Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Vestering over het bericht 'Tweede Duitse coach weggestuurd uit Tokio na mishandeling paard'
Vragen van de leden Wassenberg en Vestering (beiden PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Justitie en Veiligheid over het bericht «Tweede Duitse coach weggestuurd uit Tokio na mishandeling paard» (ingezonden 10 augustus 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
Minister van Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 september 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3750.
Vraag 1
Kent u het bericht «Tweede Duitse coach weggestuurd uit Tokio na mishandeling paard»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe zou u de beelden bij het nieuwsbericht, waarop te zien is dat een paardensporter
haar paard meermaals hard slaat met een zweep terwijl haar coach het paard een vuistslag
toebrengt en naar de deelnemer roept: «Raak hem hard. Raak hem!» typeren?
Antwoord 2
De beelden laten een verkeerde en ongepaste omgang met dieren zien.
Vraag 3
Deelt u de mening dat hier sprake is van dierenmishandeling? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De Sectorraad paarden (SRP) heeft de gang van zaken veroordeeld. De SRP schrijft op
haar internetsite dat Nederlandse paardensporters geschrokken zijn van de beelden
en het gedrag van een Duitse deelnemers en coach tijdens het onderdeel paardrijden
binnen de moderne vijfkamp op de Olympische Spelen en dat het gedrag van de deelnemer
onacceptabel is. Ik deel het oordeel van de SRP2.
Vraag 4 en 5
Erkent u dat het gebruik van een zweep als dwangmiddel in de Nederlandse paardensport
gebruikelijk is?
Erkent u dat het gebruik van een zweep bij het paard voor pijn en stress zorgt?
Antwoord 4 en 5
Nee, een zweep als dwangmiddel is niet gebruikelijk. Naast de basisuitrusting van
het harnachement wordt gebruik gemaakt van zo min mogelijk hulpmiddelen. Het niveau
van de ruiter bepaalt welke hulpmiddelen nog extra gebruikt mogen worden. Het verschilt
per discipline welke andere hulpmiddelen zijn toegestaan. Voor elk van deze hulpmiddelen
geldt dat deze het welzijn van het paarden niet mag schaden. Misbruik van een paard
door het gebruik van natuurlijke rijhulpmiddelen of kunstmatige hulpmiddelen (bijvoorbeeld
zwepen of sporen) wordt niet getolereerd en kan leiden tot een tuchtrechtelijke procedure.
Zweep- en sporengebruik is toegestaan om voor het paard de hulpen duidelijker te maken,
maar niet om te straffen3.
Vraag 6
Erkent u dat het voor het paard beter is om zonder bit te rijden?4 Zo ja, welke inzet gaat u plegen om dit de standaard te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het rijden met een bitloze optoming is over het algemeen niet meer of minder vriendelijk
voor het paard dan het rijden met een bit. Het is de manier waarop met de betreffende
optoming wordt omgegaan wat de gevolgen voor het paard zijn. Navraag bij de Sectorraad
paarden leert dat het voor de paardensportbond KNHS belangrijk is om de basisprincipes
van de dressuur te volgen, namelijk de «scala van de opleiding (africhting)». Hierin
is het «aannemen van het bit» een belangrijk onderdeel van de opleiding van het paard.
Deze basisprincipes worden onderwezen aan de ruiters en instructeurs. De KNHS is aangesloten
bij de internationale hippische sportbond FEI. Ook de FEI hanteert deze basisprincipes.
De jury beoordeelt bijvoorbeeld of het paard het bit afkauwt, of het licht schuimt,
of het bit recht in de mond ligt, of de mond gesloten is (als de mond open is accepteert
het paard het bit niet) en of de tong opgetrokken is of uitsteekt. Hiernaast zijn
er strikte regels welk harnachement en hulpmiddelen zijn toegestaan. Deze zijn bijvoorbeeld
te vinden in de KNHS Harnachementsgids.
Vraag 7
Erkent u dat om paarden te trainen voor (top)paardensport er gebruik gemaakt wordt
van systematische dwang en daarbij pijnmiddelen, angst en dominantie (bijvoorbeeld
een paard «mentaal breken») ingezet worden?5
Antwoord 7
Zoals in de Gids voor Goede praktijken6 wordt aangegeven, wordt bij de training van paarden gebruik gemaakt van hulpmiddelen.
