Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op brief van de No en de LOSR over beslagvrije voet bij verrekeningen toeslagen (Kamerstuk 31066-874)
2021D36584 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 1 oktober 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – toeslagen en douane voorgelegd over de brief
van 9 juli 2021 inzake een reactie op de brief van de Nationale ombudsman en de Landelijke
Organisatie Sociaal Raadslieden over de beslagvrije voet bij verrekeningen van toeslagen
(Kamerstuk 31 066, nr. 874)
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op brief van de Nationale
ombudsman en de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden over de beslagvrije voet
bij verrekeningen van toeslagen en hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het oordeel dat het een onacceptabele
uitkomst is dat het verrekenen van schulden voor problemen kan zorgen met betrekking
tot de beslagvrije voet, die het bestaansminimum moet garanderen.
In de brief heeft de Staatssecretaris het over een oplossing op zeer korte termijn.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer dit is. Deze leden vragen voorts of de
Staatssecretaris al wat kan zeggen over deze oplossing. Wat is nodig om de problemen
met de ICT-processen op termijn op te lossen? Hoe lang zou dat duren? Wanneer is de
ICT geheel op orde?
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het oordeel dat het zeer onwenselijk
is dat de standaard betalingsregeling waarbij burgers zelf het geld overmaken niet
meer kan worden aangeboden.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris kan toezeggen de
Kamer op de hoogte te houden van eventuele ontwikkelingen in deze problematiek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris.
Deze leden zijn zeer kritisch over het handelen van het kabinet ten opzichte van de
Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (WvBVV). In de uitvoeringstoets voor de herijking
vereenvoudiging beslagvrije voet geeft de Staatssecretaris aan dat deze wet per 1 januari
2021 in kan gaan, mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Deze leden vragen aan
welke van de geschetste voorwaarden niet is voldaan, waardoor de wet niet op tijd
in uitvoering heeft kunnen gaan. Deze leden vragen voorts hoe dit heeft kunnen gebeuren.
De leden van de D66-fractie vragen of de Kamer tijdig is geïnformeerd over deze vertraging.
Indien dat niet is gebeurd vragen deze leden de Staatssecretaris naar de reden waarom.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris wat de stand van zaken is van
het telefonische informeren van de betrokken burgers. Deze leden vragen voorts hoeveel
mensen die hiervan last kunnen hebben al zijn bereikt. Deze leden vragen of zij het
juist begrijpen dat niet (handmatig) kan worden nagegaan of iemand onder het bestaansminimum
terechtkomt voordat de invordering wordt gestart.
In het verlengde van deze vragen over het verleden willen de leden van de D66-fractie
aandacht vragen voor het vervolg in de toekomst. Deze leden vragen wat nodig is om
te kunnen garanderen dat de geschetste uitvoering per 2023 wordt gehaald. Deze leden
vragen of de Staatssecretaris bereid is de Kamer tot de uitvoering van deze wet ieder
kwartaal te informeren over eventuele obstakels die de Staatssecretaris aantreft.
Deze leden vragen voorts wat kan worden gedaan om uitvoeringsinstanties en lokale
overheden te ondersteunen om te voorkomen dat burgers onder de beslagvrije voet vallen
tot de uitvoering per 2023 van de aanpassingen.
De leden van de D66-fractie begrijpen de door de Staatssecretaris gekozen aanpak waarbij
burgers die onterecht onder de beslagvrije voet zijn gevallen een terugbetaling ontvangen
tot en met januari 2021, maar dat hun schuld bij de overheid met datzelfde bedrag
wordt verhoogd. Desalniettemin maken deze leden zich zorgen over het ontstaan van
meer problematische schulden bij de overheid. Deze leden vragen welk risico de Staatssecretaris
ziet voor het ontstaan van nog meer schuldenproblematiek door deze aanpak. Daarnaast
vragen deze leden bij welke toeslagen deze betalingsregelingen, waarbij burgers onder
het bestaansminimum kwamen te zitten, hebben gespeeld.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van doenvermogen in beleid.
Deze leden zijn van mening dat van burgers niet kan worden verwacht dat zij altijd
beschikken over de volledige informatie en de juiste toegang weten te vinden tot de
overheid. De Staatssecretaris heeft in de brief aangegeven dat de beleidsdepartementen
van Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid Welzijn en Sport,
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid deze zomer zouden
samenwerken aan een invorderingsstrategie waarbij onder andere doenvermogen centraal
staat.
