Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake de reactie over de Regeling openbare jaarverantwoording zorgaanbieders eerstelijnszorg (Kamerstuk 34767-61)
34 767 Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders)
Nr. 63 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 september 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
– de brief van 7 juli 2021 over de reactie op de uitvoering van de motie van de leden
Aukje de Vries en Van den Berg inzake opnieuw in gesprek gaan met de eerstelijnscoalitie
over de uitvoeringsregeling jaarverantwoordingsplicht» (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 14),
– de brief van 8 juli 2021 over de reactie inzake de Regeling openbare jaarverantwoording
zorgaanbieders eerstelijnszorg» (Kamerstuk 34 767, nr. 61) en
– de brief van 31 augustus 2021 over de openbare jaarverantwoording voor zorgaanbieders
in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG)» (Kamerstuk 34 767, nr. 62).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 september 2021 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 29 september 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie en de CDA-fractie
De leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie hebben met teleurstelling
kennisgenomen van de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan de motie van de
leden Aukje de Vries en Van den Berg.1 Genoemde leden willen benadrukken dat fraude met zorggeld moet worden aangepakt.
Zij vinden echter ook dat regelgeving daarvoor gericht en proportioneel moet zijn
en zo nodig sub-sectorspecifiek. Zorgaanbieders moeten namelijk primair bezig kunnen
zijn met het leveren van zorg in plaats van met allemaal regels, formulieren en het
aanleveren van informatie.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie beseffen dat het amendement van het
lid Ellemeet c.s. 2 bij de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders unaniem is aangenomen. In de
toelichting van dit amendement stond echter:
«Dit amendement heeft vrijwel geen invloed op de regeldruk voor zorgaanbieders. De
regeldruk zal beperkt zijn, omdat aanbieders al een financiële verantwoording naar
de belastingdienst sturen.»
In hoeverre is er volgens het kabinet invulling gegeven aan deze passage? Welke informatie
moeten aanbieders allemaal aanleveren en welke informatie is daar wel en niet al beschikbaar
voor de financiële verantwoording aan de Belastingdienst?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie willen graag weten waar de fraude, waar
de Wet toetreding zorgaanbieders op toeziet, zich vooral voordoet. Waarom wordt de
jaarverantwoordingsplicht daar dan ook niet primair op gericht? In hoeverre klopt
het dat de fraude zich bijna niet voordoet bij eerstelijnszorgaanbieders? Deze leden
vragen voorts of niet gericht actie kan worden ondernomen richting zorgaanbieders
waar relatief gezien meer kans is op fraude.
Welke alternatieve oplossing ziet het kabinet zelf nog om tegemoet te komen aan de
bezwaren van de eerstelijnsorganisaties en naar aanleiding van de eerdergenoemde motie?
Kan het kabinet eens aangeven waaraan gedacht wordt?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie lezen dat het Adviescollege Toetsing
Regeldruk (ATR) aangeeft dat nut en noodzaak van de verschillende controle- en verantwoordingseisen
onvoldoende zijn aangetoond.3 Kan het kabinet nut en noodzaak van elke controle- en verantwoordingseis afzonderlijk
aangeven?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen wat voor het CBS nut, noodzaak
en aanleiding zijn om ook nog eens extra informatie uit te vragen, want daar ging
het amendement niet over. Verder wordt in de brief van 7 juli 2021 4 aangegeven dat de verwachting is dat het voor het CBS niet noodzakelijk is om bij
de eerstelijnszorgaanbieders, waarvan de gegevens al bij het CBS bekend zijn, extra
informatie uit te vragen. Het zou natuurlijk sowieso al absurd zijn om nog een keer
gegevens uit te vragen door het CBS die al bekend zijn bij het CBS. Kunnen deze leden
hieruit echter concluderen dat het CBS nu niet extra informatie gaat uitvragen aan
de eerstelijnszorgaanbieders? In hoeverre kan het kabinet dat garanderen?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen tenslotte welke informatie nu
concreet extra door de zorgaanbieders moet worden aangeleverd en wat de reden daarvoor
is. Om hoeveel zorgaanbieders gaat het die dit moeten gaan doen? Hoeveel zorguren
gaan er daardoor verloren en hoeveel uren die hieraan besteed moeten worden, gaan
ten koste van de zorg voor patiënten?
