Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de eigen bijdrage in de ggz
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de eigen bijdrage in de ggz (ingezonden 8 september 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 10 september 2021).
Vraag 1
Klopt het dat patiënten in de ggz tijdens de transitie naar het zorgprestatiemodel
niet één maar twee keer het eigen risico moeten betalen voor dezelfde behandeling,
wanneer deze een jaargrens overgaat zoals wordt vermeld op zorgprestatiemodel.nl?
Zo ja, klopt het dat circa 100.000 ggz-patiënten hierdoor extra eigen risico moet
betalen?
Antwoord 1
Omdat het eigen risico van de zorgverzekering is gekoppeld aan de bekostiging heb
ik de Tweede Kamer in mijn brief over de nieuwe ggz-bekostiging van 6 oktober 20201 gemeld dat de invoering van het zorgprestatiemodel gevolgen kan hebben voor het eigen
risico dat mensen voor hun ggz betalen. De uitkomsten van de kwantitatieve analyse
van de NZa daarover heb ik op 25 november 2020 met de Tweede Kamer gedeeld in het
VSO over de nieuwe ggz-bekostiging.2
Voor alle ggz-cliënten blijft gelden dat zij – net als alle andere mensen die een
beroep doen op hun zorgverzekering – maximaal € 385 aan (verplicht) eigen risico per
kalenderjaar moeten betalen. De nieuwe bekostiging verandert niets aan dat gegeven.
Maar, omdat ggz-declaraties in het nieuwe bekostigingssysteem gespreid over de behandeling
plaatsvinden en niet meer, zoals nu, pas helemaal aan het eind van de behandeling,
of pas na maximaal een jaar, heeft de invoering van de nieuwe bekostiging soms wel
invloed op het moment waarop cliënten eigen risico betalen en op het feitelijke bedrag
dat sommige ggz-cliënten in totaal voor hun behandeling aan eigen risico betalen.
Dit is geen eenmalig transitie-effect maar een blijvend effect.
Onder de nieuwe bekostiging wordt het eigen risico aangeslagen van het jaar waarin
de zorg ook daadwerkelijk is geleverd en niet alleen van het jaar waarin de behandeling
is gestart. Een gevolg hiervan is dat voor behandelingen die over de kalenderjaargrens
heenlopen in twee opeenvolgende jaren het eigen risico kan worden aangeslagen, waar
dat nu nog (bij behandelingen korter dan een jaar) in één jaar gebeurt. Daarbij moet
wel worden opgemerkt dat niet iedereen die een ggz-behandeling krijgt die over de
kalenderjaargrens heenloopt in twee kalenderjaren eigen risico gaat betalen voor de
ggz: als iemand in een kalenderjaar zijn of haar eigen risico al heeft volgemaakt
met andere zorg, betaalt diegene in dat kalenderjaar niets extra’s meer.
Chronische ggz-cliënten die elk jaar een beroep doen op de ggz gaan ten opzichte van
nu nagenoeg nooit extra eigen risico betalen. Dat komt omdat zij nu reeds nagenoeg
elk jaar hun eigen risico opmaken. Dat blijft zo, zij gaan niets extra’s betalen.
Hetzelfde geldt voor mensen die naast ggz ook veel andere zorg nodig hebben waarvoor
het eigen risico geldt.
Zoals ik in november vorig jaar aan de Tweede Kamer heb gemeld,3 heeft de NZa laten weten dat er naar schatting voor 91% van de ggz-cliënten geen
gevolg is voor het totaalbedrag dat zij aan eigen risico betalen voor hun ggz-behandeling.
Voor naar schatting maximaal 9% van de ggz-cliënten is er wel een gevolg; het gaat
bij benadering om een groep van 100.000 mensen. De NZa baseert de schatting van 9%
op ongunstige veronderstellingen: andere veronderstellingen zouden een lager percentage
opleveren. Deze groep zal meer eigen risico gaan betalen, waarbij het bedrag dat deze
cliënten meer gaan betalen afhankelijk is van hun persoonlijke situatie. Het gaat
hier om mensen die weinig of geen andere zorg gebruiken en een ggz-behandeling krijgen
die over de kalenderjaargrens heenloopt. Vaak gaat het om relatief korter durende
behandelingen, al kan het soms ook langer durende behandelingen betreffen.
Dat mensen die twee (of meer) jaar achter elkaar zorg nodig hebben, twee (of meer)
keer eigen risico betalen is overigens niet uniek voor de ggz. Iemand die elk jaar
naar het ziekenhuis moet, betaalt doorgaans ook elk jaar eigen risico. Geneesmiddelengebruikers
die in twee aansluitende kalenderjaren geneesmiddelen gebruiken, betalen in beide
kalenderjaren eigen risico. Hetzelfde geldt voor mensen die in twee opeenvolgende
kalenderjaren verzekerde paramedische zorg gebruiken.
Daarnaast wil ik benadrukken dat er goede redenen zijn waarom we de nieuwe bekostiging
in de ggz invoeren, zoals ik op 6 oktober 2020 en 25 november 20204 schriftelijk aan de Tweede Kamer heb toegelicht. Juist de cliënten met een complexe
zorgvraag en/of ernstige psychiatrische aandoening hebben baat bij de invoering van
de nieuwe bekostiging. Veel gehoorde kritiek op de huidige DBC-bekostiging is dat
die onderfinanciering van zware ggz in de hand werkt en overfinanciering van lichte
ggz. De nieuwe bekostiging is niet langer gebaseerd op (gemiddelde) trajecten van
diagnostiek en behandeling – zoals de DBC-bekostiging – maar op de feitelijke inzet
van beroepen en aantallen behandel- en diagnostiekconsulten. Daarbij zijn er ook nog
eens aparte tarieven voor outreachende ggz en hoogspecialistische ggz. De nieuwe bekostiging
ondersteunt op die manier dat zorgaanbieders een vergoeding op maat krijgen voor hun
zorg – juist ook voor complexe zorg en zorg voor cliënten met een ernstige psychiatrische
aandoening – en ondersteunt op diverse manieren de aanpak van de wachttijden.
Er zijn verschillende compensatiemaatregelen om ervoor te zorgen dat iedereen zijn
of haar eigen risico kan betalen. Zo ontvangen huishoudens met een laag inkomen hiervoor
zorgtoeslag, bieden zorgverzekeraars de mogelijkheid om het eigen risico gespreid
te betalen en hebben gemeenten de middelen om tot financieel maatwerk te komen voor
de cliënt. Ook ggz-cliënten kunnen daar gebruik van maken.
Vraag 2
Kunt u deze vraag vóór 10 september beantwoorden?
Antwoord 2
Beantwoording vóór 10 september was helaas niet haalbaar. Ik heb uw vragen zo snel
mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.