Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Edgar Mulder over het artikel ‘Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?’
Vragen van het lid Edgar Mulder (PVV) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?» (ingezonden 29 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 7 september
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3426.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat ammoniak veel verder van de bron neerslaat dan zwaveldioxide,
stikstofdioxide en stikstofmonoxide? Zou dit een verklaring zijn voor bijzondere stikstofgevoelige
soorten die floreren omgeven door talloze intensieve veebedrijven, of is ammoniak
überhaupt niet nadelig voor stikstofgevoelige soorten?2
Antwoord 2
In vergelijking tot ammoniak (NH3) verspreiden stikstofoxiden (NOx) zich verder weg van de bron. Dit heeft deels te maken met het feit dat de droge
depositie van NOx kleiner is dan die van NH3. NH3 is als puur gas lichter dan lucht, maar bij concentraties in de lucht wordt het ammoniakgas
zo gemengd in de lucht dat er geen sprake meer is van een afzonderlijk gas. De wind
en de turbulentie zijn belangrijke processen in de verspreiding en depositie van lucht.
Die werken op de ammoniakmoleculen in de lucht dus op dezelfde manier als de lucht
zelf. Ammoniak reageert met vaste stoffen, en slaat daarom neer op het aardoppervlak:
depositie.
Voor zowel NH3 als NOx geldt dat de depositie dichtbij de bron het hoogst is en op afstand snel afneemt,
waarbij de depositie van de stikstofoxiden iets lager is en sneller afneemt dan de
depositie van ammoniak. Dat de depositie snel afneemt met de afstand van de bron komt
vooral doordat de stoffen in de lucht verdunnen. Van de ammoniak die uitgestoten wordt,
komt ca. 5% binnen een straal van 500 meter weer op de grond. Voor de stikstofoxiden
is dit zo’n 2,5%.
Ook zwaveldioxide (SO2) wordt over grotere afstanden van de bron verspreid dan NH3. De verblijftijd van SO2 in de atmosfeer is gemiddeld 10–20 uur, waardoor het zo'n 350–700 kilometer in de
atmosfeer kan afleggen, voordat het uit de atmosfeer wordt verwijderd. De concentraties
van zwaveldioxide zijn de afgelopen decennia enorm gedaald en blijven laag. De EU-grenswaarde
voor de zwaveldioxideconcentratie ter bescherming van ecosystemen (20 µg/m3) is sinds 1998 nergens meer in Nederland overschreden.
Dat er in het Korenburgerveen, een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied met veel intensieve
veehouderij in de omgeving, vooruitgang is geboekt, betekent niet dat stikstofdepositie
als gevolg van de uitstoot van ammoniak hier geen probleem is. Naast stikstof is verdroging
hier namelijk ook een knelpunt voor dit gebied. Beide zijn voor de natuur beperkende
factoren. De daartoe getroffen waterhuishoudkundige maatregelen hebben een positieve
uitwerking gehad. Dit betekent echter niet dat er geen maatregelen meer nodig zijn
om de problemen door te hoge stikstofdepositie op te lossen.
Dat er in het Korenburgerveen sprake is van een «minimalisering» van het effect van
stikstofdepositie, zoals in het artikel wordt gesteld, is niet juist. Zo blijkt bijvoorbeeld
dat het habitattype Actieve hoogvenen zich heeft uitgebreid, maar dat wel degelijk
effecten van stikstof zichtbaar zijn in dat habitattype, zoals een grotere bedekking
van grassen dan van nature het geval is. Bij de Blauwgraslanden is dat nog veel duidelijker,
omdat hier het positieve effect van de getroffen maatregelen nog onvoldoende is. Het
positieve effect van alleen waterhuishoudkundige maatregelen is eindig. Dat betekent
dat er daarnaast ook maatregelen nodig zijn om de negatieve effecten van stikstof
op te heffen. Beide maatregelen versterken elkaar. Dit maakt dat ook in dit gebied
een reductie van de stikstofdepositie, waar de structurele aanpak zich op richt, van
groot belang is.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel agrarische «piekbelasters» er zijn uitgekocht en er nog worden
uitgekocht? Om welke totaalbedragen gaat het?
