Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen over de verantwoordingsrapportage van de NVWA over het jaarplan 2020 en de Tussentijdse verantwoording 2021
33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Nr. 193 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 13 oktober 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief
van 31 mei 2021 inzake de verantwoordingsrapportage van de NVWA over het jaarplan
2020 en de Tussentijdse verantwoording 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 192).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 oktober 2021. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
1
Voor welke onderwerpen constateert u (en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) zelf) dat er sprake is van een ontoereikende toezichtcapaciteit als gevolg
van een disbalans tussen taken en middelen?
Antwoord
Ik heb uw Kamer op 16 oktober 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 171) mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport geïnformeerd over de uitkomsten
van het onderzoek naar de balans tussen taken en middelen van de NVWA. Het onderzoek
bevestigt het beeld dat met de thans beschikbare middelen de maatschappelijke opdracht
niet in alle opzichten voldoende kan worden uitgevoerd. In de voortgangsbrief van
29 januari 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 179) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat in het Jaarplan 2021 van de NVWA een aantal van
de meest dringende risico’s zijn ondervangen. Daarbij gaat het onder andere om de
inzet van aanvullende middelen voor visduurzaamheid (als gevolg van de infractieprocedure
door de Europese Commissie en om nieuwe ingebrekestellingen in de toekomst te voorkomen),
voor de versterking van het toezicht op de vleesketen en voor het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid. Daarnaast zijn in 2020 extra middelen ingezet ten behoeve van het
toezicht op meststoffen en productveiligheid. Verder zijn er in 2021 aanvullende middelen
beschikbaar gesteld om enkele acute risico’s voor 2021 op te lossen, waaronder het
toezicht op aanlanden en stroperij (risico op een infractieprocedure). Ook zijn er
incidenteel aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor fosfaat en nitraat en voor
toezicht op mesttransport.
Deze versterkingen voorkomen niet dat er nadere keuzes nodig zijn in de opgaves van
de NVWA. Ik heb samen met de NVWA moeten vaststellen dat de opgave van de NVWA gegroeid
is door de stapeling van werkzaamheden als gevolg van nieuwe wetgeving, de noodzaak
tot versterking van het toezicht (basis op orde) en de Brexit. In de risicoparagraaf
van de verantwoording over 2020 heeft de NVWA per publiek belang uiteen gezet waar
zich de grootste ontoereikendheid voordoet.
Ik kies voor een gedifferentieerde aanpak om toe te werken naar een meerjarige stabiliteit
en focus in het takenpakket van de NVWA. Extra capaciteit biedt daarvoor niet in alle
gevallen een oplossing. Ik kijk daarom samen met de NVWA ook naar andere handelingsperspectieven
om de ontoereikendheid op te heffen, zoals de omvang van het takenpakket en de haalbaarheid
van alle aanvullende vragen die op de NVWA afkomen. De opdrachtgevende ministeries
verkennen samen met de NVWA welke mogelijkheden er zijn om te komen tot taakverlichting.
Ook kijk ik samen met de NVWA naar (juridische) mogelijkheden om meer gebruik te kunnen
maken van alternatieve of digitale vormen van toezicht en naar mogelijkheden om de
handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving te vergroten. Dit voorkomt
echter niet dat ook een nieuw kabinet keuzes moet maken in de opgaves van de NVWA.
Ten slotte vind ik het belangrijk om duidelijk te zijn over de grenzen die er zijn
aan het werk van een toezichthouder. Samen met de NVWA wil ik eraan werken om de verwachtingen
daarover beter beheersbaar te maken.
2
Waarom heeft de coronapandemie ertoe geleid dat het jaarplan zoals de NVWA dat voor
ogen had niet geheel uitgevoerd kon worden of dat de NVWA koos voor een andere invulling
ervan?
