Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang Besluit tot wijziging van onder andere het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de uitwerking van het taalschakeltraject als opleiding educatie en de onderwijsroute in het inburgeringsstelsel (Kamerstuk 31288-915)
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 921 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 oktober 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 25 juni 2021 over de voorhang van het Besluit tot wijziging van onder andere
het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB in verband met de uitwerking
van het taalschakeltraject als opleiding educatie en de onderwijsroute in het inburgeringsstelsel
(Kamerstuk 31 288, nr. 915).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 september 2021 aan de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 30 september 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, De Jong-van de Graaf
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
8
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
11
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
13
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorgehangen
besluit met de uitwerking van het taalschakeltraject. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er verschillende taalschakeltrajecten zijn die
toegang kunnen geven tot vervolgopleidingen. Kan de Minister toelichten op welke manier
binnen de brede intake wordt gekeken naar het niveau waarop inburgeraars kunnen instromen?
Gaat het daarbij puur om het niveau van eerder behaalde diploma’s of ook om andere
mogelijkheden zoals de leerbaarheidstoets? Is het daarbij mogelijk om eerst te stapelen
in taalschakeltrajecten voor het verhogen van het instroomniveau in reguliere vervolgopleidingen
of is het oorspronkelijk bepaalde niveau het niveau waarop de statushouder kan instromen
na succesvol afronden van het traject, zo vragen de voornoemde leden.
Deze leden hebben begrip voor de keuze dat vervolgopleidingen zelf kunnen bepalen
of iemand voldoet aan de toelatingseisen van de opleiding. Tegelijkertijd zijn zij
van mening dat het van groot belang is dat taalschakeltrajecten daadwerkelijk leiden
tot het volgen en succesvol kunnen doorlopen van een vervolgopleiding. Op welke manier
heeft de Minister gesproken en/of afspraken gemaakt met vervolgopleidingen? Welke
eisen stellen zij aan statushouders om hun vervolgopleiding te kunnen volgen? De leden
vragen voorts of de trajecten daarvoor voldoende basis bieden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in reactie op de internetconsultatie een
steunpunt voor taalschakelinstellingen wordt ingericht waar aanvragers met hun vragen
terechtkunnen. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. De leden vragen wat de deadline
hiervoor is.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorhang van
het Besluit tot wijziging van onder andere het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen
WEB in verband met de uitwerking van het taalschakeltraject als opleiding educatie
en de onderwijsroute in het inburgeringsstelsel. Zij hebben nog enkele kritische vragen
en opmerkingen.
Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over leerlingen die na de eerste
opvang in Nederland op een praktijkschool komen en vervolgens na hun achttiende verjaardag
inburgeringsplichtig worden. De voornoemde leden hebben zorgwekkende signalen ontvangen
over leerlingen die goed kunnen meekomen op de praktijkschool, maar door wetgeving
in de knel raken. Deze leerlingen zijn namelijk niet altijd in staat om aan de eisen
van het inburgeringsdiploma te voldoen (referentieniveau A2 Nederlandse taal), terwijl
hun aanwezigheid op een praktijkschool en het behalen van een diploma geen vrijstelling
daarvoor oplevert. Hierdoor kiezen leerlingen er soms voor om vroegtijdig de praktijkschool
te verlaten, om via een andere route toch een vrijstelling te ontvangen voor de inburgering,
bijvoorbeeld door zich in te schrijven bij een entreeopleiding in de hoop door te
kunnen stromen naar mbo-2. Vaak is dit geen succesvolle route. Het gevolg is dat leerlingen
de voorbereiding op de arbeidsmarkt op de praktijkschool mislopen, waardoor de kans
op een succesvolle uitstroom kleiner wordt. Bovendien hebben zij dan alsnog niet aan
hun verplichting tot inburgeren voldaan. De voornoemde leden constateren dat met de
nieuwe Wet inburgering de regie bij gemeenten komt te liggen. Zij vragen de Minister
of met de nieuwe wet wordt geborgd dat deze problematiek verholpen wordt en of de
Minister de genoemde problematiek herkent.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast vernomen dat een aantal onderwijsinstellingen
in Groningen en Drenthe stopt met het aanbieden van inburgeringscursussen, omdat dit
te duur zou zijn. De te hoge kosten zouden met name komen door de nieuwe Wet inburgering.
Gemeenten moeten namelijk zelf inburgeringscursussen inkopen, waar dit voorheen de
taak was van de inburgeraar zelf. Klopt het dat scholen niet genoeg budget krijgen
om dit te realiseren? Vindt de Minister het wenselijk dat scholen moeten stoppen met
het aanbieden van inburgeringscursussen? Welke gevolgen heeft dit voor inburgeraars
in Groningen en Drenthe, zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie hebben opgemerkt dat regelmatig onduidelijkheid bestaat
over de verschillende inburgeringsroutes en de plichten die inburgeraars hebben. Zij
vragen of een stroomschema kan worden verstrekt van de verschillende inburgeringstrajecten
en de bijbehorende rechten en plichten die inburgeraars hebben, waarbij duidelijk
inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de onderwijsroute, de zelfredzaamheidsroute
en de B1-route zich tot elkaar verhouden en van elkaar verschillen.
Aanleiding
De leden van de D66-fractie lezen dat een taalschakelprogramma, mede vanwege mogelijke
rechtsongelijkheid met andere vo-leerlingen1, geen eigenstandig toelatingsrecht geeft tot vervolgonderwijs, maar dat wel wordt
verwacht dat de inhoudelijke invulling van de taalschakeltrajecten tezamen met de
eventueel opgedane werk- en onderwijservaring in het land van herkomst voldoende zullen
zijn om toegang tot het vervolgonderwijs mogelijk te maken. Deze leden vragen op welke
wijze dit kenbaar wordt gemaakt onder de personen die een taalschakeltraject volgen
en op welke manier zij enige zekerheid kunnen hebben over hun mogelijkheden om in
aanmerking te komen voor het volgen van vervolgonderwijs.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van onder andere het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen
WEB in verband met de uitwerking van het taalschakeltraject als opleiding educatie
en de onderwijsroute in het inburgeringsstelsel. De leden hebben nog enkele vragen.
