Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Campen over het bericht 'Rechter: Overijssel moet handhaven op vergunning beweiden en bemesten'
Vragen van het lid Van Campen (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Rechter: Overijssel moet handhaven op vergunning beweiden en bemesten» (Nieuwe Oogst, 2 aug. ’211Nieuwe Oogst, 2 augustus 2021, «Rechter: Overijssel moet handhaven op vergunning beweiden en bemesten», https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2021/08/02/rechter-overijssel-moet-handhaven-op-vergunning-beweiden-en-bemesten) (ingezonden 9 augustus 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 september
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht: «Rechter: Overijssel moet handhaven op vergunning beweiden
en bemesten» (Nieuwe Oogst, 2 aug. ’21?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u met de leden van de VVD-fractie dat handhaving op de vergunningsplicht voor
beweiden en bemesten in het beweidings- en bemestingsseizoen disproportioneel is,
zo? Zo nee, waarom niet;?
Antwoord 2
Met provincies is afgesproken dat er niet handhavend wordt opgetreden indien er wordt
beweid en bemest, omdat daarvoor geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming
is vereist.
Vraag 3
Hoe ziet u de uitspraak van de rechter in het licht van het belang van bemesten en
beweiden als onmisbare kernactiviteiten van het boerenbedrijf en onderdeel van de
stikstofaanpak omdat hiermee stikstofemissie van de melkveehouderij fors wordt verminderd;?
Antwoord 3
De rechtbank is van oordeel dat alleen een vrijstelling van de vergunningplicht geldt
als de betrokken activiteit ongewijzigd wordt voortgezet sinds de Europese referentiedatum.
Ik ben echter van mening dat ook als een project is gewijzigd, maar niet meer stikstofdepositie
op een Natura 2000-gebied veroorzaakt dan op de Europese referentiedatum, significante
gevolgen voor dat gebied kunnen worden uitgesloten, zodat ook dan geen vergunning
nodig is.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter die stelt dat niet kan worden afgewogen
of handhavend optreden disproportioneel is zo lang niet duidelijk is wat gevolgen
zijn voor de natuur;?
Antwoord 4
Zoals ook eerder aan uw Kamer is aangegeven, is het duidelijk dat er, afgezien van
enkele uitzonderingssituaties, geen depositiestijging plaatsvindt ten opzichte van
de referentiesituatie. De onderbouwing hiervan kunt u nalezen in het tussentijds advies
«bemesten beweiden in 2020» van het Adviescollege Stikstofproblematiek (Kamerstuk
35 334, nr. 39).3
Omdat het alleen in enkele situaties onduidelijk is welke gevolgen beweiden en bemesten
heeft voor Natura 2000-gebeiden – deze situaties worden overigens in kaart gebracht
– acht ik het disproportioneel om op moment in alle gevallen waar wordt beweid en
bemest handhavend op te treden.
Vraag 5
Ziet u net als de leden van de VVD-fractie een rol weggelegd voor de rijksoverheidRijksoverheid,
om heldere richtlijnen met een wettelijke basis te formuleren voor provincies hoe
de onderbouwing van «bestaand gebruik» adequaat er uit moet zien zodat hier geen enkele
onduidelijkheid meer over kan bestaan en zowel rechtspraak, als de agrarische sector
overgeleverd is op jurisprudentie, zo? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen, zo?
Zo nee, waarom niet;?
Antwoord 5
De uitspraak in Overijssel laat zien dat het aantonen van «bestaand gebruik» van belang
is voor het toepassen van de bovengenoemde redeneerlijn in de praktijk. Er moet nog
worden gekeken hoe en in welke vorm dit inzichtelijk gemaakt kan worden voor agrariërs.
Vraag 6
Bent u bereid om daarbij te betrekken:
1. de reeds behaalde opbrengst van sinds 1994 genomen maatregelen ter aanscherping van
bemestingsnormen, waarbij de afgelopen dertig jaar dus een situatie is ontstaan die
veel beter zou moeten zijn voor de natuur en:
2. het belang van flexibiliteit in grondgebruik, bijvoorbeeld door gewasrotatie? Zo ja,
op welke wijze gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De door u genoemde aspecten zullen daarom inderdaad zoveel mogelijk worden betrokken
in het formuleren van een richtlijn.
Vraag 7
Hoe kijkt u naar de haalbaarheid van de vastgestelde tussendoelen voor het halen van
de kritische depositiewaarden en hoe gaat u ervoor zorgen dat deze doelen realistisch
en haalbaar voor de agrarische sector worden bereikt;?
Antwoord 7
De recent tot stand gekomen Wet stikstofreductie en natuurverbetering – waarin de
structurele aanpak van de stikstofproblematiek is verankerd – bevat wettelijk vastgestelde
resultaatsverplichtende doelstellingen voor de reductie van de stikstofbelasting van
Natura 2000-gebieden, de wettelijke opdracht om een programma met maatregelen vast
te stellen om die doelstelling te realiseren en om de natuur in de Natura 2000-gebieden
te verbeteren en wettelijke regels over monitoring en bijsturing.
Met de contournota die is bijgevoegd in de voortgangsbrief over de stikstofproblematiek
van 16 juli jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 160)4 is een eerste stap gezet in de ontwikkeling van het Programma Stikstofreductie en
Natuurverbetering. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan sociaaleconomische
effecten en de weging van de haalbaarheid en betaalbaarheid van maatregelen.
De uitwerking van de managementmaatregelen in de melkveehouderij, waarover ik uw Kamer
op 20 juli jl. geïnformeerd heb (Kamerstuk 35 334, nr. 159)5 is een goed voorbeeld van de manier waarop ik met de agrarische sector samen wil
werken om effectieve en haalbare maatregelen te nemen.
Vraag 8
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Mestbeleid, d.d.
van 8 september 2021?
Antwoord 8
Wegens interne afstemming is het niet gelukt om de vragen voor 8 september te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.