeld elektrische of waterstof-)bussen te vergroten? Indien ja, op welke
termijn?
Antwoord 9
In aanloop naar de inwerkingtreding van het IPI zullen provincies en andere aanbestedende
diensten worden geïnformeerd over de werking en wijze van toepassing van het instrument.
De datum van inwerkingtreding is nog niet bekend en afhankelijk van het verloop van
de triloogonderhandelingen. Waar toepassing van het IPI in de toekomst leidt tot nieuwe
kansen doordat derde landen nieuwe of aanvullende toegang verlenen tot hun markt voor
overheidsaanbestedingen, zal het bedrijfsleven hier zoals gebruikelijk over worden
geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.