Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Pouw-Verweij en Van der Staaij over de verkoop van zelfmoordpoeder
Vragen van de leden Pouw-Verweij (JA21) en Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over de verkoop van zelfmoordpoeder (ingezonden 28 juli 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 10 september 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3716.
Vraag 1
Kunt u aangeven, nu het bekend is geworden dat een man uit Eindhoven zogenoemd zelfmoordpoeder
heeft verkocht aan mogelijk honderden mensen, van wie mogelijk zeker zes mensen zijn
overleden, waarom er niets is ondernomen tegen de verkoop van dodelijk poeder op Marktplaats,
daar waar dit middel drie jaar geleden al voor slechts 20 euro te koop was, terwijl
u in september 2018 al beloofde de verkoop van dergelijke stoffen zoveel mogelijk
te zullen beperken?1
Antwoord 1
Ik vind het onwenselijk dat zogenoemd zelfmoordpoeder in omloop is en dat mensen in
anonimiteit en zonder begeleiding van een arts of andere professional de fatale stap
van zelfdoding kunnen zetten.
Ik deel niet uw mening dat sinds september 2018 niks meer is vernomen om de verkoop
van dergelijke stoffen tegen te gaan. Op 26 juni 2019 is de code «Signalering van
risico’s op suïcide met behulp van chemische stoffen» door VWS samen met 113 Zelfmoordpreventie,
Raad Nederlandse Detailhandel, Thuiswinkel.org2, het Verbond van Handelaren in Chemische Stoffen en de Vereniging van de Nederlandse
Chemische Industrie ondertekend. De code bevat een aantal afspraken met de chemiebranche
om de verkoop aan particulieren van stoffen waarvan vastgesteld is dat zij mogelijk
bij suïcide gebruikt worden te monitoren, en om kennis over deze stoffen met elkaar
te delen in een overleg.3 De deelnemers aan de code zijn de afgelopen jaren enkele keren bij elkaar geweest.
Daarbij is niet gebleken dat naast de al bekende stoffen, andere stoffen op grote
schaal gebruikt worden. Tegelijkertijd is er internationaal gesondeerd of in andere
landen veel bekend is over het gebruik van deze stoffen. Deelnemers van de code beschouwen
het nog steeds als een nuttig instrument om misbruik van chemicaliën voor suïcide
te voorkomen.
Het Ministerie van VWS zal via een extra overleg met de deelnemers aan de code bezien
of de afspraken die in de code zijn vastgelegd naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen
rondom de beschikbaarheid van het zelfdodingsmiddel moeten worden aangepast.
Vraag 2 en 4
Hoe kijkt u terug op uw besluit uit 2018, na een gesprek met nabestaanden, om niet
tot een vergunning- of ontheffingsplicht voor twee zelfmoordmiddelen te komen, omdat
u de namen van de middelen niet in de wettekst wilde noemen. Bent u bereid om dit
besluit te heroverwegen?4
Bent u alsnog bereid om de wet aan te passen, zodat er een verbod komt op de immorele
verkoop van dodelijke poeders die zelfdoding faciliteren, omdat naar verluidt minimaal
zes doden het op zijn minst de moeite waard maakt om de praktische bezwaren niet op
voorhand als argument aan te voeren om daarvan af te zien?5
Antwoord 2 en 4
Het leven verdient onze bescherming en daarom wil het kabinet gebruik van stoffen
voor suïcide, waar mogelijk, voorkomen. Zoals ik al eerder heb aangegeven is wetenschappelijk
aangetoond dat het verhogen van de drempel voor het verkrijgen van dergelijke stoffen,
een preventief effect heeft.6 Om deze reden heeft het kabinet op 3 september 2018 maatregelen getroffen om de levering
van stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide te reguleren. De inzet van maatregelen
is gericht op het opwerpen van een drempel voor de beschikbaarheid van deze stoffen
voor particulieren.7
Naar aanleiding van een verkenning is er bewust niet gekozen voor juridische maatregelen.
Bestaande wetgeving biedt geen grond om de verkoop van bekende stoffen aan particulieren
te reguleren. Eventuele juridische maatregelen om de beschikbaarheid van dergelijke
stoffen voor suïcide te beperken (bijvoorbeeld particuliere verkoop), vragen dus om
nieuwe wetgeving. Nadere beschouwing laat echter zien dat nieuwe wetgeving weleens
contraproductief zou kunnen zijn voor het voorkomen van suïcide door deze stoffen.
