Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sneller over het lobbyverbod voor oud-bewindspersonen en de overstap van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister-President en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het lobbyverbod voor oud-bewindspersonen en de overstap van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ingezonden 3 september 2021).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), van Minister Ollongren (Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties) en van Minister Visser (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 8 september 2021).
Vraag 1
Kunt u – conform de beantwoording van eerdere Kamervragen1 – bevestigen dat hoewel de Regeling circulaire lobbyverbod bewindspersonen is ingetrokken,
dit lobbyverbod onverkort van kracht is ingevolge het Handboek voor bewindspersonen
en de Gedragscode Integriteit Rijk?
Antwoord 1
Ja, met dien verstande dat de circulaire als zodanig geen regeling betrof, maar een
middel om medewerkers bekend te maken met de norm, die onverkort van kracht is. In
de nieuwe ambtelijke arbeidsverhoudingen voor ambtenaren als gevolg van de invoering
van de Wet normalisering rechtpositie ambtenaren zijn circulaires niet meer een geëigend
middel om ambtenaren te informeren over geldend beleid of regels. Nu de circulaire
is ingetrokken, zullen medewerkers van de Rijksdienst voor alle duidelijkheid ook
nog op andere wijze worden geïnformeerd over het lobbyverbod.
Vraag 2
Kunt u derhalve bevestigen dat ambtenaren van ministeries geen contact mogen hebben
met hun gewezen bewindspersoon als lobbyist in de periode van twee jaar na aftreden?
Antwoord 2
Ja. Gewezen bewindspersonen zijn na het aftreden gedurende twee jaar voor medewerkers
van het voormalige Ministerie van de bewindspersoon op geen enkele manier aanvaardbaar
als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie of een lobbyorganisatie
die belangen behartigt op het beleidsterrein van de gewezen bewindspersoon, tenzij
de secretaris-generaal hiervoor een uitzondering maakt.
Vraag 3
Kunt u toelichten hoe het staat met de invoering van de «andere wijze waarop het lobbyverbod
aan medewerkers in de rijksdienst wordt opgelegd», zoals in de beantwoording van eerdere
Kamervragen aangekondigd?
Antwoord 3
In de brief aan de Tweede Kamer van 6 juli 2021 over het nalevingsverslag van de GRECO
(Kamerstukken II 2020/21, 35 570 VII, nr. 107) is aangegeven dat het kabinet zich nog beraadt op nadere maatregelen die betrekking
hebben op beperkingen na uitdiensttreding voor gewezen bewindspersonen die een nieuwe
betrekking zoeken en/of op het punt staan een dergelijke betrekking te aanvaarden.
Voor medewerkers van de Rijksdienst geldt nog steeds de Gedragscode Integriteit Rijk.
Nu de circulaire is ingetrokken, zullen medewerkers van de Rijksdienst voor alle duidelijkheid
ook nog op andere wijze worden geïnformeerd over het lobbyverbod.
Vraag 4
Klopt het dat de voormalig Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw Van
Nieuwenhuizen, van 15 tot 24 januari 2021 het beheer over het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat heeft gevoerd?2
Antwoord 4
De voormalig Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast geweest met het beheer
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat tussen 15 januari en 20 januari
2021, de datum van de beëdiging van Bas van ‘t Wout.
Vraag 5
Betekent dit derhalve dat ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
op grond van het lobbyverbod in de twee jaar na 24 januari 2021 geen contact mogen
hebben met oud-Minister Van Nieuwenhuizen als lobbyist?3
Antwoord 5
Gedurende de periode dat, na het aan de heer Wiebes verleende ontslag, nog niet is
voorzien in de benoeming van een nieuwe Minister van Economische Zaken en Klimaat
is oud-Minister Van Nieuwenhuizen belast geweest met het beheer van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat. Een dergelijke voorziening was in staatsrechtelijke
zin noodzakelijk, teneinde te voorkomen dat er geen ministeriele verantwoordelijkheid
zou bestaan voor het overheidshandelen gedurende een periode waarin een Minister,
belast met de leiding van het departement, is teruggetreden, en nog geen opvolger
is aangetreden.
Oud-Minister Van Nieuwenhuizen heeft het beheer gevoerd over het Ministerie van EZK
gedurende 5 dagen (inclusief een weekend). In deze periode heeft zij geen ambtelijke
contacten opgebouwd. Zij heeft een beperkt aantal stukken afgedaan.
De regeling inzake het lobbyverbod kent tekstueel geen onderscheid naar de aard en
duur van het ministersschap, maar spreekt over aanvaardbaarheid voor «hun ministerie»,
en biedt de mogelijkheid tot afwijking voor het desbetreffende ministerie. Bij de
totstandkoming is als doel van het beleid omschreven te voorkomen dat aftredende of
afgetreden bewindslieden kennis en positie uit de eerdere hoedanigheid als bewindspersoon
op onwenselijke wijze benutten voor de belangen van een organisatie waar zij na het
aftreden in dienst zijn getreden. De regeling dient in het licht van dit doel te worden
toegepast.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat oud-bewindspersonen conform het huidige lobbyverbod gedurende
de zogenaamde afkoelperiode wel gewoon mogen lobbyen bij bewindspersonen? Acht u dit
wenselijk?
Antwoord 6
In het huidige kader is geen beperking voorzien ten aanzien van het contact tussen
bewindspersonen en oud-bewindspersonen. In antwoord op de GRECO-aanbeveling om regels
en richtsnoeren in te voeren over de omgang met derden en lobbyisten heeft het kabinet
in de brief van 6 juli 2021 bij het nalevingsverslag GRECO (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 107) gesteld dat contacten met lobbyisten risico’s met zich mee kunnen brengen en in
sommige gevallen kunnen leiden tot onzuivere verhoudingen. Bewindspersonen dienen
hierop alert te zijn. In overeenstemming met de aanbevelingen van de GRECO is het
kabinet voornemens om naast algehele gedragsregels ook de omgang met lobbyisten voor
bewindspersonen te vatten in deze gedragsregels. In de brief is gesteld dat het volgende
kabinet hiervan de concrete uitwerking ter hand zal nemen.
Vraag 7
Acht u de reikwijdte van het huidige lobbyverbod, namelijk alleen ten aanzien van
ambtenaren met «hun gewezen bewindspersoon» en niet de ambtenaren van andere ministeries
– ook niet als daarmee intensief is samengewerkt – adequaat om de onderliggende doelen
van het lobbyverbod doeltreffend te bereiken? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
Zo nee, bent u bereid de reikwijdte verder uit te breiden?
Antwoord 7
Het is, binnen wettelijke kaders, aan een gewezen Minister zelf om te bepalen welke
functies hij of zij vervult na het vervullen van het ministersambt. Zoals ik bij vraag
3 heb gezegd, beraadt het kabinet zich nog op nadere maatregelen voor gewezen bewindspersonen.
De reikwijdte van het huidige lobbyverbod wordt in deze afweging betrokken.
Vraag 8
Kunt u toelichten op welke wijze handhaving van de regels uit het Handboek voor bewindspersonen,
zoals bovengenoemde, plaatsvindt en welke sancties mogelijk zijn bij niet-naleving?
Antwoord 8
Het Handboek voor Bewindspersonen is een bundeling van praktische informatie die van
belang is voor bewindspersonen, waaronder relevante wet- en regelgeving. Het Handboek
bevat geen zelfstandige normstelling, en wordt dus ook niet als zodanig gesanctioneerd.
Het lobbyverbod vindt voor medewerkers van de Rijksdienst zijn juridische basis in
de Gedragscode integriteit Rijk. De Gedragscode is geen vrijblijvende set van regels.
Indien de ambtenaar zich niet gedraagt als een goed ambtenaar betaamt, kan er een
disciplinaire maatregel (straf) worden opgelegd conform hoofdstuk 15 van de CAO Rijk.
Voor het ambtelijk handelen jegens oud-bewindspersonen, geldt vanzelfsprekend ook
de ministeriële verantwoordelijkheid. Voor (oud-) bewindspersonen is het lobbyverbod
een van de spelregels die gelden voor aftredende en afgetreden bewindspersonen en
het gebruik van de kennis en de positie die zij in die functie hebben opgedaan. Anders
dan bij ambtenaren, is er ten aanzien van oud-bewindspersonen geen sprake van een
rechtsverhouding waarbinnen eventueel sancties mogelijk zijn. Een gewezen bewindspersoon
is weer een burger die alleen wettelijk kan worden gebonden (bijvoorbeeld geheimhoudingsverplichtingen;
het sanctioneren van het schenden daarvan voor gewezen bewindspersonen is wettelijk
geregeld in artikel 98 e.v. respectievelijk artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht).
In ons stelsel van ministeriële verantwoordelijkheid is het beoordelen en eventueel
sanctioneren van het handelen en doen van bewindspersonen, voorbehouden aan het parlement.
Vraag 9
Acht u de huidige mogelijkheden om naleving van deze regels te waarborgen adequaat?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet heeft geen signalen dat de naleving van deze regels ontoereikend is. Zoals
ik bij vraag 3 heb gezegd, beraadt het kabinet zich nog op nadere maatregelen voor
gewezen bewindspersonen.
Vraag 10
Welke vereisten ten aanzien van de besluitvorming en transparantie bestaan er voor
de secretaris-generaal als deze besluit een uitzondering op het lobbyverbod toe te
staan, zoals beschreven in het Handboek voor bewindspersonen? Bent u bereid te zorgen
dat de Tweede Kamer in zo’n geval voortaan wordt geïnformeerd?
Antwoord 10
De secretaris-generaal van het desbetreffende ministerie heeft de mogelijkheid een
uitzondering op het lobbyverbod toe te staan. Er zijn geen vereisten ten aanzien van
de besluitvorming en transparantie.
Vraag 11
Deelt u dat er een striktere, zo nodig wettelijke regeling moet komen voor de lobby
door oud-bewindspersonen? Zo ja, welke elementen moeten daar volgens u onderdeel van
uitmaken?
Antwoord 11
Zoals ik bij vraag 3 heb gezegd, beraadt het kabinet zich nog op nadere maatregelen
voor gewezen bewindspersonen. Daar hoort ook de mogelijke juridische verankering van
maatregelen bij.
Vraag 12
Kunt u toelichten waarom het huidig lobbyverbod uit de Gedragscode integriteit Rijk
(inclusief de mogelijkheid tot sanctionering) uitsluitend via de «ambtelijke weg»
loopt en niet op de oud-bewindspersonen gericht is? Vindt u dat wenselijk? Zo ja,
waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Voor de positie van gewezen bewindspersonen zij verwezen naar het antwoord op vraag
8. Zoals in de genoemde brief van 6 juli is gesteld, is in Nederland een sterke integriteitscultuur
het uitgangspunt van het integriteitsbeleid voor de centrale overheid. Preventie,
vertrouwen, bewustwording en eigen verantwoordelijkheid zijn de belangrijkste principes
die gelden voor het integriteitsbeleid van Ministers en Staatssecretarissen. Die aanpak
past ook geheel in de staatsrechtelijke verhoudingen (waarbij in dit kader de ministeriële
verantwoordelijkheid het belangrijkste principe is). De zittende bewindspersonen zijn
altijd verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van besluitvorming en de zorgvuldige
totstandkoming, ongeacht of er sprake is van beïnvloeding vanuit partijen in de samenleving.
Om de ontwikkeling van een integer, transparant en weerbaar bestuur te bestendigen
werkt het kabinet aan een aanpak met een bredere basis en meer balans tussen cultuur-
en structuurgerichte maatregelen, zoals een gedragscode, trainingen en een heldere
ondersteuningsstructuur. Het kabinet beraadt zich nog op de wenselijkheid van nadere
maatregelen voor gewezen bewindspersonen.
Vraag 13
Bent u bereid te onderzoeken op welke wijze het lobbyverbod en de naleving daarvan
ook via de route van de oud-bewindspersoon juridisch verankerd zou kunnen worden en
de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 13
Zoals bij vraag 3 is gezegd, beraadt het kabinet zich nog op nadere maatregelen voor
gewezen bewindspersonen. Daar hoort ook bij de gewenste juridische verankering van
maatregelen bij.
Vraag 14
Kunt u uiteenzetten hoe de Europese Commissie en andere EU-lidstaten met striktere
regelgeving omtrent de lobby door oud-bewindspersonen deze hebben vormgegeven?
Antwoord 14
Conform artikel 11.4 van de Gedragscode voor leden van de Europese Commissie mogen
voormalige leden gedurende een periode van twee jaar na afloop van hun ambtstermijn
niet lobbyen bij leden of hun personeel namens hun eigen bedrijf of dat van hun werkgever
of cliënt op gebieden waarvoor zij in het kader van hun portefeuille bevoegd waren.
Voor de voormalige voorzitter geldt een periode van 3 jaar. Daarnaast stellen voormalige
leden gedurende een periode van twee jaar na afloop van hun ambtstermijn de Commissie
ten minste twee maanden van tevoren in kennis van hun voornemen om een beroepsactiviteit
uit te oefenen. Indien deze nieuwe functie verband houdt met de portefeuille van het
voormalige lid, raadpleegt de commissie het onafhankelijk ethisch comité.
• In Duitsland en Estland is dit op een vergelijkbare manier georganiseerd. Estland
heeft als uitgangspunt («Good practices for officials on communication with lobbyists»)
dat gewezen bewindspersonen niet in dienst treden als lobbyist bij een organisatie
die tijdens de ambtstermijn het beleid op het voormalig terrein van de bewindspersoon
heeft getracht te beïnvloeden. Ook dient een gewezen bewindspersoon niet in dienst
te treden als lobbyist bij een organisatie die is beïnvloed door de beleidskeuzes
van de bewindspersoon tijdens zijn of haar ambtstermijn.
• In Duitsland dienen bewindspersonen de regering in de 18 maanden na aftreden te informeren
over een mogelijke vervolgfunctie, waarna onderbouwd door een aanbeveling van een
onafhankelijke adviesraad de regering deze vervolgfunctie kan afkeuren voor een bepaalde
periode. Dit besluit wordt openbaar gemaakt. Duitsland en Estland hanteren geen sanctiemechanisme.
• Andere EU-landen met regelgeving omtrent lobby door gewezen bewindspersonen zijn
Ierland en Spanje. In Ierland is in de wet (Regulation of Lobbying Act 2015) vastgelegd
dat gewezen bewindspersonen een jaar na aftreden niet lobbyen bij de overheidsdienst
waar zij als bewindspersonen verantwoordelijk voor waren. Indien gewezen bewindspersonen
deze werkzaamheden vooralsnog willen uitvoeren, vragen zij goedkeuring aan een onafhankelijke
Commissie. (SIPO Home | Standards In Public Office Commision | SIPO.ie)
• In Spanje geldt dat het voor gewezen bewindspersonen voor een periode van 2 jaar
verboden is om werkzaamheden te verrichten voor organisaties en bedrijven die zijn
beïnvloed door beleidskeuzes van de bewindspersoon tijdens diens ambtstermijn. Het
niet naleven van de regels wordt mogelijk bestraft met het verlies van ontslagvergoedingen,
de verplichting om de ontvangen bedragen terug te betalen, een verbod om openbare
ambten te bekleden van vijf tot tien jaar, en een openbare verklaring van niet-naleving.
• Voor meer voorbeelden verwijs ik graag naar de GRECO evaluatierapporten in de 5de ronde en het OESO rapport «Lobbying in the 21st Century». Zoals ik ook heb aangegeven
in mijn antwoorden op de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 3559) van de leden Van Baarle (DENK) en Sneller (D66), erkent de OESO in dit rapport dat
de verschillende systemen van de lidstaten zich maar moeilijk laten vergelijken en
dat lobby een complex onderwerp is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Rutte, minister-president -
Mede ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.