Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Peters en Van den Berg over het factsheet voor GGD-medewerkers van test- of vaccinatiestraten, van klantcontactcentra (KCC), van bron- en contactonderzoeken en van vaccinatiesessies t.b.v. het Rijksvaccinatieprogramma en (kinder)mishandeling
Vragen van de leden Peters en Van den Berg (beiden CDA) aan de Staatssecretaris en Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het factsheet voor GGD-medewerkers van test- of vaccinatiestraten, van klantcontactcentra (KCC), van bron- en contactonderzoeken en van vaccinatiesessies t.b.v. het Rijksvaccinatieprogramma en (kinder)mishandeling (ingezonden 3 augustus 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 24 september 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het factsheet voor GGD medewerkers van test- of vaccinatiestraten,
van klantcontactcentra (KCC), van bron- en contactonderzoeken en van vaccinatiesessies
t.b.v. het Rijksvaccinatieprogramma en (kinder)mishandeling?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel meldingen van mishandeling zijn er bekend via GGD test- of vaccinatiestraten,
aangezien het factsheet uitgaat van een enorme onderrapportage van (kinder)mishandeling
en de nadruk legt op de belangrijke rol van de professional om te signaleren, steun
en hulp aan te beiden en te voorkomen dat problemen verergeren?
Antwoord 2
Er zijn geen cijfers bekend van het aantal meldingen dat via GGD test- of vaccinatiestraten
is gedaan.
Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat professionals actief gestuurd worden op signaleren en
melden van mishandeling in het licht van vermoede onderraportage? Bent u het eens
dat het oude medische adagium «bij twijfel onthoud u» en «frist do no harm», vervangen
is door «niets doen is geen optie»?
Antwoord 3
De GGD'en moeten (net als een aantal andere sectoren) voldoen aan de Wet meldcode
huiselijk geweld en kindermishandeling. In die wet is vastgelegd dat elke organisatie
die werkt met kinderen en volwassenen moet beschikken over een meldcode waarin staat
welke stappen moeten worden gezet bij een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk
geweld. Doel van de factsheet «Omgaan met signalen van (kinder)mishandeling en/of
huiselijk geweld (inclusief ouderenmishandeling) bij test-, bron en contactonderzoek
of vaccinatiemomenten» is dat professionals van de GGD die met veel mensen in aanraking
komen, weten wat signalen kunnen zijn die duiden op (vermoedens van) huiselijk geweld
of kindermishandeling en weten wat ze moeten doen als zij signalen opvangen. Van actief
sturen op signaleren en melden in het licht van onderrapportage is geen sprake. In
de factsheet is expliciet aandacht voor bewustwording bij de professional dat de aanwezigheid
van een signaal of het zich voordoen van een gedragsincident niet betekent dat er
automatisch sprake is van (kinder)mishandeling en/of huiselijk geweld. Ook staat beschreven
dat spannende situaties, zoals het afnemen van een covid-test, een (versterkende)
oorzaak kunnen zijn van een gedragsincident. In de factsheet is verder achtergrondinformatie
opgenomen over huiselijk geweld en kindermishandeling in relatie tot coronamaatregelen
en in dat kader is genoemd dat geweld in afhankelijkheidsrelaties onzichtbare problematiek
betreft waarbij sprake is van een enorme onderrapportage.
Vraag 4
Vindt u ook dat een melding van een vermoeden van mishandeling altijd een enorme impact
heeft op een gezin?
Antwoord 4
Een melding kan ingrijpend zijn voor een gezin. Daarom is het van belang dat professionals
werken met de stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en het
sectorspecifieke afwegingskader om een goede afweging te kunnen maken of een melding
aan de orde is. Onderdeel van de meldcode is onder andere advies vragen aan collega’s
of aan Veilig Thuis over wat een professional kan doen bij een vermoeden van huiselijk
geweld of kindermishandeling. Veilig Thuis kan dan meedenken en adviezen geven hoe
de professional zelf met de signalen om kan gaan. Ook kunnen zij samen bespreken of
een melding nodig is. Bij een melding beoordeelt Veilig Thuis de situatie zorgvuldig,
zoals beschreven in het antwoord op vraag 7. De andere kant van de medaille is dat
het ook een enorme impact heeft met langdurige gevolgen voor betrokkenen als binnen
een gezin structureel geweld speelt en niemand iets doet. Deze cirkel van geweld moet
doorbroken worden en uit onderzoek blijkt dat ten opzichte van een aantal jaren geleden
het beter lukt om na een melding geweld te stoppen2.
Vraag 5
Zijn de test- en vaccinatiemedewerkers geschoold in het herkennen van mishandeling?
Antwoord 5
GGD’en beschikken over getrainde en op dit gebied deskundige aandachtsfunctionarissen
kindermishandeling. Er zijn GGD’en die medewerkers nog een aparte training hebben
gegeven of extra aanspreekpunten opleiden op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling
naast de aandachtsfunctionarissen. De factsheet geeft aan alle professionals werkzaam
in test-, bron- of contactonderzoek en in de vaccinatiestraat, tips over hoe te handelen
en hoe steun en hulp aan te bieden, zodat voorkomen wordt dat spanningen oplopen en
problemen verergeren. De werkwijze is dat medewerkers elk incident of vermoeden dienen
te melden bij de dagcoördinator. In de factsheet staat dat men bij twijfel hoe te
handelen advies dient te vragen aan de aandachtsfunctionaris kindermishandeling van
betreffende GGD. De GGD kan een gezin aanbieden dat de collega’s van jeugdgezondheidszorg
(JGZ) contact kunnen opnemen als men open staat voor hulp.
Vraag 6
Hoeveel meldingen via Veilig Thuis zijn opgevolgd door een onderzoek bij de Raad voor
de Kinderbescherming? Hoeveel van die meldingen zorgen uiteindelijk voor een maatregel?
Antwoord 6
Veruit de meeste meldingen die bij Veilig Thuis zijn gedaan worden opgepakt door professionals
uit het lokale team of daarbuiten. Zij ondersteunen dan het gezin waar nodig.
In de impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling 20203 staan de meest recente cijfers over overdracht van Veilig Thuis naar de Raad voor
de Kinderbescherming. In het tweede halfjaar van 2019 betrof 0,7 procent van alle
overdrachten door Veilig Thuis een overdracht (verzoek tot onderzoek) aan de Raad
voor de Kinderbescherming (RvdK). In het eerste halfjaar 2019 was het 0,8 procent.
Hoeveel van die overdrachten van Veilig Thuis uiteindelijk leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel
is niet exact te zeggen, omdat er regionale variaties zijn. Zo is in sommige gemeenten
de gemeente de officiële melder bij de RvdK namens Veilig Thuis. Daarnaast registreert
de RvdK het eindbesluit van zijn eigen onderzoek (al dan niet een kinderbeschermingsmaatregel),
maar de rechter beslist hier uiteindelijk over, al dan niet na ingesteld hoger beroep.
Vraag 7
Wat gebeurt er met meldingen die door Veilig Thuis niet aan de Raad voor de Kinderbescherming
worden doorgestuurd? Hoeveel van deze gezinnen krijgen daadwerkelijk hulp?
Antwoord 7
Op basis van de veiligheidsbeoordeling kan Veilig Thuis besluiten dat er in het geheel
geen vervolgstappen nodig zijn.
Een andere mogelijkheid is dat Veilig Thuis de melding overdraagt naar een lokale
hulpverlenende instantie, die dan in gesprek gaat met de betrokkenen en hulp of ondersteuning
aanbiedt. Ook kijkt Veilig Thuis of er al een hulpverlener betrokken is bij het gezin.
In dat geval beoordeelt Veilig Thuis, samen met de hulpverlener, of deze de melding
mee kan nemen in het lopende hulpverleningstraject en of ondersteuning van Veilig
Thuis hierbij nodig is. De vervolgstappen kunnen ook belegd worden bij betrokkenen
zelf. Ook kan het een nieuwe melding betreffen over een casus die al bekend is bij
Veilig Thuis. In dat geval neemt Veilig Thuis de informatie uit de nieuwe melding
mee in de lopende casus.
Daarnaast kan Veilig Thuis besluiten zelf de vervolgstappen te nemen. Dan is Veilig
Thuis verantwoordelijk voor het zicht op veiligheid en zijn er twee mogelijkheden:
1) het doen van onderzoek of 2) activiteiten gericht op het organiseren van de directe
veiligheid van de betrokkenen en het inzetten van vervolghulp (ook wel de dienst Voorwaarden
en Vervolg genoemd, zoals omschreven in het handelingsprotocol van Veilig Thuis4). Onderzoek is gericht op het bevestigen of weerleggen van de gemelde vermoedens
van huiselijk geweld en/of kindermishandeling en het vervolgens zo nodig vaststellen
van veiligheidsvoorwaarden en inzetten van vervolghulp.
In het eerste halfjaar van 2020 is in 77 procent van de casussen waarbinnen een veiligheidsbeoordeling
is uitgevoerd door Veilig Thuis besloten tot een directe overdracht (naar het lokale
veld, een reeds betrokken hulpverlenende instantie, een multidisciplinair team of
naar betrokkenen zelf). In 9 procent is een Onderzoek gestart en in 17 procent de
dienst «Voorwaarden en Vervolg» waarna ook vervolghulp aan de orde kan zijn5.
Vraag 8
Vindt u ook dat een enorme toename van het aantal meldingen, zonder dat hulp geboden
wordt en zonder dat een maatregel nodig is, duur, omslachtig, schadelijk en onnodig
bureaucratisch is?
Antwoord 8
De aannames en verbanden die gelegd worden in deze vraag, kan ik niet allemaal onderschrijven.
Zoals bij de meest recente voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis6 is vermeld, was er het laatste half jaar van 2020 geen toename van het aantal meldingen
in vergelijking met de zelfde periode een jaar ervoor. Zoals in het antwoord op vraag
7 is aangegeven wordt een casus in het merendeel van de meldingen overgedragen aan
het lokale team of andere (betrokken) hulpverlening.
Een melding bij Veilig Thuis vindt plaats op basis van een vermoeden van huiselijk
geweld en/of kindermishandeling. Er is geen sprake van onnodige bureaucratie wanneer
op verschillende momenten de situatie beoordeeld wordt om te bezien of hulp nodig
is en zo ja, welke hulp. Indien de veiligheid en de ontwikkeling van een kind ernstig
in het geding is, kan onderzoek plaatsvinden door de Raad voor de kinderbescherming.
Dit onderzoek kan leiden tot een verzoek om een maatregel van kinderbescherming aan
de rechtbank. De kinderrechter beslist hierover.
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming en ik gemeld hebben aan uw kamer7, zien wij dat een meer transparante en effectieve jeugdbescherming gewenst is waarvoor
de contouren geschetst zijn in het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming dat
ter consultatie is voorgelegd aan veldpartijen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.