Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over de oorzaken van de actuele watersnood in delen van Nederland, België en Duitsland
Vragen van het lid Teunissen (Partij voor de Dieren) aan de Minister Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat over de oorzaken van de actuele watersnood in delen van Nederland, België en Duitsland (ingezonden 16 juli 2021).
Antwoord van Minister Visser (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens Staatssecretaris
Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 24 september 2021).
Vraag 1
Bent u het eens met de volgende stelling van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (KNMI): «Klimaatverandering heeft hier een bijdrage aan geleverd doordat
de lucht warmer en vochtiger is dan voorheen»? Zo nee, waarom niet?1
Antwoord 1
Ja, de recente studie2 uitgevoerd door een groep van internationale wetenschappers, waaronder van het KNMI,
constateert dat de hevige regenval die zorgde voor ernstige overstromingen afgelopen
juli in Duitsland, Luxemburg, België en Nederland samenhangt met klimaatverandering.
Zowel de kans op als de intensiteit van dergelijke hevige regenval is door klimaatverandering
aanzienlijk groter geworden. De kans op een soortgelijke zware regenval is sinds 1900
met een factor tussen 1,2 tot 9 toegenomen en kan zich nu op een bepaalde locatie
eens in de 400 jaar voordoen. Ook blijkt uit de studie dat klimaatverandering de intensiteit
van regenval in het zomerseizoen in de West-Europese regio heeft doen stijgen met
ongeveer 3 tot 19% ten opzichte van het klimaat rond 1900 toen de wereld gemiddeld
1,2 °C koeler was dan vandaag. Verdere klimaatverandering vergroot zowel de kans op
extreme neerslag als de intensiteit.
Vraag 2
Bent u het eens met de stelling van waterexpert Alphons van Winden dat als gevolg
van het opgewarmde klimaat er – met inachtneming van bepaalde aannames – mogelijk
15 tot 20% meer neerslag gevallen is? Zo nee, waarom niet?3
Antwoord 2
Dat is niet met zekerheid te zeggen. Het KNMI geeft aan dat de hoeveelheid vocht in
de atmosfeer in de zomer sinds 1951 in Nederland met zo’n 8% is toegenomen (sinds
1951 is vocht in de atmosfeer op consistente wijze gemeten). Modelmatig verwacht het
KNMI dat dit leidt tot een vergelijkbare toename voor de hoeveelheid neerslag die
uit een extreme bui valt. Metingen laten evenwel zien dat voor de zeldzame extremen
de neerslaghoeveelheden sneller omhoog gaan dan de luchtvochtigheid, tot ongeveer
tweemaal zo sterk.
Vraag 3
Bent u het eens met de stelling van klimatoloog Reinier van den Berg dat deze extreme
omstandigheden een onderdeel zijn van het opwarmende klimaat? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 3
Zoals in antwoord 1 geschetst constateert een recente wetenschappelijke studie dat
de hevige regenval die zorgde voor ernstige overstromingen afgelopen juli in Duitsland,
Luxemburg, België en Nederland samenhangt met klimaatverandering.
Vraag 4
Bent u het eens met de volgende stelling van meteoroloog Gerrit Hiemstra: «Deze regenramp
is een praktijkvoorbeeld van hoe klimaatverandering in de praktijk kan uitpakken;
we hebben vaker extreme regenval gehad, maar klimaatverandering doet er een grote
schep bovenop en zorgt er ook voor dat dit vaker voorkomt dan vroeger»? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Zoals in antwoord 1 geschetst blijkt uit een recente wetenschappelijke studie dat
de recente hevige regenval samenhangt met klimaatverandering en dat de kans op een
soortgelijke extreme neerslag en de intensiteit daarvan toeneemt door verdere klimaatverandering.
Vraag 5
Bent u het eens met de volgende stelling van meteoroloog Gerrit Hiemstra: «En ja,
we kunnen de verdere toename van extreme neerslag afremmen door klimaatmaatregelen
te nemen; dat kan door zo snel mogelijk de CO2-emissie (en andere broeikasgassen) terugbrengen naar nul. Dat betekent vooral stoppen
met het verbranden van fossiele brandstoffen»? Zo nee, waarom niet?5
Antwoord 5
Wanneer de emissies van broeikasgassen worden beperkt, wordt de verdere stijging van
de temperatuur afgeremd en daarmee ook de kans op en de intensiteit van extreme neerslag.
