Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over de coronamaatregelen in het onderwijs en de start van het nieuwe studiejaar
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de coronamaatregelen in het onderwijs en de start van het nieuwe studiejaar (ingezonden 13 augustus 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister
Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 10 september 2021).
Vraag 1
Welke maatregelen heeft u genomen waaruit blijkt dat de prioriteit ligt bij het openen
van scholen en onderwijsinstellingen het aankomend school-/collegejaar?1, 2
Antwoord 1
Fysiek onderwijs is het beste voor de ontwikkeling en het welzijn van leerlingen en
studenten, dit heeft het kabinet altijd benadrukt. Hierom heeft het kabinet altijd
prioriteit gegeven aan het onderwijs, door continu te bezien hoe zoveel mogelijk fysiek
onderwijs voor zoveel mogelijk leerlingen en studenten plaats kan vinden, onder verantwoorde
omstandigheden voor leerlingen, studenten en personeel. Het primair en voortgezet
onderwijs zijn volledig open, hier worden de maatregelen die sinds 26 juni gelden
bij de start van het nieuwe schooljaar grosso modo voortgezet. Voor het tertiair onderwijs
is de belangrijkste versoepeling het loslaten van de anderhalvemeter-afstandsnorm
per 30 augustus. Op dit moment is deze norm, naast plekken waar gewerkt wordt met
coronatoegangsbewijzen, alleen in het onderwijs losgelaten. Dit zorgt ervoor dat meer
studenten gelijktijdig fysiek onderwijs kunnen krijgen en daarmee aanzienlijk meer
fysiek onderwijs mogelijk wordt. Om het risico op verspreiding te verkleinen worden
mitigerende maatregelen getroffen, zoals het instellen van een maximale groepsgrootte
van 75 personen, het dragen van mondkapjes in de gangen en het continueren van het
zelftestbeleid. Dit moet ervoor zorgen dat fysiek onderwijs verantwoord kan plaatsvinden
voor studenten en personeel.
Vraag 2
In hoeverre is het (her)openen van de scholen en onderwijsinstellingen na de zomervakantie
de prioriteit van het hele kabinet en niet enkel die van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap? Waar blijkt dit uit?
Antwoord 2
Het kabinet besluit in gezamenlijkheid over de coronamaatregelen en heeft in zijn
uitingen richting de Tweede Kamer en de samenleving altijd het cruciale maatschappelijke
belang van het onderwijs benadrukt. Hierbij is altijd ingezet op optimale continuïteit
van onderwijs voor leerlingen en studenten, binnen verantwoorde condities voor de
volksgezondheid, op een wijze die zo goed mogelijk uitvoerbaar was voor scholen en
instellingen. Sluiting van het onderwijs kwam altijd pas als een van de laatste maatregelen
in beeld, en altijd is erop ingezet om het onderwijs zo snel als mogelijk weer verantwoord
te heropenen voor zoveel mogelijk leerlingen en studenten. Fysiek primair onderwijs
werd als één van de eerste versoepelingen na de lockdown doorgevoerd in februari 2021,
het voortgezet onderwijs volgde in maart. In juni konden alle leerlingen in het voortgezet
onderwijs weer gelijktijdig onderwijs krijgen. Bij het laatste besluitvormingsmoment
op 13 augustus kon worden besloten om de anderhalvemeter-afstandsnorm in het tertiair
onderwijs los te laten, om zo de grootste belemmeringen voor het nieuwe studiejaar
weg te nemen.
Vraag 3
Met welke organisaties uit het onderwijs heeft u op welke momenten overleg gevoerd
over de coronamaatregelen in het onderwijs sinds de uitbraak van het coronavirus in
Nederland? En op welke wijze werden en worden deze organisaties meegenomen in de besluitvorming,
zoals bij het loslaten van de anderhalvemetermaatregel in het voortgezet (speciaal)
onderwijs? Kunt u hier een overzicht van geven?