Antwoord
De uitbraak van het COVID-19-virus en de vanaf 12 maart 2020 ingevoerde overheidsmaatregelen
hebben geresulteerd in uitzonderlijke omstandigheden in de uitvoering van de werkzaamheden
van de NVWA. Dit heeft ertoe geleid dat het jaarplan zoals de NVWA dat voor ogen had
niet geheel uitgevoerd kon worden of dat de NVWA koos voor een andere invulling ervan.
De omstandigheden vroegen zeker in het begin van de crisis om veel bijsturing op de
werkzaamheden en werkwijzen. Er is hierbij voorrang gegeven aan het afhandelen van
meldingen die vanwege de ernst van overtreding en/of de mogelijke gevolgen voor de
voedselveiligheid, het dierenwelzijn, de diergezondheid of de plantgezondheid voor
moesten gaan.
Na aanvang van de coronacrisis hebben medewerkers van de NVWA minder fysieke inspecties
uitgevoerd. Dit gelet op veiligheid van medewerkers van onder toezicht staande bedrijven
en de NVWA-medewerkers enerzijds en het feit dat bedrijven in bepaalde sectoren, zoals
de horeca, gesloten waren als gevolg van de coronamaatregelen anderzijds. Desondanks
is veel van het geplande werk ook gewoon doorgegaan of snel weer opgestart. Om de
voedselzekerheid en voedselveiligheid te garanderen hebben dierenartsen en inspecteurs
en de officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) hun werkzaamheden
in slachthuizen moeten kunnen voortzetten. Ook incidenten en meldingen die vanwege
de ernst van de overtreding of de mogelijke gevolgen onmiddellijk om een inspectie
vroegen zijn opgepakt door de NVWA. Daarbij stond de veiligheid van de medewerkers
van de NVWA voorop. Er is daarom soms gekozen voor alternatieve vormen van toezicht,
zoals digitaal toezicht. Ook zijn er in 2020 soms andere werkzaamheden uitgevoerd
dan oorspronkelijk gepland. Zo is een groot aantal nertsenfokkerijen geruimd om de
corona-infectie op het bedrijf en verspreiding naar andere bedrijven te stoppen en
is er toezicht gehouden op nieuwe risico’s, zoals op het gebied van de veiligheidseisen
en veilige productie van desinfectiemiddelen en mondkapjes.
3
Waren de alternatieve vormen van toezicht zoals digitaal toezicht net zo effectief
als het reguliere toezicht? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat
waren de gevolgen daarvan?
Antwoord
De alternatieve vormen van toezicht en dan in het bijzonder digitaal toezicht zijn
breed van opzet en toepassing. Een tweedeling tussen regulier óf digitaal toezicht
is niet te maken – het is een combinatie. Digitaal toezicht versterkt regulier toezicht
en maakt meer mogelijk in controles, bijvoorbeeld met de inzet van drones voor het
verzamelen van data op grote afstand in bijvoorbeeld de visserij of natuurgebieden,
of het digitaal waarnemen en herkennen van fysiologische kenmerken van plantziekten,
besmettingen en vervuilingen waardoor sneller en doelgerichter opgetreden kan worden.
Door digitaal observeren kunnen bijvoorbeeld pallets of vrachtwagens in grotere aantallen
én van alle kanten geïnspecteerd worden. Door geautomatiseerd zoeken kan snel en regelmatig
het internet gemonitord worden – bijvoorbeeld door te zoeken naar online aangeboden
gewasbeschermingsmiddelen. Deze vorm van digitaal toezicht levert een veel hogere
toezichtintensiteit op dan traditioneel toezicht en is daarmee effectiever dan regulier
toezicht. Interveniëren vraagt uiteraard wel om optreden van de NVWA, zoals dit ook
in het reguliere toezicht het geval is. Verdere ontwikkeling van dit instrument vraagt
echter nog een verdere investering in de informatiepositie van de NVWA; met goede
toezichtinformatie en nalevingsbeelden wordt dit instrument effectiever.
4
Kan de NVWA met haar Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) voldoen aan de vraag
naar opsporing op het gebied van fraude bij incidenten in de voedselketen, fraude
met (internationale) handel in grondstoffen voor levensmiddelen en diervoeders en
incidenten in de productveiligheid? Zo nee, hoeveel zaken kunnen dan niet opgepakt
worden en wat is de aard van die zaken?