Dit heeft de volgende redenen:8 juridische maatregelen geven bekendheid aan stoffen,9 een uitputtende lijst met stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide en daarom
via wetgeving worden gereguleerd, is niet mogelijk,10 regulering van de verkoop aan particulieren is disproportioneel, omdat dit gevolgen
heeft voor de wel wenselijke bestaande toepassingen,11 het vraagt grote handhavingsinspanningen, inclusief een verregaande documentatieplicht,12 met een wetgevingstraject is het lastiger om ook in de toekomst snel beperkingen
te realiseren voor het geval later van andere stoffen het beeld ontstaat dat deze
gebruikt kunnen worden voor suïcide.13 Aangezien bovenstaande redenen nog steeds van toepassing zijn, lijkt nieuwe wetgeving
nog steeds contraproductief te zijn voor het voorkomen van suïcides door deze stoffen
en blijf ik inzetten op de huidige maatregelen om suïcides door dergelijke stoffen
te voorkomen.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat het een onwenselijke situatie is dat pas tot vervolging
kan worden overgegaan wanneer er niet alleen een zelfdodingsmiddel is verkocht, maar
daarna ook een zelfdoding heeft plaatsgevonden?
Antwoord 3
Strafrechtelijk uitgangspunt is dat het verlenen van hulp bij de gedraging van een
ander alleen strafbaar is als het handelen van die ander een strafbaar feit oplevert.
Een (poging tot) zelfdoding is niet strafbaar. In dat licht bezien voorziet de huidige
strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding in artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht
al in ruime strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het bereik van deze aansprakelijkheid
wordt beperkt door het vereiste dat die hulp door een zelf verkozen levensbeëindiging
is gevolgd. Het laten vervallen van dit vereiste zou – toegespitst op de vraag – meebrengen
dat in de kern de enkele verkoop van een zelfdodingsmiddel strafbaar wordt. Op de
wenselijkheid van strafbaarstelling daarvan wordt in het antwoord op vraag 4 ingegaan.
Vraag 5
Wat vindt u van het aanzienlijke verschil dat er ligt tussen de duur van een gevangenisstraf
voor hulp bij zelfdoding (3 jaar) in vergelijking tot de gevangenisstraf die staat
voor poging tot doodslag (10 jaar) of poging tot moord (20 jaar)?
Antwoord 5
Strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding en (poging tot) doodslag en (poging tot)
moord heeft tot doel het menselijk leven te beschermen. Tegelijk verschilt hulp bij
zelfdoding wezenlijk van de twee andere levensdelicten. In het geval van hulp bij
zelfdoding gaat het erom of de betrokkene het door zijn handelen voor de ander mogelijk
of gemakkelijk heeft gemaakt om zichzelf te doden, terwijl daarnaast de zelfdoding
heeft plaatsgevonden.14 De strekking van deze strafbaarstelling is begunstiging van zelfdoding te voorkomen.
Bij hulp bij zelfdoding heeft degene die is overleden, zichzelf van het leven beroofd
en dus zijn eigen dood veroorzaakt. Doodslag daarentegen is het opzettelijk doden
van een ander mens. Doodslag met voorbedachte raad is moord. Doodslag en moord zijn
ernstigere levensdelicten omdat ze worden gezien als een aanslag tegen een persoon.
Hiermee onderscheiden ook de pogingsvarianten van deze levensdelicten zich wezenlijk
van hulp bij zelfdoding. Bij poging tot doodslag heeft de betrokkene (de dader) immers
uitvoering gegeven aan zijn voornemen om eigenhandig een ander (het slachtoffer) buiten
diens wil van het leven te beroven. Bij poging tot moord is daarbovenop sprake van
voorbedachte raad. Dat verschillende karakter rechtvaardigt naar mijn oordeel het
verschil in strafbedreiging tussen hulp bij zelfdoding enerzijds en (poging tot) doodslag
en (poging tot) moord anderzijds.
Vraag 6
Acht u «hulp bij zelfdoding» een reële beoordeling van het opsturen van middelen met
als doel iemand van het leven te beroven, overwegende dat iemand veroordeeld zou worden
voor poging tot doodslag of poging tot moord na het verzenden van een taart met rattengif
met als doel iemand te laten sterven?
Antwoord 6
Het verschil tussen de situaties die u schetst is dat degene die een taart met rattengif
ontvangt, er daarbij in zijn algemeenheid redelijkerwijs niet vanuit zal hoeven te
gaan dat deze rattengif bevat en dus evenmin dat consumptie daarvan tot zijn (onverkozen)
levenseinde zal leiden. Dat is anders bij degene die zijn leven wil beëindigen en
om die reden bewust een zelfmoordpoeder inneemt. Dat onderscheid rechtvaardigt dat
degene die het zelfmoordpoeder verstrekt aan iemand die zichzelf wil doden, niet onder
de strafbaarstelling van moord valt, maar onder de bijzondere strafbaarstelling van
hulp bij zelfdoding.
Vraag 7
Erkent u dat het mogelijke averechtse effect van een verbod op de verkoop van zelfmoordpoeders
in geen verhouding staat tot de vrije verkoop daarvan aan mogelijk honderden mensen,
wat waarschijnlijk tot de dood van al zeker zes mensen heeft geleid?
Antwoord 7
Niemand zou in anonimiteit en zonder begeleiding van een arts of andere professional
de fatale stap van zelfdoding moeten kunnen zetten. Ik deel de conclusie in de vraagstelling
echter niet. Een verbod met een dergelijk beperkte reikwijdte is lastig te handhaven.
