Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband met de beperking van de CO2-emissie (Kamerstuk 35668-46)
2021D34949 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief
                  d.d. 2 September 2021, «Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot vergoeding
                  van schade van exploitanten van kolencentrales in verband met de beperking van de
                  CO2-emissie (Kamerstuk 35 668, nr. 46).
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende regels
                  met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband
                  met de beperking van de CO2-emissies. Deze leden kunnen zich vinden in het voorgestelde correctiemechanisme waarmee
                  overcompensatie voorkomen kan worden. Zij vragen of de opzet van de schadevergoeding
                  prikkels creëert die de leveringszekerheid aan het einde van het kalenderjaar in het
                  geding kunnen brengen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit
                  houdende regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales
                  in verband met de beperking van de CO2-emissie. Deze leden hebben nog enkele vragen.
               
De leden van de D66-fractie zien dat de stijgende Europese CO2-prijs (in de derde week van september op 60 euro per ton CO2), een nadrukkelijk effect heeft op de business case van kolencentrales. Op welke
                  wijze wordt continu getoetst met de meest recente prijsontwikkelingen en prijsscenario
                  van het Europese Emission Trade System (ETS)? Deze leden lezen in artikel 2 van het
                  ontwerpbesluit dat, indien de maatregel voor de benadeelde naast schade tevens voordeel
                  heeft opgeleverd dat niet in de berekening van de vergoeding is meegenomen, dit voordeel
                  in mindering wordt gebracht op de vergoeding. Dit biedt een grondslag om overcompensatie
                  te voorkomen, wat deze leden zeer belangrijk vinden. Zij ontvangen graag een toelichting,
                  mogelijk geïllustreerd met een voorbeeldberekening, op hoe artikel 2 praktisch uitgevoerd
                  zal worden.
               
De leden van de D66-fractie vragen een toelichting op de onderhandelingen voor een
                  voorgenomen sluiting van een kolencentrale. Deze leden vragen hoe voorkomen wordt
                  dat een gesloten kolencentrale toch weer in handen komt van een nieuwe projectontwikkelaar.
               
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze het Energy Charter Treaty (ECT)
                  invloed heeft op dit ontwerpbesluit en of kolencentrales in het ECT juridische gronden
                  hebben richting de staat.
               
De leden van de D66-fractie ontvangen graag een toelichting op hoe ingediende en aangenomen
                  moties in het debat over de wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
                  in verband met beperking van de CO2-emissie zijn behandeld en meegenomen in dit ontwerpbesluit.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende regels
                  met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband
                  met de beperking van de CO2-emissie en hebben hierover enkele vragen.
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij zowel tijdens de schriftelijke als de
                  plenaire behandeling van de wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
                  in verband met beperking van de CO2-emissie aandacht hebben gevraagd voor een mogelijke stijging van de elektriciteitsprijs
                  als gevolg van de productiebeperking van kolencentrales. Het antwoord daarop was dat
                  de mogelijkheid bestond dat de weggevallen productie van kolencentrales zou worden
                  opgevangen door elektriciteit uit gas en dat de elektriciteitsprijs daardoor marginaal
                  zou stijgen. De Minister gaf in dat debat echter aan dat de gasprijs op dat moment
                  bijzonder laag was, waardoor elektriciteit uit gas niet duurder was dan elektriciteit
                  uit kolen en deze situatie zich niet voordeed. Momenteel is de gasprijs juist bijzonder
                  hoog. Deze leden vragen zich daarom af welke impact dat heeft op de gevolgen van de
                  productiebeperking voor de energierekening. Welke gevolgen worden door de Staatssecretaris
                  verwacht? In hoeverre zijn deze gevolgen momenteel goed in beeld? En welke stappen
                  zet de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat er geen sprake zal zijn van onevenredige
                  gevolgen voor de energierekening?
               