Antwoord
In het aan uw Kamer toegezonden onderzoek naar taken en middelen NVWA (bijlage bij
Kamerstuk 33 835, nr. 179) dat in mijn opdracht is uitgevoerd, staat dat er een toenemende vraag naar opsporing
is op het gebied van fraude bij incidenten (o.a. productveiligheid) of crises in de
voedselketen, bij fraude met (internationale) handel in grondstoffen voor food en
feed en incidenten in de productveiligheid. Dit betekent dat er keuzes worden gemaakt
voor onderwerpen die voorrang moeten krijgen (3 tot 5 thema’s per jaar). Gedurende
een jaar doen zich onverwachte ontwikkelingen voor die strafrechtelijk moeten worden
opgepakt. Daar waar het risico op voedselveiligheid of fraude hoog is, of in geval
van incidenten of crises, wordt met voorrang capaciteit ingezet. Dit leidt tot verdringing
van opsporing voor andere onderwerpen.
5
Wordt de capaciteit van de NVWA voor deze opsporing op korte termijn vergroot? Zo
ja, met hoeveel? Zo nee, waarom niet en worden daardoor misdrijven niet opgespoord?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 1.
6
Hoeveel van het in 2020 berekende 8,5 miljoen wederrechtelijk verkregen vermogen is
daadwerkelijk ontnomen?
Antwoord
Concrete resultaten kunnen jaren op zich laten wachten omdat ontneming pas volgt na
een veroordeling in de strafzaak. Over 2020 zijn daarom nog geen resultaten bekend.
Ter illustratie, een paardenvleesfraudeur die in 2013 in de strafzaak is veroordeeld
is in 2019 in hoger beroep met betrekking tot de ontnemingszaak veroordeeld tot terugbetaling
van 2,6 miljoen euro aan wederrechtelijk verkregen vermogen. Het daadwerkelijke incasseren
gebeurt door het Functioneel Parket van het OM en het CJIB na een onherroepelijke
uitspraak in de ontnemingszaak.
7
Hoeveel bedragen zijn tijdens uw ambtstermijn vrijgemaakt voor middelen om de belangen
Voedselveiligheid en Dierenwelzijn te versterken? Hoeveel is daarvan ingezet en voor
welke taken? Waar heeft dit concreet tot verbetering van het toezicht en het bereiken
van betere voedselveiligheid en dierenwelzijn geleid?
Antwoord
Het kabinet Rutte III heeft via het Regeerakkoord structureel € 20 miljoen per jaar
vrijgemaakt om het toezicht op de publieke belangen voedselveiligheid en dierenwelzijn
te versterken (Kamerstuk 34 700, nr. 34). Daarnaast is ook € 14,2 miljoen euro vrijgemaakt om opvolging te geven aan de aanbevelingen
van het rapport door 2Solve over kleine en middelgrote slachthuizen.
De middelen uit het Regeerakkoord, die deels de effecten van eerdere krimpopgaves
hebben opgevangen, waren bedoeld om de effecten van het toezicht in de samenleving
te vergroten door effectievere vormen van toezicht te ontwikkelen in aanvulling op
fysieke inspecties.
Inmiddels zijn nagenoeg alle acties uit het Actieplan Voedselveiligheid (Kamerstuk
26 991, nr. 536) uitgevoerd. Zo worden er binnen het kwaliteitssysteem IKB Ei meer stoffen dan voorheen
in eieren bemonsterd, vinden er door de gecertificeerde instellingen onaangekondigde
controles bij de bedrijven plaats en is er een meldpunt ingericht waar bedrijven signalen
over voedselfraude of mogelijk onveilige middelen kunnen melden. Alle partijen (eiersector,
NVWA en departementen) hebben hun crisis-draaiboeken aangescherpt en gezamenlijk geoefend.