Een volledig verbod, dus ook voor professionele toepassingen, vind ik niet proportioneel
en het is onwaarschijnlijk dat dit Europees stand zal houden. Ook moet niet vergeten
worden dat er verwante stoffen zijn met een vergelijkbare toxiciteit waarvoor ook
geen formeel verbod geldt. Geen enkele maatregel lijkt alle suïcides door inname van
dergelijke stoffen te voorkomen. Ondanks recente berichtgeving blijf ik van mening
dat de meest effectieve route de huidige is, waarbij handelspartijen zelf in de gaten
houden aan wie zij deze producten verkopen.
Wel zal, zoals ook in antwoord op vraag 1 aangegeven, het Ministerie van VWS een extra
overleg met de deelnemers van de code initiëren om te bezien of de afspraken die in
de code zijn vastgelegd naar aanleiding van de laatste ontwikkelingen rondom beschikbaarheid
van het zelfdodingsmiddel moeten worden aangepast.
Vraag 8
Wat doet u met signalen dat Alex S. actief betrokken lijkt te zijn bij instellingen
als de Australische Voluntary Euthanasia Party, bij Philip Nitschke, oprichter en
directeur van de pro-euthanasiegroep Exit International, en bij de Coöperatie Laatste
Wil (CLW), de organisatie die de mogelijkheden van het «zelfmoordpoeder» onthulde?15
Antwoord 8
In het belang van het lopende strafrechtelijke onderzoek kunnen wij hierover geen
mededelingen doen.
Vraag 9
Wat doet u met cijfers van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC),
waaruit blijkt dat jongvolwassenen met psychische problemen de weg naar de CLW weten
te vinden?
Antwoord 9
Artsen kunnen het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC) consulteren bij
misbruik van chemische stoffen voor een suïcidepoging. Het NVIC registreert vervolgens
deze cijfers. Aanvullende informatie over de achtergrond van de slachtoffers wordt
niet bijgehouden en ik kan dus ook geen uitspraken doen over mogelijk psychische problemen
bij deze jongvolwassenen.
Uiteraard vind ik het onwenselijk dat mensen die zich in een kwetsbare periode van
hun leven bevinden zonder medische interventie zelf hun leven beëindigen met een zelfdodingsmiddel.
Zoals eerder bij antwoord op de vragen 2 en 4 aangegeven, is wetenschappelijk aangetoond
dat het verhogen van de drempel voor het verkrijgen van dergelijke stoffen, een preventief
effect heeft. Om deze reden werpt het kabinet dan ook een drempel op voor de beschikbaarheid
van deze stoffen voor particulieren.
Het opwerpen van drempels voorkomt echter niet dat mensen worstelen met suïcidale
gedachten. Van groot belang is het realiseren van openheid en doorbreken van het taboe
op spreken over suïcidaliteit. Wanneer mensen open kunnen zijn over hun suïcidale
gedachten kunnen zij (tijdig) steun en hulp inroepen en/of ervaren en mogelijk een
ander handelingsperspectief zien. Dit kabinet zet daarom stevig in op suïcidepreventie.
Ik heb u over de inzet op het terrein van suïcidepreventie met de brief van 8 juli
geïnformeerd.16 Onderdeel van de inzet is de derde Landelijke agenda suïcidepreventie die een looptijd
van vijf jaar kent en die ik uw Kamer op 29 oktober 2020 aangeboden heb.17 De uitvoering van deze agenda bevat concrete doelstellingen en activiteiten voor
meerdere jaren en vergt inzet van organisaties/partners zowel binnen als buiten de
zorg.
Vraag 10
Wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat de CLW niet langer als officieuze spil kan
functioneren van illegale activiteiten, zoals handelen en dealen in zelfmoordpoeders,
die officieel buiten de organisatie om plaatsvinden?
Antwoord 10
Zoals aangegeven in eerdere antwoorden op vragen van het lid Van der Staaij (SGP)
is er aangifte gedaan tegen de Coöperatie Laatste Wil wegens hulp bij zelfdoding.
Over het strafrechtelijk onderzoek dat door de officier van justitie van het parket
Den Haag is gestart kunnen wij echter in het belang van het onderzoek verder geen
mededelingen doen.18
Vraag 11 en 12
Houdt u actief zicht op online fora waarop zelfdoding wordt verheerlijkt en zelfmoordpoeders
worden aangeraden en bent u, indien u geen of onvoldoende zicht heeft op wat zich
op deze fora afspeelt, bereid het toezicht aan te scherpen?
Heeft u zicht op personen zoals Alex S. die tot het netwerk van CLW kunnen worden
gerekend en die zich op online fora bezighouden met het propageren en het faciliteren
van zelfdoding?
Antwoord 11 en 12
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 kunnen wij in het belang van het lopende
strafrechtelijke onderzoek hierover geen mededelingen doen.
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5243783/levenseinde-z…
https://nos.nl/artikel/2248815-de-jonge-gaat-zelfmoordpoeder-niet-verbi…
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bikker (ChristenUnie),
ingezonden26 juli 2021 (vraagnummer 2021Z13994).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.