De leden van de CDA-fractie hebben tijdens de behandeling van de wijziging van de
                  Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie tevens aandacht gevraagd voor de leveringszekerheid.
                  In hoeverre is de impact van de productiebeperking op de leveringszekerheid veranderd
                  door de huidige hoge gasprijs? In hoeverre en op welke wijze wordt de impact op de
                  leveringszekerheid in de komende jaren gemonitord en welke stappen zal de Staatssecretaris
                  zetten indien de leveringszekerheid in gevaar dreigt te komen?
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris tevens inzichtelijk te maken
                  of en in hoeverre de hoge gasprijs gevolgen heeft voor de hoogte van de nadeelcompensatie.
                  Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de wisselwerking tussen de gasprijs en de hoogte
                  van de nadeelcompensatie eruitziet?
               
De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat de wijze waarop de nadeelcompensatie
                  wordt vastgesteld, en dan met name het opnemen van de drempel van 10 procent, in de
                  praktijk zal resulteren in een uitstootminimum voor de kolencentrales van 31.5 procent
                  (35 procent minus de drempel van 10 procent). De Staatssecretaris schrijft namelijk
                  dat in een kalenderjaar dat de CO2-productie van een productie-installatie 10 procent lager is dan de uitstoot die als
                  gevolg van de maatregel in dat kalenderjaar ten hoogste door die productie-installatie
                  mag worden uitgestoten, zal worden vastgesteld dat er geen schade is van de maatregel.
                  Als gevolg van deze drempel kan er juist een stimulans ontstaan voor kolencentrales
                  om dat minimum ook daadwerkelijk elk jaar te behalen, waardoor mogelijk zelfs extra
                  steenkool zal worden gestookt om op die manier de toegekende vergoeding niet te verliezen.
                  Wat is hierop de reactie van de Staatssecretaris? Is het ontstaan van een uitstootminimum
                  en een stimulans voor kolencentrales om dit minimum ook te halen een reëel risico?
                  Zo ja, op welke wijze zal de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze perverse prikkel
                  wordt weggenomen?
               
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat zij geluiden horen dat kolencentrales
                  mogelijk het risico om buiten de vereiste brandbreedte van 31,5 tot 35 procent productiebeperking
                  uit te komen zullen mitigeren door in de laatste maanden van het jaar veel minder
                  dan gebruikelijk te produceren. In hoeverre ziet de Staatssecretaris dat risico? Kan
                  de Staatssecretaris tevens aangeven wat de gevolgen op de leveringszekerheid zullen
                  zijn indien dit risico zich daadwerkelijk voordoet? Is er een inschatting gemaakt
                  van de mogelijke effecten op de leveringszekerheid van dit specifieke voorbeeld, bijvoorbeeld
                  door TenneT? Welke mogelijkheid ziet de Staatssecretaris om dit risico te ondervangen?
               
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat tijdens het plenaire debat over de productiebeperking
                  door de toenmalige Minister is toegezegd dat er, indien mogelijk, bij de algemene
                  maatregel van bestuur en de invulling van de compensatiemethodiek ook aandacht zou
                  zijn voor gesprekken over de mogelijkheid om vrijwillig naar een 25 procent productiebeperking
                  te gaan en er daarbij ook een inschatting van de additionele kosten zou worden gegeven.
                  Kan de staatsecretaris aangeven wat de status is van de gesprekken met de sector over
                  een vrijwillige productiebeperking van 25 procent? Is daarvoor vanuit de sector interesse?
                  Wat is de inschatting met betrekking tot de additionele kosten die dit met zich mee
                  zou brengen? Is er tevens reeds onderzocht of een dergelijke maatregel ook met betrekking
                  tot staatssteunregels tot de mogelijkheden behoort?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende regels
                  met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband
                  met de beperking van de CO2-emissie. Zij hebben hierover grote zorgen en wensen gedegen antwoorden op de vragen.
                  Om te beginnen missen deze leden een beslisnota bij dit ontwerpbesluit en zij wensen
                  dit van de Staatssecretaris te krijgen. Deze leden willen weten welke adviezen de
                  Staatssecretaris heeft gehad en welke gesprekken er met wie en wanneer gevoerd zijn.
                  Maar ook willen deze leden weten hoe de Staatssecretaris zich ervan heeft verzekerd
                  dat de overheid niet veel te veel betaalt aan aandeelhouders van kolencentrales voor
                  het sluiten ervan.
               
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of zij een overzicht kan maken
                  van wie de aandeelhouders zijn van de kolencentrales in Nederland en wanneer dat eigendom
                  verworven is. Ook willen deze leden helder krijgen wat de aandeelhouders hebben betaald
                  om de kolencentrales in portefeuille te krijgen? Kan zij daarbij ook helder presenteren
                  wat de marges zijn voor de aandeelhouders van de kolencentrales in bedrijf. Deze leden
                  vragen dit omdat zij helder willen krijgen of de compensatie voor sluiting niet volledig
                  uit verhouding zal zijn als die gaat plaatsvinden.
               
De leden van de SP-fractie zouden graag antwoorden zien op hoe het staat met het overleg
                  over de sluiting van de Onyx-centrale? Welk contact is er geweest tussen de Staatssecretaris
                  en de directie over de sluiting en de compensatie? Kan de Staatssecretaris aangeven
                  of hier de compensatie inderdaad vier keer hoger zal gaan liggen dan het bedrag dat
                  de aandeelhouder betaalde voor de kolencentrale in 2019?
               
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering deze nadeelcompensatie verhoudt
                  tot enerzijds de subsidie voor sluiten waar de call for proposals nog voor loopt en
                  anderzijds de rechtszaken die Uniper en RWE hebben aangespannen vanwege de productiebeperking,
                  wat de staat miljarden zou kunnen kosten. Kan per kolencentrale worden aangegeven
                  wat thans de stand van zaken is met betrekking tot iedere mogelijke vorm van compensatie
                  als gevolg van het sluiten dan wel productiebeperking?
               
De leden van de SP-fractie lezen in het ontwerpbesluit dat voorzienbare schade niet
                  vergoed wordt. Deze leden stellen dat de tijdelijke productiebeperking voor alsook
                  sluiting van kolencentrales wel degelijk te voorzien was, en vergoeding dus niet aan
                  de orde zou moeten zijn. Al decennia wordt gesproken over het beperken van CO2-emissie, dus de maatregelen waren ruimschoots te voorzien toen de kolencentrales
                  gebouwd werden. Er is hier simpelweg sprake van ondernemingsrisico. Bovendien geldt
                  al jarenlang een vrijstelling op de kolenbelasting. Kan worden aangegeven hoeveel
                  geld de staat hierdoor precies misliep? Deze leden vinden het niet uit te leggen dat
                  er nu wellicht toch weer miljoenen, zo niet miljarden euro’s publiek geld aan vergoeding
                  moeten worden betaald, omdat hiermee wederom geld in fossiel wordt gestoken, in plaats
                  van in de verduurzaming van onze energievoorziening teneinde een leefbare wereld voor
                  toekomstige generaties te waarborgen.
               
De leden van de SP-fractie merken op dat de Kamer met de motie-Van der Lee c.s. over
                  een nadeelcompensatiemethodiek met ook een substantieel ex-postelement (Kamerstuk
                  35 668, nr. 31) heeft getracht te voorkomen dat miljoenen publiek geld in de zakken van aandeelhouders
                  verdwijnen, maar de regering beroept zich op het Europees recht om deze motie niet
                  uit te voeren. Wat gaat de Staatssecretaris doen om niet alleen overcompensatie terug
                  te vorderen, maar het bij voorbaat niet te laten gebeuren dat het zo ver komt dat
                  investeerders miljoenen ontvangen voor schade die zij niet daadwerkelijk op hebben
                  gelopen of schade die wel degelijk te voorzien was? Om de schijn van staatssteun te
                  voorkomen is het toch juist verstandiger geen nadeelcompensatie toe te kennen? Laat
                  staan met een hogere CO2 beprijzing is het toch niet uit te leggen dat er geld gaat naar kolencentrales? Hoe
                  heeft de Staatssecretaris bepaald dat de motie-Van der Lee c.s. niet uitgevoerd kan
                  worden? Kan zij het juridisch advies daarover aan de Kamer sturen en de Kamer informeren
                  wanneer de ministerraad geaccordeerd heeft dat zij deze motie niet uitvoert?
               
De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het staat met de uitwerking van
                  het aangenomen amendement-Leijten (Kamerstuk 35 668, nr. 40) om te komen tot een regeling voor medewerkers van kolencentrales die gesloten zullen
                  worden.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit
                  en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vrezen dat artikel 5.1 van het ontwerpbesluit in
                  de praktijk resulteert in een uitstootminimum (in tegenstelling tot een uitstootmaximum)
                  van 31,5 procent, omdat de eigenaren van kolencentrales geprikkeld worden om zelfs
                  onder ongunstige marktomstandigheden extra steenkool te stoken om er zeker van te
                  zijn dat ze de vergoeding niet verliezen. Klopt deze analyse? Kan deze perverse prikkel
                  worden voorkomen?
               
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat de maximumcapaciteit wordt verlengd
                  tot en met 2030. Dit draagt bij aan het behalen van de klimaatdoelen maar biedt ook
                  meer zekerheid voor de eigenaren van kolencentrales. Is de Staatssecretaris hier alsnog
                  toe bereid?
               
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris
                  op de recente ontwikkelingen rondom het ECT. Het Hof van Justitie van de Europese
                  Unie heeft geoordeeld dat de ECT niet mag worden ingezet voor intra-EU-zaken. Klopt
                  het dat eigenaren van kolencentrales de maatregelen rondom het beperken van de capaciteit
                  van kolencentrales hiermee niet meer kunnen aanvechten via de ECT?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit
                  en hebben nog enkele kritische vragen en opmerkingen.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat in het ontwerpbesluit
                  staat dat voorzienbare schade niet vergoed wordt. Deze leden wijzen op de kennis over
                  de klimaatcrisis die decennia geleden al tot ingrijpende beleidswijzigingen had moeten
                  leiden. De fossiele industrie was eind jaren »70 van de vorige eeuw al doordrongen
                  van het ontwrichtende effect van hun verdienmodel op het klimaat.1 In 1996 adviseerde een speciale klimaatcommissie van de Tweede Kamer al om het voorzorgsbeginsel
                  voorop te plaatsen in het klimaatbeleid.2 Desondanks kozen opeenvolgende kabinetten voor het negeren van hun verantwoordelijkheid
                  om toekomstige generaties te beschermen tegen de gevaarlijke gevolgen van de klimaatcrisis.
                  Zo sprak toenmalig de Minister van Economische Zaken in 2003 nog zijn voorkeur uit
                  voor de bouw van nieuwe kolencentrales (Kamerstuk 29 023, nr. 1). Daarmee schiep de Minister ten onrechte het beeld dat kolencentrales een gewenste
                  ontwikkeling zouden zijn. Zowel politiek als exploitanten van kolencentrales hadden
                  destijds al de beschikking over de kennis over de ontwrichtende effecten van kolencentrales.
                  Dat maakt dat de kosten van het voortijdig sluiten van kolencentrales, in de ogen
                  van deze leden, voorzienbaar waren.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat die kolencentrales er
                  uiteindelijk in 2015 en 2016 kwamen, volstrekt in tegenspraak met de noodzaak om zo
                  snel mogelijk de uitstoot van broeikasgassen te reduceren.3 Dat Nederland nu zo snel mogelijk van kolen af moet, hadden zowel het toenmalige
                  kabinet als de exploitanten van de kolencentrales destijds kunnen weten en moeten
                  zien aankomen. Erkent de Staatssecretaris dat? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarom alleen schade als gevolg
                  van bedrijfsbeslissingen die zijn genomen nadat het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer
                  is verzonden worden gerekend tot «voorzienbare» schade, terwijl deze schade al decennialang
                  voorzien had kunnen worden door zowel het kabinet als de industrie? Erkent de Staatssecretaris
                  het falen van opeenvolgende kabinetten om tijdig te handelen naar de realiteit van
                  een escalerende klimaatcrisis? Erkent de Staatssecretaris dat de keuze van die kabinetten
                  om, ondanks alle beschikbare kennis over de klimaatcrisis, toch nog nieuwe kolencentrales
                  te laten bouwen, heeft geleid tot onnodig hoge kosten en, erger nog, een verdere escalatie
                  van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet? Waarom staat het voorzorgsbeginsel nog
                  steeds niet voorop in het Nederlandse klimaatbeleid?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat kolencentrales,
                  omdat er CO2-reductie wordt beoogd met de maatregel, niet alleen gecompenseerd worden voor deze
                  onvoorziene schade, maar dat ze daarnaast ook minder CO2-belasting hoeven te betalen? Zo nee, hoe zit het dan? Hoeveel belasting besparen
                  kolencentrales door de CO2-beperkingen precies? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat die niet-betaalde
                  belasting voor deze bedrijven juist een voordeel is in plaats van een nadeel? Op welke
                  manier zit de CO2-belasting die kolencentrales door de maatregel kunnen ontwijken verwerkt in de methode
                  voor de berekening van de nadeelcompensatie?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat dit voorstel CO2-reductie beoogt. Kan de Staatssecretaris garanderen dat kolencentrales door het huidige
                  beleid daadwerkelijk minder CO2 zullen uitstoten? Welk effect zal de aangenomen motie-Van Raan/Leijten hebben op
                  de cijfers van de daadwerkelijke CO2-uitstoot van kolencentrales (Kamerstuk 35 668, nr. 27)? Conform deze motie moet de CO2-uitstoot van biomassa namelijk in het vervolg ook gemeten worden.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat compensatie niet
                  uitbetaald dient te worden, tenzij een rechter (desnoods in een bodemprocedure) anders
                  beslist. Kan de Staatssecretaris garanderen dat de compensatie niet verder gaat dan
                  strikt noodzakelijk is? Heeft de Staatssecretaris er met deze methode nu alles aan
                  gedaan om de kosten van de compensatie te minimaliseren? Zo ja, wat doet de vrijstelling
                  voor kolenbelasting dan nog in het belastingstelsel? Zo nee, hoe kan zij dan garanderen
                  dat er geen overcompensatie plaatsvindt? Is de Staatssecretaris bereid om wetgeving
                  voor te bereiden die een einde maakt aan de vrijstelling van kolenbelasting? Zo nee,
                  waarom niet?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat inkomsten, kostenbesparingen
                  en andere vormen van voordeel die het gevolg zijn van de maatregel en niet in de berekening
                  van de schade zijn meegenomen, van de te verlenen nadeelcompensatie zullen worden
                  afgetrokken. Deelt de Staatssecretaris de mening dat niet gedane uitgaven voor bijvoorbeeld
                  uitstootrechten die niet gekocht hoeven te worden, de kosten voortkomend uit de CO2-heffing, of investeringen voor CO2-reductiemaatregelen die nu niet gedaan hoeven worden, een voordeel zijn in plaats
                  van een nadeel? Klopt het dan dat deze voordelen van de nadeelcompensatie worden afgetrokken?
                  Zo nee, waarom niet? Is de staatsecretaris bereid een extra klimaatheffing op te leggen
                  aan de fossiele energieleveranciers, bijvoorbeeld ter hoogte van de geclaimde schadevergoeding?
                  Zo nee, waarom niet?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende
                  regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales
                  in verband met de beperking van de CO2-emissie. Zij zijn blij met dit extra toetsmoment door de Kamer. Deze leden willen
                  overcompensatie van kolencentrales voorkomen, omdat dat geld hard nodig is voor de
                  duurzame energietransitie.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris de nadeelcompensatie
                  op recente forwardprijzen baseert; meer precies wordt de dag voor de datum van de
                  uitgifte van het Staatsblad als peildatum gekozen en het aan die dag voorafgaand tiendaags
                  gemiddelde als controle genomen. Waarom heeft de Staatssecretaris gekozen voor deze
                  methode? De energieprijzen zijn op dit moment echter erg onstabiel en daarom moeilijk
                  te voorspellen. Hoe representatief zijn dit soort tiendaagse gemiddelden voor de elektriciteitsprijs?
                  Waarom heeft de Staatssecretaris niet gekozen voor een langer gemiddelde voor het
                  berekenen van een prijs, of monitort de Staatssecretaris de marktprijzen niet nadat
                  er compensatie is toegekend, ter controle?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich in algemenere zin af hoe overcompensatie
                  wordt voorkomen. Hoe wordt voorkomen dat bij de berekening van de prijzen de ontwikkelingen
                  op de energiemarkt standaard lineair worden ingeschat, in plaats van rekening te houden
                  met revolutionaire, toekomstige ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de elektriciteitsprijs,
                  zoals bijvoorbeeld grootschalige isolatie van woningen of lokale opwek van groene
                  energie voor bedrijven? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de zorg van beheerders
                  van kolencentrales zelf, dat artikel 5.1, sub a en b over terugvordering, zal resulteren
                  in een uitstootminimum waar kolencentrales aan zullen willen voldoen om de toegekende
                  vergoeding niet te verliezen, ook al zijn er ongunstige marktomstandigheden voor het
                  stoken van kolen? Zijn er manieren om deze perverse prikkel weg te nemen, maar toch
                  een mogelijkheid tot het terugvorderen van overcompensatie vast te stellen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tot slot vragen bij de voorzienbaarheid
                  van deze sluiting. De lopende verplichtingen waar kolencentrales aan moeten voldoen,
                  moeten worden meegenomen in de nadeelcompensatie, zo is te lezen in het ontwerpbesluit.
                  In hoeverre wordt er ook juridisch getoetst aan welke verplichtingen kolencentrales
                  ook daadwerkelijk gehouden zijn wanneer er van overheidswege overgegaan moet worden
                  tot een sluiting? In hoeverre wordt getoetst of de kolencentrales rekening hadden
                  moeten houden met wettelijke beperkingen op het gebied van energieproductie bij het
                  opstellen van voorwaarden bij het aangaan van contractuele verplichtingen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
                  ontwerpbesluit. Zij hebben nog enkele vragen.
               
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe groot de Staatssecretaris het risico inschat
                  dat exploitanten meer kolen gaan verstoken dan gelet op de marktomstandigheden de
                  bedoeling was, om maar te voorkomen dat zij, gelet op artikel 5, vergoeding mislopen.
                  Hoe waardeert zij dit risico in het licht van de gewenste CO2-emissiereductie?
               
De leden van de SGP-fractie willen er tevens op wijzen dat exploitanten, om te voorkomen
                  dat ze vergoeding mislopen door, vanwege ongunstige marktomstandigheden of storingen,
                  onbenutte draaiuren in het vierde kwartaal mogelijk inzetten op maximale benutting
                  van winstgevende draaiuren in de eerste kwartalen van het jaar. Kan de Staatssecretaris
                  een nadere analyse geven van de mogelijk negatieve gevolgen hiervan voor de leveringszekerheid
                  in het vierde kwartaal, zo vragen deze leden.
               
De leden van de SGP-fractie vragen, gelet op de voorgaande zorgpunten, of de Staatssecretaris
                  bereid is te kijken naar zodanige aanpassing van de regelgeving dat ongewenste neveneffecten
                  zoveel mogelijk voorkomen worden, bijvoorbeeld door vergroting van het voorgestelde
                  percentage van 10 procent of door een banking systeem.
               
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.