Het paard wordt op een voorspelbare manier beloond en gecorrigeerd. Hiervoor is het
noodzakelijk dat paardenhouders weten hoe paarden leren. Het gebruik van hulpmiddelen
dient weloverwogen en met basale kennis van functie, inwerking en risico’s te worden
toegepast. In de omgang met paarden en in de training van paarden worden aanwijzingen
gebruikt (bijvoorbeeld stemhulp, gewicht- of beenhulpen) om een paard aan te zetten
tot reactie. Bij reactie op de vraag wordt het paard meteen beloond. Als de reactie
van het paard niet herkend wordt en de ruiter/houder blijft vragen, is er sprake van
een miscommunicatie en kan het paard in verwarring raken. Hetzelfde geldt voor het
gebruik van een zweep. Een corrigerende tik met de zweep kan als hij op het juiste
moment gegeven wordt bijdragen aan het leerproces. Echter als de zweep te laat of
te hard gebruikt wordt gaat het zijn doel voorbij. Het paard maakt dan niet meer de
associatie met datgene waarvoor hij gecorrigeerd moest worden en dan wordt het straffen.
Straffen kan een paard nodeloos bang maken en heeft meestal een averechts effect.
Vraag 8 en 9
Welke stappen zet u om te voorkomen dat dergelijke dierenmishandeling bij trainingen
voorkomt op recreatief- en professioneel niveau?
Hoe beschermt u de intrinsieke waarde van het dier wanneer deze gebruikt of getraind
wordt voor de paardensport?
Antwoord 8 en 9
In het Convenant samenwerking dierenhandhaving worden de organisaties genoemd die
in Nederland in het kader van dierenmishandeling de belangrijkste handhavingstaken
verrichten met betrekking tot dieren, namelijk de politie, de Nederlandse Voedsel
en Warenautoriteit (NVWA) en de Landelijke Inspectiedienst (LID). Bij een vermoeden
van een strafbaar feit met betrekking tot dieren hanteren de handhavingspartners politie,
NVWA en LID een door het Openbaar Ministerie (OM) opgesteld afwegingskader voor de
inzet van strafrecht, bestuursrecht of een combinatie van beide. Het OM stelt dit
afwegingskader op in overleg met de handhavingspartners.
Vraag 10
Wat gebeurt er met paarden in de Nederlandse topsport die niet langer (meer) kunnen
presteren en hoe houdt u hier toezicht op?
Antwoord 10
Paarden die niet langer kunnen presteren in de Nederlandse topsport worden niet anders
behandeld dan «gewone» paarden. Soms mogen ze hun oude dag slijten op de paardenhouderij
waar ze gewoonlijk werden gehouden, soms op een speciale houderij voor oude paarden
en soms gaan ze naar de slacht. Op de paardenhouderijen is het gewone toezicht van
NVWA en LID van toepassing en op het slachthuis is er toezicht door de NVWA.
Vraag 11
Gaan er subsidies vanuit het Rijk naar de paardensport om deze financieel bij te staan?
Zo ja, hoeveel en in welke vorm?
Vraag 11
Gaan er subsidies vanuit het Rijk naar de paardensport om deze financieel bij te staan?
Zo ja, hoeveel en in welke vorm?
Antwoord 12
NOC*NSF ontvangt van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een
jaarlijkse instellingssubsidie. Hiermee wordt het landelijke topsportbeleid ondersteund.
NOC*NSF en de sportbonden bepalen welke topsportprogramma’s en topsporters en talenten
ondersteund worden.
Het totaal beschikbare budget voor topsport van NOC*NSF bedraagt in 2021 ca. € 52
mln. Hiervan is € 39 mln. afkomstig uit de instellingsubsidie topsportbeleid van het
Ministerie van VWS.
Vanuit de topsportbegroting van NOC*NSF wordt onder andere geïnvesteerd in fulltime
topsportprogramma’s en talentenprogramma’s van verschillende topsportbonden, waaronder
de KNHS.
