Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Van Baarle over de sloop van de Tweebosbuurt en de VN brief aan Rotterdam
Vragen van de leden Beckerman (SP) en Van Baarle (DENK) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de sloop van de Tweebosbuurt en de VN brief aan Rotterdam (ingezonden 7 juli 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
7 september 2021).
Vraag 1
Wanneer komt u met uw reactie op de officiële mededeling van de Verenigde Naties over
mogelijke mensenrechtenschendingen door het Rotterdamse woonbeleid met specifieke
aandacht voor de sloop van de Rotterdamse Tweebosbuurt, die u heeft toegezegd in het
commissiedebat Woningbouwopgave?1
Antwoord 1
Er is op 18 juni jl. een reactie verstuurd aan de VN op de brief met de vragen. Deze
is terug te vinden op de website van de VN2. In het commissiedebat heb ik aangegeven uw Kamer te zullen informeren over eventueel
contact met de VN over dit onderwerp. De Rapporteurs zijn door de gemeente Rotterdam
uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek vindt mogelijk plaats in het derde kwartaal.
Naar aanleiding daarvan zal ik u informeren.
Vraag 2
Welke gesprekken heeft u inmiddels gevoerd met de betrokkenen, waaronder bewoners,
de gemeente, Vestia en de VN-Rapporteurs? Welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken?
Welke gespreken gaat u nog voeren?
Antwoord 2
De beantwoording van de vragen van de VN is tot stand gekomen in nauwe samenwerking
tussen de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse
Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport (i.v.m. dakloosheid), de gemeente Rotterdam,
het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, en Vestia.
Het is met name aan Vestia om in gesprek te blijven met haar huurders. Ik zal de ontwikkelingen
in de Tweebosbuurt blijven volgen en ik zal me hierover ook regelmatig laten informeren
door de lokale partijen.
Vraag 3
Welk belang hecht u aan de officiële mededeling van de Verenigde Naties over mogelijke
mensenrechtenschendingen in Rotterdam? Bent u van mening dat wanneer Nederland wordt
aangesproken op mensenrechtenschendingen deze serieus moeten worden genomen? Voelt
u zich verantwoordelijk voor de aanklachten tegen schending van het mensenrecht op
huisvesting en non-discriminatie gezien de rol van het Ministerie van BZK als partner
in het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
VN-rapporteurs zijn deskundigen, aangesteld om onderzoek te doen naar een bepaald
onderwerp of land en daarvan verslag uit te brengen. Nederland is een betrokken VN-lidstaat
met een sterke inzet voor de bevordering van mensenrechten wereldwijd. Nederland heeft
ook een open uitnodiging aan de VN-mensenrechtenexperts. Het kabinet treedt dan ook
waar mogelijk in dialoog met de VN over het Nederlandse woonbeleid, omdat de VN-experts
waardevolle observaties en aanbevelingen kunnen doen. Daarbij gaat het om observaties
en mogelijke schending van mensenrechten en is er geen sprake van een aanklacht. Het
Communiqué van VN-rapporteurs en de Nederlandse reactie daarop geven een beter beeld
van de daadwerkelijke Rotterdamse situatie.
Vraag 4
Is er overleg geweest met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Permanente Vertegenwoordiging
van Nederland bij de Verenigde Naties over het opstellen van de officiële reactie
van Nederland op het Communiqué van de VN-rapporteurs?3
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Heeft u kennis genomen van de reactie van de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb
in de Raadsvergadering van 24 juni op het VN-Communiqué en de suggestie van mensenrechtenschendingen
in Rotterdam? Deelt u de mening dat Nederland, en in casu de gemeente Rotterdam, zich
niet zou moeten vergelijken met dakloosheid in Zuid-Afrika en Mumbai, zoals Aboutaleb
deed, maar moet streven naar verbetering van mensenrechten ten opzichte van zichzelf?
Antwoord 5
Nederland is een betrokken VN-lidstaat met een sterke inzet voor de bevordering van
mensenrechten wereldwijd. Het kabinet zoekt altijd naar mogelijkheden om in dialoog
te treden met partijen zoals de VN over het Nederlandse woonbeleid, omdat de VN-experts
waardevolle observaties en aanbevelingen kunnen doen.
Vraag 6
Bent u net als de VN-rapporteurs van mening dat het proces rondom de sloop van de
Tweebosbuurt niet zorgvuldig is verlopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u doen
om het leed voor de gedupeerde bewoners te verzachten?
Antwoord 6
Ik vind het belangrijk dat de gemeente en de woningcorporatie de plannen zorgvuldig,
rechtmatig en met oog voor de bewoners uitvoeren. Daar hebben de gemeente en de corporaties
prestatieafspraken over gemaakt. Tevens is in de Overlegwet bepaald dat de verhuurder
de huurder, de betrokken bewonerscommissie en de betrokken huurdersorganisatie op
verzoek zo spoedig mogelijk schriftelijk informeert over zijn beleid en beheer dat
rechtstreeks te maken heeft met de betrokken woongelegenheden en de woonomgeving daarvan.