Antwoord 3
Sinds de zomer van 2020 is vrijwel elke week één of meerdere keren overleg gevoerd
met de verschillende vertegenwoordigende organisaties in het funderend onderwijs en
de kinderopvang over de stand van zaken met betrekking tot het coronavirus deze sectoren,
en later ook over de inrichting van het Nationaal Programma Onderwijs. Het betreft
vaste overlegmomenten in de week. De volgende organisaties nemen hieraan deel:
• de Algemene Onderwijsbond (AOb);
• CNV Onderwijs;
• de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS);
• het Lerarencollectief;
• het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS);
• Ouders en Onderwijs;
• de Stichting voor Werkende Ouders;
• de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK);
• de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMKO);
• de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK);
• de Stichting Platforms vmbo (SPV);
• de sectorraad Praktijkonderwijs;
• de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv);
• de Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs (GO), voorheen LECSO;
• de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG);
• de PO-Raad;
• de VO-raad.
In het tertiair onderwijs vindt wekelijks overleg plaats met de onderwijskoepels van
zowel het bekostigde als niet-bekostigde onderwijs. Tweewekelijks wordt er gesproken
met de studentenorganisaties, evenals met de vakbonden. De volgende organisaties nemen
aan deze overleggen deel:
• de MBO-raad;
• de Vereniging Hogescholen (VH);
• de Vereniging van Universiteiten (VSNU);
• de Nederlandse Federatie van Universitair Medisch Centra (NFU);
• de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO);
• de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB);
• het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO);
• de Landelijke Studentenvakbond (LSVB);
• de Algemene Onderwijsbond (AOb);
• het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV);
• de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV).
Op het moment dat kabinetsbesluitvorming aan de orde was die de kinderopvang, het
funderend onderwijs en/of het tertiair onderwijs betrof, is nagenoeg altijd aanvullend
overleg gevoerd om de genoemde partijen te consulteren of te informeren. Hierbij is
in de regel gesproken over de epidemiologische situatie, hoe de onderwijscontinuïteit
optimaal bevorderd kon worden op verantwoorde wijze, de denkbare uitkomsten van besluitvorming,
de uitvoerbaarheid van maatregelen in de betreffende sectoren en de hulp en ondersteuning
die geboden kan worden. In deze overleggen komen de aandachtspunten, signalen, vragen
en eventuele zorgen van de achterbannen van de betreffende organisaties aan de orde,
en worden waar mogelijk opgelost. De inbreng en expertise van deze organisaties wordt
ook benut om in de communicatie richting het onderwijs en de kinderopvang zo goed
mogelijk te voorzien in de informatiebehoefte van scholen, onderwijsinstellingen,
kinderopvanglocaties, personeel, studenten, leerlingen en ouders.
Vraag 4
Wat is de laatste stand van zaken van het onderzoek naar ventilatie in schoolgebouwen?
Worden op dit moment in alle schoolgebouwen waar de ventilatie niet op orde was aanpassingen
gedaan? Zo ja, is dit voor het einde van de zomervakantie op orde? Zo nee, waarom
niet? En hoe kan het dat dit nog steeds niet op orde is?
Antwoord 4
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft u voor de zomer geïnformeerd
over de onderzoeksresultaten van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen
(LCVS).3 Door dit onderzoek is nu grotendeels bekend welke gemeenten en schoolbesturen aan
de slag moeten met de ventilatie in schoolgebouwen. Op ruim 600 scholen is men al
aan de slag behulp van de middelen uit de Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen
(SUViS). De orde van grootte van de werkzaamheden, en daarmee de looptijd, verschillen
per project: planvorming met betrokken partijen, werkzaamheden en realisatie kunnen
enige tijd in beslag nemen, zoals dit ook geldt voor huisvestingsopgaven in andere
sectoren. Om het handelingsperspectief voor schoolbesturen verder te vergroten voert
kenniscentrum Ruimte-OK op dit moment een verdiepend onderzoek uit naar de kwaliteit
van luchtverversing en mogelijke noodzakelijke interventies. Zodra de uitkomsten hiervan
bekend zijn, zullen deze met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 5
Deelt u de mening dat goede ventilatie een belangrijke basisvoorwaarde is om verspreiding
van het coronavirus tegen te gaan? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het pas in 2022
en 2023 beschikbaar komen van het grootste deel van het extra vrijgemaakte budget
voor ventilatie in schoolgebouwen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, deze mening delen wij. Goede ventilatie is van belang voor een gezond binnenklimaat,
ook in scholen. Het kan helpen om de overdracht van luchtweginfecties te beperken.