Aan de KNHS wordt voor de volgende programma’s subsidie toegekend uit de topsportbegroting
van NOC*NSF:
○ Dressuur € 400.000
○ Eventing € 200.000
○ Springen € 400.000
○ Para-atletiek € 400.000
○ Para-dressuur € 125.000
Vraag 13
Hoeveel paarden zijn er vanuit Nederland naar Tokio vervoerd voor de Olympische Spelen
van 2021? Kunt u hierbij ook de paarden betrekken die niet door TeamNL gebruikt zijn?
Antwoord 13
Er zijn vijf paarden gecertificeerd vanuit Nederland voor de Olympische Spelen in
Tokyo. Het gaat daarbij om paarden uit Duitsland. Hierbij is geen informatie beschikbaar
of deze al dan niet door het Nederlandse team bereden en/of verzorgd zijn geweest
(bron: systeem e-CertNL).
Vraag 14
Is het bekend of het paard Saint Boy afkomstig is uit een Nederlandse stal of afkomstig
is van een Nederlandse spermabank?
Antwoord 14
Dat is mij niet bekend. Zonder de unieke code als gedefinieerd in art. 1 onder 17
van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 is het niet mogelijk gevalideerde afstammingsgegevens
of herkomstgegevens van een paard te achterhalen.
Vraag 15
Kent u het artikel «Zwendel rond elitepaarden: Letterlijk met handjeklap miljoenendeals
gesloten»?7
Antwoord 15
Ja.
Vraag 16
Bent u van mening dat er voldoende zicht is op misstanden binnen de paardenhandel?
Zo ja, kunt u toelichten wat er gedaan wordt? Zo niet, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 16
De misstanden waar op wordt gedoeld in het artikel genoemd in vraag 15, zien op fraude.
Fraude is niet acceptabel. Daar wordt op de gebruikelijke manier door de Belastingdienst
en de FIOD toezicht op gehouden.
Vraag 17
Hoe zou u de rol van Nederland in de internationale paardenhandel typeren? En acht
u deze rol wenselijk, gelet op risico’s op fraude?
Antwoord 17
Nederland is internationaal een grote leverancier van paarden en kennis over paarden.
Er is grote vraag naar Nederlands gefokte sportpaarden. Onduidelijk is wat deze rol
voor invloed heeft op het risico voor fraude. Het gaat meestal om dure paarden die
goed worden verzorgd om ze hun marktwaarde te laten behouden. Zie ook het antwoord
op vraag 16.
Vraag 18
Hoeveel geld gaat er in Nederland om in de paardenhandel? En hoeveel in de internationale
verkoop van Nederlandse paarden?
Antwoord 18
Gegevens rond de handel in en de verkoop van paarden worden niet centraal bijgehouden
en een verantwoorde schatting over de gelden die daarmee gemoeid zijn, is niet te
geven.
Vraag 19
Erkent u dat het paardenpaspoort juridisch inhoudsloos is, door gebrekkige en/of foutieve
registratie van de «eigenaar» van een paard? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo niet,
waarom niet?
Antwoord 19
Het paardenpaspoort maakt deel uit van het systeem rond de identificatie en registratie
(I&R) van paarden. Door de inwerkingtreding van de Diergezondheidsverordening (Vo
(EU) 2016/429) op 21 april van dit jaar, is dat I&R-systeem voor paarden aanzienlijk
robuuster geworden. Zo moeten alle instellingen waar paarden worden gehouden een Uniek
Bedrijfsnummer (UBN) aanvragen en worden ze opgenomen in een door de overheid beheerde
centrale database. De paarden die op die houderijen gewoonlijk worden gehouden moeten
aan dat UBN via de paspoortgegevens gekoppeld worden. Dat proces loopt via de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland en is in volle gang. Zo wordt het inzichtelijk waar welke
paarden staan. Het paardenpaspoort is een belangrijk document binnen het I&R-systeem.
Dat wordt onderstreept door artikel 66 van VO (EU) 2019/2035 waarin wordt bepaald
dat paarden ten alle tijden vergezeld dienen te gaan van dat paspoort.
