Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Teunissen en Van Raan over het rapport 'AR6 Climate Change 2021: The Physical Science Basis' van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)
Vragen van de leden Teunissen en Van Raan (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het rapport «AR6 Climate Change 2021: The Physical Science Basis» van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) (ingezonden 10 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
28 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3746.
Vraag 1
Kent u het rapport «AR6 Climate Change 2021: The Physical Science Basis»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een uitgebreide reactie formuleren op dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja. Een kabinetsappreciatie volgt in oktober.
Vraag 3
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat het «onbetwistbaar» en «onmiskenbaar»
is dat de huidige opwarming wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
Ja. Nederland is als IPCC-lid akkoord gegaan met de beleidssamenvatting van het Werkgroep
I-rapport en de goedkeuring van het complete onderliggende rapport.
Vraag 4
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat de omvang van de recente veranderingen
in het gehele klimaatsysteem en de huidige staat van vele aspecten van dat klimaatsysteem
geen gelijke kent in het verleden van honderden tot duizenden jaren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat geen plek op de wereld meer
ontkomt aan de gevolgen van door menselijk handelen veroorzaakte klimaatverandering?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat de verbeterde kennis van klimaatprocessen,
paleoklimaatbewijs en de reactie van het klimaatsysteem op toenemende stralingsforcering
een nauwkeurigere schatting geeft van het evenwicht van de klimaatgevoeligheid van
3°C in vergelijking met AR5? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het klopt dat een van de bevindingen van werkgroep I van IPCC is een meer nauwkeurige
schatting van de gevoeligheid van het klimaatsysteem voor een toename van de concentraties
van CO2 in de atmosfeer. De evenwichtsklimaatgevoeligheid voor een verdubbeling van de CO2-concentratie wordt nu geschat op 2,5–4°C tegen 1,5–4,5°C in het vorige IPCC AR5 Werkgroep
I-rapport. De beste schatting van het evenwichtsklimaatgevoeligheid bedraagt 3°C.
Vraag 7
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat de mondiale oppervlaktetemperatuur
onder alle beschouwde emissiescenario’s zal blijven stijgen tot ten minste het midden
van de eeuw en dat de opwarming van de aarde van 1,5°C en 2°C in de 21e eeuw zal worden
overschreden, tenzij de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen de komende decennia sterk wordt verminderd? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat veel veranderingen in het klimaatsysteem
(zoals een toename van de frequentie en intensiteit van extreme hitte, hittegolven
op zee en zware neerslag, agrarische en ecologische droogtes in sommige regio's en
het aandeel van intense tropische cyclonen, evenals verminderingen van Arctisch zee-ijs,
sneeuwbedekking en permafrost) groter worden in directe relatie tot de toenemende
opwarming van de aarde? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 9
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat voortdurende opwarming van de
aarde naar verwachting de mondiale watercyclus verder zal intensiveren, inclusief
de variabiliteit, de wereldwijde moessonneerslag en de ernst van natte en droge gebeurtenissen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 10
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat in scenario's met toenemende
CO2-emissies de koolstofopslag van de oceaan en het land naar verwachting minder effectief
zijn in het vertragen van de ophoping van CO2 in de atmosfeer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 11
Onderschrijft u de conclusie van het IPCC rapport dat veel veranderingen als gevolg
van de uitstoot van broeikasgassen uit het verleden en de toekomst onomkeerbaar zijn
gedurende eeuwen tot millennia, vooral veranderingen in de oceaan, ijskappen en het
mondiale zeeniveau? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Wat zijn de vijf belangrijkste conclusies die u trekt uit dit IPCC rapport voor zover
ze betrekking hebben op het Nederlandse kabinetsbeleid?
Antwoord 12
Een kabinetsappreciatie van het IPCC-rapport volgt in oktober.
Vraag 13
Erkent u dat het economische systeem gebaseerd op groei aan zijn einde is en dat we
toe moeten naar een economisch systeem binnen de grenzen van de aarde en waarbij we
uitgaan van de brede welvaart?
Antwoord 13
Het kabinet erkent dat we toe moeten naar een economisch systeem binnen de grenzen
van de aarde. Bij de beoordeling van beleid wordt reeds uitgegaan van een breed welvaartsbegrip
en met specifiek beleid werken we aan de benodigde transities, waar ook economische
kansen liggen voor Nederland.