De Overlegwet bepaalt bovendien dat het recht op informatie van huurdersorganisaties
en bewonerscommissies (en huurders) in ieder geval een aantal onderwerpen omvat, waaronder
voorgenomen renovatie en voorgenomen sloop. Op dit moment is in deze casus een hoger
beroep ingesteld, het is daarom aan de rechter om te beoordelen of de bewoners voldoende
zijn betrokken.
Vraag 7
Hoe rijmt u een zorgvuldig proces met het feit dat bewoners gedwongen zijn en worden
om te verhuizen uit de buurt?
Antwoord 7
Bij zo’n ingrijpende operatie, waarin woningen worden gesloopt en nieuwe woningen
worden teruggebouwd, moeten vanzelfsprekend de belangen van de bestaande bewoners
goed worden meegewogen. Bijvoorbeeld omdat zij al dan niet tijdelijk moeten verhuizen
of permanent naar een andere buurt verhuizen. Dat is voor bewoners, die soms al tientallen
jaren in een bepaalde buurt wonen, een zeer ingrijpende gebeurtenis. Daarom zijn er
wettelijke regels voor een verhuurder hoe deze in zo’n situatie moet handelen; bijvoorbeeld
het aanbieden van vervangende woningen en een verhuiskostenvergoeding. In het huurrecht
is bepaald dat de verhuurder moet aantonen dat er vervangende passende woonruimte
voor de huurder beschikbaar is. Passend betekent niet per se dat de woning in ieder
opzicht hetzelfde is. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van Vestia om hier
zorg voor te dragen, waarbij uiteraard discussie kan ontstaan over wat passend is.
Om deze reden bevat Overlegwet ook de mogelijkheid om geschillen voor te leggen aan
de huurcommissie en/of de rechter.
Vraag 8
Deelt u de mening dat «Tweebossen» geen werkwoord mag worden en het VN-Communiqué
consequenties moet hebben voor het woonbeleid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De mogelijkheid tot wijk- en stadsvernieuwing is een onmisbaar onderdeel van het woonbeleid
dat op lokaal niveau gevoerd kan worden. Met wet- en regelgeving worden hier op nationaal
niveau kaders voor opgesteld, zoals de Overlegwet. Deze kaderstellende wet- en regelgeving
moet voldoen aan de eisen die de Grondwet en mensenrechtenverdragen daaraan stellen.
Het woonbeleid moet op lokaal niveau worden ingevuld, via het lokale democratisch
proces. Daarbij bestaat de mogelijkheid om geschillen aan de rechter voor te leggen.
De situatie in de Tweebosbuurt geeft mij geen aanleiding deze inrichting van het woonbeleid
aan te passen.
Vraag 9
Bent u bereid om vanuit uw positie als partner in het Nationaal Programma Rotterdam
Zuid (NPRZ) de woonpijler van het NPRZ te herzien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Nee, het is aan lokale partijen zoals de gemeente Rotterdam en corporaties als Vestia
om concrete invulling aan de volkshuisvestelijke opgave te geven. Lokaal kan de beste
afweging in de lokale context worden gemaakt.
Vraag 10
Bent u het met de VN-Rapporteurs eens dat hun Communiqué niet louter een oproep is
tot een dialoog, maar ook beoogt mogelijke mensenrechtenschendingen te stoppen? Bent
u het met de VN-Rapporteurs eens dat een dialoog niet mogelijk is, wanneer mogelijke
mensenrechtenschendingen ongehinderd voortgezet worden?
Antwoord 10
De VN-rapporteurs hebben meerdere zaken benoemd in hun brief. De gemeente Rotterdam
heeft aan de VN-rapporteurs een uitnodiging verstrekt om hierover in dialoog te treden.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven, moet de kaderstellende wet- en
regelgeving onder meer voldoen aan de eisen die de Grondwet en mensenrechtenverdragen
daaraan stellen. Daarbij is het aan de rechter om te toetsen of er voldaan is aan
de wettelijke bepalingen. Gelet op deze waarborgen is er geen reden waarom de dialoog
niet zou kunnen plaatsvinden.
Vraag 11
Bent u van mening dat de sloop van de Tweebosbuurt stopgezet zou moeten worden, nu
het VN-Communiqué afsluit met de oproep om maatregelen waaruit mensenrechtenschendingen
voort kunnen vloeien, stop te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen
richting de gemeente Rotterdam om de sloop stop te zetten?
Antwoord 11
Ik vind het van groot belang dat de juiste dialoog wordt gevoerd. Dat is in dit geval
tussen de huurders, Vestia en de gemeente. Dit gesprek vindt plaats maar kent ook
haar beperkingen in de tijd dat de zaak onder de rechter is. Juist omdat het onder
de rechter is wil ik hier niet in treden.