Ook hebben de middelen een essentiële bijdrage geleverd aan intelligence gestuurd
werken, waaronder de invoering van cameratoezicht in slachthuizen. Zo is capaciteit
ingezet om structureel camera-inspecties uit te voeren en om flankerend beleid te
ontwikkelen.
De NVWA heeft ook het zogenoemde 4-ogentoezicht opgestart. Hierbij wordt waar mogelijk
een extra toezichthouder ingezet op risicobedrijven (slachthuizen en verzamelcentra).
Daarnaast is de beschikbare capaciteit voor het toezicht op gezelschapsdieren geïntensiveerd.
Tevens is de aanpak van voedselfraude versterkt. Binnen het Fraude Expertise Knooppunt
zijn in 2020 bijvoorbeeld 9 processen-verbaal op het terrein van de belangen voedselveiligheid
en dierenwelzijn ingeleverd bij het Functioneel Parket. Daarnaast is ook gewerkt aan
het vergroten van de informatie- en inlichtingenpositie van de NVWA en is de handhavingscommunicatie
versterkt.
Voor een uitgebreider overzicht van doelen en resultaten verwijs ik u naar pagina 17–18
van de Verantwoordingsrapportage van de NVWA. Over de opvolging van de aanbevelingen
van het 2Solve-onderzoek heb ik uw Kamer conform uw verzoek op 3 september jl. geïnformeerd
(Kamerstuk 28 286, nr. 1216).
8
Kan de NVWA inmiddels meer dan 100 van de 152 taken wel naar verwachting of conform
de eisen uitvoeren? Zo ja, welke taken betreft dit en waar blijkt dit uit? Zo nee,
waarom niet en wat is dan het effect en nut van de verbeterplannen voor de NVWA tot
nu toe?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 1.
9
In hoeverre heeft de disbalans tussen de taken en middelen van de NVWA ook voor 2021
ertoe geleid dat niet alle taken naar behoren konden worden uitgevoerd? Welke risico's
worden hierdoor gelopen? Hoe en op welke termijn wordt die disbalans verbeterd of
opgeheven?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 1.
10
Leidt het feit dat vanwege onderbezetting er nog niet is gestart met het in beeld
brengen van residuen van diergeneesmiddelen bij dieren op exportverzamelplaatsen tot
risico's voor de volksgezondheid of voedselveiligheid? Zo ja, welke en wat gaat u
eraan doen om te zorgen dat dit niet meer mogelijk is? Zo nee, hoe kunt u dit garanderen?
Antwoord
Door onderbezetting is het project «beter in beeld brengen van diergeneesmiddelen
bij dieren op exportverzamelplaatsen» verplaatst naar het najaar van 2021. Het project
heeft als doel om de kennispositie van de NVWA op dit onderwerp te versterken en het
toezicht verder door te ontwikkelen. Via regulier toezicht vindt er – los van dit
project – op diverse momenten in de keten toezicht plaats op de aanwezigheid van residuen
van diergeneesmiddelen. Dit is onder andere het geval tijdens keuringen op het slachthuis,
nog voordat het vlees wordt toegelaten tot de voedselketen. Ook vindt er in het kader
van het Nationaal Plan Residuen onderzoek plaats naar de aanwezigheid van residuen
van bepaalde diergeneesmiddelen.
11
Hoeveel van het totaal aantal meldingen over misleiding heeft de NVWA in 2019 en 2020
aangepakt vóór het nieuwe actieplan etikettering (waarin staat dat de NVWA misleiding
nu wel gaat aanpakken)?
Antwoord
Er kan bij de NVWA te allen tijde melding worden gedaan van verpakkingen met onvolledige
of onjuiste etiketten. In 2019 zijn er 285 meldingen gedaan en in 2020 waren het er
565. De NVWA beoordeelt deze meldingen en treedt zo nodig handhavend op. In 2019 is
er 59 keer opgetreden en in 2020 101 keer. De NVWA trad overigens ook naar aanleiding
van het vorige actieplan op bij misleiding. Dit staat in het «oude» actieplan (Kamerstuk
31 532, nr. 167) beschreven onder ad. 15.