In het toezeggingenoverzicht van de begroting geeft het kabinet aan dat de Kamer hierover
in de herfst een brief mag verwachten. Deze leden vragen waar deze vertraging vandaan
komt, of de gesprekken tussen de departementen al hebben plaatsgevonden, wat de status
is van dat overleg en wanneer de Kamer een uitgebreidere brief mag verwachten over
dit overleg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de Staatssecretaris de ontstane problematiek
erkent en het ermee eens is dat verrekening er nooit toe mag leiden dat wordt verrekend
tot onder het bestaansminimum. Deze leden zijn van mening dat in dat geval mensen
die het al niet kunnen betalen nog verder de armoede in worden gedreven. Is de Staatssecretaris
het met de leden van de CDA-fractie eens dat koste wat kost moet worden voorkomen
dat mensen onder het bestaansminimum schieten?
De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen bij de tijdelijke oplossing voor
reeds ingevorderde bedragen. Wordt, indien een burger door de verrekening onder de
beslagvrije voet is gekomen, de volledige verrekening teruggedraaid, of alleen het
deel tot aan het bestaansminimum? Kan het voorkomen dat mensen bij wie teveel is verrekend
en die gedurende een periode onder het bestaansminimum hebben geleefd, misschien wel
problematische schulden hebben opgebouwd, waarvoor de terugbetaling alleen onvoldoende
is om die schulden op te lossen?
Ook hebben de leden van de CDA-fractie grote vraagtekens bij de kortetermijnoplossing
en de structurele oplossing en stellen daarbij de volgende vragen. Acht de Staatssecretaris
het in kaart brengen van de mensen die door verrekening onder het bestaansminimum
komen een werkbare oplossing? Om hoeveel mensen gaat dit ongeveer? Zal het daarbij
ook om een wisselende groep gaan? Hoe worden nieuwe gevallen geïdentificeerd?
Deze leden vragen wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot een structurele
houdbare oplossing voor dit probleem. Welke richtingen zijn in de zomerperiode met
de verschillende departementen uitgewerkt en wanneer wordt de Kamer hiervan op de
hoogte gesteld?
Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of de Nationale ombudsman en de
Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden die de problematiek aan het licht hebben
gebracht, ook worden betrokken bij het komen tot een toekomstige oplossing.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de beslagvrije voet
en de reactie van de Staatssecretaris. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie vragen of de invorderingsactiviteiten inmiddels weer zijn
opgestart door de Belastingdienst en of de Staatssecretaris kan uitsluiten dat er
hierdoor opnieuw mensen onder het bestaansminimum zijn gekomen.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of er reeds een structurele oplossing is
gevonden voor het probleem dat mensen onder het bestaansminimum komen door toedoen
van de Belastingdienst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken het kabinet voor de beantwoording van de
Kamervragen en de brief. Deze leden maken zich grote zorgen over het thema en hebben
daarover vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe vaak het voorkomt dat mensen aangeven
wel degelijk op een brief over het terugbetalen van toeslagen aan de Belastingdienst
te hebben gereageerd, terwijl de Belastingdienst stelt dat hierop niet is gereageerd.
Dit was in het verleden immers een berucht probleem. Deze leden vragen door welke
veranderingen kan worden uitgesloten dat hier nu niet nog steeds sprake van is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts hoe het kan dat het kabinet in een
reactie op het NOS-bericht allereerst stelde dat de wet wel werd nagevolgd, omdat
deze alleen toezag op dwangvorderingen en niet op verrekeningen, terwijl het kabinet
nu stelt dat de werkwijze zich niet verhoudt tot de WvBVV. Kan het kabinet bevestigen
dat het hiermee terugkomt op zijn eerdere zienswijze? Kan het kabinet dit punt tevens
nader toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat ook het kabinet constateert dat er een
onjuiste inschatting is gemaakt van de gevolgen van de WvBVV. Deze leden vragen of
het kabinet kan toelichten waar het in de keten tussen de wet en de uitvoering van
het uit de wet voortvloeiende beleid, is misgegaan. Hoe kan het dat er een verkeerde
inschatting tot stand is gekomen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet stelt dat de werkwijze «mogelijk
problemen» veroorzaakt voor mensen die onder de beslagvrije voet komen. Deze leden
vragen of het kabinet een beeld heeft van hoeveel mensen hierdoor de afgelopen jaren
in de problemen zijn gekomen. Ook vragen deze leden het kabinet in te gaan op hoeveel
mensen zich sinds het begin van 2021 bij de Belastingdienst hebben gemeld met het
gegeven dat zij door de werkwijze van de Belastingdienst onder het bestaansminimum
terecht kwamen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het staat met de verdiepende data-analyse
om personen waarbij in 2020 een verrekening is gestart op individueel niveau beter
in beeld te brengen. Deze leden vragen welke voortschrijdende inzichten het kabinet
