Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de kabinetsreactie op het advies “Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid” van de Commissie Gespoten PUR-schuim van de Gezondheidsraad (Kamerstuk 32847-761)
2021D33833 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de kabinetsreactie op het advies «Gespoten PUR-schuimisolatie
en gezondheid» van de Commissie Gespoten PUR-schuim van de Gezondheidsraad (Kamerstuk
32 847, nr. 761) en de reactie op het verzoek van commissie over de brief van Meldpunt inzake PURslachtoffers
van 17 februari 2021 (Kamerstuk 32 847, nr. 762)
De fungerend voorzitter van de commissie, Bosma
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
II
Antwoord/ reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
met betrekking tot gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid. Deze leden hebben hierbij
nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie willen weten welke bezwaren doorslaggevend zijn geweest
om niet over te stappen naar een verplichte certificering. Deze leden willen weten
welke voor- en nadelen de Minister ziet in verplichte certificering. Zij willen weten
wat verplichte certificering gaat doen op het aanbod van bedrijven die PUR-schuimisolatie
aanbrengen. Zij vragen in hoeverre de Minister verwacht dat er dan een prijsstijging
komt voor huiseigenaren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven met betrekking tot
gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid (32 847, nr. 761 en 32 847, nr. 762). Deze leden hebben nog enkele vragen die zij aan de Minister willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister er voor heeft gekozen om in lijn
met het advies van de Gezondheidsraad een evaluatie te starten over de huidige werkpraktijken
rondom het gebruik na PUR-schuimisolatie. Deze leden vragen op welke termijn deze
evaluatie wordt verwacht. Daarnaast vragen zij of nader uiteengezet kan worden wat
de voor- en nadelen zijn van een verplichte certificatie voor het toepassen van PUR-schuim
om een juiste toepassing van PUR-schuim te borgen.
De leden van de D66-fractie vinden een goede bescherming van werknemers die met PUR-schuim
werken van groot belang. Deze leden constateren dat de Gezondheidsraad een advieswaarde
voor isocyanaten heeft afgegeven die veel lager ligt dan in anderen landen. Zij vragen
hoe de balans bewaakt wordt tussen een goede bescherming van werknemers enerzijds
en tegelijkertijd voorkomen wordt dat door een relatief strikte norm de werkbaarheid
eventueel in het geding komt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het advies
«Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid» van de Gezondheidsraad en de reactie van
de Minister op de brief van het Meldpunt PURslachtoffers. Deze leden hebben nog enkele
vragen.
De Gezondheidsraad acht bij een juiste toepassing van gespoten PUR-schuimisolatie
de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zeer laag en nadelige gezondheidseffecten
voor bewoners onwaarschijnlijk. De leden van de CDA-fractie zijn verheugd met deze
conclusie. In het advies «Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid» van de Commissie
gespoten PUR-schuim van de Gezondheidsraad wordt gesteld dat bewoners de garantie
moeten krijgen dat isoleerders werken conform de richtlijnen voor gecertificeerde
bedrijven. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat niet alle bedrijven gecertificeerd
zijn. Voor gecertificeerde bedrijven gelden aanvullende eisen die ervoor moeten zorgen
dat het proces goed en veilig verloopt. Deze leden hebben de zorg dat werkzaamheden
met PUR-schuim die niet onder certificering worden uitgevoerd tot risico’s leiden.
Zo lopen werknemers die de isolatiewerkzaamheden uitvoeren serieuze gezondheidsrisico’s.
Deelt de Minister deze zorgen? En zo ja, welke verdere acties is de Minister van plan
te nemen om deze risico’s in te perken? Het rapport adviseert verplichte certificering
van bedrijven die met PUR-schuim werken. De sector zet zich al enkele jaren in voor
verplichte certificering en ondersteunt deze aanbeveling. Deze leden vragen de Minister
of hier actie op wordt ondernomen. Ook zijn zij benieuwd wat de Europese regelgeving
is omtrent het werken met PUR-schuim en of deze regelgeving certificering vereist.
Tevens vragen zij of de Minister bereid is om met de sector in gesprek te treden over
de adviezen van de Gezondheidsraad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister over het advies «Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid». Deze leden hebben
hierover nog enkele vragen.
Aandachtspunten voor de Minister
De leden van de SP-fractie vragen op welke manier inzichtelijk is dat PUR-schuimisolatie
op de juiste manieren wordt toegepast. Deze leden lezen dat bij een juiste toepassing
het onwaarschijnlijk is dat er nadelige gezondheidsgevolgen bestaan bij het gebruik
van PUR-schuimisolatie. Heeft de Minister helder welke richtlijnen precies moeten
worden toegepast en of dit door de brancheorganisaties ook daadwerkelijk gebeurt zo
vragen zij. De Gezondheidsraad stelt dat nadelige gezondheidseffecten niet zijn uit
te sluiten zo lezen deze leden. Zij vragen daarom of vervolgonderzoeken hieromtrent
kunnen worden ingesteld om alle risico’s, zelfs wanneer deze onwaarschijnlijk zijn,
uit te sluiten.
Aanbevelingen van de Gezondheidsraad
De leden van de SP-fractie lezen dat het isolatiebedrijf verantwoordelijkheid draagt
dat de bewoner de voorgeschreven periode niet aanwezig is in de woning. Is er zicht
op hoe bedrijven hiermee omgaan en of deze isolatiebedrijven hier ook daadwerkelijk
toezicht op houden, zo vragen deze leden. Zij willen graag weten of er meldingen zijn
dat deze verplichte afwezigheid niet wordt gehandhaafd. Hoe lang moeten bewoners verplicht
afwezig zijn en varieert dit nog per product wat gebruikt wordt zo vragen deze leden.
Is het bekend of buiten Nederland een langere afwezigheid wordt geëist door isolatiebedrijven
of leveranciers bij het gebruik van deze producten zo vragen zij.
Aanpassen Bouwbesluit en overheidstoezicht
De leden van de SP-fractie vragen zich af waaruit het onderscheid bestaat tussen de
verplichte afwezigheid van bewoners bij vloerisolatie, maar dat deze verplichting
ontbreekt bij dakisolatie. Hoe wordt erop toegezien dat het advies van de leverancier
om verplicht voor een langere tijd van twee uur afwezig te zijn, wordt opgevolgd en
bij wie ligt deze verantwoordelijkheid zo vragen deze leden. Voorts vragen zij waarom
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op dit moment geen toezicht houdt
op gespoten PUR-schuim en of de vrijwillige certificering voor de sector voldoende
is.
Betere bescherming werknemers
De leden van de SP-fractie vragen wanneer het haalbaarheidstraject over de bepaling
van de grenswaarden is afgerond. Wanneer worden de resultaten hierover naar de Kamer
gecommuniceerd zo vragen deze leden. Voorts willen zij graag weten waarom het advies
van de Gezondheidsraad inzake de grenswaarden van isocyanaten niet is overgenomen.
Sectoronafhankelijk en nader onderzoek naar gezondheidseffecten
De leden van de SP-fractie vragen waarom de aanbevelingen van de Gezondheidsraad voor
nader onderzoek over de gezondheidseffecten niet worden overgenomen.
Milieuaspecten van PUR-schuim
De leden van de SP-fractie vragen of het mogelijk is om sneller tot milieuvriendelijkere
eisen te komen in relatie tot het spuiten van PUR-schuimisolatie. Deze leden vragen
ook op welke manieren PUR-schuim te scheiden is en of het terug kan worden gebracht
tot circulair afval. Mocht dit op dit moment niet mogelijk zijn vragen zij op welke
manieren dit in de toekomst tot de mogelijkheden kan gaan horen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het advies van
de Gezondheidsraad over gespoten PUR-schuimisolatie. Daarover hebben deze leden nog
enkele vragen.
Algemeen
De leden van de PvdA-fractie lezen dat bij correct gebruik de kans op blootstelling
aan gevaarlijke stoffen volgens de onderzoekers laag is. Kan de Minister ingaan op
of deze vorm van isolatie toegepast wordt volgens de geldende wet- en regelgeving?
Kan zij daarbij ook aangeven of ze signalen heeft ontvangen dat gespoten PUR-schuim
wordt gebruikt op een manier die schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid?
Adviezen
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Gezondheidsraad aanbeveelt over te
gaan op verplichte certificeren en het handhaven van de richtlijnen van de certificering.
Toch geeft de Minister aan niet over te willen stappen op certificering maar eerst
een analyse te doen van de werkpraktijk. Deze leden vragen of de Minister van mening
is dat verplichte certificering leidt tot een veiligere werkomgeving. Zo nee, kan
zij uitleggen waarom niet? Hoe lang zal de evaluatie van de werkpraktijk in beslag
nemen? Deze leden maken zich zorgen over het feit dat werkzaamheden met PUR-schuim
niet met certificering worden uitgevoerd. Deelt de Minister deze zorgen? Hoe beoordeelt
zij de risico’s dat er zonder certificering wordt doorgewerkt?
Voor het overige zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat er zorg gedragen
moet worden voor een veilige omgang met isolatiemiddelen. Zowel werknemers die met
PUR-schuim werken als bewoners waarvan de woningen worden geïsoleerd moeten erop kunnen
vertrouwen dat de materialen op een veilige manier worden gebruikt en niet schadelijk
zijn voor de gezondheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
en willen de Minister daarover nog een aantal vragen voorleggen.
Gezondheidsrisico’s
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen allereerst dat de Minister
aangeeft in de omgang met chemische stoffen te werken op basis van de Europese REACH-verordening.
Deze leden vragen de Minister of dit naar haar mening afdoende zekerheid en bescherming
biedt, zeker gegeven het feit dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
in 2019 de Tweede Kamer nog informeerde over het feit dat ruim een derde van de chemische
dossiers – onder REACH – niet op orde is (Kamerstuk 28 089, nr. 121). Ook gaf het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in 2018 nog aan
dat de hoeveelheid stoffen waarover informatie ontbreekt groot en erg zorgwekkend
is. Voor deze leden is op dit moment onvoldoende aangetoond dat op basis van de REACH-verordening
de bescherming van gezondheid en milieu voldoende gewaarborgd is.
Het feit dat chemische dossiers niet op orde zijn en voor een aantal stoffen in PUR-schuim
de gezondheidsrisico’s zelfs niet, of niet voldoende, onderzocht zijn baart de leden
van de fractie van de Partij voor de Dieren zorgen. Zo lezen deze leden in het rapport
van de Gezondheidsraad over de gevaren en kennishiaten rondom de isocyanaten en de
afbraakproducten. Zij vragen de Minister uitgebreider te reageren op de daar beschreven
gevaren van MDI, MDA en de verschillende monoisocyanaten. Wanneer treedt de aangekondigde
wettelijke grenswaarde voor isocyanaten in werking? Gaat dit voor diisocyanaten en
de verschillende monoisocyanaten gelden? Wat moeten deze leden verstaan onder een
haalbaarheidstraject waarvan de Minister zegt dat dit voorafgaat aan het opstellen
van de wettelijke grenswaarde? Kan de Minister bevestigen dat gedurende dit traject
bedrijfsbelangen nooit zullen prevaleren boven gezondheidsbelangen? Deze leden vragen
hiernaar omdat het kabinet een slechte reputatie heeft als het aankomt op het kiezen
tussen gezondheidsbelangen en economische belangen.
Voor wat betreft de blootstelling aan polyolen lezen de leden van de Partij voor de
Dieren-fractie dat daar bisfenol A in gebruikt wordt. Een bewezen hormoonverstorende
en reproductietoxische stof waarvan deze leden de regering al in 2018 opriep die uit
te bannen. Kan de Minister aangeven waarom het gebruik van bisfenol A nog niet verboden
is? En kan zij ervoor zorgen dat bisfenol A niet vervangen zal worden door een (welhaast)
net zo toxische alternatieve bisfenol variant?
Kan de Minister verder aangeven hoe het kan dat over een aantal katalysatoren die
gebruikt worden in PUR-schuim geen gegevens over de toxiciteit beschikbaar zijn? Op
welke wijze is de toelating op de markt van deze stoffen dan geregeld? Kan de Minister
bevestigen dat, zoals duidelijk werd uit WOB-stukken, in een eerdere versie van het
RIVM-rapport uit 2016 vermeld stond: «De in PUR gebruikte katalysatoren zijn over
het algemeen schadelijk bij inademing»? Welke informatie had ertoe geleid dat die
passage werd geschreven? En welke informatie heeft ertoe geleid dat deze passage is
geschrapt?
Kan de Minister aangeven hoe het kan dat over de vlamvertragers (gechloreerde organofosfaten)
geen classificaties voor gezondheidsrisico’s beschikbaar zijn? Is de Minister van
mening dat er voldoende kennis is over de gevaren van deze middelen?
Kan de Minister aangeven waarom zij de blaasmiddelen alleen wil aandragen voor gezamenlijke
prioritering? Waarom is Nederland niet zelf bereid deze onderzoeken te laten doen?
Gaat de Minister ook de ontbrekende informatie over de andere stoffen zo snel mogelijk
in kaart (laten) brengen? Zo ja, op welke termijn is dit naar verwachting gebeurd?
Mocht dit via de Europese route verlopen, op welke termijn denkt de Minister dat dit
gebeurd is?
De Gezondheidsraad geeft aan dat voor de MDI alleen de monomere en niet de oligomere
moleculen gemeten worden en dat dit leidt tot onderschatting van de blootstelling.
Kan de Minister een inschatting maken van de mate waarin dit onderschat wordt? Zo
nee, waarom niet? Wat zijn de implicaties van die onderschatting voor de gezondheidsrisico’s?
Werkwijze en bescherming
Kan de Minister aangeven of de passage waarin de Gezondheidsraad spreekt over «blijvende
ventilatie van de kruipruimte» een van de eisen is die alleen van toepassing is bij
het aanbrengen van PUR-schuim? Of is dit ook van toepassing na het aanbrengen van
het PUR-schuim en zo ja voor hoelang? En kan de Minister reflecteren op het gegeven
dat de Gezondheidsraad stelt dat ook met geforceerde ventilatie de grenswaarden overschreden
kunnen worden.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen in het rapport van de Gezondheidsraad
dat 90% van de bedrijven in de branche gecertificeerd is. Kan de Minister aangeven
of zij dat voldoende vindt gegeven de gezondheidsrisico’s en ook specifiek aangaande
de risico’s bij onjuiste toepassing? Kan de Minister tevens aangeven in welke mate
ook bij gecertificeerde bedrijven onjuiste toepassing plaatsvindt, zeker omdat daar
in het verleden al veel signalen over zijn geweest? Wat zijn voor de Minister de consequenties
daarvan?
Wat is voor de Minister de waarde van de «juiste toepassing» aangezien de Gezondheidsraad
ook stelt dat zelfs in dat geval met de gemeten blootstellingen (die dus nog een onderschatting
zijn van de ware blootstelling) er door de handschoen heen blootstelling is. De Gezondheidsraad
stelt ook dat het een uit andere sectoren bekend gegeven is dat ook met beschermende
middelen toch onvoldoende bescherming geboden kan worden. Wat is de reactie van de
Minister daarop en welke consequenties heeft het voor het vasthouden aan haar inzet
om vooral te sturen op de «juiste toepassing»?
Kan de Minister tevens aangeven waarom er wel regels zijn vastgelegd in het Bouwbesluit
over gebruik van PUR-schuim onder de vloer maar niet bij gebruik elders?
Milieu
In de reactie lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Minister
in de veronderstelling is een actief beleid te voeren om de milieudruk van de bouw
te verminderen en circulariteit in de bouw te vergroten. Deze leden vragen de Minister
in hoeverre PUR-schuim, gegeven dat het zich verkleeft met andere materialen waarna
het heel moeilijk en enkel tegen hoge kosten weer kan worden gescheiden, gezien kan
worden als circulair? In de schriftelijke vragen van april 2021 was zij hierover niet
duidelijk waardoor deze leden nu een betere uitleg vragen. Hoe gaat de Minister isolatiemateriaal
circulair maken? Hoe kan, in den brede, een circulaire bouwsector worden bereikt wanneer
men bouwmaterialen en bouwproducten blijft gebruiken die de circulariteit van de bouwsector
in de weg staan? Welk beleid wordt daar breder op gemaakt? Daarnaast vragen deze leden
zich af in hoeverre de drie genoemde hoofdlijnen van beleid om de milieudruk van de
bouw te verminderen, van toepassing zijn op bestaande particuliere woningen – waar
veruit de meeste gevallen van woningisolatie met gespoten PUR-schuim plaatsvindt –
en niet enkel op nieuwbouw- of grote renovatieprojecten. Ook lezen de leden dat door
de eis stapsgewijs te halveren uiterlijk in 2030 milieuvriendelijke materialen en
producten aantrekkelijker worden. Zij vragen zich af in hoeverre dit tijdspad zou
kunnen worden versneld en welke mogelijkheden er nu al zijn om voor andere isolatieopties
dan gespoten PUR-schuim te kiezen.
Op welke wijze zorgt de Minister ervoor dat de isolatie-inspanningen niet leiden tot
een verlies aan habitat voor diersoorten? Verder vragen deze leden waarom de blaasmiddelen
die een langdurige bijdrage leveren aan de opwarming van de aarde, gezien de klimaatcrisis,
niet sneller kunnen worden vervangen dan 2023, zeker gegeven het feit dat alternatieven
al beschikbaar zijn.
Overig
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister wanneer de verdere
maatregelen omtrent wettelijke regels voor spouwmuur- en dakisolatie en de termijn
voor afwezigheid en verlichte certificering te verwachten zijn. En deze leden vragen
de Minister, aangezien zij meldt dat de NVWA alleen toezicht houdt op PUR-schuim totdat
het toegepast wordt, bij welke instantie mensen zich dan moeten melden nadat het toegepast
is.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister de Kamer te informeren
over de contacten die het ministerie het afgelopen decennium heeft gehad over PUR-schuim
met partijen uit de sector, met bedrijven en met kennisinstellingen. Heeft het ministerie
op enig moment bij kennisinstellingen (zoals RIVM of de Nederlandse Organisatie voor
toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)) aangedrongen op aanpassingen in
onderzoeksopzet dan wel uitkomst?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister ook op welke manier
zij zich ervoor inzet dat voor het testen van de verschillende chemicaliën zo min
mogelijk of het liefst helemaal geen proefdieren gebruikt worden.
Kan de Minister tot slot aangeven waarom het aan werkgevers is om een risico-inschatting
te maken? Is het niet aan producenten om deugdelijk onderzoek te doen naar de risico’s?
Is het niet aan de overheid om aan de hand van die onderzoeken te besluiten over toelating?
Om grenswaardes op te stellen? Is naar mening van de Minister dit voor alle stoffen
in PUR-schuim adequaat en voldoende onderzocht?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.