12
Welk aantal meldingen van misleiding beoogt de NVWA met ingang van het nieuwe actieplan
etikettering jaarlijks aan te pakken?
Antwoord
Het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen is opgesteld om ervoor te zorgen dat
informatie op etiketten van levensmiddelen door middel van verschillende acties eenduidig
is, zodat consumenten helder en correct geïnformeerd worden en niet worden misleid.
De acties worden uitgevoerd door en/of in samenwerking met de Ministeries van VWS
en LNV, het Voedingscentrum, de FNLI (Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie)
en het CBL (Centraal Bureau Levensmiddelenhandel). De NVWA heeft geen invloed op het
aantal en aard van de meldingen over misleiding dat jaarlijks bij de NVWA wordt gedaan.
Iedereen kan te allen tijde bij de NVWA een melding doen over vermeende misleidende
etikettering. Er kan daarom niet vooraf worden ingepland naar aanleiding van welk
aantal meldingen er in een jaar een inspectie volgt.
13
Waaruit blijkt dat de NVWA met effectief toezicht effectief heeft bijgedragen aan
het bevorderen van de naleving en de controle van producten?
Antwoord
Het aanbieden van veilige producten aan de consument is in beginsel een verantwoordelijkheid
van alle ondernemers in de handelsketen. De NVWA houdt toezicht op een breed scala
aan producten. Daarbij heeft zij in 2020, net als in voorgaande jaren, vooral risicogericht
gewerkt, wat betekent dat de focus lag op het toezicht op die producten en sectoren
waar de grootste risico’s verwacht worden. In dat kader zijn er in 2020 bijvoorbeeld
veiligheidsonderzoeken uitgevoerd naar houten speelgoed, kinderbedden, ongewenste
chemicaliën in speelgoed. Daarnaast zijn verkennende analyses uitgevoerd naar risico’s
van voedselcontactmaterialen omdat deze onzichtbare risico’s vormen voor een hele
brede doelgroep. Daarnaast is in 2020 een bewustwordingscampagne gestart om consumenten
bewust te maken van de risico’s van dropshipping1 en zijn afspraken gemaakt met grote digitale platforms zoals Marktplaats en Bol.com
om het aanbod van onveilige producten op deze platforms tegen te gaan. Hiermee kan
de NVWA een grote groep mensen bereiken en mensen beter te beschermen op platforms
die vaak gebruikt worden.
14
In welke mate was er geen sprake van effectief toezicht? Bij welke toezichtstaken?
15
Bij welke controle- en toezichtstaken heeft de NVWA het toezicht het afgelopen jaar
concreet verbeterd? Uit welke cijfers per taak blijkt dit?
Antwoord 14 en 15
In de Verantwoordingsrapportage van de NVWA over 2020 wordt in paragraaf 3.2. per
publiek belang weergegeven welke effecten in 2020 waren beoogd en wordt per jaarplanresultaat
aangegeven of het betreffende resultaat volledig is behaald (groen) of niet volledig
is behaald (oranje). Meer ten algemene zijn in de afgelopen periode op die terreinen
waar de spanning tussen de uitvoering van de toezichtstaken van de NVWA en de capaciteit
het meest voelbaar is concrete maatregelen getroffen om het toezicht te versterken.
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 1. De uitvoerbaarheid van wetgeving
speelt hier ook mee. Regelgeving kan expliciete normen bevatten maar ook zogenoemde
open normen. Bepaalde open normen kunnen leiden tot het niet goed kunnen uitoefenen
van de toezichttaak. Mijn ministerie heeft een procedure opgesteld om open normen
nader in te vullen. De NVWA en mijn ministerie werken samen aan de invulling van een
aantal open normen. Via HUF-toetsen wordt bewaakt hoe het opstellen van open normen
vooraan in het proces getoetst kan worden. Dit draagt bij aan scherpere wetteksten
en daarmee effectiever en efficiënter toezicht.