Taalschakeldiploma geeft geen toelatingsrecht tot vervolgopleiding
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre taalschakelinstellingen lokaal/landelijk
taalschakeltrajecten aanbieden. Wat betekent het advies voor taalschakelinstellingen
om afspraken te maken met mbo- en ho-instellingen over de toelating van geslaagde
taalschakeldeelnemers? Gaat dit om individuele afspraken of om afspraken met de koepels?
Is dit haalbaar vanwege de hoeveelheid instellingen en opleidingen? Zijn de mbo- en
ho-instellingen hier volgens de Minister toe bereid, zo vragen de leden.
Samenvattend: complexiteit regels rondom taalschakeltraject
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de taken van examencommissies van taalschakelinstellingen
te vergelijken zijn met de taken van een examencommissie van een mbo- en ho-instelling.
In hoeverre zitten er ook mensen vanuit het mbo en ho in zo’n examencommissie om de
overgang van een taalschakeltraject naar een vervolgopleiding gemakkelijker te maken,
zo vragen de leden van de voornoemde fractie.
Vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuze
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot in hoeverre vervolgopleidingen in het
mbo en ho worden betrokken bij de voorbereiding van de beoogde student op Nederlandse
vervolgopleiding.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
van onderhavig besluit inzake de regels van de examens van het taalschakeltraject.
De voornoemde leden zien de onderwijsroute in de nieuwe Wet inburgering als een belangrijke
route naar succesvol inburgeren. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de nota van toelichting dat taalschakelinstellingen
wordt aangeraden om afspraken te maken met mbo en ho-instellingen over de toelating
van geslaagde taalschakeldeelnemers. Kan de Minister toelichten hoe die afspraken
vormgegeven zouden moeten worden? Gaat het hier om jaarlijkse afspraken? Gaat het
om afspraken per inburgeraar of per vervolgopleiding? Hoe wordt voorkomen dat er geen
landelijk of regionaal dekkend aanbod is van taalschakelinstellingen die afspraken
hebben met mbo- en ho-onderwijsinstellingen? Kan het voorkomen dat bepaalde beoogde
vooropleidingen niet beschikbaar zijn voor inburgeraars, omdat daar geen afspraken
mee zijn gemaakt? Welke rol speelt de Minister in het aanmoedigen van afspraken tussen
de taalschakelinstellingen en de mbo en ho-instellingen? De leden vragen of de Minister
voornemens is dit te monitoren en, indien dit niet het geval is, waarom dat niet zo
is.
Voorts lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat alleen de onderwijsinstelling
van de beoogde vooropleiding uiteindelijk kan bepalen of de deelnemer na afronding
van het taalschakeltraject daadwerkelijk de juiste kennis en vaardigheden heeft om
met de vervolgsopleiding te kunnen starten. De leden volgen deze redenering. Deze
leden hebben echter enkele vragen ter verduidelijking. Kan het voorkomen dat een inburgeraar
een diploma heeft gehaald bij een taalschakelinstelling om vervolgens niet toegelaten
te worden door de onderwijsinstelling van de beoogde vervolgopleiding, ondanks eerdere
afspraken om dit wel te doen? Zo ja, wie is op dat moment verantwoordelijk voor de
voortgang van de onderwijsroute van de inburgeraar? Mogen onderwijsinstellingen aanvullende
toelatingstoetsen afnemen, naast het diploma van een taalschakelinstelling, of kan
de inburgeraar er altijd van uitgaan dat dit diploma voldoende is, zo vragen de leden.
Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enkele algemene vragen over
de onderwijsroute in de nieuwe Wet inburgering. Deze leden maken zich grote zorgen
over de dreigende mislukking van de onderwijsroute. Aanbieders van de onderwijsroute
hebben aangegeven dat het budget dat het kabinet beschikbaar stelt voor deze route
niet dekkend is en zij schrijven zich daarom niet in op de aanbestedingen. Hierdoor
is vooralsnog geen sprake van een landelijk dekkend aanbod voor de onderwijsroute.
Vormt dit gegeven volgens de Minister geen belemmering voor de afspraken die taalschakelinstellingen
kunnen maken met onderwijsinstellingen? Heeft de Minister zicht op wat het effect
van dit ontoereikende budget is op potentiele taalschakelinstellingen? Kan de Minister
aangeven hoe het staat met het onderzoek om dit in kaart te brengen? De leden vragen
tot slot wanneer de Kamer de resultaten van dit onderzoek kan verwachten en hoe de
vervolgstappen en het tijdpad er volgens de Minister uitzien.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik dank de leden van de fracties van de VVD, D66, het CDA en GroenLinks voor de gestelde
vragen en de gemaakte opmerkingen. Ik reageer daarop in de hiernavolgende tekst. De
beantwoording van de vragen is geclusterd per fractie.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat er verschillende taalschakeltrajecten zijn die
toegang kunnen geven tot vervolgopleidingen. Kan de Minister toelichten op welke manier
binnen de brede intake wordt gekeken naar het niveau waarop inburgeraars kunnen instromen?
Gaat het daarbij puur om het niveau van eerder behaalde diploma’s of ook om andere
mogelijkheden zoals de leerbaarheidstoets?
Door middel van de verplichte brede intake, die voor elke inburgeringsplichtige door
gemeenten wordt afgenomen, wordt een beeld gevormd van de startpositie en ontwikkelmogelijkheden
van de inburgeringsplichtige op het gebied van inburgering en participatie. De leerbaarheidstoets
maakt in het nieuwe stelsel integraal onderdeel uit van de brede intake.
De overige informatie waar tijdens de brede intake naar wordt gekeken, betreft onder
andere informatie omtrent gevolgd onderwijs en werkervaring in het land van herkomst.