Vraag 20
Deelt u de mening dat het niet in het belang van het paard is als deze vier of vijf
«eigenaren» heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 20
Nee, het is niet van belang of een paard één of vijf eigenaren heeft. Volgens het
burgerlijk recht is een paard, net als elk ander dier, verhandelbaar en kan het eigendom
zijn van meerdere eigenaren. Die eigenaren kunnen in een heel ander land wonen dan
het land waar het paard gehouden wordt. Bij de verzorging van het paard gaat het dan
ook om de houder van dat paard. De houder is degene die voor de dagelijkse gang van
zaken rond het paard verantwoordelijk is. Hij of zij moet er op toezien dat wordt
voldaan aan het gestelde in onder meer de artikelen 1.6 en 1.7 van het Besluit houders
van dieren. Die houder van het paard kan de eigenaar zijn maar dat hoeft niet. Ook
in de Diergezondheidsverordening (zie vraag 19) worden deze verschillende verantwoordelijkheden
onderscheiden.
Vraag 21
Hoe duidt u het dat de branche zelf aangeeft gevoelig te zijn voor perverse financiële
prikkels? Wat gaat u doen om deze vorm van georganiseerde criminaliteit aan te pakken,
waarbij het belang voor het paard centraal komt te staan?
Antwoord 21
De branche geeft zelf aan dat er veel met contant geld wordt betaald dan wel dat er
internationale betalingen (vanuit belastingparadijzen) plaatsvinden. Het OM doet strafrechtelijk
onderzoek indien daar aanleiding voor is. Zo heeft het recentelijk onderzoek gedaan
naar een bekende paardenhandelaar uit Valkenswaard en de rechtbank heeft deze persoon
in juni jl. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
De fraude in de paardenhandel ziet echter ook op het ontwijken of zelfs ontduiken
van het betalen van belastingen. Zowel de kopende als de verkopende partij evenals
de commissionairs hebben er dan belang bij dat hun inkomsten onzichtbaar blijven voor
de autoriteiten. Dit alles maakt de branche gevoelig voor witwassen, zowel met betrekking
tot gelden onttrokken aan de fiscaliteit als met betrekking tot reguliere criminele
gelden. Indien daartoe aanleiding is wordt daartegen opgetreden. Zie ook antwoord
op vraag 16.
Vraag 22
Erkent u dat de handel in exclusieve spring- en dressuurpaarden gevoelig is voor fraude
en witwaspraktijken, en dat dit schadelijk kan zijn voor het welzijn van paarden,
doordat niet het belang van het paard, maar het financiële belang voorop staat? Zo
ja, wat gaat u hieraan doen? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 22
Er zijn aanwijzingen voor fraude en witwassen in de paardenhandel. Sportpaarden zijn
dure paarden en worden over het algemeen dagelijks heel goed verzorgd. Fraude of witwassen
zal zeker niet altijd in de weg staan aan het paardenwelzijn. In enkele specifieke
witwasmethodieken waarbij het paard enkel als vehikel wordt gebruikt en/of wordt gedwongen
bovenmatig te presteren kan het dierenwelzijn in het gedrang komen. Als dat het geval
is, wordt gehandhaafd volgens het Convenant samenwerking dierenhandhaving. Zie ook
antwoord op vragen 8 en 9.
Vraag 23
Bent u bereid om een wettelijk paardenbesluit in te voeren, waarbij dieren niet alleen
hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen, maar ook beschermd worden tegen systematisch
leed veroorzaakt door het trainen van deze dieren voor onnatuurlijk gedrag ter vermaak
van mensen?
Antwoord 23
Nee, in de praktijk zien we dat veel paardeneigenaren zich zeer verantwoordelijkheid
voelen voor onder meer het welzijn van hun paard. Ze willen over het algemeen goed
voor hun paard zorgen en hebben veelal een speciale band met het paard. Waar het soms
aan schort is een gebrek aan kennis. Dat wordt door de sector goed opgepakt door middel
van de instrumenten die de laatste jaren zijn ontwikkeld zoals de Gids Goede Praktijken
en de welzijnscheck op het internet.
De nieuwste stap is het uitrollen van het Keurmerk Paard en Welzijn. Een paardenhouderij
die voldoet aan de eisen ontvangt een keurmerk als bewijs. Ik ben van mening dat het
inzetten van specifieke, aanvullende wetgeving voor paardenwelzijn niet bijdraagt
aan beter welzijn voor paarden of versnelling van het proces.
Vraag 24
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de wettelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 24
Zie uitstelbrief van 20 augustus 2021 met kenmerk DGA-DAD/21210690.8
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.