Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over het bericht ‘NVWA-baas wil keuringen in slachthuizen afstoten’
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «NVWA-baas wil keuringen in slachthuizen afstoten». (ingezonden 6 juli 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 24 september
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3685.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «NVWA-baas wil keuringen in slachthuizen afstoten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de stelling van de vertrekkend inspecteur-generaal van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat het principieel onjuist is dat vleesbedrijven
nu zelf betalen voor de keuringen?
Antwoord 2
Ik acht de doorberekening van kosten aan het bedrijfsleven bij keuringen gerechtvaardigd.
Het bedrijfsleven betaalt voor specifieke dienstverlening door de NVWA omdat het daar
ook profijt van heeft of omdat het de kosten zelf veroorzaakt heeft. Het is staand
kabinetsbeleid om in beide gevallen kosten door te berekenen.2 Doorberekening van bepaalde kosten kan zelfs verplicht zijn op basis van Europese
regelgeving.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het voor de onafhankelijkheid van de NVWA raadzaam zou zijn
om te stoppen met de gedeeltelijke rechtstreekse financiering van de toezichthouder
door slachthuizen, omdat daarmee de schijn van belangenverstrengeling wordt gewekt?
Antwoord 3
Gezien de dwingendrechtelijke Europese regels is het niet mogelijk de bijdrage van
slachthuizen aan de bekostiging van de NVWA volledig te stoppen. Deze bijdrage aan
de bekostiging door slachthuizen kan echter de schijn wekken effect te hebben op de
onafhankelijkheid en autoriteitspositie van de NVWA. Er zijn thans waarborgen opgenomen
in het beleid en de regelgeving om eventuele belangenverstrengeling te voorkomen.
Dit voorjaar zijn de overheid en het bedrijfsleven gestart met een traject dat gericht
is op meer kostentransparantie en stabiliteit in de kostenprijzen en tarieven. Hierbij
wordt ook de (wijze van) bekostiging van de NVWA door de overheid en het bedrijfsleven
onder de loep genomen. Het is belangrijk dat eerder genoemde waarborgen ook bij de
herziening van het retributiestelsel NVWA behouden blijven of verbeterd worden, zeker
waar het de onafhankelijkheid van het toezicht betreft.
Vraag 4
Is de kloof tussen de praktijk en de controle groter sinds de werkzaamheden van Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) door de NVWA zijn overgenomen? In hoeverre
is de mate van handhaving en kennis bij de NVWA vergelijkbaar met die bij de RVV?
Antwoord 4
Ik wil niet zo zeer spreken over een kloof maar over een veranderende situatie. Dit
heeft met name te maken met de komst van de Europese Hygiëneverordeningen die de nationale
wetgeving verving waarop destijds de werkzaamheden van de Rijksdienst voor de keuring
van Vee en Vlees (RVV) waren gebaseerd. Deze nieuwe Europese verordeningen, die van
kracht werden rondom de tijd dat de RVV in de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) overging,
brachten op basis van nieuwe Europese inzichten wijzigingen met zich mee aangaande
plichten en verantwoordelijkheden voor zowel het bedrijfsleven als de toezichthouder.
Dit veranderde het toezichtslandschap voor de VWA ten opzichte van haar voorganger
RVV aanzienlijk. Hierdoor is het niet goed mogelijk om de mate van handhaving en kennis
van beide situaties met elkaar te vergelijken.
Vraag 5 en 6
Herkent u het beeld dat door de vertrekkend inspecteur-generaal wordt geschetst dat
de dienstverlening van de NVWA aan het bedrijfsleven op gespannen voet staat met dierenwelzijn?
Kunt u aangeven op welke wijze dit in de praktijk tot uiting komt en welke stappen
u zult zetten en heeft gezet om hier verandering in te brengen?
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om het NVWA-toezicht te scheiden van het keuren
van vlees en deze laatste onder te brengen in een aparte zelfstandige dienst? In hoeverre
leeft deze opvatting over het scheiden van de rollen breder bij de NVWA? Is deze richting
een oplossing voor de huidige situatie waarbij dienstverlening van de NVWA aan het
bedrijfsleven op gespannen voet staat met het dierenwelzijn?
Antwoord 5 en 6
Omdat er discussie blijft bestaan over de spanning in de NVWA tussen het organiseren
van toezicht op de borging van de publieke belangen van voedselveiligheid en dierenwelzijn
en het verlangd niveau van dienstverlening, samen in een organisatie, heb ik de Raad
van advies gevraagd te kijken naar het stelsel van keuren en toezicht in de vleesketen.
Op 3 september jl. heb ik uw Kamer het advies «Het stelsel van keuren en toezicht
in de (rood)vleessector» van de Raad van advies Herbezinning NVWA aangeboden (kenmerk
2021Z14965).3
Ik heb daarbij aangegeven te staan voor een aanpak die zorgt voor een duurzame verbetering
van het stelsel door te kiezen voor een doorontwikkeling van de huidige directie Keuren
tot een eigenstandige organisatie. Deze dient los(ser) van de andere delen van de
NVWA te staan, met voldoende handelingsvermogen (en capaciteit) en mandaat om officiële
controles met gezag naar de sector te kunnen uitvoeren. Een aanpassing in het stelsel
(«structuuroplossing») is noodzakelijk omdat de Raad van Advies aantoont dat alleen
dan naar verwachting de noodzakelijke systeemsprong bewerkstelligd kan worden en de
verschillende rollen, belangen en verantwoordelijkheden in een goede, vernieuwde balans
gebracht kunnen worden.
De komende periode zal het ministerie samen met de NVWA de ontwikkeling van de huidige
directie Keuren naar een aparte organisatie verder uitwerken. Daarbij zal worden bezien
hoe de organisatie voor de officiële controles (de huidige directie Keuren) en de
organisatie waarin het toezicht op het systeem is belegd (de huidige NVWA) zich tot
elkaar dienen te verhouden. Van belang is dat deze uitwerking plaatsvindt met inachtneming
van de Officiële Controles Verordening. Hierbij kan verder worden uitgewerkt hoe de
onderlinge samenhang en de gewenste organisatorische afstand vorm kunnen krijgen.
Uiterlijk in het tweede kwartaal van 2022 wordt hiertoe een uitgewerkt voorstel opgeleverd.
Zie ook mijn brief van 3 september jl. (Kamerstuk 28 286 nr. 1216).4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.