Voor zover de inburgeringsplichtige daar zelf nog geen gebruik van heeft gemaakt,
wordt hierbij van gemeenten verwacht dat zij de inburgeringsplichtige wijzen op de
mogelijkheden van internationale diplomawaardering, waardering van opleidingsjaren
of indicatie van het onderwijsniveau. Daarnaast kan de gemeente kijken naar contextgerichte
onderwerpen zoals motivatie, gezondheid en gezinssituatie. Gemeenten kunnen kortom
alle relevante onderwerpen opnemen in de brede intake voor zover dit noodzakelijk
is om te bepalen welke leerroute het meest passend is en (dus) past binnen het doel
van de Wet inburgering 2021.
Op basis van de leerbaarheidstoets en de overige informatie die tijdens de brede intake
over de inburgeringsplichtige wordt opgehaald, bepaalt de gemeente in welke leerroute
de inburgeringsplichtige wordt geplaatst. Als dat de onderwijsroute is, zal de gemeente
de inburgeringsplichtige asielmigrant een aanbod voor een taalschakelinstelling doen
die taalschakeltrajecten verzorgt op het onderwijsniveau dat de inburgeringsplichtige
blijkens de brede intake aankan. Voor inburgeringsplichtige gezinsmigranten geldt
dat de gemeente hen kan begeleiden, maar dat de uiteindelijke keuze voor een taalschakelinstelling
bij de gezinsmigrant ligt.
Is het daarbij mogelijk om eerst te stapelen in taalschakeltrajecten voor het verhogen
van het instroomniveau in reguliere vervolgopleidingen of is het oorspronkelijk bepaalde
niveau het niveau waarop de statushouder kan instromen na succesvol afronden van het
traject, zo vragen de voornoemde leden.
Op basis van de leerbaarheidstoets en de overige informatie die voortvloeit uit de
brede intake wordt de leerroute vastgesteld. Gemeenten krijgen vanuit het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid één leerroute voor asielmigranten bekostigd.
Stapelen in taalschakeltrajecten is derhalve geen mogelijkheid. Wel is het mogelijk
om tussentijds over te stappen naar een ander taalschakeltraject indien blijkt dat
de inburgeringsplichtige een ander onderwijsniveau aankan dan oorspronkelijk is voorzien.
Ook kan de inburgeringsplichtige tussentijds wisselen van leerroute indien hij/zij
niet kan voldoen aan de vereisten van de oorspronkelijk vastgestelde leerroute. Hierbij
zal het in praktijk gaan om een overstap naar de B1-route.
Toelating tot een vervolgopleiding
De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor de keuze dat vervolgopleidingen zelf
kunnen bepalen of iemand voldoet aan de toelatingseisen van de opleiding. Tegelijkertijd
zijn zij van mening dat het van groot belang is dat taalschakeltrajecten daadwerkelijk
leiden tot het volgen en succesvol kunnen doorlopen van een vervolgopleiding. Op welke
manier heeft u gesproken en/of afspraken gemaakt met vervolgopleidingen? Welke eisen
stellen zij aan statushouders om hun vervolgopleiding te kunnen volgen? De leden vragen
voorts of de trajecten daarvoor voldoende basis bieden.
Een taalschakeldiploma geeft als zodanig geen toelatingsrecht tot een mbo- of ho-opleiding
zoals dat voor reguliere vo-diploma’s wel is geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs
(WEB) en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De reden
hiervoor is dat het taalschakeltraject niet gelijk kan worden gesteld aan een afgeronde
opleiding in het reguliere voortgezet onderwijs. Het is voor een deelnemer aan een
taalschakeltraject onmogelijk om in ongeveer 1,5 jaar een compleet vmbo-, havo- of
vwo-programma te doorlopen.
Ik ben het met u eens dat het van groot belang is om ervoor te zorgen dat taalschakeltrajecten
leiden tot een succesvolle doorstroom. Dit wordt voor een belangrijk deel geborgd
door de eindtermen voor de taalschakeltrajecten vast te leggen in een ministeriële
regeling.2 Op die manier weten de ontvangende onderwijsinstellingen welke kennis en vaardigheden
een deelnemer met een taalschakeldiploma heeft. De eindtermen zijn gebaseerd op het
adviesrapport van een hiertoe ingestelde adviescommissie met daarin onder andere experts
uit het veld.3 De commissie heeft de meest noodzakelijke vakinhouden geïnventariseerd en binnen
die vakinhouden eindtermen geselecteerd waarvan de ontvangende vervolgopleidingen
het erover eens zijn dat ze absoluut noodzakelijk zijn voor een succesvolle doorstroom.
Voor het merendeel van de vervolgopleidingen zou het taalschakeldiploma dus voldoende
moeten zijn om de deelnemer toe te laten. Het kan echter voorkomen dat een specialistische
vervolgopleiding extra toelatingseisen stelt waarin de eindtermen niet geheel voorzien.
De bedoeling van de afspraken tussen de taalschakel- en ontvangende onderwijsinstellingen
is onder andere dat de taalschakelinstelling en deelnemer van eventuele extra toelatingseisen
op de hoogte zijn en zich hierop kunnen voorbereiden.
De afspraken tussen de taalschakel- en ontvangende onderwijsinstellingen vormen dus
een aanvullende borging van een succesvolle doorstroom. De instellingen worden opgeroepen
om die afspraken zelf te maken en mijn verwachting is dat zij dit daadwerkelijk zullen
doen, zie hierover ook het antwoord van op de vraag van de GroenLinks-fractie over
het ontbreken van afspraken.
De reden om de afspraken aan het veld te laten, is dat veel combinaties van taalschakeltrajecten
en vervolgopleidingen mogelijk zijn en een groot aantal factoren invloed kan hebben
op de inhoud van de afspraken. De afspraken zijn dus (lokaal of regionaal) maatwerk.