Het is echter nog niet bekend in welke mate ventilatie helpt om de verspreiding van
het virus daadwerkelijk tegen te gaan. Om scholen tegemoet te komen in de kosten voor
ventilatiemaatregelen, is in januari de SUViS-regeling geopend. Hiervoor was in overleg
met uw Kamer in eerste instantie € 100 miljoen beschikbaar, van een totaal aan € 360
miljoen euro om de ventilatie in schoolgebouwen te verbeteren. Zoals eerder aangekondigd
in de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs d.d. 13 augustus jl.
wordt, gezien het grote aantal aanvragen van gemeenten en schoolbesturen, binnen deze
regeling nogmaals € 100 miljoen beschikbaar gesteld.4 Hiermee kunnen alle overtekende aanvragen worden gehonoreerd, en kan een tweede
tijdvak met een aanvraagtermijn tot en met 31 januari 2022 worden opengesteld. Daarmee
komt er over 2021 € 85 miljoen en over 2022 € 15 miljoen beschikbaar op de BZK-begroting.
Deze middelen waren oorspronkelijk begroot in 2023. Naar verwachting wordt met dit
bedrag een oplossing geboden voor de gevallen waar de nood nu het hoogst is. Niet
alle scholen waar stappen gezet moeten worden zullen direct een aanvraag doen: soms
bieden andere oplossingen (zoals natuurlijke ventilatie) uitkomst, en in andere gevallen
is er in het lopende jaar niet op een brede investering in ventilatie gerekend. Ventilatie
is vaak niet het enige wat moet worden aangepakt in een schoolgebouw, dan kan het
nodig zijn om investeringen in de onderwijshuisvesting in samenhang te doen. Mede
hierom zijn er ook nog middelen gereserveerd voor 2022 en 2023 (in totaal € 160 miljoen)
voor een vervolgregeling, waarin de ervaringen met de SUViS en de uitkomsten van het
Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting worden meegenomen.
Vraag 6
Zijn er scholen die gebruik maken van de middelen voor het Nationaal Programma Onderwijs
om de ventilatie van het schoolgebouw op orde te brengen? Zo ja, om hoeveel scholen
en om welk totaalbedrag gaat dit?
Antwoord 6
Nee. De middelen uit het NP Onderwijs zijn bestemd voor interventies om de vertragingen
in te lopen die als gevolg van corona zijn ontstaan.5 Deze middelen zijn niet bedoeld voor ventilatie.
Vraag 7
Hoe hoog is de vaccinatiegraad onder docenten in de verschillende onderwijssectoren
op dit moment? Kunt u dit in tabelvorm weergeven?
Antwoord 7
Tijdens het Rijksvaccinatieprogramma worden geen gegevens verzameld over beroepen.
Het is daarom niet mogelijk om de vaccinatiegraad onder docenten te specificeren.
Uit het vaccinatiedashboard van het RIVM blijkt tot en met 22 augustus een oplopende
vaccinatiegraad van 64 procent (geboortejaar 1991–1995) tot 91 procent (geboortejaar
1956–1960) onder volwassenen in de leeftijd 25 t/m 65. Zoals de Minister voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media heeft gemeld in zijn brief van 13 augustus, komt
uit een peiling van CNV Onderwijs onder hun leden een vaccinatiegraad naar voren van
boven de 90 procent.6
Vraag 8
In welke mate werd er gebruik gemaakt van de gratis zelftests in het primair en voortgezet
onderwijs door scholieren en docenten? Wat is hier het effect van geweest?