Vraag 6
Waar is uw (in dit geval: demissionair Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat)
uitspraak op gebaseerd dat dit een waterstand is die «1 keer in de 200» jaar voorkomt?6
Antwoord 6
Rijkswaterstaat gebruikt historische gegevens en modelberekeningen om de kans op een
bepaalde waterstand te berekenen op een specifieke locatie langs een rivier. De kans
op een bepaalde waterstand is dus niet op alle locaties langs een rivier hetzelfde;
de lokale situatie (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van zijrivieren) en de ligging
(bovenstrooms of benedenstrooms) hebben hierop grote invloed. De door de Staatssecretaris
genoemde kans van 1 keer in de 200 jaar gold globaal voor het eerste, meest zuidelijke
gedeelte van de Maas (traject tot Borgharen).
Vraag 7
Is deze inschatting nog wel toekomstbestendig gezien de steeds verder escalerende
klimaatcrisis?
Antwoord 7
In de bij antwoord 6 genoemde modelberekeningen wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke
verwachtingen rond klimaatverandering. De klimaatscenario’s voor Nederland die hiervoor
worden gebruikt worden periodiek door het KNMI geactualiseerd (eens per circa zeven
jaar) aan de hand van de meest actuele wetenschappelijke inzichten uit de Global Assessment
Reports van het IPCC. De huidige verwachting is dat extreme weersomstandigheden en
hoge waterstanden van de Maas steeds vaker zullen voorkomen. De vraag welke maatregelen
daarvoor nodig zijn, komt aan de orde op de beleidstafel die ik, zoals op 27 juli
jongstleden aan uw Kamer gemeld, zal inrichten. Doel van deze tafel is met alle betrokken
partijen de leerpunten van de wateroverlast in Limburg te vertalen naar concrete adviezen
voor Limburg en voor andere delen van Nederland.
Vraag 8
Bent u bereid om, in navolging van uw Duitse collega’s, een heldere uitspraak te doen
over het verband tussen de overstromingen en klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?7
Antwoord 8
Ja; zie het antwoord op vraag 1. Verder zal met behulp van de hydrologische modellen
van RWS en Deltares de relatie tussen de toename van de neerslag en het overstromingsrisico
worden bepaald.
Vraag 9
Hoe kijkt u nu naar het veel te lage tempo waarin Nederland momenteel werkt aan het
reduceren van de uitstoot van broeikasgassen? Vormen de overstromingen voor u aanleiding
om het maximale te doen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan en mens en
dier te beschermen tegen de gevolgen van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Nederland heeft zich met de nationale klimaatwet vastgelegd op een ambitieus streefdoel
van 49% reductie in 2030. De aanscherping van het Europese doel naar 55% reductie
in 2030 betekent ook extra inspanningen voor Nederland. Het voorkomen van overstromingen
vormt één van de vele argumenten voor een ambitieus klimaatbeleid.
Vraag 10
Kunt u – zodra daar meer informatie over beschikbaar is – de Kamer informeren over
de omvang van de schade die is veroorzaakt door de actuele watersnood in delen van
Nederland, België en Duitsland?
Antwoord 10
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft een Quick Scan uitgevoerd om
op hoofdlijnen een eerste beeld te krijgen van de omvang van de schade in Nederland.
De uitkomst daarvan is op 13 augustus 2021 door de Minister van Justitie en Veiligheid
met uw Kamer gedeeld. In Wallonië en Duitsland zijn de gevolgen zeer ernstig. In Wallonië
zijn 41 doden gevallen en in Duitsland 183. Er is nog geen vastgestelde informatie
beschikbaar over de omvang van de schade in Wallonië en Duitsland.
Vraag 11
Erkent u dat de kosten van schade door extreem weer in de komende jaren zullen toenemen
als gevolg van de steeds verder escalerende klimaatcrisis? Zo nee, waaruit blijkt
dat dit niet zo zal zijn?
Antwoord 11
Door toename van de temperatuur neemt de kans op weersextremen toe. Daarmee neemt
ook de kans op schade door weersextremen toe. De kans op schade is te beperken door
klimaatbeleid te voeren en tijdig klimaatadaptiemaatregelen te treffen.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.