De inhoud ervan kan bijvoorbeeld afhangen van het verwachte aantal deelnemers. Zo
is het maken van afspraken per deelnemer makkelijker te organiseren voor een kleine
dan een grote groep deelnemers. Voor een grote groep deelnemers kan ervoor gekozen
worden afspraken per cluster van vervolgopleidingen te maken. Ook kan de inhoud van
de afspraken afhangen van het toelatingsbeleid dat de ontvangende onderwijsinstelling
normaliter hanteert voor aspirant-studenten die niet aan de reguliere vooropleidingseisen
voldoen, zoals het afnemen van toelatingstesten. De taalschakel- en ontvangende onderwijsinstelling
kunnen bijvoorbeeld voorwaarden afspreken waaronder die testen niet nodig zijn.4 Verder kan de inhoud van de afspraken afhangen van het soort taalschakeltraject(en)
dat de taalschakelinstelling verzorgt. Afspraken over een taalschakeltraject naar
mbo 2-opleidingen hoeven mogelijk minder gedetailleerd te zijn dan afspraken over
een taalschakeltraject naar (specialistische) wo-opleidingen. Welke factoren nog meer
meespelen en hoe de afspraken er het beste uit kunnen zien, zal zich verder uitkristalliseren
naarmate de taalschakel- en ontvangende onderwijsinstellingen meer ervaring opdoen.
Tot slot, indien mij vanuit het veld het signaal bereikt dat de aansluiting van de
eindtermen op de vervolgopleidingen verbetering behoeft, kan ik deze eindtermen aanpassen.
Daarnaast blijf ik in gesprek met de onderwijskoepels over de doorstroom naar vervolgopleidingen
en zal de doorstroom door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden
gemonitord.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in reactie op de internetconsultatie een
steunpunt voor taalschakelinstellingen wordt ingericht waar aanvragers met hun vragen
terecht kunnen. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. De leden vragen wat de deadline
hiervoor is.
Op dit moment ben ik inderdaad bezig met het inrichten van een steunpunt voor taalschakeltrajecten.
Het voorlopig tijdpad is dat dit uiterlijk eind 2021 is ingericht.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
I. Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over leerlingen die na de eerste
opvang in Nederland op een praktijkschool komen en vervolgens na hun achttiende verjaardag
inburgeringsplichtig worden. De voornoemde leden hebben zorgwekkende signalen ontvangen
over leerlingen die goed kunnen meekomen op de praktijkschool, maar door wetgeving
in de knel raken. Deze leerlingen zijn namelijk niet altijd in staat om aan de eisen
van het inburgeringsdiploma te voldoen (referentieniveau A2 Nederlandse taal), terwijl
hun aanwezigheid op een praktijkschool en het behalen van een diploma geen vrijstelling
daarvoor oplevert. Hierdoor kiezen leerlingen er soms voor om vroegtijdig de praktijkschool
te verlaten, om via een andere route toch een vrijstelling te ontvangen voor de inburgering,
bijvoorbeeld door zich in te schrijven bij een entreeopleiding in de hoop door te
kunnen stromen naar mbo-2. Vaak is dit geen succesvolle route. Het gevolg is dat leerlingen
de voorbereiding op de arbeidsmarkt op de praktijkschool mislopen, waardoor de kans
op een succesvolle uitstroom kleiner wordt. Bovendien hebben zij dan alsnog niet aan
hun verplichting tot inburgeren voldaan. De voornoemde leden constateren dat met de
nieuwe Wet inburgering de regie bij gemeenten komt te liggen. Zij vragen de Minister
of met de nieuwe wet wordt geborgd dat deze problematiek verholpen wordt en of de
Minister de genoemde problematiek herkent.
Ik herken dat er bij praktijkscholen ongerustheid bestaat over de gevolgen van de
inburgeringsplicht in het huidige stelsel voor hun leerlingen. En dat leerlingen mogelijk
verkeerde keuzes kunnen maken, omdat ze de consequenties van de inburgeringsplicht
niet kunnen overzien. Dit lijkt mede te komen door een aantal onduidelijkheden rond
de huidige Wet inburgering.
Jongvolwassenen die voor 1 januari 2022 inburgeringsplichtig worden, vallen onder
de huidige Wet inburgering en blijven voor hun volledige inburgeringstraject onder
de voorwaarden van de huidige wet vallen. Het is een misverstand dat door het volgen
van de entreeopleiding wel een tijdelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht kan
worden verkregen of dat via die route later een tijdelijke vrijstelling in het mbo-2
kan worden verkregen. Net zoals het praktijkonderwijs is de entreeopleiding niet (tijdelijk)
vrijstellend. Het volgen van een mbo-2 opleiding geeft wel een tijdelijke vrijstelling
van de inburgeringsplicht, maar alléén als deze opleiding vanaf de 18e verjaardag of direct aansluitend op een andere vrijstellende opleiding wordt gevolgd.
Vroegtijdig de praktijkschool verlaten om zich in te schrijven voor een entreeopleiding
in de hoop door te kunnen stromen naar mbo-2, is dus geen oplossing en ook niet nodig.
Inburgeraars hebben namelijk drie jaar de tijd om hun inburgeringsdiploma te halen
of – als dat te hoog gegrepen is – om een ontheffing te verkrijgen op basis van geleverde
inspanningen. Daarnaast zijn er mogelijkheden tot verlenging van de termijn van drie
jaar. Jongvolwassenen in het praktijkonderwijs kunnen dus eerst hun opleiding afmaken
voordat zij zich volledig richten op inburgering. Het is belangrijk dat jongvolwassenen
in het praktijkonderwijs goed geïnformeerd worden over de consequenties van de inburgeringsplicht
om te voorkomen dat ze op basis van onjuiste beelden verkeerde keuzes maken. Voorgaande
boodschap is daarom door DUO bij de betrokken jongvolwassenen en de praktijkscholen
onder de aandacht gebracht. Ook in de toekomst zullen inburgeringsplichtige jongvolwassenen
in het praktijkonderwijs en de scholen waar nodig worden geïnformeerd.
Jongvolwassenen die inburgeringsplichtig worden na 1 januari 2022, vallen onder de
nieuwe Wet inburgering 2021. In de nieuwe wet zijn er drie leerroutes om aan de inburgeringsplicht
te voldoen: de B1-route, de onderwijsroute en de Z-route (voor een overzicht verwijs
ik u naar het antwoord op uw vraag hieronder). Hiervan is in ieder geval de Z-route
geschikt voor jongvolwassenen afkomstig uit het praktijkonderwijs. De Z-route is een
nieuwe leerroute, gericht op de doelgroep met een lage leerbaarheid. Binnen de Z-route
houden inburgeringsplichtigen zich bezig met zelfredzaamheid, taal, activering en
participatie, zonder dat zij het in de B1-route verplichte inburgeringsexamens hoeven
te halen. De Z-route is tot stand gekomen met input van experts en docenten die ervaring
hebben met de doelgroep uit het praktijkonderwijs en moet aansluiten op het cognitieve
niveau en de behoeften van deze doelgroep. Tijdens de brede intake bepalen gemeenten,
met gebruikmaking van onder andere de uitkomsten van de leerbaarheidheidstoets voor
welke leerroute iemand in aanmerking komt. Voor degenen die de Z-route gaan volgen,
kan de gemeente op basis van maatwerk bepalen met welke combinatie van praktijkonderwijs
en inburgering de jongvolwassene tot een tijdige afronding van het traject kan komen.
Voor zover jongvolwassenen uit het praktijkonderwijs de B1-route volgen, geldt dat
er binnen de B1-route de mogelijkheid is tot afschaling naar A2-niveau, indien aanzienlijke
inspanningen zijn geleverd.5
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast vernomen dat een aantal onderwijsinstellingen
in Groningen en Drenthe stopt met het aanbieden van inburgeringscursussen, omdat dit
te duur zou zijn. De te hoge kosten zouden met name komen door de nieuwe Wet inburgering.
Gemeenten moeten namelijk zelf inburgeringscursussen inkopen, waar dit voorheen de
taak was van de inburgeraar zelf. Klopt het dat scholen niet genoeg budget krijgen
om dit te realiseren?
In het nieuwe stelsel zijn het inderdaad de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor
voldoende aanbod van alle drie de leerroutes. Eerder hebben de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en ik zorgen en signalen van diverse partijen ontvangen over
te krappe budgetten voor de onderwijsroute. Omdat de signalen hierover uiteenliepen,
was het van belang eerst een feitelijk en scherp beeld te krijgen. Hiertoe heeft de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alle betrokken partijen voorgesteld
een onderzoeksbureau te laten onderzoeken waar de problematiek rondom de onderwijsroute
zit en hoe het verschil tussen de bekostiging en de door de partijen gestelde daadwerkelijke
kosten kan worden verklaard.6
De resultaten van het onderzoek zijn op 17 september jl. door het onderzoeksbureau
opgeleverd. Het rapport wordt zowel intern door het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid als extern met de betrokken partijen besproken. Uw Kamer wordt door
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover geïnformeerd, naar verwachting
in de loop van oktober. Gelet op de interne en externe beraadslaging kan op dit moment
nog niet vooruitgelopen worden op conclusies en mogelijke vervolgstappen.
Vind de regering het wenselijk dat scholen moeten stoppen met het aanbieden van inburgeringscursussen?
De signalen dat een aantal bekostigde onderwijsinstellingen stopt met het aanbieden
van inburgeringscursussen zijn bekend. Bekostigde onderwijsinstellingen doen dit als
private activiteit náást hun wettelijke taak. Hoewel het stopzetten van inburgeringscursussen
door bekostigde onderwijsinstellingen een ongewenste ontwikkeling is, kunnen ook andere
partijen op de private markt zich op aanbod in één of meer van de nieuwe leerroutes
gaan toeleggen. De totstandkoming van landelijk dekkend aanbod zal worden gemonitord
door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook is deze ontwikkeling door
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid meegenomen in het hiervoor genoemde
onderzoek naar de kosten van de onderwijsroute.
Welke gevolgen heeft dit voor inburgeraars in Groningen en Drenthe, zo vragen de leden.
Inburgeringscursussen vallen binnen het private domein. Iedere cursusinstelling kan
derhalve zelfstandig de afweging maken om al dan niet inburgeringsonderwijs aan te
bieden. Met de nieuwe regierol van gemeenten is het aan hen om inburgeringscursussen
in te kopen bij deze partijen en aan te bieden aan inburgeringsplichtige asielmigranten.
In het kader van de monitoring van de totstandkoming van landelijk aanbod, zullen
ook de ontwikkelingen in Groningen en Drenthe door de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid worden gevolgd. Zo nodig zal in overleg met alle betrokken partijen
worden bezien welke stappen nodig zijn om de totstandkoming van dit aanbod een extra
stimulans te geven.
De leden van de fractie van D66 hebben opgemerkt dat regelmatig onduidelijkheid bestaat
over de verschillende inburgeringsroutes en de plichten die inburgeraars hebben. Zij
vragen of een stroomschema kan worden verstrekt van de verschillende inburgeringstrajecten
en de bijbehorende rechten en plichten die inburgeraars hebben, waarbij duidelijk
inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de onderwijsroute, de zelfredzaamheidsroute
en de B1-route zich tot elkaar verhouden en van elkaar verschillen.
De gemeente stelt vast wat de meest geschikte leerroute voor een inburgeringsplichtige
is. Aangezien de drie leerroutes elkaar dus niet volgtijdelijk opvolgen maar los van
elkaar staan, kan ik het door u gewenste overzicht het beste geven in tabelvorm:
Inhoud leerroute
Examens
Participatiever-klaringstraject (PVT)
Module Arbeidsmarkt & Participatie (MAP)
B1-route
Gericht op leren Nt21 op minimaal niveau B1 en KNM2. Liefst duaal traject (leren en participeren).
Inburgeringsexamen: KNM en Nt2 met onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken
op minimaal niveau B1 (wel mogelijkheid tot afschaling naar A2)
Ja
Ja
Onderwijsroute
Taalschakeltraject, gericht op leren Nt2 op minimaal niveau B1 en KNM.
