Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikker over het bericht ‘Meerdere mensen overleden door zelfdoding-middel, verkoper uit Eindhoven (28) opgepakt’
Vragen van het lid Bikker (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport over het bericht «Meerdere mensen overleden door zelfdoding-middel, verkoper uit Eindhoven (28) opgepakt» (ingezonden 26 juli 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 10 september 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3739.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het schokkende bericht «Meerdere mensen overleden door zelfdoding-middel,
verkoper uit Eindhoven (28) opgepakt»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op dit moment bekend met meer zaken waarin onderzoek wordt gedaan naar de verkoop
van een suïcidemiddel?
Antwoord 2
In het belang van het lopende strafrechtelijk onderzoek kan ik hierover geen mededelingen
doen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de situatie dat er via de Coöperatie Laatste Wil (CLW) informatie
wordt verstrekt over Middel X, dat mensen kunnen bestellen voor een suïcide en dat
deze informatie mogelijk vervolgens ook gebruikt kan worden om zelf in dit middel
en behulpzame middelen te handelen?
Antwoord 3
Zoals ook in eerdere antwoorden op Kamervragen aangegeven, achten wij het onwenselijk
dat middel X in omloop is en dat mensen in anonimiteit en zonder begeleiding van een
arts of andere professional deze fatale stap kunnen zetten.2
Om deze reden heeft het kabinet op 3 september 2018 verschillende maatregelen getroffen
om de levering van stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide te reguleren. De
inzet van de maatregelen is gericht op het opwerpen van een drempel voor de beschikbaarheid
van deze stoffen voor particulieren.3 Onderdeel van deze maatregelen is de code «Signalering van risico’s op suïcide met
behulp van chemische stoffen». In deze code hebben partijen4 afspraken gemaakt om de verkoop aan particulieren van stoffen te monitoren waarvan
vastgesteld is dat zij mogelijk bij suïcide gebruikt worden, en om kennis over deze
stoffen met elkaar te delen in een overleg.5
Daarnaast probeert het Ministerie van VWS, zo veel als mogelijk is, de chemische stofnaam
van middel «X» geheim te houden. De stof wordt ook in onderlinge communicatie tussen
VWS en anderen bij voorkeur niet bij naam genoemd. Ook de partijen die aangesloten
zijn bij de hierboven genoemde code proberen de aandacht voor de stof zo klein mogelijk
te houden. Daarnaast probeert de industrie en de gespecialiseerde handel in chemische
producten de verkoop van de stof aan consumenten zoveel mogelijk te beperken. In verband
met een eventuele zoektocht naar alternatieve routes ga ik hier niet verder in op
de methoden die hiervoor gebruikt worden. Tegelijkertijd valt er voor het Ministerie
van VWS weinig te doen aan de openbare informatie die via allerlei routes toegankelijk
is. Handel in de stof is niet volledig te verbieden.
Vraag 4
Kunt u in het licht van deze zaak, maar ook indachtig het eerdere bericht over de
28-jarige jonge vrouw die spijt kreeg van de inname van Middel X dat CLW aanbeveelt,
maar toch overleed6, toelichten welke afweging er eerder is gemaakt bij het niet kunnen verbieden van
de verstrekking van informatie en het suïcidemiddel? Deelt u de diepe overtuiging
dat de overheid geroepen is om kwetsbare mensen te beschermen? Kunt u vervolgens toelichten
of de huidige berichten tot een andere afweging leiden, zodat het verstrekken van
deze informatie alsnog verboden wordt?
Antwoord 4
Ik deel uw overtuiging dat de overheid geroepen is om kwetsbare mensen te beschermen.
Het leven verdient onze bescherming. Het OM heeft dan ook onderzoek gedaan naar de
handleiding die de CLW in 2019 intern voor hun leden heeft gepubliceerd. Op 30 april
2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het OM op dat moment geen mogelijkheid tot strafrechtelijk
of civielrechtelijk optreden zag.7
Eenieder die opzettelijk een ander behulpzaam is bij zelfdoding of hem de middelen
daartoe verschaft, is, indien de zelfdoding volgt, strafbaar op grond van artikel
294, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van de jurisprudentie wordt
aangenomen dat daarvoor meer nodig is dan het verschaffen van algemene informatie.
Als de informatie het karakter krijgt van een instructie en gericht is op een concrete
handeling of vaardigheid om zelfdoding te vergemakkelijken, is bijvoorbeeld wel sprake
van een strafbare vorm van hulp bij zelfdoding. Of er sprake is van hulp bij zelfdoding
in de zin van artikel 294, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht hangt af van
de concrete omstandigheden van het geval.8
Op 30 april 2020 was voor zover bekend niet voldaan aan de bijkomende voorwaarden
dat sprake moet zijn van een geslaagde zelfdoding. Wanneer de activiteiten van de
CLW daartoe aanleiding geven, zal het OM optreden.
Vraag 5
Vindt u dat de huidige afspraken met de industrie om niet aan particulieren te verkopen
voldoende helpen om de aanschaf van Middel X als suïcidemiddel zoveel mogelijk tegen
te gaan? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, overweegt u hiertoe alsnog het instellen
van een verbod op de verkoop aan particulieren en welke andere mogelijkheden overweegt
u verder?
Antwoord 5
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven zijn in de code «Signalering van risico’s
op suïcide met behulp van chemische stoffen» afspraken gemaakt om de verkoop aan particulieren
van stoffen te monitoren waarvan vastgesteld is dat zij mogelijk bij suïcide gebruikt
worden, en om kennis over deze stoffen met elkaar te delen in een overleg.
De deelnemers aangesloten bij de code zijn de afgelopen jaren enkele keren bij elkaar
geweest. Daarbij is niet gebleken dat naast de al bekende stoffen, andere stoffen
op grote schaal gebruikt worden. Tegelijkertijd is er internationaal gesondeerd of
in andere landen veel bekend is over het gebruik van deze stoffen. Deelnemers aangesloten
bij de code beschouwen het nog steeds als een nuttig instrument om misbruik van chemicaliën
voor suïcide te voorkomen.
Uit een verkenning bleek dat regulering via juridische maatregelen ingewikkeld is
en bovendien beperkt effectief. Eventuele juridische maatregelen om de beschikbaarheid
van dergelijke stoffen voor suïcide te beperken (bijvoorbeeld particuliere verkoop),
vragen om nieuwe wetgeving. Nadere beschouwing laat echter zien dat nieuwe wetgeving
wel eens contraproductief zou kunnen zijn voor het voorkomen van suïcides door deze
stoffen om de volgende redenen: 1) juridische maatregelen geven bekendheid aan stoffen,
2) een uitputtende lijst met stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide en daarom
via wetgeving worden gereguleerd, is niet mogelijk, 3) regulering van de verkoop aan
particulieren is disproportioneel, omdat dit gevolgen heeft voor de wel wenselijke
bestaande toepassingen, 4) het vraagt grote handhavingsinspanningen, inclusief een
verregaande documentatieplicht, 5) met een wetgevingstraject is het lastiger om ook
in de toekomst snel beperkingen te realiseren voor het geval later van andere stoffen
het beeld ontstaat dat deze gebruikt kunnen worden voor suïcide.9 Aangezien bovenstaande punten nog steeds nieuwe wetgeving in de weg staan zien wij
geen reden om over te gaan op juridische maatregelen. Wel zal het Ministerie van VWS
via een extra overleg met de deelnemers aangesloten bij de code bezien of de afspraken
die in de code zijn vastgelegd naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen rondom
de beschikbaarheid van het zelfdodingsmiddel moeten worden aangepast.
Vraag 6
Hebt u, tegen de achtergrond dat de verstrekking van dit suïcidemiddel in scherp contrast
staat tegenover alle inzet voor suïcidepreventie en het verlenen van goede (psychische)
zorg om mensen in nood perspectief te bieden, zicht op de achtergrond van de slachtoffers
of bent u bereid die te onderzoeken? Overweegt u extra maatregelen om verdere dodelijke
slachtoffers te voorkomen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Minister van VWS heeft aangegeven geen zicht te hebben op de achtergrond van de
slachtoffers die suïcide pogen te plegen met behulp van zelfdodingsstoffen. Het Nationaal
Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC) wordt soms door artsen geconsulteerd bij misbruik
van chemische stoffen voor een suïcidepoging. Artsen zijn echter niet verplicht tot
consultatie en bij een geslaagde poging wordt meestal geen contact meer gezocht. De
gegevens die VWS heeft betreffen dus alleen gevallen waarbij de stof gebruikt wordt
voor een suïcidepoging en waarbij advies over de behandeling werd gevraagd.
Wel is er naar aanleiding van een forse toename in suïcides onder jongeren in 2017
nader onderzoek gedaan naar de achtergronden, omgevingsfactoren en individuele kenmerken
van betrokken jongeren in het algemeen dat in 2020 gepubliceerd is. Op basis van dit
onderzoek zijn de specifieke risicogroepen voor suïcide onder jongeren benoemd en
bekend.10
Het kabinet heeft op 3 september 2018 maatregelen getroffen om de levering van stoffen
die gebruikt kunnen worden voor suïcide te reguleren. De inzet van maatregelen is
gericht op het opwerpen van een drempel voor de beschikbaarheid van deze stoffen voor
particulieren.11 Het opwerpen van drempels voorkomt echter niet dat mensen worstelen met suïcidale
gedachten. Van groot belang is het realiseren van openheid en doorbreken van het taboe
op spreken over suïcidaliteit. Wanneer mensen open kunnen zijn over hun suïcidale
gedachten kunnen zij (tijdig) steun en hulp inroepen en/of ervaren en mogelijk een
ander handelingsperspectief zien. Dit kabinet zet daarom stevig in op suïcidepreventie.
De Staatssecretaris van VWS heeft u over de inzet op het terrein van suïcidepreventie
bij brief van 8 juli geïnformeerd.12 Onderdeel van de inzet is de derde Landelijke agenda suïcidepreventie die een looptijd
van vijf jaar kent en die de Staatssecretaris van VWS uw Kamer op 29 oktober 2020
aangeboden heeft.13 De uitvoering van deze agenda bevat concrete doelstellingen en activiteiten voor
meerdere jaren en vergt inzet van organisaties/partners zowel binnen als buiten de
zorg.
Vraag 7
Op welke wijze kunt u kwetsbare (jonge) mensen verder beschermen tegen zelfmoordpogingen
met een zelfdodingsmiddel, zoals in deze zaak verkocht werd? En kunt u specifiek toelichten
wat u doet met de constatering dat dit middel waarschijnlijk aan heel veel mensen
is verkocht?
Antwoord 7
Ik vind het zeer onwenselijk dat zogenoemd zelfmoordpoeder in omloop is en dat mensen
in anonimiteit en zonder begeleiding van een arts of andere professional de fatale
stap van zelfdoding kunnen zetten. Om deze reden, zoals ook al aangegeven in het antwoord
op vraag 5, zal het Ministerie van VWS via een extra overleg met de deelnemers aangesloten
bij de code bezien of de afspraken die in de code zijn vastgelegd naar aanleiding
van de laatste ontwikkelingen rondom de beschikbaarheid van het zelfdodingsmiddel
moeten worden aangepast.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de CLW in voornoemd bericht: «Het past in ons streven
om een middel beschikbaar te stellen voor iedereen die op een humane manier een einde
aan zijn leven wil maken»?
Antwoord 8
Zoals ik heb aangegeven in mijn Kamerbrief van 30 april 2020 is dit streven op zichzelf
niet verboden.14 Het spreekt overigens voor zich dat wie een dergelijk doel nastreeft, zoals de CLW,
bij de keuze van middelen ter verwezenlijking van dat doel binnen de grenzen van de
wet dient te blijven.
Vraag 9
Zijn er meer signalen bekend dat CLW of leden dit middel verkopen via internet? Zo
ja, welke gevolgen verbindt u daaraan?
Antwoord 9
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2 kan ik hierover in het belang van
het lopende strafrechtelijk onderzoek geen mededelingen doen.
Vraag 10
Welke verantwoordelijkheid hebben sites die het mogelijk maken om deze middelen te
verkopen en heeft in dit geval Marktplaats.nl? Ziet u mogelijkheden om hier verder
handhavend op te treden en bent u in elk geval bereid om deze sites aan te spreken
op hun verantwoordelijkheid?
Antwoord 10
Zoals de Minister van VWS in antwoord op eerdere Kamervragen heeft aangegeven, dienen
digitale verkoopplatforms op basis van de Europese Richtlijn Online Handel (Richtlijn
2000/31/EG) te acteren, wanneer meldingen binnenkomen over advertenties die mogelijk
in strijd zijn met de gebruikersvoorwaarden.15 Marktplaats heeft voorheen aangegeven meldingen serieus te nemen door de advertenties
te verwijderen en contact op te nemen met de NVWA, wanneer signalen binnenkomen over
het bestaan van de advertenties.
Het is afhankelijk van het beoogde doel van de stof, op welke wijze toezicht wordt
gehouden op het bezitten of verhandelen van stoffen. Zo stellen verordeningen in de
levensmiddelenwetgeving dat verkopers van levensmiddelen zich dienen te registreren
bij de NVWA. Ook worden in etiketteringsverordeningen eisen gesteld aan de verkoop
van levensmiddelen op afstand (bijv. online), zoals de verplichting om de NAW-gegevens
(Naam, Adres en Woonplaats) van de verantwoordelijke voor het product bij de advertentie
te plaatsen. Toezichthouders kunnen een bezoek brengen aan (particuliere) verkopers
om te bezien of de werk-/verkoopomgeving waar de stof ligt opgeslagen of wordt verhandeld
voldoet aan levensmiddelen- en Arbowetgeving en geen risico meebrengt voor consument
of verkoper. Ook kan de toezichthouder ingrijpen als de chemische stoffen op onjuiste
wijze verpakt worden en kan de Inspectie van de Leefomgeving toezicht houden op de
opslag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.