Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Plas en Koerhuis over het op straat zetten van meerderjarige weeskinderen (en/of andere medebewoners van overleden familieleden of partners)
Vragen van de leden Van der Plas (BBB) en Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zakenoen Koninkrijksrelaties over het op straat zetten van meerderjarige weeskinderen (en/of andere medebewoners van overleden familieleden of partners) (ingezonden 30 augustus 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
17 september 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Moeder overlijdt en nu moeten kinderen het huis uit. Mama zou
dit vreselijk vinden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat kinderen van wie hun ouder(s) is overleden al na 2 dagen een
sommatie krijgen van de woningcorporatie om de woning te verlaten?
Antwoord 2
Zoals ik eerder heb aangegeven2 vind ik het van belang dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen om ervoor
te zorgen dat volwassen nabestaande kinderen niet op straat belanden. In mijn brief
hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak die ik wil volgen om meerderjarige
nabestaande kinderen betere ondersteuning te bieden.3 Momenteel wordt daartoe de Regeling Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (RTIV)
aangepast, zodat woningcorporaties deze meerderjarige kinderen een tijdelijk huurcontract
aan kunnen bieden waardoor zij langer in een sociale huurwoning kunnen wonen. Deze
wijziging is naar verwachting vanaf november van kracht. Met verhuurders en experts
werk ik daarnaast een gedragscode uit om te zorgen dat meerderjarige nabestaande kinderen
een passende oplossing geboden kan worden en het voor verhuurders duidelijk is wat
zij hierin kunnen en moeten. Deze gedragscode wil ik voor het einde van het jaar vaststellen.
Tot slot bezie ik komende periode of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de
positie van deze kinderen te verbeteren zodat zij meer rust ervaren voor rouwverwerking
en om beslissingen voor de toekomst te nemen. Ook hiervoor streef ik ernaar uw Kamer
voor het einde van het jaar nader te informeren.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat dit niet alleen bij jongvolwassen weeskinderen gebeurt,
maar ook bij andere mensen die samenleefden met een familielid of partner?
Antwoord 3
Wanneer kinderen, familieleden of partners niet ingeschreven staan als medehuurder
op het huurcontract en dus medebewoner zijn, wordt het huurcontract bij het overlijden
de huurder van rechtswege beëindigd twee maanden na het overlijden van de huurder.
Een medebewoner kan de huur alleen voortzetten indien de verhuurder daarmee instemt
of als de rechter dit op vordering van de medebewoner heeft bepaald. De rechter kan
dat alleen doen als de medebewoner aantoont een duurzame gemeenschappelijke huishouding
met de huurder te hebben gevoerd. Bij inwonende meerderjarige kinderen wordt dit doorgaans
niet verondersteld, omdat deze kinderen op een goed moment op zichzelf gaan wonen.
Bij partners of familieleden ligt dit mogelijk anders, waardoor zij bij aantonen van
de duurzame gemeenschappelijke relatie het huurcontract wel kunnen voorzetten.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat je weeskinderen niet op straat zet, ook al zijn ze meerderjarig?
Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat hier geen enkele sprake is van menselijke maat? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4 en 5
Ik deel de mening dat jongvolwassenen die hun ouder(s) verliezen in deze verdrietige
situatie niet op straat moeten komen te staan. Het doel van de maatregelen die ik
neem is dat meerderjarige nabestaande kinderen op een goede wijze geholpen worden
om passende woonruimte te vinden en dat zij de tijd en ruimte krijgen om keuzes te
maken over hun toekomst. Dat vraagt om maatwerk. De maatregelen die ik neem dragen
hieraan bij en dat wordt door corporaties ook ondersteund.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken van de gedragscode die u samen met verhuurders en experts
wil uitwerken «om te zorgen dat meerderjarige weeskinderen een passende oplossing
geboden kan worden en het voor verhuurders duidelijk is wat zij hierin kunnen en moeten»,
zoals u schreef in uw Kamerbrief van 6 juli 2021 (hierna: Kamerbrief), waarin u uitvoering
gaf aan de motie Koerhuis (35 570 VII, nr. 42, ingediend vanwege een soortgelijk geval in 2020)?
Antwoord 6
Met betrokken partijen ben ik op dit moment in overleg om dit vast te leggen in een
gedragscode die voor meerderjarige nabestaande kinderen helderheid biedt over hun
rechten en mogelijkheden, en verhuurders handvaten biedt hoe zij in deze verdrietige
situaties kunnen en moeten handelen. Ik streef ernaar deze gedragscode voor het einde
van het jaar vast te stellen. Ik heb eerder aangegeven welke elementen in ieder geval
onderdeel moeten zijn van de gedragscode. Zo is het uitgangspunt dat meerderjarige
kinderen in deze situatie niet op straat komen te staan en dat er maatwerk geleverd
wordt. Het doel is dat een meerderjarig nabestaand kind op een zorgvuldige wijze geholpen
wordt om verder te kunnen gaan met zijn of haar leven in een woning die past bij zijn
of haar situatie. Dat kan de ouderlijke woning zijn, maar ook een andere woning als
die meer passend is. Gezamenlijk met verhuurders en experts wil ik ten behoeve van
de gedragscode verkennen hoe in verschillende situaties waarin deze meerderjarige
kinderen zich bevinden een passende oplossing gevonden kan worden. Onderdeel hiervan
is dat het van belang is dat de huur van de ouderlijke huurwoning voor de wees betaalbaar
blijft. Zo kunnen verhuurders waar nodig (tijdelijke) huurverlaging bieden wanneer
de huur van de ouderlijke huurwoning te hoog blijkt. Daarnaast is het van belang dat
rekening wordt gehouden met het feit dat woningcorporaties gebonden zijn aan regels
wat betreft woningtoewijzing. De gedragscode zal oplossingen schetsen voor corporaties
en waar relevant andere verhuurders om hier op een goede manier mee om te gaan. Tot
slot wil ik in de gedragscode vastleggen hoe verhuurders zich kunnen inspannen om
een meerderjarig nabestaand kind te helpen om waar nodig bredere ondersteunende hulp
te organiseren, bijvoorbeeld van de gemeente of maatschappelijke instellingen.
Vraag 7
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het in uw Kamerbrief van 6 juli 2021 gestelde:
«Daarnaast wil ik de ruimte voor woningcorporaties verruimen om meerderjarige weeskinderen
meer tijd te gunnen voor keuzes over hun vervolgstappen. Dat wil ik doen door corporatie
de mogelijkheid te bieden om meerderjarige weeskinderen tijdelijke huurcontracten
toe te kennen als dat bijdraagt aan het vinden van een passende oplossing. Daarnaast
wil ik de komende periode bezien of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de
positie van meerderjarige weeskinderen te verbeteren zodat zij meer rust ervaren voor
rouwverwerking en om beslissingen voor de toekomst te nemen.»?
Antwoord 7
De wijziging van de RTIV waarmee tijdelijke huurcontracten voor meerderjarige nabestaande
kinderen mogelijk worden is momenteel in internetconsultatie. Deze wordt gelijktijdig
getoetst door de Autoriteit Woningcorporaties op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid
en fraudegevoeligheid en door het adviescollege toetsing regeldruk. Na verwerking
van de consultatiereacties en uitkomsten van de toetsen kan de ministeriële regeling
in principe in werking treden. Ik streef ernaar dat deze mogelijkheid in november
van kracht is.
Verder ben ik zoals gezegd de andere wettelijke mogelijkheden aan het onderzoeken
om de positie van deze meerderjarige kinderen te verbeteren. Ik streef ernaar uw Kamer
hierover voor het einde van het jaar te kunnen informeren.
Vraag 8
Als u het gedrag van woningcorporaties nu ziet, terwijl zij weten dat u bezig bent
met een gedragscode op te stellen, vertrouwt u er dan op dat zij een niet-afdwingbare
gedragscode wel opvolgen en nakomen?
Antwoord 8
Ik ben ervan overtuigd dat de gedragscode die ik aan het opstellen ben corporaties
zal helpen, omdat het hen duidelijkheid geeft hoe zij met de verdrietige omstandigheden
van meerderjarige nabestaande kinderen om zouden moeten gaan en welke mogelijkheden
zij hebben om hen te ondersteunen. Vanuit de corporatiesector begrijp ik dat men juist
die duidelijkheid zeer waardeert. Ik heb er daarom vertrouwen in dat corporaties de
gedragscode zullen nakomen.
Vraag 9
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het gestelde in uw Kamerbrief van 6 juli
dat u wilde «bezien of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de wettelijke positie
van meerderjarige weeskinderen te verbeteren»?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Aangezien u als Minister de mogelijkheid hebt om op zeer korte termijn een wettelijk
besluit te nemen of wetgeving in te voeren om snel een einde te maken aan deze schrijnende
situaties, bent u bereid om zo snel mogelijk af te zien van een niet afdwingbare «gedragscode»
en een afdwingbaar wettelijk besluit te nemen of wet in te voeren dat een einde maakt
aan dit soort schrijnende gevallen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ik heb al aangekondigd dat ik de RTIV zal wijzigen om corporaties meer mogelijkheden
te geven om meerderjarige nabestaande kinderen te ondersteunen en dat ik verdere wettelijke
mogelijkheden aan het verkennen ben. De gedragscode is een wezenlijk onderdeel van
mijn aanpak, juist omdat geen enkel geval hetzelfde is en er dus maatwerk nodig is.
Het doel hiervan is dat een meerderjarige op een zorgvuldige wijze geholpen wordt
om verder te kunnen gaan met zijn of haar leven in een woning die past bij zijn of
haar situatie. Aspecten als betaalbaarheid en de wegen naar bredere ondersteunende
hulp worden bij de gedragscode betrokken. Een gedragscode zorgt dat verhuurders weten
hoe zij met de situatie om kunnen gaan en is daarom belangrijk.
Vraag 11
Bent u bereid om bij woningcorporatie Ons Huis in Enschede er per omgaande op aan
te dringen om een menselijke oplossing te vinden voor Fabiënne en Valerie Valk en
Sil Brummer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik heb contact gehad met corporatie Ons Huis over de situatie van de twee zussen.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een oplossing, waarbij de uitgangspunten die ik
voor de gedragscode heb geschetst ook worden toegepast. Ik vind het niet zinvol om
mij in deze casus te mengen.
Voor de casus van mevrouw Brummer geldt dat het huurrecht al voorziet in regels over
het al dan niet kunnen overnemen van het huurcontract. Het is in het uiterste geval
aan de rechter om te toetsen of daar in dit geval sprake van is.
Vraag 12
Bent u bereid om er, via een brief, bij alle woningcorporaties op aan te dringen,
in afwachting van wetgeving, de menselijke maat toe te passen en met de verhuurders
die in een vergelijkbare situatie (komen te) zitten tot een menselijke oplossing te
komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Ik heb in overleg met Aedes afgesproken dat zij via hun kanalen de maatregelen die
in voorbereiding zijn onder de aandacht brengen bij woningcorporaties, en daarbij
ook te vragen in de tussentijd te handelen in de geest van deze maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.