Bestaat verder uit basisvakken, maatwerkvakken, vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuze
en leervaardigheden ter voorbereiding op instroom in mbo, hbo, wo.
Examens KNM en Nt2 met onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken op minimaal
niveau B1
Ja
Nee
Z-route
Gericht op leren Nt2 (streven: niveau A1), KNM, zelfredzaamheid, activering en participatie.
Geen examens, maar verplichte urennorm
Ja
Ja
X Noot
1
Nederlands als tweede taal.
X Noot
2
Kennis van de Nederlandse maatschappij.
2. Aanleiding
De leden van de fractie van D66 lezen dat een taalschakelprogramma, mede vanwege mogelijke
rechtsongelijkheid met andere vo-leerlingen9, geen eigenstandig toelatingsrecht geeft tot vervolgonderwijs, maar dat wel wordt
verwacht dat de inhoudelijke invulling van de taalschakeltrajecten tezamen met de
eventueel opgedane werk- en onderwijservaring in het land van herkomst voldoende zullen
zijn om toegang tot het vervolgonderwijs mogelijk te maken. Deze leden vragen op welke
wijze dit kenbaar wordt gemaakt onder de personen die een taalschakeltraject volgen
en op welke manier zij enige zekerheid kunnen hebben over hun mogelijkheden om in
aanmerking te komen voor het volgen van vervolgonderwijs.
De gemeente licht de inburgeringsplichtige goed in over de mogelijkheden van de onderwijsroute.
Als de deelnemer een taalschakeltraject volgt en zich in het kader van de vaardigheden
voor opleidings- en beroepskeuze op concrete vervolgopleidingen oriënteert, is het
vervolgens aan de taalschakelinstelling om de haalbaarheid daarvan met de deelnemer
te bespreken. Naast de capaciteiten van de deelnemer zal die haalbaarheid tevens afhangen
van de (eventuele extra) toelatingseisen die de vervolgopleiding stelt in relatie
tot wat haalbaar is binnen het taalschakeltraject. Ook hier geldt dat het maken van
afspraken tussen de taalschakel- en ontvangende onderwijsinstellingen de kans op soepele
doorstroom vergroot. Verder verwijs ik voor de afspraken met de ontvangende onderwijsinstellingen
naar mijn reactie op de vraag van de VVD-fractie (onder «toelating tot een vervolgopleiding»),
en voor de aanvullende toelatingstoetsen naar mijn antwoord op de vraag van de GroenLinks-fractie
(onder «toelatingstoetsen»).
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2.1 Taalschakeldiploma geeft geen toelatingsrecht tot vervolgopleiding
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre taalschakelinstellingen lokaal/landelijk
taalschakeltrajecten aanbieden.
Het is aan de taalschakelinstellingen om te bepalen binnen welk gebied (lokaal, regionaal
of landelijk) zij hun taalschakeltrajecten willen en kunnen aanbieden. De ontwikkelingen
rondom het aanbod van taalschakeltrajecten hangen (onder andere) samen met het onderzoek
naar de kosten van de onderwijsroute dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft laten uitvoeren. Voor het onderzoek wordt verder verwezen naar het antwoord
op de vraag hierover van de D66-fractie.
Wat betekent het advies voor taalschakelinstellingen om afspraken te maken met mbo-
en ho-instellingen over de toelating van geslaagde taalschakeldeelnemers? Gaat dit
om individuele afspraken of om afspraken met de koepels? Is dit haalbaar vanwege de
hoeveelheid instellingen en opleidingen? Zijn de mbo- en ho-instellingen hier volgens
de Minister toe bereid, zo vragen de leden.
Ik heb op voorhand vanuit het veld geen signalen ontvangen dat het maken van afspraken
niet haalbaar is. Ik verwacht wel dat de haalbaarheid mede bepalend zal zijn voor
de inhoud van de afspraken. Dit kan per situatie verschillen. Zo kunnen de afspraken
per deelnemer worden gemaakt, per cluster van opleidingen, per ontvangende onderwijsinstelling,
met een aantal taalschakelinstellingen en ontvangende onderwijsinstellingen in de
regio tezamen, et cetera. Het belangrijkste is dat de afspraken ervoor zorgen dat
de taalschakelinstelling weet welke vakken en vakinhouden moeten worden aangeboden
aan de deelnemer om tot een bepaalde vervolgopleiding te kunnen worden toegelaten.
Dat doel kan op verschillende manieren worden bereikt en als landelijke (raamwerk)afspraken
met de koepels daaraan bijdragen, is dat zeker een optie.
Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn reactie op de vraag
over toelating tot een vervolgopleiding van de VVD-fractie (onder «toelating tot een
vervolgopleiding»).
2.4 Samenvattend: complexiteit regels rondom taalschakeltraject
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de taken van examencommissies van taalschakelinstellingen
te vergelijken zijn met de taken van een examencommissie van een mbo- en ho-instelling.
In hoeverre zitten er ook mensen vanuit het mbo en ho in zo’n examencommissie om de
overgang van een taalschakeltraject naar een vervolgopleiding gemakkelijker te maken,
zo vragen de leden van de voornoemde fractie.
De eisen aan de examencommissie van een taalschakelinstelling zijn hetzelfde als die
voor examencommissies van mbo-instellingen en vastgelegd in artikel 7.4.5 van de WEB.10 De eisen aan de examencommissies zijn eveneens vergelijkbaar met de eisen aan de
examencommissie van ho-instellingen, vastgelegd in artikel 7.12a van de WHW. Verder
ben ik nog bezig met een ministeriële regeling met daarin standaarden voor de examenkwaliteit
van taalschakeltrajecten, vergelijkbaar met de standaarden voor de examenkwaliteit
van beroepsopleidingen.11
Het is niet vereist dat de examencommissie van een taalschakelinstelling een lid heeft
dat afkomstig is uit het mbo of ho. De taalschakelinstelling kan hier wel zelf voor
kiezen en op die manier invulling geven aan de vereiste examenkwaliteit en deskundigheid
van de examencommissie. Ook kan de taalschakelinstelling ervoor kiezen om deskundigen
afkomstig uit het mbo of ho te betrekken bij het stelsel van kwaliteitszorg, verplicht
op grond van artikel 1.3.6 van de WEB.12
4.1.5 Vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuze
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot in hoeverre vervolgopleidingen in het
mbo en ho worden betrokken bij de voorbereiding van de beoogde student op Nederlandse
vervolgopleiding.
Het veld is ten eerste betrokken geweest bij de totstandkoming van de eindtermen voor
de taalschakeltrajecten. De eindtermen zijn namelijk gebaseerd op het adviesrapport
van een hiertoe ingestelde adviescommissie met daarin onder andere experts uit het
veld.13 Omdat het onmogelijk is voor een deelnemer om in een beperkte tijd het complete vo-programma
te doorlopen, heeft de commissie de meest noodzakelijke vakinhouden geïnventariseerd.
Daarnaast zijn binnen de betreffende vakinhouden die eindtermen geselecteerd, waarvan
de ontvangende vervolgopleidingen het erover eens zijn dat ze absoluut noodzakelijk
zijn voor een succesvolle door- en uitstroom in de vervolgopleiding. De eindtermen
kunnen in de toekomst worden gewijzigd indien dat op basis van signalen uit het veld
nodig blijkt.
Ten tweede worden taalschakelinstellingen opgeroepen afspraken te maken met de ontvangende
onderwijsinstellingen voor een goede doorstroom naar de vervolgopleidingen. Op die
manier kunnen de ontvangende onderwijsinstellingen invloed op de voorbereiding van
deelnemers op de vervolgopleidingen uitoefenen en bijvoorbeeld aangeven welke vakken
en vakinhouden nodig zijn. Zie hierover verder mijn reactie op de vraag over toelating
tot een vervolgopleiding van de VVD-fractie (onder «toelating tot een vervolgopleiding»).
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de nota van toelichting dat taalschakelinstellingen
wordt aangeraden om afspraken te maken met mbo en ho-instellingen over de toelating
van geslaagde taalschakeldeelnemers. Kan de Minister toelichten hoe die afspraken
vormgegeven zouden moeten worden? Gaat het hier om jaarlijkse afspraken? Gaat het
om afspraken per inburgeraar of per vervolgopleiding?
Het kan gaan om jaarlijkse afspraken, afspraken per inburgeraar of afspraken per vervolgopleiding,
maar de taalschakel- en de ontvangende onderwijsinstellingen kunnen ook voor andersoortige
afspraken kiezen. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik verder naar mijn
reactie op de vraag over toelating tot een vervolgopleiding van de VVD-fractie (onder
«toelating tot een vervolgopleiding») en op de vraag over de betekenis van het advies
om afspraken te maken van de CDA-fractie (onder «2.1 Taalschakeldiploma geeft geen
toelatingsrecht tot vervolgopleiding»).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat er geen landelijk
of regionaal dekkend aanbod is van taalschakelinstellingen die afspraken hebben met
mbo en ho-onderwijsinstellingen?
Ik zal eerst ingaan op het aanbod van taalschakelinstellingen in het algemeen. In
het nieuwe inburgeringsstelsel zijn gemeenten voor inburgeringsplichtige asielmigranten
verantwoordelijk voor het aanbod van de onderwijsroute. De totstandkoming van een
dekkend aanbod voor de onderwijsroute zal door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
worden gemonitord. Er is nog geen compleet beeld hiervan. De totstandkoming van een
dekkend aanbod van taalschakeltrajecten hangt bovendien samen met de discussie rondom
de beschikbare budgetten voor de onderwijsroute. Het onderzoek naar de kosten van
de onderwijsroute is 17 september jl. afgerond. Voor dit onderzoek wordt verder verwezen
naar het antwoord op de vraag hierover van de D66-fractie.
Voor zover u vraagt naar een dekkend aanbod van taalschakelinstellingen die afspraken
met ontvangende onderwijsinstellingen hebben gemaakt in het bijzonder, geldt het volgende.
Het maken van de afspraken over doorstroom laat ik aan het veld zelf. Dit kan in theorie
inderdaad betekenen dat er in sommige gevallen geen afspraken over doorstroom tot
stand komen. Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op uw volgende vragen.
Kan het voorkomen dat bepaalde beoogde vervolgopleidingen niet beschikbaar zijn voor
inburgeraars, omdat daar geen afspraken mee zijn gemaakt?
Allereerst acht ik het niet waarschijnlijk dat taalschakelinstellingen geen afspraken
met de ontvangende onderwijsinstellingen maken en/of daar niet op zijn minst contact
mee zullen hebben. Voor elke deelnemer zal een taalschakelinstelling namelijk moeten
inventariseren welke maatwerkvakken, keuzevakken en eventuele optionele eindtermen
en extra onderdelen nodig zijn voor de beoogde vervolgopleiding. Dit behoort met andere
woorden tot de kern van de werkzaamheden van de taalschakelinstelling. Ook kunnen
gemeenten het maken van afspraken tussen taalschakel- en ontvangende onderwijsinstellingen
stimuleren, bijvoorbeeld door hierover afspraken te maken tijdens het inkoopproces.
Indien er door de taalschakelinstelling geen afspraken met de ontvangende onderwijsinstelling
zijn gemaakt of geen contact met de ontvangende onderwijsinstelling is opgenomen,
betekent dat niet automatisch dat de door de deelnemer beoogde vervolgopleiding niet
beschikbaar is. Een deelnemer die voor het taalschakeltraject is geslaagd, kan zich
gewoon voor de vervolgopleiding aanmelden. De ontvangende onderwijsinstelling kan
vervolgens een toelatingsonderzoek14 doen en de deelnemer bij blijk van geschiktheid toelaten. Het taalschakeldiploma
kan hiervoor reeds voldoende zijn, maar de ontvangende onderwijsinstelling kan bijvoorbeeld
ook besluiten nog een toelatingstest te doen.