Vraag 14
Kent u het bericht «Snellere afsmelting Antarctica vormt grote bedreiging voor Nederland»?2
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15
Onderschrijft u de stelling dat de toekomst van Nederland op de lange termijn erg
onzeker is doordat het ijsverlies op Antarctica sterk kan versnellen als de opwarming
hoog uitpakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Het risico op het versneld smelten van Antarctisch ijs is relevant voor Nederland.
Hoewel de kans dat dat gebeurt door IPCC vooralsnog wordt ingeschat als erg klein,
heeft het potentieel een zeer grote impact: vele meters zeespiegelstijging met mogelijk
al 2 meter zeespiegelstijging aan het eind van deze eeuw. Nederland heeft er dan ook
op aangedrongen om deze conclusie op te nemen in de samenvatting van het IPCC-rapport.
Op basis van het nieuwe IPCC-rapport werkt het KNMI aan een herziening van de nationale
klimaatscenario's, waarin de gevolgen voor Nederland in groter detail worden beschreven.
Hierbij zal ook rekening worden gehouden met de risico’s van versneld ijsverlies op
Antarctica.
Vraag 16
Onderschrijft u de stelling van de onderzoeker van het Koninklijk Nederlands Instituut
voor Onderzoek der Zee (NIOZ) dat de cijfers over de zeespiegelstijging (afhankelijk
van de hoogte van de CO2-uitstoot zullen de oceanen deze eeuw circa 32 tot 101 centimeter stijgen) een ondergrens
zijn, aangezien zeespiegelstijging ontstaat uit bronnen waar grote onzekerheid over
bestaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
In de waarschijnlijke range van zeespiegelstijging in 2100 voor de 5 verschillende
emissiescenario’s is geen rekening gehouden met de mogelijke bijdrage van de effecten
van versneld afsmelten van ijs op Antarctica. Door IPCC wordt aangegeven dat in dat
geval de zeespiegelstijging veel groter kan zijn, bijv. ongeveer een meter extra in
2100 in het hoogste emissiescenario.
Vraag 17
Onderschrijft u de stelling van de onderzoeker van het NIOZ dat als het ijsverlies
op Antarctica in de praktijk flink harder gaat, dit specifiek grote gevolgen voor
Nederland heeft, aangezien Nederland bij sterke opwarming rond 2100 te maken krijgt
met tot 8 procent meer zeespiegelstijging dan het wereldgemiddelde (in verband met
het zwaartekrachteffect)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Het klopt dat met name het afsmelten van Antarctisch ijs effecten heeft op de zeespiegelstijging
voor de Nederlandse kust. Door afsmelting van Antarctisch ijs stijgt niet alleen het
gemiddelde zeeniveau, maar neemt het zwaartekrachteffect van Antarctica af waardoor
de zeespiegel extra stijgt op het Noordelijk halfrond.
Vraag 18
Onderschrijft u de stelling van de onderzoeker van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (KNMI) dat het cruciaal is zo snel mogelijk de omslag naar een CO2-vrije economie te maken, als we ons en ons nageslacht de tijd willen gunnen om een
zeespiegelstijging van meer dan 1 à 2 meter zo lang mogelijk uit te stellen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 18
Ja. Zeespiegelstijging gaat eeuwen tot millennia door na het stabiliseren van de opwarming.
In het emissiescenario waarbij de opwarming aan het eind van deze eeuw tot ca. 2°C
wordt beperkt, is de mogelijke zeespiegelstijging in 2300 0,5–3 meter en na 2.000
jaar 2–6 meter.
Vraag 19
Kent u het bericht «Door klimaatverandering wordt Nederland heter, natter én droger»?3
Antwoord 19
Ja.
Vraag 20
Erkent u dat het waarschijnlijk is dat er een verband is tussen door de mens veroorzaakte
klimaatverandering en overstromingen en dus ook specifiek de overstroming in Limburg?
Zo nee, hoe weerlegt u de uitleg van de IPCC wetenschapper dat dergelijke verbanden
waarschijnlijk zijn?