op dit punt met de Kamer kan delen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet overweegt om bovenop het
actief terugdraaien van verrekeningen door het terugbetalen van het vanaf januari
teveel ingehouden bedrag, een opslag te rekenen ten eerste als rentevergoeding en
ten tweede vanwege het feit dat deze mensen in de problemen zijn gekomen door een
foutieve interpretatie van de wet door de overheid. Deze leden vragen wat hierbij
de overwegingen zijn en hoe het vanuit rechtvaardigheidsperspectief te billijken zou
zijn als dit niet wordt gedaan.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet om een update inzake de mate
waarin mensen die vanaf begin 2021 geraakt zijn door de werkwijze, inmiddels telefonisch
bereikt zijn en het verschuldigde bedrag ontvangen hebben. Deze leden vragen uit te
splitsen hoeveel mensen hier al wel mee geholpen zijn, hoeveel nog niet, en op welke
termijn het kabinet verwacht alle mensen geholpen te hebben.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel mensen die schade hebben ondervonden
als gevolg van de werkwijze sinds afgelopen juli uit eigen beweging contact hebben
opgenomen met de Belastingdienst, bijvoorbeeld via de BelastingTelefoon. Ook vragen
deze leden hoeveel mensen zijn doorverwezen vanuit het stakeholdersnetwerk van de
Nationale ombudsman en de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet zeker weet dat alle mensen
die schade hebben ondervonden omdat ze onder het bestaansminimum terecht kwamen, door
de Belastingdienst in beeld zijn en bereikt gaan worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de persoonlijke betalingsregeling voor
mensen die door de verrekening onder de beslagvrije voet terechtgekomen zijn. Welke
smaken zijn er in deze persoonlijke betalingsregeling, wat zijn de meest ruimhartige
varianten en hoe wordt daarin gemonitord dat mensen niet alsnog onder het bestaansminimum
terechtkomen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het mogelijk is dat de ICT-processen
niet toereikend zijn om een proces te implementeren die de beslagvrije voet respecteert,
terwijl de wetgeving om de beslagvrije voet te hanteren nota bene twee jaar is uitgesteld
om alle ICT-processen op orde te krijgen. Betekent dit ook dat de ICT-processen enkel
klaar gemaakt waren voor dwanginvordering, en niet voor verrekeningen? Hoe kan dit
fout zijn gegaan?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier door de Belastingdienst
wordt vastgesteld dat de beslagvrije voet niet in acht wordt genomen. Deze leden vragen
op welke manier dit proces automatisch verloopt ofwel handwerk vereist van medewerkers
en wat dit betekent voor de capaciteit van de Belastingdienst.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarbij specifiek of het klopt dat pas kan
worden vastgesteld dat de beslagvrije voet niet wordt in acht genomen nadat mensen
onder het bestaansminimum terecht zijn gekomen, hetgeen immers gesuggereerd lijkt
te worden in de kabinetsbrief. Deze leden vragen of het kabinet op dit punt het proces
van herkenning dat de beslagvrije voet niet wordt in acht genomen wordt stapsgewijs
kan toelichten.
De leden van de GroenLinks-fractie vraagt wat wordt gedaan als blijkt dat er inderdaad
mensen onterecht onder het bestaansminimum zijn gekomen terwijl nu al bekend is dat
dit buiten hun schuld en juist door fouten bij de overheid plaatsvindt. Op welke manier
gaat het kabinet deze mensen recht doen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het punt op de horizon is waarbij een
test of sprake is van schending van de beslagvrije voet bij terugvorderingen automatisch
is geïntegreerd in de processen en er dus een structurele oplossing is. Wat is daarbij
het lange termijn ijkpunt en heeft het kabinet een traject uitgestippeld om op de
langere termijn een structurele oplossing te vinden? Is er überhaupt zo’n stip op
de horizon en traject ernaar toe?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de inzichten zijn ten aanzien van de
oplossing zoals uitgewerkt door de Ministeries van Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid aangaande het
stap voor stap en per doelgroep weer opstarten van de invorderingsactiviteiten, en
op welke manier het kabinet hierover het gesprek aan zou willen gaan met de Kamer.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tenslotte of het kabinet bereid is om naar
aanleiding van deze problematiek de systematiek van verrekenen nog eens nader te bekijken.
Is het kabinet het met deze leden eens dat het verrekenen te vaak mensen in grote
problemen brengt en in strijd is met een bepaalde vorm van basiszekerheid waar mensen
recht op hebben? Wat waren de oorspronkelijke overwegingen om wel te gaan verrekenen?
Wat zijn de alternatieven en hun voor- en nadelen? Waarom kiest het kabinet ervoor
gekozen om automatisch te gaan verrekenen als mensen niet reageren op een brief? Is
het kabinet bekend waarom mensen niet reageren? Worden dergelijke signalen ook doorgegeven
aan gemeenten, in het kader van vroegsignalering van schuldenproblematiek? Zo nee,
waarom niet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.