Welke rol speelt de regering in het aanmoedigen van afspraken tussen de taalschakelinstellingen
en de mbo en ho-instellingen? De leden vragen of de Minister voornemens is dit te
monitoren en, indien dit niet het geval is, waarom dat niet zo is.
De regering moedigt de taalschakel- en ontvangende onderwijsinstellingen aan om deze
afspraken te maken. Hier zal ik tijdens het verdere implementatietraject bij de onderwijskoepels
aandacht voor blijven vragen.
In het nieuwe inburgeringsstelsel wordt ernaar gestreefd een adaptief stelsel te creëren
waarin monitoring en evaluatie worden ingezet als instrument om «evidence based» beleidsvoering
te versterken en zo nodig ook tussentijds aanpassingen in het stelsel te kunnen doorvoeren.
In dit kader zullen verschillende punten met betrekking tot de onderwijsroute gemonitord
worden, waaronder monitoring van de doorstroom van taalschakeltrajecten (de onderwijsroute)
naar regulier mbo, hbo en wo. Dit geeft een indicatie van in hoeverre inburgeraars
via deze route ook daadwerkelijk met een vervolgopleiding starten. Daarnaast zullen
de aantallen afgeronde taalschakeltrajecten worden gemonitord, evenals het uitstroomniveau
en de duur van het totale traject. Signalen die voortkomen uit de monitoring en evaluatie
worden – indien hiertoe aanleiding bestaat – onderzocht.
Toelatingstoetsen
Kan het voorkomen dat een inburgeraar een diploma heeft gehaald bij een taalschakelinstelling
om vervolgens niet toegelaten te worden door de onderwijsinstelling van de beoogde
vervolgopleiding, ondanks eerdere afspraken om dit wel te doen? Zo ja, wie is op dat
moment verantwoordelijk voor de voortgang van de onderwijsroute van de inburgeraar?
Mogen onderwijsinstellingen aanvullende toelatingstoetsen afnemen, naast het diploma
van een taalschakelinstelling, of kan de inburgeraar er altijd van uitgaan dat dit
diploma voldoende is, zo vragen de leden.
Het kan in theorie inderdaad voorkomen dat een deelnemer niet wordt toegelaten tot
de beoogde vervolgopleiding, ondanks eerdere afspraken om dat wel te doen. Maar in
de situatie dat de afspraak is gemaakt om de deelnemer toe te laten, lijkt dat me
niet waarschijnlijk.
Indien de deelnemer niet wordt toegelaten tot de vervolgopleiding, zijn er verschillende
opties. De deelnemer kan met de ontvangende onderwijsinstelling verkennen wat hij/zij
moet doen om alsnog te kunnen worden toegelaten. Ook kan de deelnemer met de taalschakelinstelling
verkennen of er nog andere onderwijsinstellingen in de buurt zijn die de deelnemer
wel willen toelaten. Ook kan de deelnemer (juridisch) opkomen tegen de weigering.
Er is echter geen begeleiding van de gemeente meer op grond van de Wet inburgering
2021. Zodra de inburgeringsplichtige naast het taalschakeltraject het participatieverklaringstraject
heeft afgerond, heeft deze namelijk voldaan aan de inburgeringsplicht. Doorstroom
naar een vervolgopleiding is geen eis om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Wel
kan de deelnemer mogelijk door de gemeente worden begeleid op grond van de Participatiewet.
Onderwijsinstellingen mogen tot slot inderdaad aanvullende toelatingstoetsen afnemen.
Hoewel ik verwacht dat de inhoudelijke invulling van de taalschakeltrajecten tezamen
met de eventueel opgedane werk- en onderwijservaring in het land van herkomst in beginsel
voldoende zullen zijn om toegang tot het vervolgonderwijs mogelijk te maken, geeft
een taalschakeldiploma geen toelatingsrecht tot vervolgonderwijs.15 De ontvangende onderwijsinstelling kan daarom besluiten om studenten pas na een toelatingsonderzoek
toe te laten.16 Onderdeel van het toelatingsonderzoek kan het doen van een toelatingstoets zijn.
Dit is waarom ik de taalschakelinstellingen oproep om afspraken met de ontvangende
onderwijsinstellingen te maken, zodat de taalschakelinstellingen en (daarmee) de deelnemers
hiervan op de hoogte zijn en zich hierop kunnen voorbereiden.
Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enkele algemene vragen over
de onderwijsroute in de nieuwe Wet inburgering. Deze leden maken zich grote zorgen
over de dreigende mislukking van de onderwijsroute. Aanbieders van de onderwijsroute
hebben aangegeven dat het budget dat het kabinet beschikbaar stelt voor deze route
niet dekkend is en zij schrijven zich daarom niet in op de aanbestedingen. Hierdoor
is vooralsnog geen sprake van een landelijk dekkend aanbod voor de onderwijsroute.
Vormt dit gegeven volgens de Minister geen belemmering voor de afspraken die taalschakelinstellingen
kunnen maken met onderwijsinstellingen? Heeft de regering zicht op wat het effect
van dit ontoereikende budget is op potentiële taalschakelinstellingen? Kan de Minister
aangeven hoe het staat met het onderzoek om dit in kaart te brengen? Wanneer kan de
Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten en hoe zien volgens de regering de
vervolgstappen en het tijdpad eruit?
De zorgen en signalen omtrent te krappe budgetten voor de onderwijsroute zijn door
diverse partijen eerder gedeeld. Omdat de signalen hierover uiteenliepen, was het
van belang eerst een feitelijk en scherp beeld te krijgen. Hiertoe heeft de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alle betrokken partijen voorgesteld een onderzoeksbureau
te laten onderzoeken waar de problematiek rondom de onderwijsroute zit en wat de kosten
van de onderwijsroute zijn. Zie voor de verdere beantwoording van uw vragen mijn reactie
op de vraag van de D66-fractie over de bekostiging van de onderwijsroute onder «I.
Algemeen».
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
D. de Jong-van de Graaf, adjunct-griffier