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende brieven over
de openbare jaarverantwoording voor zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg
(WMG). Zij zijn zich bewust van de (wets)geschiedenis bij dit dossier. Zij hebben
nog een enkele vraag over de laatste brief van 31 augustus 2021.5
De leden van de D66-fractie vragen naar het vervolg van deze ontstane patstelling
tussen de Eerstelijnscoalitie en het kabinet. Kan een tijdlijn worden geschetst van
komend jaar, inclusief evaluatiegesprekken en weegmomenten?
De leden van de D66-fractie constateren dat publicatie van de nieuwe regeling uiterlijk
1 oktober 2021 noodzakelijk is en dat het voornemen van het kabinet is om deze regeling
uiterlijk op 21 september 2021 te ondertekenen. In hoeverre wordt deze tijdlijn beïnvloed
door dit schriftelijk overleg?
De leden van de D66-fractie vragen tot slot nog een reactie van het kabinet op de
conclusie van het ATR waarin het volgende wordt gesteld:
«ondanks deze aanpassingen blijft het college van mening dat nut en noodzaak van een
stapeling van controle- en verantwoordingsinstrumenten onvoldoende zijn aangetoond».6
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen de dilemma’s rondom de jaarverantwoording voor kleine aanbieders. Regeldruk
is altijd onwenselijk, omdat de tijd die hiervoor gebruikt wordt dan niet aan zorg
kan worden besteed.
Met betrekking tot de onderhavige regeling hebben genoemde leden nog wel een vraag.
Zij lezen in de brief van 31 augustus 2021,7 dat de regeling voor 21 september 2021 ondertekend moet zijn, omdat deze anders
niet geïmplementeerd kan worden voor 1 januari 2022. Is deze regeling nu op tijd ondertekend
of niet?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen ook dat de regeling tot extra administratieve
lasten zal leiden. Deze leden vragen hoeveel tijd en geld kleine zorgaanbieders kwijt
zullen zijn aan deze nieuwe vorm van verantwoording. Tevens vragen zij hoe die tijd
en middelen gecompenseerd worden.
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de toezichthouders met de
voorgestelde regelingen het toezicht effectief kunnen uitvoeren en fraude kunnen detecteren.
Tegelijkertijd blijven kleine aanbieders wel administratieve lasten houden. Hoe verhouden
de kosten en baten van de voorgestelde regeling zich tot elkaar?
II. Reactie van het kabinet
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de door de vaste commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde opmerkingen en vragen over de Regeling
openbare jaarverantwoording zorgaanbieders eerstelijnszorg (Kamerstuk 34 767, nr. 61) en dankt de fractieleden van de VVD, CDA, D66 en GL voor hun inbreng. De regering
hoopt in deze reactie de nog bestaande onduidelijkheden weg te nemen. Bij de beantwoording
van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden. Daarbij zijn de vragen samengevat.
Voor de leesbaarheid zijn de weergaven van de samengevatte vragen cursief gedrukt.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen in hoeverre volgens het kabinet
invulling is gegeven aan de volgende passage: «Dit amendement heeft vrijwel geen invloed
op de regeldruk voor zorgaanbieders. De regeldruk zal beperkt zijn, omdat aanbieders
al een financiële verantwoording naar de belastingdienst sturen».
