Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Van den Hil over het bericht ‘Meldingen eergerelateerd geweld stijgen, opvang vol’
Vragen van de leden Becker en Van den Hil (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Meldingen eergerelateerd geweld stijgen, opvang vol» (ingezonden 29 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Minister Dekker voor Rechtsbescherming)
(ontvangen 16 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 3630.
Vraag 1
Kent u het artikel «Meldingen eergerelateerd geweld stijgen, opvang vol»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het aantal meldingen van eergerelateerd geweld ten tijde van de pandemie
is afgenomen en klopt het dat nu sprake is van een forse toename van het aantal meldingen
van eergerelateerd geweld en het aantal slachtoffers wat daarvoor hulp en/of een verblijfplaats
zoekt? Kunt u deze ontwikkeling cijfermatig weergeven?
Antwoord 2
Uit de cijfers van Veilig Thuis, politie en het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd
Geweld (LEC EGG) over het aantal meldingen eergerelateerd geweld over de jaren 2019
en 2020 blijkt het volgende:
• In 2019 zijn 855 adviesvragen gesteld aan Veilig Thuis en 1200 meldingen gedaan over
eergerelateerd geweld. In 2020 zijn 990 adviesvragen gesteld en 1205 meldingen gedaan.2
• Op basis van de jaarcijfers van het LEC EGG blijkt dat het aantal meldingen eergerelateerd
geweld licht is gestegen in 2020. In 2019 is 546 keer melding gemaakt bij het LEC
EGG, in 2020 569 keer. Hierbij merk ik voor de volledigheid op dat niet alle eerzaken
bij het LEC EGG terecht komen, maar alleen de complexe casuïstiek.
Zowel de cijfers van Veilig Thuis als die van het LEC EGG laten zien dat sprake is
van een beperkte stijging van het aantal meldingen van eergerelateerd geweld in 2020
ten opzichte van 2019. Cijfers over 2021 zijn nog niet beschikbaar. Een definitieve
conclusie over de cijfermatige ontwikkeling kan pas worden getrokken als deze ook
beschikbaar zijn.
Vraag 3 en 4
Hoeveel plekken zijn er op dit moment in Nederland om slachtoffers van eergerelateerd
geweld op te vangen? Klopt het dat deze opvangplekken op dit moment vol zitten? Wat
doet u om het aantal opvangplekken te verruimen?
Bent u het eens dat het onacceptabel zou zijn als slachtoffers van ernstig eergerelateerd
geweld door een tekort aan opvangplekken langer moeten verblijven in een onveilige
situatie? Op welke manier worden de slachtoffers waarvoor geen directe opvangplek
beschikbaar is nu opgevangen?
Antwoorden 3 en 4
Slachtoffers van eergerelateerd geweld moeten kunnen worden opgevangen als dat in
de individuele casus het beste voor hen is. Het zijn zeer zorgelijke signalen dat
de maximale capaciteit van opvangplekken voor slachtoffers van eergerelateerd geweld
bereikt zou zijn.
Gemeenten zijn op grond van de Wmo2015 gezamenlijk verantwoordelijk voor de beschikbaarheid
van voldoende opvangplekken. De opvang voor slachtoffers van eergerelateerd geweld
en loverboyproblematiek organiseren de gemeenten bovenregionaal. Het gaat hierbij
om een specialistische vorm van opvang. De gemeenten Groningen en Tilburg financieren
namens alle Nederlandse gemeenten op dit moment gezamenlijk 31 opvangplekken bij Fier
en Sterk Huis.
Naar aanleiding van de informatie in het artikel van de NRC heb ik contact gehad met
de VNG, Fier en Sterk Huis. Beide aanbieders gaven aan dat het aantal slachtoffers
dat behoefte heeft aan een opvangplek, door het jaar heen fluctueert. Tijdens het
piekmoment dat zich in juni voordeed was de behoefte aan opvangplekken groter dan
het beschikbare aantal. De gemeenten Groningen en Tilburg hebben samen een eenmalige
oplossing gevonden voor deze situatie, zodat de slachtoffers toch konden worden opgevangen.
Er vinden nu gesprekken plaats tussen VNG, gemeenten en betrokken zorgaanbieders over
de beschikbaarheid, bezetting en financiering van deze specialistische vorm van opvang,
met als doel om tot een structurele oplossing te komen. Ik volg de ontwikkelingen
en blijf daarover in gesprek met de VNG.
Vraag 5
Welke mogelijkheden heeft u om niet de slachtoffers maar de daders van eergerelateerd
geweld te verwijderen uit de omgeving van het slachtoffer? In hoeverre is dit ook
mogelijk voor de naaste omgeving die medeplichtig is aan eergerelateerd geweld? Hoe
staat het in dat licht met de uitwerking van de motie-Van Wijngaarden/Peters (Kamerstuk
35 341, nr. 6) om hen die aanzetten tot eergerelateerd geweld ook te kunnen vervolgen?
Antwoord 5
Bij de aanpak van eergerelateerd geweld staat de veiligheid van het slachtoffer altijd
voorop. In elke zaak wordt bekeken hoe de veiligheid van het slachtoffer voldoende
gewaarborgd kan worden. Het strafrechtelijk kader biedt verschillende mogelijkheden
om de pleger van eergerelateerd geweld uit de omgeving van het slachtoffer te houden.
Al voorafgaand aan een veroordeling kan een verdachte een contact- of locatieverbod
worden opgelegd. Daarnaast wordt, conform de richtlijn voor strafvordering huiselijk
geweld van het Openbaar Ministerie, in beginsel gedagvaard in zaken van eergerelateerd
geweld. Strafrechtelijke vervolging kan leiden tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast kan een straf worden opgelegd in combinatie met een locatie- of contactverbod.
Aan een locatieverbod kan ook elektronisch toezicht worden verbonden, zodat constant
zicht is op de naleving van dit verbod. Deze mogelijkheden gelden ook voor medeplichtigen
en medeplegers.
In de zesde voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis is uw Kamer geïnformeerd
over de wijze waarop invulling is gegeven aan de motie van
Van Wijngaarden en Peters.3 Kortheidshalve verwijs ik u naar deze brief. Voor de strafrechtelijke vervolging
van andere betrokkenen bij eergerelateerd geweld kan gebruik worden gemaakt van de
verschillende deelnemingsvormen in de artikelen 46, 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Als hieraan wordt voldaan, kunnen ook personen die aanzetten tot geweld worden vervolgd.
Vraag 6 en 7
Welke lessen trekt u uit het feit dat tijdens de pandemie vooral jonge (potentiële)
slachtoffers uit beeld zijn geraakt en bent u bereid met omringende landen ervaringen
uit te wisselen over hoe hiermee om te gaan in de toekomst?
Hoe zorgt u ervoor dat signalen van eergerelateerd geweld vaker en sneller herkend
worden bij politie- en zorgmedewerkers en welke stappen neemt u om het codewoord «masker
19» meer bekendheid te geven?
Antwoorden 6 en 7
Vanwege het verhoogde risico op huiselijk geweld en kindermishandeling tijdens de
coronacrisis, heb ik een aantal specifieke maatregelen genomen om te voorkomen dat
(jonge) slachtoffers uit beeld zouden raken en op laagdrempelige wijze hulp konden
zoeken. Zo is de landelijke chatfunctie gestart van Veilig Thuis. Dit heeft er toe
geleid dat ongeveer 350 gesprekken per week extra worden gevoerd met voornamelijk
een nieuwe, jonge doelgroep. Ten tijde van de avondklok was de chatfunctie ook ’s
avonds beschikbaar, wat zorgde voor 200 chats per week extra. Op dit moment wordt
onderzocht hoe de chatfunctie ook in 2022 kan worden voortgezet.
Een ander voorbeeld van een maatregel die is genomen tijdens de coronapandemie is
het steunpakket voor mentaal welzijn van jongeren. Hiermee was het mogelijk voor een
aantal organisaties, waaronder Fier, om in aanmerking te komen voor een tijdelijke
financiële impuls voor de extra hulp- en informatievragen via telefoon of chat aan
jongeren en volwassenen die te maken hebben met veiligheidsproblematiek in het gezin
of huishouden.
Ook zet ik mij met de actieagenda schadelijke praktijken in op het eerder en beter
signaleren van eergerelateerd geweld door professionals, waaronder in de zorg. In
het kader hiervan werkt Pharos aan het opzetten van e-learnings voor professionals
over schadelijke praktijken, waaronder eergerelateerd geweld, waarbij expertise van
betrokken organisaties wordt samengebracht. De politie werkt met een aanpak voor het
herkennen van eergerelateerd geweld, namelijk de «methode LEC EGG». De eerste stap
is een automatische elektronische zoekslag op woorden die wijzen op zaken waarbij
eergevoel wellicht een rol speelt. Deze zaken worden bekeken en vervolgens wordt nadere
informatie verzameld. Vervolgens wordt een plan van aanpak gemaakt, zo nodig met ondersteuning
van het LEC EGG.
Op verschillende momenten heeft uitwisseling tussen Nederland en andere EU-landen
plaatsgevonden over de inzet voor slachtoffers tijdens de pandemie. Daarnaast wordt
regelmatig uitgewisseld met verschillende landen in het kader van de Committee of
Parties van het Verdrag van Istanboel.
Het codewoord bij apothekers is naar buitenlands voorbeeld op 1 mei 2020 ingevoerd.
Het betreft een laatste redmiddel voor slachtoffers die geen kans zien om te bellen
of chatten met Veilig Thuis. Op basis van de eerste ervaringen blijkt dat het codewoord
voor een kleine groep slachtoffers een effectief middel is om laagdrempelig hulp in
te schakelen. Daarom kijk ik hoe het codewoord kan worden meegenomen in de brede communicatie
richting slachtoffers, als één van de mogelijkheden om contact op te nemen met Veilig
Thuis.
Vraag 8
Hoe staat het met de toegezegde extra impuls aan de preventieve aanpak ter bevordering
van het recht op zelfbeschikking, hoe wordt dit ingebed in de actieagenda en waarom
komt u niet tot een meerjarig interdepartementaal actieprogramma eergerelateerd geweld
zoals door de Kamer in meerderheid verzocht om recht te doen aan de complexiteit en
omvang van dit probleem?
Antwoord 8
Ik heb uw Kamer op 18 maart 20214 en 30 april 20215 geïnformeerd over de uitvoering van de actieagenda schadelijke praktijken. In beide
brieven is aangegeven op welke manier uitvoering is gegeven aan de verzoeken van uw
Kamer over een interdepartementaal actieprogramma. De Minister van SZW laat, als aanvulling
op de actieagenda schadelijke praktijken, een verkenning uitvoeren naar witte vlekken
in de huidige preventieve aanpak. Het doel van deze verkenning is om te achterhalen
welke gemeenschappen en/of risicogroepen aanvullend gerichte aandacht behoeven. Ook
wordt in kaart gebracht welke effectieve instrumenten bestaan om binnen gesloten gemeenschappen
mentaliteitsverandering te bevorderen. Uw Kamer wordt dit najaar geïnformeerd over
de resultaten en de vervolgstappen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.