16
Welke taken kon de NVWA niet of minder goed uitvoeren vanwege de coronapandemie? Welke
gevolgen had dat voor de voedselveiligheid of dierenwelzijn?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 2.
17
Waar heeft de genoemde herbezinning waar de NVWA in 2020 voor stond concreet toe geleid?
Heeft dit al tot beter toezicht geleid? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe komt
dat?
Antwoord
Ik heb uw Kamer op 16 oktober 2020 geïnformeerd over de herbezinning van de NVWA (Kamerstuk
33 835, nr. 171). In 2020 is er resultaat geboekt op tal van terreinen. Zo is er een basis gelegd
om het interventiebeleid NVWA-breed te implementeren, uniform toe te passen en om
gelegitimeerde afwijkingen ervan te faciliteren. Ook heeft de NVWA stappen gezet om
het administratieve proces van rapporten van bevindingen te verbeteren, te vereenvoudigen
en te versnellen. Daarnaast is de doorlooptijd waarbinnen rapporten van bevindingen
en schriftelijke waarschuwingen bij slachthuizen worden afgehandeld teruggebracht
en is de kwaliteit verhoogd. Op het gebied van leiding geven en leiding ontvangen
zijn de eerste stappen gezet om in gesprekken tussen leidinggevenden en medewerkers
ruimte te maken voor «het moeilijke gesprek.» Verder zijn binnen het ICT-landschap
in 2020 verbeteringen doorgevoerd. Zo zijn nieuwe applicaties voor de digitale registratie
en monitoring van monsters, en voor de dienstverlening aan slachthuizen opgeleverd.
Ook is een testversie gebouwd voor een nieuwe meldingenapplicatie.
De NVWA werkt stap voor stap aan de verbetering van de organisatie. Tegelijkertijd
kan ik niet genoeg benadrukken dat het op orde krijgen en toekomstbestendig maken
van de NVWA gebaat is bij zorgvuldigheid, en dus tijd kost. Zie ook mijn brief Voortgang
NVWA (Kamerstuk 33 835, nr. 179 d.d. 29 januari 2021).
18
Wat wordt er concreet bedoeld met: «De NVWA heeft daarom afgelopen jaar verschillende
handelingsperspectieven aangedragen die kunnen bijdragen aan meerjarige stabiliteit
en focus in het opdrachtenpakket»? Wat zijn die handelingsperspectieven en waaruit
blijkt dat die kunnen bijdragen aan een beter toezicht?
19
Waar gaat het kritische «kijken naar de omvang van het takenpakket van de NVWA» en
het «transparant zijn over de grenzen aan de inzet van het toezicht» toe leiden? Welke
taken zouden afgestoten moeten worden?
20
Heeft de «disbalans tussen maatschappelijke verwachtingen van het toezicht dat alle
risico’s kunnen worden afgedekt, en de mogelijkheden die de toezichthouder heeft om
deze verwachtingen waar te kunnen maken» ook te maken met de te kleine capaciteit
en te krappe financiering van de NVWA? Zo ja, wat gaat er gebeuren om dit te verbeteren?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18 t/m 20
Zie mijn antwoord op vraag 1.
21
Heeft het tekort aan dierenartsen geleid tot risico's voor de volksgezondheid of dierenwelzijn?
Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is de primaire verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om de wet- en regelgeving
op het gebied van voedselveiligheid en dierenwelzijn na te leven en om de risico’s
te mitigeren. Ik wil hierbij benadrukken dat met meer capaciteit bij de NVWA weliswaar
meer inzet kan worden gepleegd om toe te zien op de risicobeheersing van het bedrijfsleven,
maar dat het effect van meer toezichtscapaciteit niet zal leiden tot een productieketen
zonder risico’s voor de volksgezondheid en het dierenwelzijn.