In de Regeling openbare jaarverantwoording WMG is zoveel mogelijk aangesloten bij
bestaande administratie- en verantwoordingsverplichtingen, zoals die bijvoorbeeld
vanuit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) worden opgelegd, om invulling te geven
aan een zo laag mogelijke invloed op de regeldruk. Daarmee neemt de totale regeldruk
voor de huidige openbare jaarverantwoordingsplichtigen af. De regeldruk voor de doelgroep
van zorgaanbieders waarvoor de openbare jaarverantwoording nieuw is neemt toe door
het één maal per jaar invullen van een beperkte vragenlijst. Deze beperkte toename
van de regeldruk komt doordat zij op grond van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders
(hierna: AWtza), anders dan voorheen, onder de wettelijke openbaarmakingsplicht vallen.
Ik ben het zeer eens met de leden van de VVD en het CDA fracties dat fraude in de
zorg met wortel en tak moet worden uitgeroeid. De zorgverzekeraars hebben daar een
rol en ook de toezichthouders, opsporende instanties en het Openbaar Ministerie. Daar
waar dat dienstig is wordt ook samengewerkt in de Taskforce Integriteit Zorgsector
en het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ).
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen welke informatie de aanbieders
allemaal moeten aanleveren en welke informatie daar wel en niet al beschikbaar is
voor de financiële verantwoording aan de Belastingdienst?
In Nederland zijn alle ondernemingen, en daarmee ook zorgaanbieders, op grond van
het BW en fiscale wetgeving verplicht om een gedegen administratie bij te houden van
de vermogenstoestand van hun onderneming. Deze administratie kunnen zorgaanbieders
ook benutten voor het aanleveren van de informatie voor de maatschappelijke jaarverantwoording.
Bij de maatschappelijke jaarverantwoording gaat het om het verschaffen van inzicht
in de grootte en samenstelling van het vermogen en het resultaat van de zorgaanbieders.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen waar fraude zich vooral voordoet.
Daarnaast vragen zij waarom de jaarverantwoordingsplicht zich niet primair richt op
de doelgroep waar fraude voorkomt. Ook vragen de leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie
in hoeverre het klopt dat fraude zich bijna niet voordoet bij eerstelijnszorgaanbieders.
In 2020 heeft zowel de Tweede als Eerste Kamer bij de behandeling van de wetsvoorstel
AWtza unaniem ingestemd met een openbare jaarverantwoordingsplicht voor in beginsel
alle zorgaanbieders in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG).
Het gaat daarbij om het afleggen van maatschappelijke verantwoording over de besteding
van de collectieve middelen. Dat doel is breder dan alleen het tegengaan van fraude.
Voor het verlenen van goede zorg is het ook van belang om de bedrijfsvoering goed
op orde te hebben. De jaarlijkse openbare jaarverantwoording geeft een gedegen basisset
van gegevens voor het risicogericht toezicht. Dat is nodig omdat het uitsluitend afgaan
op signalen onvoldoende basis voor het toezicht geeft. Ook is het onwerkbaar voor
zowel zorgaanbieders als toezichthouders dat toezichthouders iedere aanbieder afzonderlijk
controleren. In uw Kamer is ook gesproken over de kleinere zorgaanbieders bij de jaarverantwoordingsplicht
en is unaniem een amendement van het lid Ellemeet c.s. aangenomen dat een toereikende
financiële verantwoording van kleine zorgaanbieders beoogt, zodat ook meer zicht komt
op deze categorie zorgaanbieders.8
De uitgangspunten van openbare jaarverantwoording zijn dus voor alle zorgaanbieders
gelijk. In de uitwerking van de Regeling is op basis van de rechtsvorm en omvang wel
onderscheid gemaakt. Om de regeldruk zoveel mogelijk te beperken is binnen de uitgangspunten
van de wet al een groot aantal stappen gezet ten opzichte van de internetconsultatieversie
van de Regeling. Zo heeft voormalig Minister van Ark de verplichte accountantsverklaring
voor kleine zorgaanbieders geschrapt en is de vragenlijst fors beperkt.
Daarnaast sluiten we zoveel mogelijk aan bij de al bestaande administratie- en verantwoordingsverplichtingen,
zoals die op grond van het BW.
De leden van VVD-fractie en de CDA-fractie vragen aan het kabinet welke alternatieve
oplossing het kabinet zelf nog ziet om tegemoet te komen aan de bezwaren van de eerstelijnsorganisaties
en naar aanleiding van de eerdergenoemde motie.
Er zijn mijns inziens geen mogelijkheden om verder te tornen aan de Regeling openbare
jaarverantwoording WMG, ook in de gesprekken met de eerstelijnspartijen zijn geen
alternatieven naar voren gekomen die zowel de eerstelijnspartijen tevreden stellen
als aan het doel van de wet tegemoet komen. Met een verdere beperking van de uitvraag
komt een adequate openbare jaarverantwoording van zorggelden in het geding. Ik ben
tot een regeling gekomen waarin ik naar mijn mening een goede balans heb gevonden.
Een balans die zowel rekening houdt met de behoefte vanuit de maatschappij, cliëntenraden,
gemeenten, Centraal bureau voor de Statistieken (hierna: CBS) en externe toezichthouders
aan meer openbare jaarverantwoording, als met de belangen van de kleine zorgaanbieders.
Ik heb belangrijke stappen gezet om tegemoet te komen aan de bezwaren vanuit de eerstelijnscoalitie
op het terrein van privacy en openbaarmaking van gegevens, waarbij ik de eisen met
betrekking tot accountantsverklaringen aanzienlijk heb verlicht en de administratieve
lasten verder beperk. De openbare jaarverantwoordingsplicht vraagt voor de sectoren
van zorgaanbieders waarvoor deze verplichting nieuw is gewenning. Daarom zal ik continu
een vinger aan de pols houden als het gaat om de uitvoerbaarheid en werkbaarheid van
de openbare jaarverantwoording en is afgesproken met alle belanghebbenden permanent
in gesprek te blijven over de uitvoering. Ook de toezichthouders, het CBS en de verzekeraars
gaan dat gesprek aan.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen aan het kabinet om de nut en
noodzaak van elke controle- en verantwoordingseis afzonderlijk aan te geven?
In tegenstelling tot het ATR, zien wij de jaarverantwoordingsplicht als een nuttig
en noodzakelijk instrument en aanvullend op de instrumenten van de Wtza.
De openbare jaarverantwoording hoort bij een goede bedrijfsvoering. Voor het verlenen
van goede zorg is het van belang om de bedrijfsvoering goed op orde te hebben. Met
het voldoen aan de jaarverantwoordingsplicht geeft de zorgaanbieder een maatschappelijke
verantwoording van zorgaanbieders over de besteding van collectieve middelen. De openbare
jaarverantwoording vormt een basis voor het risicogerichte toezicht van de toezichthouders.
Gezien het grote aantal zorgaanbieders, is de openbare jaarverantwoording noodzakelijk
om goed toezicht te kunnen houden. Daarbij wordt de jaarverantwoording niet alleen
gebruikt door de toezichthouders, maar ook door andere betrokkenen, zoals zorginkopers,
interne toezichthouders, cliëntenraden, onderzoekers, journalisten, etc. De openbare
jaarverantwoording kan hiermee juist ook zorgen voor een ontlasting van de zorgaanbieder,
doordat de zorgaanbieder eenmalig informatie aanlevert die meervoudig wordt gebruikt.
Met de gekozen minimale variant van een openbare jaarverantwoording in de Regeling
wordt het doel van de openbare jaarverantwoordingsplicht behaald met zo weinig mogelijk
regeldruk.
Het instrument van een openbare jaarverantwoordingsplicht is juist aanvullend op de
meldplicht en de vergunningplicht en versteviging van het intern toezicht. De meldplicht
is eenmalig en heeft als doel alle zorgaanbieders aan de voorkant beter in beeld te
krijgen bij de IGJ ten behoeve van het risico-gestuurde toezicht en zorgaanbieders
meer bewust te maken van de voor hen geldende (kwaliteits)eisen en hun verantwoordelijkheid
hiervoor. De vergunningplicht en versteviging van het intern toezicht is gericht op
een bepaalde categorie van zorginstellingen en strekt ertoe om het huidige toelatingssysteem
te verbeteren en aan te scherpen waardoor de kwaliteit en de rechtmatigheid van de
zorg kunnen worden bevorderd. De jaarverantwoordingsplicht is, in aanvulling op de
hiervoor genoemde instrumenten en zoals hiervoor betoogd een nuttig en noodzakelijk
instrument aan de achterkant, die ervoor zorgt dat er meer transparantie van zorgaanbieders
is over de besteding van de collectieve middelen.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen wat voor het CBS nut, noodzaak
en aanleiding zijn om ook nog extra informatie uit te vragen, omdat het amendement
daarover niet ging. Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie of
kabinet kan garanderen dat het CBS geen extra informatie gaat uitvragen aan de eerstelijnszorgaanbieders.
Ten behoeve van het maken van statistieken en doen van onderzoek, kan het CBS op grond
van hun eigen wettelijke bevoegdheden aanvullende niet-openbare informatie bij zorgaanbieders
uitvragen. Daarbij is afgesproken dat het CBS uitsluitend uitvraagt als er geen alternatieve
bronnen toegankelijk zijn. Daarmee is aan de voorkant ingekaderd wat gevraagd kan
worden.
Met dit voorstel is, zoals voormalig Minister van Ark in haar brief van 7 juli aangaf,
de balans gezocht tussen de gerechtvaardigde wensen van enerzijds het CBS tot het
verkrijgen van informatie ten behoeve van onderzoek en statistiek en anderzijds de
gerechtvaardigde wensen van met name de eerstelijns partijen die terecht beducht zijn
voor administratieve en financiële lasten en voor het openbaar maken van privacy gevoelige
gegevens.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen welke informatie nu concreet
extra door de zorgaanbieders moet worden aangeleverd en wat is de reden daarvoor.
Ten aanzien van de bestaande administratie- en verantwoordingsverplichtingen in het
BW zijn basisindicatoren (inclusief de financiële ratio’s voor eenmanszaken) en een
verslag van de interne toezichthouder (voor de wat grotere zorginstellingen die moeten
voldoen aan de verplichting van een interne toezichthouder) toegevoegd. De basisindicatoren
uit de openbare jaarverantwoordingen worden gebruikt voor het risico-gebaseerde toezicht
van de NZa en IGJ om zicht te krijgen op wat er gebeurt in de zorg. Om de data te
kunnen verwerken, worden verschillende indicatoren en parameters gebruikt. De uitkomsten
daarvan geven een beeld waar mogelijke risico’s zijn voor onder meer de toegankelijkheid
en betaalbaarheid van de zorg.
Er wordt van de interne toezichthouder een zelf opgesteld en ondertekend verslag gevraagd.
Dit verslag onderstreept de onafhankelijke positie die de interne toezichthouder inneemt
ten opzichte van het bestuur. De interne toezichthouder legt hierin maatschappelijke
verantwoording af over diens handelen en de resultaten van diens handelen. De interne
toezichthouder moet er onder andere op toezien of de hoofdlijnen van het strategisch
beleid, algemene en financiële risico’s en beheers- en controlesysteem van de zorgaanbieder
bijdragen aan de maatschappelijke doelstelling van het verlenen van goede en betaalbare
zorg.
De leden van VVD-fractie en de CDA-fractie vragen hoeveel zorgaanbieders openbaar
jaarverantwoordingsplichtig zijn. Daarbij vragen zij hoeveel uur zij daaraan kwijt
zijn.
In de AWtza staat dat in beginsel alle zorgaanbieders moeten voldoen aan de openbaarmakingsplicht.
In het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Bub WMG) zijn bepaalde
categorieën van zorgaanbieders van deze plicht uitgezonderd. Onder de AWtza zijn voor
het boekjaar 2022 circa 21.000 openbaarmaking plichtige zorgaanbieders. De inhoud
van de openbare jaarverantwoording verschilt per categorie van zorgaanbieders.
In tijdbesteding betreft het voor de 19.000 kleine zorgaanbieders naar verwachting
twee uur per jaar.9
De leden van de D66-fractie vragen naar een tijdslijn voor het komend jaar, inclusief
evaluatiegesprekken en weegmomenten.
Aankomend jaar zien we voor de openbare jaarverantwoording als een overgangsjaar.
Dat houdt in dat de inhoud en de doelgroep van de openbare jaarverantwoording gelijk
blijft aan de huidige situatie. Vanaf verslagjaar 2022 (openbaarmaking vanaf 1 januari
2023 en uiterlijk vóór 1 juni 2023) wordt de doelgroep voor de jaarverantwoording
uitgebreid naar bijna alle zorgaanbieders en wordt inhoudelijk meer aangesloten bij
bestaande verantwoordingsverplichtingen, zoals het gewone jaarrekeningenrecht in het
BW.
Ik begrijp dat de openbare jaarverantwoordingsplicht voor de sectoren van zorgaanbieders
waarvoor deze verplichting nieuw is, gewenning vraagt. Daarom zal er continu een vinger
aan de pols worden gehouden als het gaat om de uitvoerbaarheid en werkbaarheid van
de openbare jaarverantwoording en is afgesproken met alle belanghebbenden permanent
in gesprek te blijven over de uitvoering. Om de ervaringen van alle betrokken partijen
te bespreken wordt er in het najaar van 2023 een commissie ingericht. Daarbij vind
ik het een belangrijke taak van die commissie om periodiek te beoordelen of een aanpassing
in de basisset van gegevens van de openbare jaarverantwoording nodig is waarbij rekening
wordt gehouden met het belang van een stabiele vragenlijst voor de gebruikers.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre het voornemen van het kabinet om de
Regeling openbare jaarverantwoording WMG uiterlijk op 21 september te ondertekenen,
wordt beïnvloed door dit schriftelijk overleg.
De Regeling openbare jaarverantwoording WMG is, zoals Blokhuis in zijn brief van 31 augustus
jl. aankondigde, tijdig ondertekend.
De leden van de D66-fractie vragen een reactie van het kabinet op de conclusie van
het ATR waarin het volgende wordt gesteld: «ondanks deze aanpassingen blijft het college
van mening dat nut en noodzaak van een stapeling van controle- en verantwoordingsinstrumenten
onvoldoende zijn aangetoond».10
In tegenstelling tot het ATR, zien wij de jaarverantwoordingsplicht als een nuttig
en noodzakelijk instrument en aanvullend op de instrumenten van de Wtza.
De openbare jaarverantwoording hoort bij een goede bedrijfsvoering. Voor het verlenen
van goede zorg is het van belang om de bedrijfsvoering goed op orde te hebben. Met
het voldoen aan de openbare jaarverantwoordingsplicht geeft de zorgaanbieder een maatschappelijke
verantwoording van zorgaanbieders over de besteding van collectieve middelen. De openbare
jaarverantwoording vormt een basis voor het risicogerichte toezicht van de toezichthouders.
Gezien het grote aantal zorgaanbieders, is de openbare jaarverantwoording noodzakelijk
om goed toezicht te kunnen houden. Daarbij wordt de openbare jaarverantwoording niet
alleen gebruikt door de toezichthouders, maar ook door andere betrokkenen, zoals zorginkopers,
interne toezichthouders, cliëntenraden, onderzoekers, journalisten, etc. De openbare
jaarverantwoording kan hiermee juist ook zorgen voor een ontlasting van de zorgaanbieder,
doordat de zorgaanbieder eenmalig informatie aanlevert die meervoudig wordt gebruikt.
Met de gekozen minimale variant van een openbare jaarverantwoording in de Regeling
wordt het doel van de openbare jaarverantwoordingsplicht behaald met zo weinig mogelijk
regeldruk.
