Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht dat een vrouw wordt bedreigd door undercoveragenten
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een vrouw wordt bedreigd door undercoveragenten (ingezonden 16 juli 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 september
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3687.
Vraag 1, 3 en 4
Bent u bekend met het bericht van de NOS «Onschuldige vrouw maanden in doodsangst
na bedreiging Amsterdamse undercoveragenten»? Wat is daarop uw reactie?1
Is deze inzet wat u betreft wenselijk en proportioneel? Is dit toegestaan en zo ja,
op welke juridische grondslag?
Is dergelijk verkregen «bewijs» wel rechtsgeldig?
Antwoorden 1, 3 en 4
Ik ben bekend met het bericht. Gelet op de samenhang in de vragen heb ik het mij gepermitteerd
de vragen te clusteren.
Op 29 juli jl. heeft de Rechtbank Amsterdam een verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf
van 12 jaar wegens doodslag.2 In haar uitspraak heeft de rechtbank zich ook uitgelaten over de toegepaste opsporingsmethode,
waarbij op grond van een afgegeven bevel tot stelselmatige informatie-inwinning ex
artikel 126j Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) een derde (een ander dan de verdachte
zelf) is benaderd door undercoveragenten. Tegen het vonnis van de Rechtbank is hoger
beroep ingesteld door het Openbaar Ministerie (OM).
Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat het mij als Minister niet past oordelen
te geven over individuele strafzaken, in het bijzonder wanneer er nog juridische procedures
lopen.
Ik kan wel ingaan op het juridisch kader. Het algemene uitgangspunt bij de inzet van
de bevoegdheid stelselmatige informatie-inwinning is dat ambtenaren daarbij geen strafbare
feiten mogen plegen.3 Daarnaast moet de inzet proportioneel en subsidiair zijn. Het is uiteindelijk aan
de strafrechter om de feiten en omstandigheden van het geval daarbij te wegen. De
rechter en de verdediging moeten worden geïnformeerd over de inzet van deze methode
in het kader van de behandeling van de strafzaak, tenzij onder zeer bijzondere omstandigheden
de rechter-commissaris heeft toegestaan om melding hiervan in het dossier achterwege
te laten (artikel 126aa leden 1 en 4 juncto artikel 149b Sv). Daarnaast verplicht
de wet degene ten aanzien van wie de bevoegdheid tot stelselmatige inwinning van informatie
is ingezet daarover te informeren, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat
(artikel 126bb Sv).
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat onschuldige burgers worden bedreigd door de politie of in ieder
geval dat deze vrouw het gevoel had te worden bedreigd door wat achteraf de politie
blijkt? In hoeveel andere gevallen heeft de politie deze tactiek ook gebruikt?
Antwoord 2
Zoals gezegd kan ik niet ingaan op individuele zaken. Op basis van het juridisch kader
kan in u mededelen dat de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden een verregaande
inbreuk kan maken op de rechten van burgers. Daarom zijn er voorwaarden verbonden
aan de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Zo is voor de inzet van de bevoegdheid
stelselmatige informatie-inwinning een bevel van de officier van justitie nodig. Het
is in voorkomend geval aan de rechter om over de rechtmatigheid van de inzet te oordelen.
De politie en het OM beschikken niet over cijfers waaruit blijkt hoe vaak een vergelijkbare
methode als in onderhavige zaak is toegepast in andere opsporingsonderzoeken.
Vraag 6
Welke stappen heeft het OM gezet om deze vrouw tegemoet te komen voor hetgeen haar
is aangedaan toen bekend werd dat undercoveragenten haar hadden bedreigd?
Antwoord 6
Aangezien er nog een juridische procedure loopt, past het mij zoals gezegd niet om
in te gaan op deze casus.
Vraag 5 en 7
Deelt u de mening van de hoogleraar in het artikel dat er betere regels moeten komen
met betrekking tot de inzet van undercoveragenten?
Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat undercoveragenten op deze wijze mensen bedreigen?
Antwoord 5 en 7
In ons rechtssysteem zijn waarborgen opgenomen om de grondrechten van burgers te beschermen
tegen ongeoorloofde inbreuken op die grondrechten door de overheid, in dit geval politie
en justitie. De strafrechter heeft daarbij de belangrijke rol om toe te zien dat in
concrete zaken het optreden van politie en justitie niet de grenzen is overgegaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.