Antwoord 3
In 2020 heeft het kabinet € 350 miljoen beschikbaar gesteld voor de gerichte opkoop
door provincies van piekbelastende veehouderijbedrijven. Het Planbureau voor de Leefomgeving
heeft eerder in de analyse van de stikstofbronmaatregelen becijferd dat met dit bedrag
in totaal 200 landbouwbedrijven – inclusief de bijbehorende grond van melkveebedrijven
– kunnen worden aangekocht. Indien de grond van de melkveehouders niet wordt opgekocht,
kunnen er ca. 100 landbouwbedrijven extra worden uitgekocht.
Op dit moment zijn er nog geen aankopen verricht. Wel zijn door de provincies de voorbereidingen
gestart voor aankopen van bedrijven vanuit de eerste tranche van € 95 miljoen van
de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden. Recent is het
budget voor aankoop van piekbelastende veehouderijbedrijven opgehoogd met € 133 miljoen
uit de middelen die beschikbaar zijn gekomen uit de vrijval van de Subsidieregeling
sanering varkenshouderijen.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel niet-agrarische «piekbelasters» er zijn uitgekocht en er nog
worden uitgekocht? Om welke totaalbedragen gaat het? Kunt u voorbeelden geven van
niet-agrarische «piekbelasters» die zijn uitgekocht vanwege hun uitstoot op de natuur?
Antwoord 4
Piekbelasting kan, naast bij de landbouwsector, ook spelen bij de sectoren Industrie
en Mobiliteit. Op dit moment zijn er geen industriële ondernemingen uitgekocht, noch
liggen hier nu concrete plannen voor. Wel heeft het kabinet € 20 miljoen gereserveerd
voor het realiseren van stikstofreductie met een maatwerkaanpak van piekbelasters
in de industrie. Het RIVM onderzoekt momenteel wat de concrete bijdrage van grote
industriële uitstoters van stikstof is aan de depositie van stikstof op de Nederlandse
Natura 2000-gebieden. Op nationaal niveau is het industrieaandeel in die depositie
1,7 procent.3 Aan de hand van de bevindingen van het RIVM zal het kabinet bezien of de stikstofproblematiek
een gebiedsgerichte aanpak met maatregelen met betrekking tot specifieke niet-agrarische
piekbelasters behoeft en wat de kosteneffectiviteit van zulke maatregelen is. Daarbij
zal ook aansluiting gezocht worden met andere milieuopgaven, zoals klimaat, die voor
die sector(en) relevant zijn. Op dit moment wordt al met provincies geïnventariseerd
of lokale industrie mogelijkheden ziet voor bovenwettelijke reductie (Kamerstuk 35 600, nr. 33, Geurts (CDA)4 c.s., De maatregel maatwerk piekbelasters voor impact lokale specifieke belasters).
Vraag 5
Beschikt u over depositiemetingen veroorzaakt door de uitstoot van ammoniak en kunt
u deze met de Kamer delen?
Antwoord 5
Er worden regulier metingen uitgevoerd door het RIVM van de droge en natte depositie.
Die meetgegevens zijn publiekelijk beschikbaar.
Momenteel wordt op drie locaties permanente metingen gedaan van de droge depositie
van ammoniak:
• Heide – Vanaf 2018 Hoge Veluwe (zie RIVM-website: https://www.rivm.nl/stikstof/meten/drogedepositieNH3/HogeVeluwe)
• Laagveen – Vanaf 2015 Oostelijke Vechtplassen (zie RIVM-website: https://www.rivm.nl/stikstof/meten/drogedepositieNH3/OostelijkeVechtpla…)
• Hoogveen – Vanaf 2012 Bargerveen (zie RIVM-website: https://www.rivm.nl/stikstof/meten/drogedepositieNH3/Bargerveen)
Er zijn voorbereidingen in gang gezet om de droge depositie van ammoniak op nog eens
7 nieuwe locaties te gaan monitoren.
De natte depositie metingen vinden plaats op 8 LML stations verspreid over het land.
Ook hier wordt een uitbreiding voorzien met 2 meetlocaties.
Daarnaast vinden er voorbereidingen plaats om campagne-wijs (tijdelijk, wetenschappelijk
studies) de droge depositie te gaan meten. In het verleden zijn de volgende campagnes
uitgevoerd en gepubliceerd, weer gegeven per meetlocatie:
• Naaldbos – Speuld – Duyzer et al. 1992. (https://doi.org/10.1016/0269-7491(92)90050-K)
• Heide – Leender Heide en Espeetse veld – Erisman en Wyers, 1993 (https://doi.org/10.1016/0960-1686(93)90266-2)
• Naaldbos – Speuld – Wyers en Erisman, 1998. (https://doi.org/10.1016/S1352-2310(97)00275-6)
• Naaldbos – Speuld – Vonk et al., 2001 (https://www.rivm.nl/publicaties/towards-development-of-a-deposition-mon…)
• Natuurlijk grasland – Oostvaardersplassen Mosquera et al., 2001 (https://doi.org/10.1023/A:1013159207205)
• Heide – Elspeet – Nemitz et al., 2004 (https://doi.org/10.5194/acp-4-989-2004)
• Gemengd bos – Brasschaat – Neyrinck and Ceulemans, 2008. (http://doi.org/10.1016/j.envpol.2007.11.030)
• Duinen – Solleveld – Artikel in voorbereiding.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er bij ammoniakuitstoot geen sprake is van «piekbelasting» als
deze ver van de bron neerslaat?
Antwoord 6
Die mening deel ik niet. Zoals aangeven in de beantwoording van vraag 2 geldt zowel
voor NH3 als NOx dat de depositie dichtbij de bron het hoogst is en op afstand snel afneemt. Van de
ammoniak die uitgestoten wordt, komt ca. 5% binnen een straal van 500 meter weer op
de grond. Gerichte maatregelen bij piekbelasters, zoals de aankoop van veehouderijen
nabij natuurgebieden, lossen het stikstofprobleem niet op, maar helpen om de stikstofdepositie
te verminderen in natuurgebieden in de directe omgeving.
Vraag 7
Deelt u de mening, dat van een Minister die boeren «een warm hart toedraagt» verwacht
kan worden dat haar (stikstof)beleid uitstekend onderbouwd is, zodat het niet aan
gerede twijfel onderhevig is en het niet lijkt dat boeren onnodig van hun land getreiterd
worden?
Antwoord 7
De artikelen waarin in de vragen wordt gerefereerd geven mij geen reden om te twijfelen
aan de onderbouwing van het stikstofbeleid. Al eerder oordeelde het Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof in zijn eindrapport «Meer meten, robuuster rekenen» dat
de wetenschappelijke kwaliteit van de meet- en rekenmethodiek voor stikstof voldoende
is en de data, methoden en modellen van voldoende tot goede kwaliteit zijn. In de
kamerbrief (Kamerstuk 35 334, nr. 158)5 over de vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege heb
ik uw Kamer recent geïnformeerd over de resultaten van deze vervolgstappen en onderzoeken
die naar aanleiding van het eindrapport van het adviescollege zijn ingesteld en de
keuzes die op basis daarvan zijn gemaakt teneinde het systeem van meten en berekenen
robuuster te maken.
De aankoopregeling biedt veehouders die denken aan stoppen, maar dit financieel niet
rond krijgen een alternatief. De gangbare weg bij een bedrijfsbeëindiging is dat veehouders
hun bedrijf verkopen aan een andere veehouder. Dat is niet voor elke locatie een reële
optie. De regeling geeft veehouders een alternatief voor verkoop, voor zover het een
locatie betreft die ten minste een bepaalde stikstofdepositie op een overbelast Natura
2000-gebied geeft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.