Het instrument van een jaarverantwoordingsplicht is juist aanvullend op de meldplicht
en de vergunningplicht en versteviging van het intern toezicht. De meldplicht is eenmalig
en heeft als doel alle zorgaanbieders aan de voorkant beter in beeld te krijgen bij
de IGJ ten behoeve van het risico-gestuurde toezicht en zorgaanbieders meer bewust
te maken van de voor hen geldende (kwaliteits)eisen en hun verantwoordelijkheid hiervoor.
De vergunningplicht en versteviging van het intern toezicht is gericht op een bepaalde
categorie van zorginstellingen en strekt ertoe om het huidige toelatingssysteem te
verbeteren en aan te scherpen waardoor de kwaliteit en de rechtmatigheid van de zorg
kunnen worden bevorderd. De jaarverantwoordingsplicht is, in aanvulling op de hiervoor
genoemde instrumenten en zoals hiervoor betoogd een nuttig en noodzakelijk instrument
aan de achterkant, die ervoor zorgt dat er meer transparantie van zorgaanbieders is
over de besteding van de collectieve middelen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Regeling openbare jaarverantwoording
WMG op tijd is ondertekend of niet.
De Regeling openbare jaarverantwoording WMG is, zoals Blokhuis in zijn brief van 31 augustus
jl. aankondigde, ondertekend en is tijdig aangeboden aan de Staatscourant voor publicatie
zodat inderdaad inwerkingtreding per 1 januari 2022 kan plaatsvinden. Niet tijdige
ondertekening en publicatie zou tot gevolg hebben gehad dat wel de AWtza inwerking
treedt per 1 januari 2022, maar dat onbepaald zou zijn geweest waarover openbare jaarverantwoording
moet worden afgelegd en dat is uiteraard geen werkbare situatie.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoeveel tijd en geld kleine zorgaanbieders
kwijt zullen zijn aan deze nieuwe vorm van verantwoording. Daarbij vragen zij hoe
die tijd en middelen gecompenseerd worden. Ook vragen de leden van de fractie van
GroenLinks de toezichthouders het toezicht effectief kunnen uitvoeren en fraude kunnen
detecteren. Tot slot vragen zij hoe de kosten en baten van de voorgestelde Regeling
zich tot elkaar verhouden.
Het doel van deze openbare jaarverantwoording is een maatschappelijke verantwoording
over de besteding van de collectieve middelen. Dit doel is breder dan alleen het tegengaan
van fraude. Voor het verlenen van goede zorg is het ook van belang om de bedrijfsvoering
goed op orde te hebben. De jaarlijkse openbare jaarverantwoording is ook belangrijk
voor het risicogericht toezicht. Dat is nodig omdat het uitsluitend (reactief) afgaan
op signalen onvoldoende basis voor het toezicht geeft. Ook is het onwerkbaar voor
zowel zorgaanbieders als toezichthouders zelf, dat externe toezichthouders iedere
aanbieder afzonderlijk controleren.
Om de regeldruk zoveel mogelijk te beperken zijn binnen de uitgangspunten van de wet
al een groot aantal stappen gezet ten opzichte van de internetconsultatieversie van
de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Zo heeft voormalig Minister van Ark in
haar brief van 7 juni jl. de verplichte accountantsverklaring voor kleine zorgaanbieders
geschrapt en is de vragenlijst fors beperkt. Daarnaast wordt voor de financiële verantwoording
zoveel mogelijk aangesloten bij de al bestaande administratie- en verantwoordingsverplichtingen,
zoals die op grond van het BW. Hiermee is een balans gevonden tussen de onder andere
door de externe toezichthouders en het CBS gevraagde transparantie en de terechte
wens tot beperking van de administratieve lasten.
In tijdsbesteding kost de openbare jaarverantwoording kleine zorgaanbieders volgens
de gebruikelijke berekeningen van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) in totaal
twee uur per jaar en bedragen de kosten € 99,75 per jaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier