Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 872 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het afschaffen van de collectiviteitskorting
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 20 september 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen
en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare
behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
Algemeen deel
1
1.
Inleiding
2
2.
Doel collectiviteitskorting
3
3.
De praktijk en eerdere maatregelen
4
4.
Afschaffing van de collectiviteitskorting
6
5.
Verhouding tot het Europees recht
10
6.
Invoering
10
7.
Consultatie
11
8.
Toezicht en handhaving
11
9.
Financiële gevolgen
11
I. ALGEMEEN DEEL
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in verband
met het afschaffen van de collectiviteitskorting. Zij hebben een aantal vragen en
opmerkingen bij het voorstel.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij zijn het eens met de regering
dat de collectiviteitskorting tot nu toe niet heeft gebracht waarvoor deze beoogd
was en dat er momenteel veelal bij de korting sprake is van kruissubsidiëring. Zij
hebben nog wel vragen over de toekomst van collectiviteiten en de potentie ervan.
Daarnaast speelt voor deze leden de gemeentepolis een belangrijke rol, een minimapolis
waarbij de collectiviteitskorting ook zal verdwijnen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen de afschaffing van de collectiviteitskorting,
maar hebben hierover nog wel enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben wel nog enkele
vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Zorgverzekeringswet
in verband met het afschaffen van de collectiviteitskorting. Deze leden vinden het
belangrijk dat via zorgcollectiviteiten voor een aantal specifieke groepen maatwerk
geleverd kan worden. Zij zien echter ook dat de collectiviteitskorting niet meer het
passende instrument blijkt te zijn om deze zorgcollectiviteiten te faciliteren. De
leden van genoemde fractie hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de JA21-fractie nemen kennis van de wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het afschaffen
van de collectiviteitskorting. Zij dienen enkele vragen in.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om collectiviteitskorting op zorgverzekeringen
af te schaffen. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover enkele vragen
te stellen.
1. Inleiding
De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij van mening is dat elke kans aangegrepen moet worden om
binnen dit zorgstelsel bij te dragen aan preventie. Zo ja, is het verdwijnen van de
collectiviteitskorting een kans minder? Hoe ziet de regering dat specifiek voor minimapolis?
Genoemde leden lezen in het rapport van Equalis dat het totaal aantal verzekerden
dat collectief verzekerd is, is afgenomen van 67% naar 63%. Hoeveel procent is in
2021 collectief verzekerd?
De leden van de CDA-fractie begrijpen het wetsvoorstel zo dat er met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat collectiviteiten
nog steeds tot de mogelijkheden behoren, alleen niet meer via een korting op de premie
van de verzekerden. Begrijpen deze leden dit goed?
Kan de regering beter onderbouwen waarom er «alleen» gekozen is de optie korting op
de premie te verbieden? Kan de regering enkele voorbeelden geven van welke collectiviteiten
vervolgens onder de Zvw nog wel tot de wettelijke mogelijkheden behoren? Welk soort
kortingen kunnen dan nog wel gegeven worden?
Kan de regering onderbouwen in hoeverre de mogelijke collectiviteiten na inwerkingtreding
van het onderhavige wetsvoorstel wel aan de doelstelling voldoen?
Denkt de regering dat het voor zorgverzekeraars en werkgevers nog «aantrekkelijk»
is een collectiviteit aan te gaan? Waarom denkt de regering van wel of waarom denkt
de regering van niet? Aan wie of aan welke partij mag nog wel geldelijk voordeel gegeven
worden?
Vreest de regering niet dat het schimmiger wordt waar het financiële voordeel dan
terecht zal komen of aan wie dit ten goede zal komen en dus ook in hoeverre collectiviteiten
aansluiten bij de oorspronkelijke doelstelling? In hoeverre doorkruisen de collectiviteiten
die behouden blijven de solidariteit van het systeem? Voorziet de regering geen scheefgroei
op de lange termijn, bijvoorbeeld door zieken en gezonde mensen?
Dan stelt de regering in de memorie van toelichting dat het grote aantal collectiviteiten
niet bijdraagt aan een overzichtelijk polisaanbod voor verzekerden. Die gedachtegang
kunnen de leden van de CDA-fractie goed volgen. Het polisaanbod is een woud waar verzekerden
nauwelijks nog doorheen komen. Maar kan de regering uitgebreid onderbouwen waarom
zij van mening is dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan een meer overzichtelijk polisaanbod?
Genoemde leden vragen de regering of de polismarkt zich op deze manier zal gaan ontwikkelen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de inleiding dat de afschaffing van de collectiviteitskorting per 1 januari
2023 kan ingaan. Genoemde leden vragen de regering waarom er niet is gekozen voor
1 januari 2022.
De leden van de JA21-fractie constateren dat het afschaffen van de collectiviteitskorting breed wordt onderbouwd.
Bij het invoeren van deze korting bestonden er echter ook onderbouwde verwachtingen.
Op voorhand kan niet worden aangegeven wat de invloed van het alsnog afschaffen van
deze korting in de praktijk zal betekenen voor (deelnemers van) verschillende collectiviteiten.
De leden van de JA21-fractie vragen of het mogelijk is om de gevolgen van afschaffing
van de collectiviteitskorting voor verschillende groepen te evalueren en indien daarop
het antwoord bevestigend luidt, of de regering bereid is deze monitoring daadwerkelijk
te verrichten. Aansluitend zijn deze leden benieuwd naar de ontwikkeling van het aanbod
van collectiviteiten, zowel wat betreft het kwantitatieve aspect als wat aangaat de
inhoudelijke waarde.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering niet (meer) gecharmeerd is van de collectiviteitskorting.
Zij vragen of de regering nog wel positief is over zorgcollectiviteiten op zichzelf.
2. Doel collectiviteitskorting
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat bij kruissubsidiëring de premie eerst wordt verhoogd, om deze verhoging
vervolgens aan sommigen verzekerden terug te geven alsof het een korting is. Individueel
verzekerden betalen via deze premieopslag mee aan de collectiviteitskorting van collectief
verzekerden.
Ook betalen verzekerden met een relatief lage collectiviteitskorting mee aan hoge
collectiviteitskortingen. Dit verstoort de solidariteit tussen verzekerden en vormt
een aantasting van het sociale karakter van de zorgverzekering. Dit uitgangspunt delen
de leden van de CDA-fractie met de regering. Kan de regering deze leden eens schetsen
om hoeveel financiële middelen het per jaar in zijn totaliteit gaat? Wat vindt de
regering ervan dat zorgverzekeraars hun verzekerden eigenlijk voor het lapje hielden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een duiding van het feit dat de eerder verwachte voordelen
van de collectiviteitskorting blijkbaar niet uit zijn gekomen. Welke aannames over
het gedrag van verzekeraars en verzekerden bleken in de praktijk anders uit te pakken
dan de regering verwacht had? Wat zegt dit over andere uitgangspunten die ten grondslag
liggen aan de zorgverzekeringswet?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er bij collectiviteitskorting eigenlijk sprake is van kruissubsidiëring.
De premie wordt eerst verhoogd om vervolgens korting te kunnen geven aan bepaalde
groepen. Genoemde leden vragen de regering of dezelfde redenering niet opgaat voor
het vrijwillig eigen risico. Het vrijwillig eigen risico kan worden verhoogd in ruil
voor een korting op de premie. Alleen gezonde mensen, die geen zorgkosten verwachten,
zullen het vrijwillig eigen risico verhogen en korting op de premie ontvangen. Hierdoor
dragen zij minder bij aan premies. Om toch even veel geld aan premies op te halen,
moeten verzekeraars dan de premie iets verhogen. Daarmee wordt, op dezelfde wijze
als bij de collectiviteitskorting, via kruissubsidiëring de solidariteit van het stelsel
ondermijnd. Vandaar dat de leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom het afschaffen
van het eigen risico geen deel is van dit wetsvoorstel, als vergroten van de solidariteit
het doel is.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de meerwaarde van collectiviteiten is en hoe
deze meerwaarde vorm kan krijgen na de wetswijziging. Wat is bovendien het voordeel
van de verzekerde bij de overgebleven mogelijkheden van collectiviteitsafspraken?
Welke prikkels hebben verzekerden om zich aan te sluiten bij een zorgcollectiviteit?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering naar hun beoordeling van de
collectiviteiten met zorginhoudelijke afspraken. Hoe beoordeelt de regering de doelmatigheid
van het wetsvoorstel in het licht van de toename van het percentage collectiviteiten
met zorginhoudelijke afspraken?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering stelt dat er bij een collectiviteitskorting kruis-subsidiëring
tussen verzekerden binnen en buiten het collectief plaatsvindt. Zij delen de opvatting
van de regering dat kruissubsidiëring onwenselijk is. Uit de jaarlijkse Vektis-rapportage
blijkt echter dat collectief verzekerden sinds 2020 gemiddeld een significant hogere
premie betalen voor de basisverzekering. Hoe verhouden deze cijfers zich tot de stelling
dat er sprake is van kruissubsidie van individueel verzekerden richting collectief
verzekerden? Kan de regering nader toelichten waaruit blijkt dat de ongewenste kruissubsidie
optreedt? Heeft de regering overwogen om, in plaats van het definitief afschaffen
van de collectiviteitskorting, alleen de praktijk van financiering door premieopslag
en kruissubsidiëring te verbieden?
3. De praktijk en eerdere maatregelen
De leden van de VVD-fractie willen graag een uitgebreidere onderbouwing waarom het werken met open normen in
een algemene maatregel van bestuur niet zou kunnen werken, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) heeft geoordeeld. Waarom is dit lastig uitvoerbaar en waarom zorgt het voor
rechtsonzekerheid, want er wordt toch veel vaker gewerkt met open normen?
Deze leden lezen dat de monitor laat zien dat bij 89% van de collectiviteiten aanvullende
afspraken worden gemaakt, zoals gezondheidsprogramma’s, stoppen met roken interventies
en leefstijlprogramma’s. Wat betekent het afschaffen van de collectiviteitskorting
voor dit type afspraken in de praktijk?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of is overwogen om de collectiviteitskorting te beperken tot werkgevers,
dan wel alleen voor werkgevers boven een aantal medewerkers. Waarom is hier wel, dan
wel niet voor gekozen? Vooral omdat verreweg de meeste collectiviteiten minder dan
250 verzekerden hebben (91 procent). Een werkgever heeft namelijk een belangrijke
taak op het gebied van preventie, onder andere omdat werknemers een groot deel van
de week zich op werk bevinden. Werkgevers zijn bij uitstek geschikt om zich in te
zetten voor gezonder eten, meer bewegen en het voorkomen van stress. Zij zijn vaak
ook regionaal vertegenwoordigd, wat kan helpen bij de zorginkoop van zorgverzekeraars,
iets wat tot nu toe ontbreekt bij de collectiviteiten en vooral kan werken als er
veel werknemers in de collectiviteit zitten. Een korting op de premie van het basispakket
kan een stimulans zijn of gebruikt worden bij prestatieafspraken. Met name als er
minimum criteria gelden.
De leden van de D66-fractie vinden dat er nog onvoldoende door de regering wordt gemotiveerd
waarom er niet gewerkt kan worden met minimum criteria om in aanmerkingen te komen
voor de collectiviteitskorting. Zo zijn er bewezen effectieve leefstijlinterventies,
zoals gepubliceerd op loketgezondleven.nl, die niet onder de zorgverzekeringswet vallen
maar wel toegespitst zijn op een bepaalde doelgroep en effectief kunnen zijn op de
korte of lange termijn. Deze interventies zouden een korting rechtvaardigen. Ook als
preventieve gezondheidsonderzoeken bewezen kostenbesparend zijn, zouden die kunnen
worden ingezet als minimum criterium. Beide zijn al concrete voorbeelden die ook kunnen
dienen als minimale eis in bijvoorbeeld een Besluit Zorgverzekering of in modelovereenkomsten.
Dit zijn geen open normen zoals de NZa die beschreef. Zijn deze opties verkend? Zo
ja, waarom is er voor gekozen dit niet toe doen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie vragen of er is overwogen om de collectiviteitskorting
af te schaffen, maar ondertussen wel extra criteria in te stellen als voorwaarde om
collectiviteiten af te spreken met een zorgverzekeraar. Zo ja, waarom is hier niet
voor gekozen? Zo nee, is dit een mogelijkheid voor de regering?
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom het een probleem is als een
succesvolle collectiviteit tot een besparing leidt in een ander domein. Immers, het
is momenteel juist een probleem binnen het zorgstelsel dat succesvolle interventies
hun baten elders zien en dat daarom er niet in wordt geïnvesteerd door partijen in
de zorg. Daarnaast is de zorg in zijn geheel een overwegend publiek gefinancierd stelsel
dus de baten zijn ook publiek goed. Genoemde leden vinden het argument van kruissubsidiering
hier dan ook minder goed passen. Waarom ziet de regering dit anders?
De leden van de CDA-fractie constateren dat naast het probleem van de kruissubsidiering uit onderzoek in 2016
bleek dat er meer dan 60.000 collectiviteiten waren, waarvan het merendeel zeer klein
(93% had minder dan 250 verzekerden). Zorgverzekeraars bleken niet specifiek zorg
in te kopen voor collectiviteiten. Voor een derde van de collectiviteiten werden wel
aanvullende afspraken gemaakt, maar deze richtten zich meestal niet op de zorgverzekering
maar op bijvoorbeeld extra dekkingen vanuit de aanvullende verzekering. De leden van
de CDA-fractie vragen de regering hoe zij deze laatste zinssnede moeten lezen. Het
is immers zo dat een aanvullende verzekering een verzekering is voor zorg die niet
of niet meer onder de basisverzekering valt, waar «wij» formeel niet over gaan. Als
deze premiekorting middels een collectiviteit wordt aangeboden lijkt dit toch op een
vorm van indirecte risicoselectie. Kan de regering hierop reflecteren? Hoe kan bij
de aanvullende zorgverzekering kruissubsidiering worden voorkomen?
Dan heeft de NZa zorginhoudelijke/ cumulatieve criteria proberen vast te stellen waaraan
afspraken moeten voldoen om een collectiviteitskorting te legitimeren. Genoemde leden
wil graag meer onderbouwing over waarom de regering regelgeving via een algemene maatregel
van bestuur lastig uitvoerbaar vindt. Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor
gesloten normen aansluitend bij de oorspronkelijke doelstelling?
Welke taak houdt de NZa bij de collectiviteiten na de inwerkingtreding van het onderhavige
wetsvoorstel? In de memorie van toelichting staat dat afschaffen collectiviteitskorting
een vereenvoudiging mee brengt voor NZa. Heeft de regering bij de NZa navraag gedaan
of zij adequaat in staat zijn met betrekking tot de overgebleven collectiviteiten
hun controlerende taak uit te voeren? Immers op grond van artikel 16, onderdeel b,
van de wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is de NZa belast met het toezicht op
de rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van de zorgverzekeringswet.
Dan wijst verder onderzoek uit dat bij 18% van de collectiviteiten van de grote zorgverzekeraars
aannemelijk is gemaakt dat de afspraken leiden tot een besparing. De hoogte van de
besparing is niet bekend. Waarom niet?
De leden van de SP-fractie lezen dat door het afschaffen van de collectiviteitskorting ook de collectiviteitskorting
van gemiddeld 2,8% voor gemeentepolissen voor minima vervalt. Zij vragen wat het effect
hiervan is op deze gemeentepolissen. Wat is bijvoorbeeld de verwachte gemiddelde stijging
van de prijs van de gemeentepolis als gevolg van dit wetsvoorstel? Welke maatregelen
kunnen worden getroffen om deze stijging te voorkomen?
De leden van de SGP-fractie delen de analyse van de regering dat het bestaan van tienduizenden zorgcollectiviteiten
niet bijdraagt aan een overzichtelijk polisaanbod voor verzekerden. Het hoge aantal
is op zichzelf geen argument om zorgcollectiviteiten dan maar helemaal af te schaffen.
Heeft de regering andere (juridische) maatregelen overwogen om dit aantal (fors) terug
te dringen, door bijvoorbeeld een minimumaantal deelnemers vast te stellen of collectiviteiten
alleen nog maar mogelijk te maken in een werkgever-werknemerrelatie? Hoe beziet de
regering de daling van het aantal collectiviteiten van 60.000 in 2016 naar ongeveer
47.000 in 2020?
In aanvulling hierop wijzen de leden van de SGP-fractie erop dat de oproep van de
regering om meer werk te maken van specifieke, zorginhoudelijke afspraken effect heeft
gesorteerd. Sinds 2016 is het aantal collectiviteiten waarbij zorginhoudellijke afspraken
worden gemaakt gestegen tot 89% in 2020, zo blijkt uit het onderzoek van Equalis.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering hoe zij deze stijging beoordeelt. Is
de regering van mening dat zij voldoende zicht heeft op de besparingen en opbrengsten
van collectiviteiten met zorginhoudelijke afspraken? Heeft de regering meegewogen
dat de besparingen en opbrengsten van dergelijke afspraken niet altijd op de korte
termijn gerealiseerd kunnen worden? Is de regering bereid onderzoek te laten doen
naar de lange termijnbesparingen en -baten van zorginhoudelijke afspraken?
4. Afschaffing van de collectiviteitskorting
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het straks niet meer mogelijk is om een korting op de zorgpremie te
geven. Deze leden vinden het belangrijk dat er nog wel extra’s afgesproken kunnen
worden op het gebied van bijvoorbeeld (verzuim-)preventie, duurzame inzetbaarheid,
re-integratie. Dat is onder meer voor werkgevers van belang. Kan aangegeven worden
wat er nog wel mogelijk is om af te spreken in het kader van de collectiviteit en
waarom dat nog steeds aantrekkelijk is of kan zijn zonder collectiviteitskorting?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat mensen met een minimapolis, die
veel gemeenten voor mensen in de bijstand aanbieden, specifiek zullen merken van het
afschaffen van de collectiviteitskorting? Wat zijn de gevolgen? En wat is er straks
nog wel mogelijk en wat niet?
Genoemde leden lezen dat na de afschaffing van de collectiviteitskorting de opslag
verdwijnt waarmee zorgverzekeraars de premie verhogen om de collectiviteitskorting
te verstrekken. Zij zien het risico dat de collectiviteitskorting straks wordt geschrapt,
maar de zorgpremie voor de overige zorgpolissen niet naar beneden gaan. Welke garanties
zijn daarvoor? Hoe wordt daarvoor de vinger aan de pols gehouden? Hoe wordt dit gemonitord?
Hoe wordt hier toezicht op gehouden? Hoeveel mensen met een zorgverzekering hebben
op dit moment een collectiviteitskorting en hoeveel mensen niet? Kan een overzicht
worden gegeven van hoeveel mensen welke korting krijgen (dus per hoogte van de korting
de aantallen personen)?
De leden van de VVD-fractie willen weten waarom ervoor gekozen wordt om de collectiviteitskorting
op de basisverzekering af te schaffen, maar die op de aanvullende verzekering niet.
Wat is daarvan de reden en wat zijn daarvan de gevolgen in brede zin, bijvoorbeeld
ook voor de hoeveelheid collectiviteiten?
Deze leden lezen dat het voor een collectiviteit nog wel steeds mogelijk is om een
bijdrage te verstrekken aan de premie voor de zorgverzekering. Wat is dat anders dan
een collectiviteitskorting? Waarom wordt ervoor gekozen dit in stand te houden? Wat
zijn de gevolgen van het wel in stand houden, en wat als die mogelijkheid niet in
stand wordt gehouden?
Genoemde leden lezen dat het de verwachting is dat het aantal collectiviteiten zal
afnemen. Kan de regering aangeven welke afspraken over preventie er gemaakt kunnen
worden, ook buiten een collectiviteit? Worden de effecten van het afschaffen van de
collectiviteitskorting gemonitord en wanneer wordt de afschaffing als succesvol beschouwd?
Hoe worden de effecten van het afschaffen van de collectiviteitkorting in brede zin
gemonitord en geëvalueerd? Met name ook op het punt van het aantal collectiviteiten,
het daadwerkelijk verlagen van de zorgpremie zonder collectiviteit, de gevolgen voor
de deelnemers (meer specifiek de minima), de inhoud van de collectiviteiten, en de
gevolgen voor (verzuim-)preventie, duurzame inzetbaarheid, re-integratie, etc.
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de collectief verzekerden worden geïnformeerd
over de aanpassingen en wanneer dit gaat gebeuren. Hoe worden ook werkgevers geïnformeerd
over de mogelijkheden voor collectiviteiten?
De leden van de D66-fractie vragen welke prikkels werkgevers, gemeenten of rechtspersonen hebben om na afschaffing
van de korting nog inhoudelijke zorgafspraken te maken. Zij vragen de regering de
lijst met prikkels zo uitputtend als mogelijk te maken.
Deze leden vragen of te kwantificeren is hoeveel extra mensen zullen overstappen als
er minder collectiviteitspolissen zijn. Is bij eerder onderzoek vastgesteld of een
collectiviteit een belangrijke reden om niet over te stappen van zorgverzekeraar?
Genoemde leden vragen voorts om kort de polismarkt te schetsen als de collectiviteitskorting
wordt afgeschaft. Wat zal de positie zijn van kloonpolissen? Denkt de regering dat
er juist meer of minder kloonpolissen zullen komen? Is dit wenselijk?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of er na afschaffing van de collectiviteitskorting,
maar het in stand houden van de collectiviteiten, nog een mogelijkheid bestaat voor
kruissubsidiering. Deze leden denken dan aan voordelen die een zorgverzekeraar in
natura aanbiedt (bijvoorbeeld fietsenplan, sportschoolabonnement of gezondheidsproducten),
of door extra korting te geven op de aanvullende verzekering, die vervolgens ervoor
zorgen dat de prijs op de basispremie omhoog gaat. Hoe wordt dit voorkomen? Is een
zorgverzekeraar verplicht dit transparant te maken?
Deze leden constateren de afgelopen jaren een daling in het aantal gemeentepolissen.
Hoeveel procent van de gemeenten biedt in 2021 een gemeentepolis aan voor minima?
Wat is het verschil ten opzichte van 2020? Is bekend hoeveel gemeenten zullen stoppen
met het aanbieden van een gemeentepolis in het geval dat de korting wordt afgeschaft?
Denkt de regering zelf dat het aantal gemeentepolissen ook zal afnemen als de korting
wordt afgeschaft? Op basis waarvan is deze schatting? Vooral omdat de regering zelf
ook aangeeft te verwachten dat het aantal collectiviteiten in zijn totaliteit minder
zal worden.
De leden van de D66-fractie lezen dat bij een kwart van de gemeenten de collectiviteitskorting
reeds nul procent is. Waarom is dat? Is daar een verklaring voor?
Zij vragen welke prikkels er zijn voor minima om nog steeds gebruik te willen maken
van een gemeentepolis. Een korting op aanvullende pakket is voor deze groep fijn,
maar bevat misschien vergoedingen die deze groep niet nodig heeft en de maandelijkse
premie zal hoger liggen dan alleen een basispakket, al dan niet bij een andere zorgverzekeraar.
Zijn er andere prikkels te bedenken waarom zij zich zouden aansluiten bij de gemeente?
Voordelen die zij niet elders kunnen krijgen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of is overwogen om de collectiviteitskorting
in stand te houden voor gemeenten, de zogeheten minimapolis. Waarom is hier wel, dan
wel niet voor gekozen? Vooral omdat verreweg de meeste collectiviteiten minder dan
250 verzekerden hebben (91 procent). Een gemeente heeft binnen de bestaande wetten
al een belangrijke verantwoordelijkheid op het gebied van preventie en daar kunnen
gerichte afspraken binnen een collectiviteit wat deze leden betreft onderdeel van
zijn, mede omdat juist bij minima de vraag naar zorg over het algemeen hoger ligt
en gerichte afspraken daarom extra wenselijk zijn. Is dit niet een kans die de regering
hiermee laat liggen? Kan er met een collectiviteit niet juist de besparing in zorgkosten
worden gerealiseerd dat vervolgens de 5% korting representeert?
Daarnaast constateren deze leden dat afspraken tussen zorgverzekeraars en gemeente
ook van belang zijn om problematische schulden aan te pakken. Gemeenten zijn lokaal
actief en minima gebruiken vaak meer zorg, wat de efficiëntie van de zorginkoop van
de zorgverzekeraars kan bevorderen. Een voordeel omdat er een transitie gaande is
naar meer regionale zorginkoop en het dus wenselijk kan zijn als minima aangesloten
zijn bij een collectiviteit van de grootste zorgverzekeraar in de regio. Hoe ziet
de regering dit en waarom is er in dat licht niet voor gekozen om gemeenten, als enige,
toch een korting aan te bieden?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij het problematisch vinden als
er kruissubsidiering plaatsvindt richting minima in een gemeentepolis. Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom is worden gemeentepolissen voor minima niet uitgezonderd?
Genoemde leden vragen of alternatieven zijn overwogen in plaats van de collectiviteitskortingen
zoals fiscale voordelen voor medewerkers, verruiming van de werkkostenregeling ten
behoeve van gezondheidbevorderende activiteiten, belastingvoordelen voor preventieprogramma’s,
et cetera. Waarom kunnen deze wel of niet gebruikt worden?
De leden van de CDA-fractie vragen – alle cijfers en onderzoeken bestuderend – waarom er niet is gekozen om collectiviteiten
in zijn geheel af te schaffen. Kan de regering in de beantwoording meenemen dat de
onderzoeken die vanaf 2016 gehouden zijn, laten zien dat de meeste collectiviteiten
niet aan de doelstelling voldoen?
Hoeveel collectiviteiten denkt de regering dat er na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
nog overblijven, gezien de opmerking van de regering dat de verwachting is dat het
aantal collectiviteiten zal afnemen? Dat vinden de leden van de CDA-fractie een wat
magere onderbouwing. Zij ontvangen graag een uitgebreidere onderbouwing van wat zij
nu precies kunnen verwachten.
De regering stelt dat ook bij gemeentepolissen kruissubsidiering plaatsvindt. Hier
stelt de regering dus eigenlijk vast dat alle verzekerden mee betalen aan een gemeentepolis.
Klopt dat? Dan stelt de regering vervolgens dat het voor gemeenten mogelijk blijft
om hun sociale minima tegemoet te komen door het aanbieden van een gemeentepolis.
Zij kunnen nog steeds met zorgverzekeraars afspraken maken over bijvoorbeeld het voorkomen
van schuldenproblematiek en regelingen ten aanzien van het eigen risico. Klopt het
dat de kosten c.q. schadelast daarvan dan voor 100% gedragen moeten worden door de
betreffende gemeente en niet afgewenteld mogen worden op andere verzekerden bij gemeenten?
Maar aan wie of aan welke partij (gemeente of collectiviteit) mag bij inwerkingtreding
van het onderhavige wetsvoorstel het geldelijke voordeel gegeven worden?
Denkt de regering dat dit wetsvoorstel gaat leiden tot een afname van het aantal gemeentepolissen?
Zou het niet veel effectiever zijn om bij mensen met een lage beurs de zorgtoeslag
direct over te maken aan de zorgverzekeraar? In 2019 bleek dat Zorgverzekeraar CZ
en de Belastingdienst in gesprek waren om een mogelijkheid te onderzoeken waarbij
verzekerden hun zorgtoeslag afstaan aan de verzekeraars. Hoe staat het hier mee?
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering verwacht dat het aantal collectiviteiten af zal nemen als gevolg
van deze maatregelen. Verwacht de regering ook dat het aantal gemeentepolissen voor
minima af zal nemen als gevolg van deze maatregel? Zo ja, welke maatregelen worden
er genomen om dit te voorkomen?
Zij vragen daarnaast of de regering bereid is in kaart te brengen in hoeverre mensen
daadwerkelijk de dupe worden als door deze maatregel de gemeentepolis komt te vervallen.
Hoeveel verzekerden zijn momenteel goedkoper uit door de gemeentepolis? Welke alternatieven
hebben gemeenten om te voorkomen dat mensen met een laag inkomen een te groot deel
van hun inkomen kwijt zijn aan de zorgpremie?
De leden van de GroenLinks-fractie betreuren het dat de gemeentepolis niet meer beschikbaar is voor minima. Zij vragen
of de regering uitgebreid kan toelichten waarom het niet mogelijk zou zijn om een
uitzondering te creëren voor gemeenten om een gemeentepolis aan te bieden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het geven van geldelijk voordeel door de verzekeraar aan de collectiviteit
nog steeds is toegestaan, alleen gaat het geldelijk voordeel niet naar de verzekerde
maar naar de collectiviteit. Is de regering het met deze leden eens dat hierdoor een
vorm van kruissubsidiëring kan blijven bestaan? Hoe ziet de regering het risico dat
het geldelijke voordeel een marketinginstrument kan worden in de hand van de collectiviteit,
doordat een collectiviteit met het geld een initiatief naar keuze kan financieren?
Wat vindt de regering van het toevoegen van een extra voorwaarde aan de besteding
van het geldelijk voordeel, namelijk dat deze bewijsbaar ingezet wordt voor de verbetering
van de gezondheid van de deelnemers aan de collectiviteit?
Genoemde leden vragen de regering hoe zorgverzekeraars gestimuleerd worden om te investeren
in preventie, nu een van de mogelijkheden, de collectiviteitskorting, verdwijnt. Welke
andere (financiële) instrumenten ziet de regering voor zich voor verzekeraars om in
preventie te investeren? Zijn instrumenten als regionale of landelijke preventiefondsen
en populatiebekostiging misschien efficiëntere manieren om in preventie te investeren?
Hoe blijven preventieprogramma’s beschikbaar voor alle verzekerden en niet alleen
voor aanvullend verzekerden? Gaan de lopende preventie- en gezondheidsprogramma’s
via collectiviteiten door als dit wetsvoorstel in werking treedt? Welke maatregelen
treft de regering om een voortijdige stop te voorkomen?
Hoe schat de regering het risico in op wanbetalingen van de zorgpremie, als de zorgpremie
in veel sectoren niet meer door de werkgever wordt ingehouden op het salaris? De leden
van de ChristenUnie-fractie vragen de regering op welke manier dit risico wordt verkleind.
De leden van de Volt-fractie vragen of de regering kan toelichten wat zowel de positieve als negatieve gevolgen
zullen zijn van het afschaffen van de collectiviteitskorting op alle geïdentificeerde
stakeholdergroepen. Welke huidige positieve effecten worden hierdoor tenietgedaan?
Ziet de regering mogelijkheden om in kaart te brengen hoe het aanbod van collectiviteiten
zich, na het afschaffen van de collectiviteitskorting, kwantitatief en kwalitatief
ontwikkelt, en is de regering daartoe bereid?
De leden van de SGP-fractie menen dat voor veel verzekerden de hoogte premie van de zorgverzekering de belangrijkste
factor is in de keuze voor een zorgverzekering. Erkent de regering dit? Acht de regering
het wenselijk dat verzekerden als gevolg van de afschaffing van de collectiviteitskorting
vaker voor een individuele zorgverzekeringen zonder zorginhoudelijke afspraken zullen
kiezen? Overweegt de regering alternatieve financiële prikkels te introduceren om
deelname aan collectiviteiten te vergroten?
Deze leden maken zich zorgen dat nu collectiviteiten minder aantrekkelijk worden gemaakt,
ook de zorginhoudelijke afspraken komen te vervallen die in de afgelopen jaren zijn
gemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Kan
de regering garanderen dat zorginhoudelijke afspraken die nu reeds aan aannemelijke
besparing binnen de kaders van de Zvw opleveren na afschaffing worden voorgezet?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt
tot de beweging naar meer preventie en nadruk op gezondheid en gezonde leefstijl in
de zorg.
Zij begrijpen uit de gezamenlijke inbreng van VNO-NCW, MKB-Nederland, Algemene Werkgeversvereniging
Nederland (AWVN), Adfiz en Verenigd Zorgcollectief dat er zorgen bestaan dat dit wetsvoorstel
zal leiden tot meer wanbetalingen van de zorgpremie, omdat de zorgpremie in veel sectoren
dan niet meer door de werkgever wordt ingehouden op het salaris en wordt afgedragen
aan de verzekeraar. Dat zou kunnen leiden tot financiële problemen bij werkenden met
een laag inkomen. Deze leden vragen de regering hierop te reageren.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel een evaluatiebepaling
ontbreekt. Zij vragen of de regering bereid is om de effecten van afschaffing van
de collectiviteitskorting te evalueren. Op welke wijze zal de regering de kwalitatieve
en kwantitatieve ontwikkeling van het aanbod van collectiviteiten blijven volgen,
na het afschaffen van de collectiviteitskorting?
5. Verhouding tot het Europees recht
De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke externe of interne juridische adviezen er zijn ingewonnen
met betrekking tot het afschaffen van de collectiviteitskorting c.q. het voorliggende
wetsvoorstel, en wat de inhoud van de adviezen was.
6. Invoering
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het onderhavige wetsvoorstel in moet gaan op 1 januari 2023. Wanneer
moet het onderhavige wetsvoorstel dan zijn vastgesteld, wil de sector nog voldoende
voorbereidingstijd hebben?
De leden van de D66-fractie lezen geen evaluatiebepaling in de wet. Wat is de reden voor de regering om deze
wet niet te evalueren, met name omdat het van belang is de ontwikkeling van de collectiviteiten
te blijven monitoren?
Deze leden verwachten dat, als de collectiviteitskorting wordt afgeschaft in 2023,
meer mensen geneigd zijn om over te stappen. Wat gaat de regering doen om mensen in
2022 extra te informeren over de mogelijkheid om over te stappen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij bereid is om de effecten van afschaffing van de collectiviteitskorting
te evalueren. Wil de regering daarin expliciet meenemen wat de impact is op (deelnemers
van) collectiviteiten van patiënten-, cliënten- en ouderenorganisaties en gemeenten?
De leden van de Volt-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe er tot het huidige tijdspad (richting 2023)
gekomen is. Hoe is bepaald dat dit tijdspad het meest optimaal is? Is de regering
voornemens om extra aandacht te besteden aan het goed en tijdig informeren van collectief
verzekerden tijdens het overstapseizoen 2023?
7. Consultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat er eerder in het onderzoek van Equalis 2020 is toegelicht welke opties
zorgverzekeraars en collectiviteiten na de afschaffing van de collectiviteitskorting
hebben om de collectiviteiten aantrekkelijk te houden voor verzekerden. Kan daar nog
een keer een uitgebreide toelichting op worden gegeven? Begrijpen deze leden het goed
dat de regering het handhaven van (kwalitatieve) collectiviteiten nog wel nuttig vindt?
Welk overleg heeft er plaats gevonden met ondernemers c.q. werkgevers en zorgverzekeraars?
Wat is daaruit gekomen? De leden van de VVD-fractie willen graag een reactie op de
grootste bezwaren van de partijen, VNO-NCW, MKB Nederland, AWVN, Adfiz en Verenigd
Zorgcollectief, met name dat het niet meer aantrekkelijk is om afspraken te maken
over (verzuim-)preventie, duurzame inzetbaarheid, re-integratie, etc.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering stelt dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan een overzichtelijker
polisaanbod. Maar als zorgverzekeraars geen collectiviteitskorting meer mogen aanbieden,
terwijl de andere zorgverzekeraar nog wel een budgetpolis in de etalage en/of een
polis met een hoger eigen risico dan het wettelijke bedrag heeft staan en dus mag
aanbieden, vindt de regering dan dat er dan sprake is van een gelijk speelveld?
8. Toezicht en handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven in welke gevallen de NZa handhavend op zal treden.
9. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie lezen dat als de standaardpremie niet verandert, er geen gevolgen voor de zorgtoeslag
zijn. Het doel, dan wel het gevolg van het afschaffen van de collectiviteitskorting
zou toch moeten zijn dat de zorgpremie voor mensen zonder collectiviteitskorting lager
wordt. Kan dat worden uitgelegd?
De leden van de Volt-fractie vragen of de regering kan aangeven in hoeverre het nadeel dat door tegenstanders
van de afschaffing genoemd wordt (zoals zorgverzekeraars), met betrekking tot het
tijdstekort van zorgverzekeraars en collectiviteiten om de collectiviteitskorting
te legitimeren en het gebrekkige analysekader in het onderzoek hiernaar, gegrond is.
Is de regering bereid om de effecten van afschaffing van de collectiviteitskorting
te evalueren en daarin expliciet mee te nemen wat de impact is op (deelnemers van)
collectiviteiten van patiënten- cliënten- en ouderenorganisaties en gemeenten?
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.