Antwoord 20
Ja. Het IPCC geeft aan dat er een duidelijke relatie is tussen de door mensen veroorzaakte
klimaatverandering en de toename van weersextremen, waaronder zware neerslag. In recent
onderzoek is bevestigd dat ook de recente extreme neerslag in Limburg en omliggende
regio’s in Duitsland en België te relateren is aan klimaatverandering.
Vraag 21
Onderschrijft u de conclusie van de klimaatonderzoeker van het KNMI dat Nederland
tussen twee hotspots van klimaatverandering in zit en hierdoor perioden van droogte
en extreme neerslag naast elkaar toenemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: 21
De twee hotspots zijn het Arctisch gebied en het Middellandse Zee gebied. Beide warmen
sterker op dan het wereldse gemiddelde. Noord-Europa wordt gemiddeld natter en het
Middellandse Zee gebied gemiddeld droger. Het klimaatsignaal over Nederland voor temperatuur
en neerslag is minder uitgesproken dan voor die twee gebieden. Droge zomers zullen
in de zomer in Nederland vaker voorkomen. Ook zal er toename zijn in extreme neerslag.
In het Klimaatsignaal ’21 van het KNMI dat later dit jaar uitkomt zal hier aandacht
aan besteed worden. Een meer volledige analyse door het KNMI van de gevolgen van klimaatverandering
voor Nederland zal in 2023 verschijnen.
Vraag 22
Onderschrijft u de conclusie van de klimaatonderzoeker van het KNMI dat als er wordt
geschreven dat het gemiddeld op aarde nog 5 graden warmer kan worden, dat dus betekent
dat het gemiddeld boven land 7 of 8 graden warmer kan worden, ook in Nederland? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 22
Ja. Het IPCC geeft aan dat de opwarming boven land sterker is dan gemiddeld. Het gemiddelde
is gebaseerd op de opwarming boven land en boven de oceanen. De oceanen warmen minder
snel op en drukken daarmee het gemiddelde.
Vraag 23
Kent u het bericht «IPCC: klimaatverandering raakt nu hele wereld en wordt sterker»?4
Antwoord 23
Ja.
Vraag 24
Onderschrijft u dat in hoeverre de opwarming in de toekomst doorzet, afhangt van het
handelen van de mens? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 24
Ja.
Vraag 25
Erkent u dat in het meest ambitieuze scenario (SSP1-1.9), waarbij de mensheid massaal
inzet op duurzaamheid, de opwarming aan het einde van deze eeuw zal uitkomen op 1,4°C
(tussen de 1,0°C en 1,8°C) en dat in het minst ambitieuze scenario (SSP5-8.5), waarbij
de mens lang vasthoudt aan gebruik van fossiele brandstoffen, de opwarming oploopt
tot 4,4°C (tussen de 3,3°C en 5,7°C)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 25
Ja.
Vraag 26
Deelt u de mening dat een planeet met meer dan 4°C opwarming niet langer een leefbare
planneet met een toekomstperspectief is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 26
De laatste inzichten in de effecten van klimaatverandering op natuurlijke en menselijke
systemen en (on)mogelijkheden voor aanpassing bij verschillende niveau’s van mondiale
temperatuurstijging komen aan de orde in het volgende IPCC rapport van Werkgroep II
dat begin volgend jaar verschijnt.
Het recente IPCC rapport van werkgroep I, maar ook recente gebeurtenissen, maken al
wel duidelijk dat klimaatverandering tot meer weer- en klimaatextremen leidt met zeer
grote gevolgen voor de leefbaarheid van bepaalde gebieden, in termen van veiligheid,
economische schade en bestaansmogelijkheden. Met voortgaande opwarming zullen die
risico’s voor de leefbaarheid alleen maar groter worden en voor meer gebieden gaan
gelden. Al eerder heeft de wereld in de Overeenkomst van Parijs geconcludeerd dat
het doel van het Klimaatverdrag (UNFCCC), te weten «het vermijden van gevaarlijke
menselijke verstoring van het klimaatsysteem» vraagt om de mondiale temperatuurstijging
te beperken tot ruim beneden 2 en zo mogelijk 1,5°C in 2100. De bevindingen van het
recente IPCC-rapport bevestigen het belang om die doelen van Parijs te halen.
Vraag 27
Erkent u dat naarmate de temperatuur meer stijgt de kans op onomkeerbare tipping points
groter wordt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 27
Ja. Het IPCC-rapport geeft aan dat de wetenschappelijke onzekerheid over die kantelpunten
groot is, maar dat dat het risico op het bereiken van kantelpunten groter wordt met
toenemende klimaatverandering.
Vraag 28
Bent u zich ervan bewust dat áls het landen lukt hun huidige doelen te halen, de opwarming
van de aarde op circa 2,0°C zal uitkomen rond 2050 en dat dit een te groot risico
met zich meebrengt?
Antwoord 28
Het recente IPCC-rapport doet geen duidelijke uitspraken over de verwachting van de
temperatuurstijging bij de huidige bijdragen onder de Overeenkomst van Parijs (Nationally Determined Contributions,NDC’s). Uit het laatste UNEP Emissions Gap Report 2020 is wel duidelijk dat met de bestaande NDC’s de doelen van Parijs niet in zicht zijn
en de 2°C al in de loop van deze eeuw zal worden overschreden.
Vraag 29
Bent u bereid om, in het licht van de wetenschappelijke inzichten van het IPCC, het
Nederlandse klimaatbeleid dusdanig aan te scherpen, zodat Nederland zich maximaal
inspant om de opwarming van de aarde zo snel mogelijk te beperken tot 1.5°C? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 29
De kabinetsappreciatie van het IPCC-rapport volgt begin oktober. De discussie over
eventuele aanpassing van Nederlandse klimaatdoelen acht het demissionaire kabinet
een zaak voor een volgend kabinet.
Vraag 30
Erkent u dat het aansporen van andere landen om hun ambities voor het terugbrengen
van CO2-uitstoot te verscherpen u niet ontslaat van de plicht om zelf ook veel ambitieuzer
klimaatbeleid te voeren dan u nu doet?5
Antwoord 30
Om de doelen van Parijs te halen zullen alle landen moeten bijdragen aan het beperken
van de temperatuurstijging. De EU-landen hebben daarbij reeds hun verantwoordelijkheid
genomen met het tonen van meer ambitie door het ophogen van de Europese doelstelling
tot 55% reductie in 2030 ten opzichte van 1990 en het bereiken van klimaatneutraliteit
in 2050. Zie voor Nederland het antwoord op vraag 29.
Vraag 31
Kent u de uitspraak van Secretaris-Generaal van de UN dat dit rapport «de doodsklok
moet luiden» voor kolen, olie en gas en deelt u deze uitspraak? Zo nee, waarom niet?6
Antwoord 31
Ja, die uitspraak is bekend. Het is duidelijk dat voor het bereiken van een klimaatneutrale
toekomst het gebruik van fossiele brandstoffen zal moeten worden uitgefaseerd en zal
moeten worden overgeschakeld naar duurzame bronnen en fossiel CO2-vrije brand- en grondstoffen. Dat brengt het risico van zogenaamde stranded assets voor fossiele investeringen met zich mee en vraagt van energiebedrijven tijdige omschakeling
en inspelen op de kansen die nieuwe duurzame energiemarkten bieden. Op korte termijn
is mondiaal met name de uitfasering van energieopwekking door kolen het meest urgent.
Nederland werkt in eigen land en daarbuiten aan het stoppen daarvan. Verder zet het
kabinet in op het decarboniseren van het gassysteem door middel van het vervangen
van aardgas door elektriciteit, groen gas, duurzame waterstof en duurzame warmte.
Deze omslag is echter niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. De verwachting
is dat aardgas de komende decennia nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie
van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens. Stoppen met aardgaswinning
in Nederland lijkt in het kader van het terugbrengen van broeikasgassen contraproductief.
In een recent onderzoek van het Oxford Institute for Energy Studies is berekend dat het vervangen van 1 miljard kubieke meter (1 BCM) in Nederland geproduceerd
aardgas door geïmporteerd aardgas leidt tot minimaal 135.000 ton extra uitstoot van
broeikasgassen.
Vraag 32
Erkent u de conclusie dat het inmiddels onverantwoordelijk en roekeloos is nog naar
nieuwe voorraden fossiele brandstoffen te speuren en bronnen te ontwikkelen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 32
Nee, zie het antwoord op vraag 31. Zolang er in Nederland nog vraag is naar aardgas,
geeft het kabinet de voorkeur aan aardgas uit de Nederlandse kleine velden boven import
uit het buitenland, omdat dit beter is voor het klimaat.
Vraag 33
Erkent u dat uitstoot van de huidige geplande wereldwijde fossiele infrastructuur
het emissiebudget dat er nog is – om een kans te hebben om onder de 1.5°C opwarming
te blijven – ruimschoots overstijgt?7
Antwoord 33
Ja, dat is door het Internationaal Energieagentschap ook geconcludeerd in haar rapport
Net Zero Roadmap (2021)
Vraag 34
Erkent u dat Nederland – met Shell als één van de grootste fossiele bedrijven, met
de grootste benzine overslaghaven ter wereld, als de op één na grootste exporteur
van vlees en zuivel ter wereld en als een van de grootste financiële dienstverleners
op het gebied van fossiele investeringen – een speciale verantwoordelijkheid heeft
om, gezien de huidige en historische broeikasgasuitstoot die deze activiteiten veroorzaken,
de noodzakelijke maatregelen te nemen om de opwarming van de aarde tegen te gaan?
Antwoord 34
Nederland is juridisch verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgasemissies op
haar grondgebied. Daar is het internationale klimaatbeleid op gebaseerd en geldt voor
alle landen. Nederland levert met nationale maatregelen zijn bijdrage aan het realiseren
van de klimaatdoelen van de Overeenkomst van Parijs.
De recente uitspraak in de civiele rechtszaak van Milieudefensie versus Royal Dutch
Shell heeft duidelijk gemaakt dat de verantwoordelijkheid voor beperking van de uitstoot
van Nederlandse bedrijven niet alleen bij de Nederlandse overheid, maar ook bij bedrijven
zelf kan liggen. Over de implicaties van de Shell-zaak volgt dit najaar nog een aparte
brief aan de Kamer.
Vraag 35
Erkent u dat het huidige tekortschietende energie- en klimaatbeleid voor wat betreft
uitstoot reductie, toekomstige generaties in gevaar brengt?
Antwoord 35
Het is duidelijk dat de reeds veroorzaakte veranderingen in het klimaatsysteem risico’s
voor toekomstige generaties met zich meebrengt, bijvoorbeeld als gevolg van meer extremen
weer- en klimaatvoorvallen en onomkeerbare zeespiegelstijging. Elke verdere mondiale
opwarming zal die risico’s vergroten. Inzet van het kabinet is om de toename van die
risico’s te beperken door bij te dragen aan het halen van de in het Overeenkomst van
Parijs afgesproken mondiale temperatuurdoelen. Alleen een mondiale aanpak kan de risico’s
van voortgaande klimaatverandering voor toekomstige generaties effectief beperken.
In de Urgenda-zaak is duidelijk geworden dat, hoewel de Nederlandse Staat haar internationale
en Europese rechtelijke klimaatverplichtingen steeds heeft nageleefd, zij volgens
de rechter toch meer had moeten doen en gehouden is haar emissies met ten minste 25%
te verminderen t.o.v. 1990. Door het kabinet wordt gewerkt aan uitvoering van dit
vonnis. Met het oog op nakomen van het Urgenda-vonnis en het 2030-doel uit de nationale
Klimaatwet binnen bereik te brengen, heeft het demissionaire kabinet in het kader
van de beleidsrijke begroting reeds een pakket van maatregelen uitgewerkt. Dat is
op Prinsjesdag aan de Kamer gepresenteerd. Eventuele verdere stappen die nodig zijn
– ook in het kader van de uitwerking van het Fit for 55% pakket – laat dit demissionaire
kabinet aan de een volgend kabinet.
Vraag 36
Erkent u dat het huidige demissionaire Kabinet bij monde van Minister Wiebes tijdens
het debat over de Urgendazaak heeft verklaard dat «we eerder beter aan de veilige
kant hadden kunnen blijven» met betrekking tot het klimaatbeleid?8
Antwoord 36
Die uitspraak is inderdaad door de voormalig Minister van EZK gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.