Dat neemt niet weg dat de druk op de beschikbare capaciteit aan dierenartsen bij de
NVWA onverminderd groot is. De NVWA zet deze dierenartsen daarom elke dag zo slim
mogelijk in, onder meer door haar toezicht waar mogelijk steeds risicogerichter in
te zetten waar dat kan. Desalniettemin moeten er ook stevige keuzes worden gemaakt
in de taken die deze dierenartsen uitvoeren en wordt ook het bedrijfsleven op de mogelijkheid
gewezen om de aanvoer van dieren zo in te regelen dat de tijd van de NVWA zo effectief
mogelijk wordt ingezet. De NVWA zet zich blijvend in om dierenartsen te werven.
22
Is het waar dat bij de controle op het onderwerp gewasbescherming bij de sierteelt
32% van de bedrijven in overtreding was? Wat waren de percentages uitgesplitst naar
sierteelt onder glas, onbedekte sierteelt en bloembollenteelt?
Antwoord
Bij het inspecteren van sierteeltbedrijven op het onderwerp gewasbescherming is bij
32% van de bedrijven een overtreding geconstateerd. Als de sierteelt wordt uitgesplitst
naar sierteelt onder glas en onbedekte sierteelt, dan is bij respectievelijk 40% en
26% van de geïnspecteerde bedrijven een overtreding geconstateerd. De bloembollenteelt
is een aparte doelgroep. In de bloembollenteelt is bij 18% van de geïnspecteerde bedrijven
een overtreding vastgesteld.
23
In welk percentage van de overtredingen op gewasbescherming werd er handhavend opgetreden
(uitgesplitst naar type overtreding), om welke straffen ging het en wat gebeurde er
in de andere gevallen?
Antwoord
Bij 22% van de controles gewasbescherming zijn overtredingen geconstateerd die bestuurs-
of strafrechtelijk zijn afgedaan of waarvoor een schriftelijke waarschuwing is aangezegd.
Het ging hierbij voornamelijk om overtredingen die begaan zijn bij het op de markt
brengen van gewasbeschermingsmiddelen, het onjuist gebruik van middelen, het niet
voldoen aan de administratieve voorschriften of om overtredingen van de toepassingsvoorwaarden
zoals gesteld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Inspecties waarbij kleine overtredingen
zijn geconstateerd, zijn na herstel afgedaan met een mededeling. Een rapport van bevindingen
kan leiden tot een bestuurlijke boete, die bij een eerste overtreding door een professionele
teler kan variëren van 50 tot 2.000 euro. Bij herhaalde overtreding kan een verdubbelde
boete opgelegd worden. In het geval van strafrechtelijke overtredingen bepaalt de
rechter de strafmaat. In het geval dat eerst een schriftelijke waarschuwing wordt
gegeven, volgt geen sanctie, wel bij herhaling van de overtreding. Het interventiebeleid
voor gewasbescherming is vastgelegd in het Specifieke Interventiebeleid Gewasbeschermingsmiddelen
en is te raadplegen via de website van de NVWA.2
24
Waarom was de informatie over maximumaantallen te houden dieren op bedrijfsniveau,
waarover de NVWA stelt recent bronnen te hebben weten ontsluiten bij omgevingsdiensten,
vooralsnog niet beschikbaar voor de NVWA?
Antwoord
De informatie over maximumaantallen te houden dieren op bedrijfsniveau was niet beschikbaar
voor de NVWA, omdat deze informatie op landelijk niveau niet is vastgelegd bij RVO.nl,
de organisatie waarvan de NVWA zijn brongegevens ontvangt. Daarom is de NVWA op zoek
gegaan naar andere publieke bronnen. De omgevingsdiensten, die werken in opdracht
van gemeenten en provincies, bleken te beschikken over informatie over maximumaantallen
te houden dieren op bedrijfsniveau.
25
Tegen welk percentage van de intermediairs in de mestketen dat de regels overtrad
is handhavend opgetreden en wat is er in de andere gevallen gebeurd?
Antwoord
Er zijn in 2020 51 intermediairen-controles uitgevoerd. Bij 33 inspecties zijn overtredingen
vastgesteld, hetgeen neerkomt op bijna 68%. Per inspectie kan echter op meerdere onderdelen
een overtreding zijn vastgesteld. In al deze 33 gevallen is handhavend opgetreden
waarbij rapporten van bevindingen zijn opgemaakt.
