Schriftelijke vragen : Spanningen bij de toepassing van de Wwft
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Financiën over spanningen bij de toepassing van de Wwft (ingezonden 1 oktober 2021).
Vraag 1
In uw beantwoording van 26 augustus 2021 op de gestelde Kamervragen inzake de verplichte
acceptatie van een coffeeshop door ABNAMRO als klant geeft u aan dat de coffeeshophouder
ten aanzien van diens inkoop van softdrugs niet aan een Wwft-controle wordt onderworpen1. Geeft de Europese Unie, gelet op het feit dat de Wet ter voorkoming van witwassen
en financieren van terrorisme (Wwft) voortkomt uit EU-richtlijnen, deze ruimte voor
invulling van beleid?
Vraag 2
Is dit beleid afgestemd binnen de Europese Unie, dan wel met de Europese Commissie?
Vraag 3
Hoe reageert u op de stelling dat deze invulling van de Wwft kan worden vergeleken
met een leraar die zware onvoldoendes en boetes uitdeelt aan iedereen die zich niet
aan de regels houdt, met uitzondering van het kind dat nog nooit iets heeft ingeleverd,
omdat handhaving bij dit kind volgens de leraar intrinsieke spanning met zich meebrengt
vanwege het feit dat de relaties van dat kind zijn gerelateerd aan het criminele circuit,
dat geen facturen uitreikt?
Vraag 4
Hoe denkt u dat uw bewuste niet-handhavingsbeleid wordt ervaren door andere Wwft-instellingen
en daarmee betrokken personen, die wel worden gecontroleerd en gesanctioneerd met
soms ook persoonlijk vergaande gevolgen?
Vraag 5
Heeft de civiele rechter ruimte bij de invulling van rechters van de termen van redelijkheid
en billijkheid en zorgplicht, waardoor onder meer banken gehouden zijn relaties te
continueren, terwijl zijzelf voor de rechter aangeven dat de Wwft hier niet de ruimte
in geeft, nu overtreding van de Wwft een misdrijf is?
Vraag 6
Kan naar uw mening de civiele rechter een Wwft-instelling dwingen tot een misdrijf
of kan worden gezegd dat de uitspraak van een rechter met zich meebrengt dat er voor
de Wwft-instelling geen sprake meer is van een misdrijf?
Vraag 7
Kunt u, indien u van mening bent dat er geen sprake is van overtreding van de Wwft
indien de rechter de Wwft-instelling verplicht de relatie te continueren, aangegeven
binnen welke grenzen er ruimte is voor een Wwft-instelling om zonder gang naar de
rechter op basis van redelijkheid en billijkheid/zorgplicht een relatie te continueren,
terwijl er wel Wwft-issues zijn of is altijd een rechterlijke uitspraak vereist?
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe in geval van een botsing tussen de regels over de wettelijke geheimhoudingsplicht
van notarissen en advocaten en de eisen die nationale en internationale toezichthouders
stellen aan banken in het kader van het transactieverkeer op derdengeldenrekeningen,
de toepassing van de Wwft moet worden ingevuld door betrokkenen?
Vraag 9
Hoe redelijk is het om indien uit de Wwft volgt om afscheid te nemen indien het onderzoek
niet succesvol kan worden afgerond, terwijl de overheid zelf nog geen vervolging heeft
ingesteld en er nog geen veroordeling is door de rechter, van private partijen te
verlangen om relaties te beëindigen, terwijl de overheid zelf (nog) niet acteert op
ontvangen meldingen, zeker als geweld/bedreiging van medewerkers van Wwft-instellingen
mogelijk aan de orde kan zijn?
Vraag 10
Wilt u bij de beantwoording van de vorige vraag ook ingaan op de mogelijke intrinsieke
spanning tussen de verplichtingen van de Wwft en de verplichtingen van een werkgever
in het voorkomen van levensgevaar of gezondheidschade bij werknemers?
Vraag 11
Kunnen coffeshops in het kader van de dienstverlening van andere wft-instellingen
aan coffeeshops zich ook beroepen op het gedoogbeleid indien coffeeshops bijvoorbeeld
contante opnamen faciliteren om de leveranciers van hennep te betalen?
Vraag 12
In hoeverre mag van Wwft-instellingen worden verwacht dat zij afscheid nemen van klanten
als deze klanten zelf ook rechtstreeks onder toezicht staan van wettelijke Wwft-toezichthouders?
Vraag 13
Behoort, in het bijzonder in de situatie waarin toezichthouders na Wwft-meldingen
zelf niet acteren door vergunningen van deze klanten in te trekken, het primaat voor
sanctionerend handelen in dat geval niet bij de wettelijke toezichthouders te liggen
in plaats van bij private partijen?
Vraag 14
Bent u het eens met de stelling dat het uitgangspunt van overheidshandelen moet zijn
dat zowel burgers als poortwachters behoorlijk worden behandeld?
Vraag 15
Is hiervoor bij alle partijen die bij de naleving van de Wwft betrokken zijn structureel
voldoende aandacht geweest?
Vraag 16
Bent u gelet op de in de bovenstaande vragen benoemde intrinsieke spanning nog steeds
van mening dat de kaders voor de poortwachters voldoende duidelijk en in de praktijk
werkbaar zijn om de Wwft-verplichtingen voldoende te kunnen uitvoeren?
Vraag 17
Zou er bij de Wwft ook sprake kunnen zijn dat onder druk van een oververhitte behoefte
aan witwasbestrijding, waarin elke vergissing al gauw als witwassen wordt gezien,
Wwft-instellingen en hun klanten in de raderen van de uitvoering door de overheid
en toezichthouders ten onrechte worden gebrandmerkt als overtreders?
Vraag 18
Zou hier ook sprake kunnen zijn van wetgeving en toezichthoudende kaders die onvoldoende
de mogelijkheid in zich hebben om recht te doen aan individuele situaties?
Vraag 19
Onderkent u dat door het ontbreken in de Wwft van een hardheidsclausule en weinig
aandacht voor noodzakelijke beginselen van behoorlijk bestuur, met name het evenredigheidsbeginsel,
hiervoor mogelijk veel te weinig aandacht is van de wetgever?
Vraag 20
Bent u bereid te laten onderzoeken welke lessen uit het rapport Ongekend Onrecht naar
aanleiding van de Toeslagenaffaire van toepassing kunnen zijn op de handhavingspraktijk
van de Wwft?
Vraag 21
Bent u bereid onnodige belemmeringen voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) om onbeperkt
toegang te krijgen tot het bancaire systeem zo veel mogelijk weg te nemen?
Vraag 22
Bent u in dit kader eveneens bereid de werklast voor ondernemers en banken en andere
Wwft-instellingen zo veel mogelijk te beperken?
Vraag 23
Bent u bereid een initiërende en dus zeer actieve bijdrage te leveren om het probleem
van «unbankables», bijvoorbeeld een eerzame MKB-er, die zijn ondernemerschap niet
kan uitoefenen door de wijzigende «risk apetite» van de financiële sector, op te lossen?
Indieners
-
Gericht aan
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Indiener
Pieter Grinwis, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.