Antwoord 8
Het monitoringsonderzoek naar het gebruik van de zelftesten in het onderwijs loopt
op dit moment nog. We verwachten in september de eindrapportage van dit onderzoek
te ontvangen, deze wordt met uw Kamer gedeeld. In een tussentijdse enquête gehouden
in juni, om een indicatie van de testbereidheid onder leerlingen en onderwijspersoneel
te krijgen, gaf ongeveer 44 procent van de reagerende leerlingen aan dat men tweemaal
per week preventief gebruik maakte van de zelftesten.7 20 procent gaf aan de testen eenmaal per week te gebruiken. Bij docenten lagen deze
percentages lager: in het primair onderwijs maakte 37 procent één à twee keer per
week gebruik van de zelftesten, en in het voortgezet onderwijs 53 procent. Zelfselectie
kan in deze uitkomsten in enige mate een rol hebben gespeeld, bij afronding van het
onderzoek in september verwachten we een scherper beeld te kunnen geven.
Uit de modelleringsstudie van Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) die ook
aan uw Kamer is aangeboden, blijkt dat ook bij een relatief geringe deelname aan het
preventief testen (10 tot 30 procent), een substantiële bijdrage wordt geleverd aan
het voorkomen van verdere verspreiding van besmettingen.8 Voor gevaccineerde personen is het niet nodig om nog preventief te testen. Met name
onder het onderwijspersoneel, waar de vaccinatiegraad hoog is, zal preventief testen
niet of nauwelijks meer aan de orde zijn. Bij leerlingen, waar de vaccinatiegraad
sterk oploopt maar nog wel lager is, zal preventief testen bij de start van het schooljaar
nog een effectief instrument zijn. Zoals gemeld worden alle maatregelen, waaronder
dit testbeleid, op 20 september opnieuw bekeken.
Vraag 9
Op welke wijze heeft u ingezet op het gebruik van zelftesten onder scholieren en studenten?
Wat is de reden dat er zo weinig gebruik van is gemaakt? Hoe gaat u ervoor zorgen
dat de testbereidheid hoger wordt?
Antwoord 9
Vanaf het voorjaar is ingezet op grootschalige verspreiding van zelftesten. Alle scholen
en instellingen hebben kosteloos zelftesten ontvangen, en via een bestelmodule kunnen
ze nog altijd gratis extra zelftesten bestellen. Studenten in het mbo en ho kunnen
via het online portaal www.zelftestonderwijs.nl testen bestellen, waarna ze kosteloos worden opgestuurd naar het huisadres. Via de
scholen en onderwijsinstellingen, de studentenorganisaties en via sociale media is
veelvuldig opgeroepen tot het gebruik van zelftests, en is de waarde ervan continu
benadrukt. Daarnaast is er vanuit het Ministerie van OCW een sociale mediacampagne
opgezet onder de naam #Daaromtestik, gericht op middelbare scholieren. Hiernaast zijn
via LinkedIn uitingen verspreid gericht op leraren, docenten en overig onderwijspersoneel.
In de afgelopen maanden is de bredere communicatie vanuit de rijksoverheid rondom
het gebruik van zelftesten geïntensiveerd. Op radio en tv wordt aan mensen uitgelegd
in welke situaties zelftesten gebruikt kunnen worden, en aan alle huishoudens is een
brief gestuurd met informatie over het gebruik van zelftesten en de mogelijkheid om
gratis zelftesten te bestellen.
Leerlingen in het vo die niet aan het preventief testen deelnemen, geven aan dat voor
hen niet duidelijk is waarom het testen nodig is als ze géén klachten hebben, en ook
dat niet helder is waarom dan tweemaal per week getest moet worden. In de communicatie
die we nu na de zomer inzetten, zullen deze aspecten daarom extra aandacht krijgen.
Uit de gehouden pilots in het hoger onderwijs kwam het gebrek aan een «beloning» naar
voren als mogelijke beperkende factor in de testbereidheid: (vrijwillig) gebruik van
zelftests levert voor een student geen uitzonderingen op de geldende maatregelen op.
Uit de eerste resultaten van de monitor zelftesten in het mbo en ho, blijkt eveneens
dat studenten weinig testen omdat zij slechts één dag per week naar de instellingen
mochten komen; in die fase ging de beschikbaarheid van zelftesten nog niet gepaard
met meer fysiek onderwijs. De resultaten uit de monitor worden gebruikt om ook voor
het mbo en het ho de communicatie, via de eerder genoemde kanalen, nog beter af te
stemmen op de doelgroep.
Vraag 10
Bent u tevreden over de uitkomsten van de algemene vaccinatiecampagne vanuit de overheid
onder scholieren en studenten gezien de huidige vaccinatiegraad onder deze betreffende
leeftijdsgroepen?9
Antwoord 10
Het bereiken van een hoge vaccinatiegraad onder jongeren is een prioriteit voor het
kabinet, en het is bemoedigend om te zien dat de vaccinatiebereidheid onder jongeren
met 85 procent hoog is, en dat de daadwerkelijke vaccinatiegraad in de zomermaanden
snel is gestegen, met name bij jongeren van 12 t/m 17 jaar.10 We zijn er echter nog niet. De GGD’en zetten zich in om de vaccinatiegraad te verhogen,
hiertoe werken zij onder meer samen met scholen en onderwijsinstellingen, waar voorlichting
wordt gegeven. Bij het antwoord op vraag 11 gaan wij hier nader op in. Tot en met
22 augustus was de opkomst onder jongeren – tenminste 1 prik – in de leeftijd 12 t/m
17 jaar 49 procent.11 Hier bovenop staan nog ongeveer 16.000 eerste prikken gepland tot 12 september (peildatum
21 augustus). De opkomst onder jongeren in de leeftijd 18 t/m 25 jaar was tot en met
22 augustus 65 procent, voor deze groep staan tot en met 12 september nog 9.000 aanvullende
prikken gepland (peildatum eveneens 21 augustus). Daarnaast zien we ook een steeds
grotere toename bij de vrije inloop op GGD-locaties; specifiek deze groepen, 12- t/m
17-jarigen en 18- t/m 25-jarigen, maken veel gebruik van de vrije inloop.
Vraag 11
Op welke wijze heeft u specifiek ingezet op het stimuleren van vaccineren onder scholieren
en studenten sinds zij aan de beurt zijn voor een vaccinatie? En hoe gaat u dit in
de komende maanden nog meer stimuleren?
Antwoord 11
Vanuit het hele kabinet wordt het belang van vaccinatie al geruime tijd benadrukt.
Met het nieuwe studiejaar op komst slaan de universiteiten, hbo’s, mbo’s en GGD’en
de handen ineen om de vaccinatiegraad onder studenten verder te verhogen. De Vereniging
Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU), Vereniging Hogescholen (VH) en GGD-GHOR
Nederland hebben afgesproken om regiospecifiek passende afspraken te maken tussen
onderwijsinstellingen en GGD’en. Tijdens de introductieweken van universiteiten en
hogescholen op verschillende locaties informatiestands van de GGD zijn geplaatst om
voorlichting en informatie te bieden. Tevens zijn er mobiele priklocaties of vrije
inloopuren georganiseerd zodat studenten zich kunnen laten vaccineren. Dit is bijvoorbeeld
gebeurd op het Utrecht Science Park, bij de Universiteit Amsterdam en bij de Radboud
Universiteit in Nijmegen. Ook met de MBO Raad wordt een dergelijke samenwerking georganiseerd.
Deze initiatieven juichen we van harte toe, we vragen instellingen die dit nog niet
hebben gedaan om contact te zoeken met GGD GHOR of de lokale GGD om passende mogelijkheden
te vinden. In het voortgezet onderwijs werken GGD’en en scholen vaak samen om voorlichting
te bieden; hierbij tekenen wij aan dat leerlingen van 16 jaar en jonger hun besluit
tot vaccinatie altijd in overleg met hun ouders dienen te maken.
Naast de bovenstaande activiteiten zijn er filmpjes gemaakt gericht op jongeren waarin
informatie wordt gegeven over vaccinatie. Ook is vanuit de hoger onderwijssector een
campagne gestart «Ga je studeren? Laat je vaccineren!», aanvullend op de campagnes
die vanuit de Rijksoverheid worden verspreid. De komende maanden zal specifieker worden
gekeken onder welke doelgroepen of in welke regio’s de vaccinatiegraad achterblijft
en wij zullen daarop acteren.
Vraag 12
Blijft ook in het nieuwe schooljaar het advies gelden dat (ongevaccineerde) kinderen
tussen 0–12 jaar met een neusverkoudheid naar school mogen terwijl het effect van
de deltavariant van het coronavirus in deze leeftijdsgroep nog onduidelijk is? Waarom
is de maatregel dat deze kinderen thuis moeten blijven per 12 juli jl. opgeheven?
In hoeverre is de Kamer hierbij betrokken geweest?12
Antwoord 12
De handreiking neusverkouden kinderen (de «snottebellenrichtlijn») is op advies van
het OMT per 12 juli aangepast, vanwege de lagere incidentie van het coronavirus op
dat moment en met het oog op de zomervakantie, waardoor er minder contactmomenten
zijn tussen kinderen in deze leeftijd. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport heeft de Kamer hier op 6 juli over geïnformeerd.13 Het OMT geeft in zijn 118e advies aan dat heroverweging van deze richtlijn aan de orde kan zijn indien de epidemiologische
situatie hier aanleiding toe geeft, dit is sindsdien niet het geval geweest.
Vraag 13
In hoeverre is er sprake geweest van een stijging van het aantal besmettingen in de
jongere leeftijdsgroepen door het loslaten van de maatregel dat kinderen met een neusverkoudheid
niet naar school mogen in het primair onderwijs en het loslaten van de anderhalvemetermaatregel
in het voortgezet (speciaal) onderwijs? Hoe weegt u dit en wat betekent dit voor komend
schooljaar mede gezien de opkomst van de deltavariant van het coronavirus?
Antwoord 13
In de leeftijdsgroepen 0 t/m 3 jaar, 4 t/m 11 jaar en 12 t/m 17 jaar is sinds 12 juli
een afname van het aantal positieve coronatests te zien. In de twee weken hiervoor
was sprake van een lichte stijging van het aantal positieve tests, waar het aantal
besmettingen in de samenleving als geheel in die weken sterker was gestegen. Het kabinet
eerder aangegeven dat het niet mogelijk is om een direct causaal verband te leggen
tussen het op- of afschalen van bepaalde maatregelen en de incidentie van het coronavirus
binnen bepaalde leeftijdsgroepen. Zoals altijd volgt het kabinet de epidemiologische
situatie nauwgezet, waaronder de ontwikkeling van nieuwe virusvarianten; indien de
incidentie van het virus toeneemt, nieuwe inzichten bekend worden en/of het OMT hiertoe
adviseert, worden aanvullende maatregelen overwogen.
Vraag 14
Hoe houdt u momenteel zicht op de coronabesmettingen opgelopen in het buitenland in
aanloop naar de start van het nieuwe school-/collegejaar? In hoeverre wordt het advies
om een (zelf)test te doen op dit moment opgevolgd door mensen die terugkeren van vakantie
uit het buitenland? Wat zijn hiervan de gevolgen voor de (her)opening van het onderwijs
in de komende weken?
Antwoord 14
Het kabinet houdt zicht op de besmettingen die in het buitenland zijn opgelopen via
de meldingen die ons hierover via het RIVM bereiken. GGD’en voeren vliegtuigcontactonderzoek
uit bij een deel van de overige passagiers, als een positief geval bekend wordt dat
in de besmettelijke periode een vliegreis heeft afgelegd. In hoeverre het advies om
een zelftest af te nemen wordt opgevolgd is niet exact bekend: onderzoek van de gedragsunit
van het RIVM over de periode 28 juli t/m 1 augustus laat wel zien dat 26 procent van
de mensen die uit een oranje of rood gebied terugkwamen een zelftest heeft gedaan,
voor gele en groene gebieden was dit respectievelijk 13 procent en 12 procent. Uit
informatie van GGD’en blijkt dat bij 32 procent van de confirmatietesten die in de
periode 9 tot en met 15 augustus als gevolg van een positieve zelftest, wordt aangegeven
dat de index in de afgelopen 14 dagen in het buitenland is geweest. Omdat het hier
in beide gevallen om steekproeven over een afgebakend tijdsbestek gaat, moeten we
terughoudend zijn met de conclusies de hieraan verbonden worden. In de week van 16 augustus
ging het bij 42 procent van het totaal aan positieve tests om een confirmatietest.
Specifiek in het onderwijs zijn voorafgaand aan de zomer extra zelftesten gedistribueerd
ten behoeve van het advies om te zelftesten bij terugkomst van een vakantiebestemming.
Veel scholen en onderwijsinstellingen hebben gebruikgemaakt van deze mogelijkheid.
Het is niet bekend in hoeverre het advies in de thuissituatie wordt opgevolgd. Mede
vanwege de grote verspreiding en de preventieve inzet van zelftesten in het onderwijs
wordt de besluitvorming van 13 augustus over de start van het nieuwe school- en studiejaar
verantwoord geacht.
Vraag 15
Deelt u de analyse dat het tekenend is voor de prioriteit die dit kabinet geeft aan
het onderwijs gedurende de coronacrisis dat er ondertussen van alles weer mag, maar
dat er aan simpele basisvoorwaarden die onderwijs zo veilig mogelijk zouden kunnen
maken nog niet is voldaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Nee, die analyse delen wij niet. Dat leerlingen en studenten onderwijs kunnen volgen,
en liefst zo veel als mogelijk fysiek, is altijd een topprioriteit van het kabinet
geweest. De maatregelen die zijn getroffen, zijn er altijd op gericht om optimale
onderwijscontinuïteit te bevorderen, onder verantwoorde condities voor personeel,
studenten en leerlingen. Dit gold bij het loslaten van de anderhalve meter in het
vo, met instemming van een aanzienlijke meerderheid van uw Kamer, toen het OMT adviseerde
dat dit verantwoord was, dit geldt ook nu bij de verdere heropening van het tertiair
onderwijs. Zoals ook in het antwoord op vraag 2 wordt gemeld, is het funderend onderwijs
in het afgelopen schooljaar open geweest, afgezien van de tweede lockdown in december
en januari; in vergelijking met andere OESO-landen kende Nederland één van de laagste
aantallen sluitingsdagen.14 Ten aanzien van de continuïteit van onderwijs in algemene zin was Nederland in OESO-verband
één van de best presterende landen.
Hiernaast zijn er door dit kabinet aanzienlijke bedragen vrijgemaakt om de gevolgen
van de coronacrisis op te vangen voor scholen, instellingen, leerlingen en studenten
te ondersteunen in de afgelopen periode: € 24 miljoen voor zo n 75.000 devices, € 280
miljoen voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s, € 210 miljoen voor extra hulp in
de klas, € 21 miljoen aan aanvullende middelen voor nieuwkomersonderwijs en, zoals
eerder genoemd, € 360 miljoen om eraan bij te dragen om de ventilatie op scholen op
orde te brengen. Het mag gevoeglijk bekend zijn dat het kabinet in de komende jaren
€ 8,5 miljard vrijmaakt om de opgelopen leervertragingen als gevolg van corona in
te lopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.