26
Hoeveel van de controles op «meststoffen» vonden plaats onder covergistingsinstallaties
en welk percentage van de covergisters is daarmee in 2020 gecontroleerd?
Antwoord
De NVWA heeft in 2020 14 inspecties bij covergistingsinstallaties uitgevoerd; hierover
is gerapporteerd aan RVO. Er zijn op dit moment 95 actieve covergisters. Daarvan is
dus ca 15% in 2020 door de NVWA in onderzoek genomen.
27
Welk percentage van de gecontroleerde bedrijven met covergistingsinstallaties overtrad
de regels en welke regels werden overtreden?
Antwoord
In totaal zijn bij de afgeronde inspecties 4 bedrijven akkoord bevonden en bij 10
inspecties (71%) zijn overtredingen geconstateerd. Deze hadden vooral betrekking op
het gebruik van niet toegelaten afval-/reststoffen en het niet/onvoldoende bijhouden
van de (voedings)administratie.
28
Tegen welk percentage van de covergistingsinstallaties dat de regels overtrad is handhavend
opgetreden en wat is er in de andere gevallen gebeurd?
Antwoord
Er zijn 12 rapporten van bevindingen verzonden naar RVO, waarvan 10 rapporten in het
kader van de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie regeling en
2 rapporten in het kader van de Meststoffenregelgeving. Daarmee zijn alle overtredingen
ter besluitvorming voorgelegd aan RVO.
29
Is het aantal fysieke controles bij intermediairs in de mestketen en bij covergisters
toe- of afgenomen in 2020 ten opzichte van de jaren daarvoor en waaraan wijt u deze
toe- of afname?
Antwoord
Het aantal fysieke controles bij intermediairs is in 2020 iets afgenomen ten opzichte
van voorgaande jaren, omdat in de periode maart t/m juni 2020 nauwelijks inspecties
uitgevoerd konden worden vanwege de maateregelen in kader van het COVID-19-virus.
Daarom zijn er minder risicogerichte controles uitgevoerd bij deze intermediairs.
In 2020 is een met voorgaande jaren vergelijkbaar aantal inspecties bij covergisters
uitgevoerd.
30
Welk percentage van de mesttransporten werd in 2020 gecontroleerd, bij welk deel daarvan
werden overtredingen geconstateerd en in hoeveel gevallen is handhavend opgetreden?
Antwoord
Ca. 0,1% (791) van de ca. 900.000 mesttransporten werd staande gehouden en is fysiek
gecontroleerd in 2020. Bij 6,5% van de geïnspecteerde transporten werden overtredingen
geconstateerd. Er werden 44 rapporten van bevindingen opgemaakt voor RVO, 10 rapporten
van bevindingen voor de NVWA, 2 processen verbaal voor het Openbaar Ministerie en
er werden 12 waarschuwingen gegeven. RVO voert de administratieve controles op intermediairs
uit.
31
Kunnen veroordeelde wetsovertreders op het domein meststoffen na hun veroordeling
in dezelfde sector blijven werken? Wat zijn de straffen bij recidive?
Antwoord
Voor intermediairen geldt dat zij hun registratie kunnen kwijtraken via een Bibob-procedure
als er van voldoende dossieropbouw (geconstateerde overtredingen) sprake is. Het grootste
deel van de wetsovertreders kan ook na veroordeling gewoon in dezelfde sector blijven
werken. Het is niet vanzelfsprekend dat men na een boete niet verder kan werken in
de mestsector. Boetes moeten wel betaald zijn, anders volgt een schorsing. RVO bepaalt
de straffen bij recidive.
32
Welk percentage van de gecontroleerde derogatiebedrijven leefde de derogatievoorwaarden
niet na?
Antwoord
In 2020 voldeed 99,9% van de derogatiebedrijven aan de derogatievoorwaarden, dus 0,1%
niet.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier