Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat het kabinet ondanks Kamermeerderheid nog geen verbod op homogenezing wil
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat het kabinet ondanks Kamermeerderheid nog geen verbod op homogenezing wil (ingezonden 2 juni 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens Minister
van Justitie en Veiligheid en Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(ontvangen 24 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 3232.
Vraag 1
Waarom weigert u zogenaamde homogenezing zo snel mogelijk strafbaar te stellen, ondanks
dat hiervoor een Kamermeerderheid is?1
Antwoord 1
Het kabinet vindt het van groot belang dat inspanningen om iemands seksuele of genderidentiteit
te veranderen effectief worden voorkomen en tegengegaan. Bij de vraag hoe dit het
beste vorm kan krijgen gaat het om een zorgvuldige afweging, waarin grondrechten,
waaronder de rechten van LHBTI-personen, centraal staan en waarin onderzocht wordt
wat nodig is voor een effectieve bestrijding zoals is uiteengezet in de beleidsreactie
op het onderzoek »Voor de verandering»2. Om die reden zal het kabinet een brede verkenning uitvoeren naar mogelijke, effectieve
nadere maatregelen, inclusief de optie voor enige vorm van wettelijk verbod. Op grond
van de uitkomsten van die verkenning kan een weloverwogen keuze worden gemaakt voor
de wijze waarop conversietherapie het meest succesvol kan worden voorkomen en tegengegaan.
Vraag 2
Hoe gaat u «krachtig optreden» tegen activiteiten die zich richten op het veranderen
van seksuele geaardheid en genderidentiteit? Op welke manier kunnen aanbieders van
«homoconversie» nu aangepakt worden? Kunt u zonder wettelijk kader iets meer dan zeggen
dat u het geen goed idee vindt?
Antwoord 2
Het voorspiegelen dat je kunt genezen van je seksuele gerichtheid of genderidentiteit
is schadelijk voor je ontwikkeling en keuren wij af.
Om krachtig op te treden tegen dergelijke activiteiten, zet het kabinet in op drie
terreinen: een gedragscode voor pastorale en levensbeschouwelijke ondersteuning, het
oprichten van steunpunten en het uitvoeren van een verkenning naar mogelijkheden voor
nadere maatregelen en regelgeving.
Indachtig het uitgangspunt dat mensen zich veilig moeten kunnen voelen en de ruimte
moeten krijgen om zichzelf te zijn of te worden wie ze willen zijn, is het kabinet
van oordeel dat elke poging of inspanning die er op gericht is om iemands seksuele
voorkeur of genderidentiteit te veranderen is af te wijzen, omdat zij voor betrokkene
schadelijk zijn.
Vraag 3
Waarom denkt u dat een gedragscode en steunpunten voor lesbische vrouwen, homoseksuele
mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (lhbti’ers) voldoende gaat
zijn? Hoe gaan deze gedragscode en steunpunten eruitzien en wanneer kan de Kamer deze
verwachten? Welke indicatie heeft u om te denken dat een gedragscode datgene is wat
nu ontbreekt? En hoe denkt u dat een therapeut, die ervan overtuigd is dat iemands
seksuele geaardheid te behandelen is, in de praktijk om zal gaan met deze gedragscode?
Gelooft
u nu echt dat dit ook maar iets uitmaakt? Zo niet, waarom doet u het dan? Indien dit
wel zo is, op basis waarvan denkt u dit dan?
Antwoord 3
Wij zijn geschrokken van de soms indringende verhalen van de ervaringsdeskundigen
in het onderzoek. Die verhalen schetsen een gedetailleerd beeld van persoonlijke ervaringen
op het gebied van pogingen tot onderdrukking, ontmoediging en verandering van niet-heteroseksuele
gerichtheid.
Het voornemen om een gedragscode te ontwikkelen en steunpunten in te richten is aanvullend
op reeds bestaand beleid en wettelijke mogelijkheden om homoconversie tegen te gaan.
Het kabinet heeft de overtuiging dat een gedragscode die de grenzen aan hulp aan LHBTI-personen
concretiseert het meest effectief is wanneer deze tot stand komt met inbreng vanuit
religieuze koepelorganisaties en levensbeschouwelijke organisaties zelf. Zoals aangegeven
in de eerder aangehaalde brief aan uw Kamer, laat het kabinet onderzoeken wat de verdere
mogelijkheden zijn om effectief tegen homoconversie op te treden.
Het Humanistisch Verbond heeft in overleg met een aantal religieuze en levensbeschouwelijke
koepels een conceptgedragscode opgesteld. De koepels van enkele geloofsgemeenschappen
hebben aangegeven zich hier in principe in te kunnen vinden. Het Humanistisch Verbond
heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op 6 juli jl. een brief gestuurd waarin
aangegeven wordt dat het niet gelukt is de steun van alle religieuze koepels voor
dit initiatief te krijgen. Mede naar aanleiding van deze brief heeft de Minister van
Justitie en Veiligheid voor komende maand (september) gesprekken met het Humanistisch
Verbond en het CIO laten inplannen. Deze konden vanwege de vakantieperiode niet eerder
plaatsvinden.
Een gedragscode stelt een norm ten aanzien van seksuele of genderidentiteit in relatie
tot geloof en levensovertuiging, die ervoor kan zorgen dat de toepassing van mogelijkheden
op het gebied van het civiele recht wordt versterkt. Bij het vaststellen van de rechtmatigheid
van een handeling, krijgt de civiele rechter met een gedragscode immers een duidelijk
handvat aangeboden van wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is.
De gevolgen van pogingen om de seksuele gerichtheid of genderidentiteit van iemand
te veranderen kunnen vergaand zijn. Zo ervaren ervaringsdeskundigen bijvoorbeeld psychische
en sociale klachten en seksuele problemen. Om die reden vindt het kabinet het belangrijk
dat er een plek is waar LHBTI-personen, zeker als zij ervaring hebben met homoconversie,
hun verhaal kwijt kunnen. Hiervoor wordt gedacht aan het inrichten van steunpunten.
Het doel van deze steunpunten is dat, naast het delen van verhalen, het steunpunt
een plek biedt waar religieuze LHBTI-personen in alle vrijheid over hun twijfels kunnen
spreken. Daarnaast kunnen steunpunten LHBTI-personen ondersteunen bij het doen van
aangifte bij een eventuele juridische procedure. Het kabinet gaat met organisaties,
zoals stichting Wijdekerk, en deskundigen in gesprek over de wijze waarop dergelijke
steunpunten ingericht kunnen worden.
Vraag 4
In hoeverre gaat u optreden tegen therapieën en therapeuten die deelnemers vragen
om hun gevoelens op het gebied van seksuele geaardheid te onderdrukken?
Antwoord 4
De seksuele gerichtheid en het gender zijn onderdeel van iemands identiteit en daarmee
niet iets om te veranderen. In de kabinetsreactie d.d. 28 mei 2021 op het rapport
«Voor de Verandering»3 heeft het kabinet duidelijk uitgesproken dat activiteiten of handelingen om de seksuele
gerichtheid of genderidentiteit van een individu te veranderen kwalijk zijn. Het kabinet
keurt deze praktijken af.
Pogingen gericht op het veranderen van een seksuele gerichtheid of genderidentiteit
kunnen niet gezien worden als zorg en zijn dus geen therapieën in de zin van de Zorgverzekeringswet.
Met dit uitgangspunt ligt er in beginsel derhalve geen toezichthoudende taak bij de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Deze activiteiten vallen slechts onder het
toezicht van de IGJ als binnen een behandelrelatie van een (alternatieve) zorgaanbieder
met een cliënt sprake is van pogingen tot het veranderen van seksuele gerichtheid
of genderidentiteit. Het is evident dat hiervoor binnen een behandelrelatie geen plaats
is en de IGJ zal in dergelijke gevallen dan ook interveniëren. Naast haar instrumentarium
op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), kan in het geval
van BIG- of Stichting Kwaliteitsregister Jeugd- (SKJ-)geregistreerde zorgprofessionals
ook een tuchtklacht worden ingediend door de IGJ. Dat kunnen overigens ook de cliënten
zelf of andere belanghebbenden doen. Als aantoonbaar sprake is van het toebrengen
van ernstige schade c.q. mishandeling, zal de IGJ aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.
Los daarvan kan de cliënt ook zelf aangifte doen.
Indien sprake is van een strafbaar feit, kan mogelijk strafrechtelijk worden opgetreden.
Indien LHBTI-personen dat wensen, kunnen steunpunten hen ondersteunen bij het doen
van aangifte en bij een eventuele juridische procedure.
Vraag 5
Bent u alsnog bereid om aan de wens van de Kamer en het COC te voldoen en «homogenezing»
te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Deelt u de mening dat – ondanks dat handhaving niet eenvoudig zal blijken – het niet
verbieden van dit soort «therapie», ertoe leidt dat jongeren onnodig lang worden blootgesteld
aan kwakzalverij met mogelijk ernstige gevolgen voor hun welzijn? Zo ja, waarom doet
u dan niks? Indien u dit niet vindt, waarom komt u dan met een gedragscode en een
steunpunt wanneer u dit niet als schadelijk beschouwt?
Antwoord 6
Wij delen de mening niet dat er een causaal verband zou bestaan tussen het niet-verbieden
en blootstelling aan kwakzalverij. Het kabinet is van oordeel dat een scala aan wettelijke
en (bestaande en voorgenomen) beleidsmaatregelen, zoals beschreven in de in het antwoord
op vraag 1 aangehaalde brief aan uw Kamer, op een effectieve manier (kunnen) bijdragen
aan de bestrijding van homoconversie. Daarnaast komen naar verwachting eerste kwartaal
2022 de resultaten van een verkenning van nadere, effectieve, maatregelen en eventuele
wet- en regelgeving beschikbaar.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Gündogan
(Volt), Simons (Bij1) en Kathmann (PvdA), ingezonden 2 juni 2021 (vraagnummer 2021Z09585).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.