Vraag 12
Bent u bereid onderzoek te doen naar mogelijke schending van het recht op huisvesting
en non-discriminatie en andere mensenrechten door het huidige Rotterdamse woonbeleid?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit onderzoek op zo kort mogelijke termijn
uit te voeren, gezien de voortgaande uitvoering van het Rotterdamse woonbeleid?
Antwoord 12
Rotterdam heeft binnen de kaders van de wet de ruimte om haar lokale woonbeleid verder
in te vullen. Het is aan de rechter om uitspraken te doen over in hoeverre bepaalde
activiteiten passen binnen de wettelijke kaders.
Vraag 13
Bent u bereid onderzoek te doen naar mogelijke (indirecte) discriminatie op basis
van sociaaleconomische positie en/of migratieachtergrond door het woonbeleid dat volgens
het VN-Communiqué gemeenschappen met een migratieachtergrond onevenredig treft? Wilt
u zich hierbij specifiek richten op de (indirect) discriminerende aspecten van de
«Rotterdamwet» en op potentiële (indirect) discriminerende gevolgen van herstructurering
gericht op kwetsbare wijken, specifiek vanwege het NPRZ? Zo nee, waarom niet? Wilt
u het woonbeleid laten toetsen op (indirect) discriminerende aspecten of effecten
door het College voor de rechten van de mens? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het woonbeleid van de gemeente Rotterdam is op democratische wijze vastgesteld. De
gemeente Rotterdam streeft naar een inclusieve stad waar iedereen een plek heeft om
zijn/haar thuis van te maken. Daarbij hoort ook het bieden van een kwalitatief goede
en veilige omgeving, die perspectief biedt op een positieve sociaaleconomische ontwikkeling
voor de bewoners. Deze inzet ligt ook ten grondslag aan het NPRZ, het project in de
Tweebosbuurt is onderdeel van deze aanpak.
Voor dat deel van de bewoners dat direct met sloop en herhuisvesting te maken krijgt,
kan dit een ingrijpende gebeurtenis zijn. Daarom biedt de wet- en regelgeving waarborgen
voor de betrokkenheid van de bewoners en voor het aangeboden krijgen van passende
nieuwe huisvesting. Uiteindelijk moet de herstructurering – en de aanpak van het NPRZ
in zijn geheel – leiden tot betere en veerkrachtigere wijken op Rotterdam Zuid. In
Rotterdam Zuid wonen veel mensen met een migratieachtergrond. Zij krijgen daardoor
te maken met zowel de ingrijpende gevolgen van de herstructurering als met de beoogde
positieve effecten van deze ingrepen. Dit staat los van hun migratieachtergrond.
Ook de «Rotterdamwet» is democratisch vastgesteld, waarbij bij het opstellen daarvan
en tijdens de parlementaire behandeling veel aandacht is geweest voor mogelijke discriminerende
aspecten. Daarbij zijn de opmerkingen van onder meer de Afdeling advisering van de
Raad van State en van het College voor de Rechten van de Mens meegewogen. Verder merk
ik in dit verband op dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens eerder heeft
geoordeeld dat toepassing van selectieve woningtoewijzing op grond van de Wbmgp geen
schending is van het EVRM en dat de beperking van de vrijheid van vestiging gerechtvaardigd
is4.
Om deze redenen ben ik niet bereid om de in de vraag genoemde onderzoeken te laten
doen.
Vraag 14
Bent u bereid er bij de gemeente Rotterdam op aan te dringen om alle herstructureringsprojecten
on hold te zetten, zolang het onderzoek naar mensenrechtenschendingen loopt? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 14
Nee, het is aan lokale partijen zoals de gemeente Rotterdam en corporaties als Vestia
om concrete invulling aan de volkshuisvestelijke opgave te geven. Lokaal kan de beste
afweging in de lokale context worden gemaakt.
Vraag 15
Bent u bereid om na het verschijnen van de Leefbaarometer 3.0 de onderbouwing van
de vele herstructureringsplannen in Rotterdam-Zuid opnieuw te bekijken, op grond van
een analyse met de nieuwe Leefbaarometer en de projecten tot die tijd on hold te zetten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Het is aan de gemeente Rotterdam om wel of geen gebruik te maken van de Leefbaarometer
voor de onderbouwing van het lokale (woon)beleid. Dat geldt ook voor het eventueel
herzien van plannen of projecten na het verschijnen van de Leefbaarometer 3.0. Het
is niet aan mij om daar een oordeel over te hebben.
Vraag 16
Bent u bereid om grondig te laten onderzoeken, ook over een langere termijn, in het
geval van de uitverhuisde Tweebosbuurtbewoners, wat de effecten zijn geweest van de
herstructurering op het gebied van hun sociaaleconomische positie en welzijn op andere
vlakken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
De gemeente Rotterdam heeft reeds een onderzoek aangekondigd over de effecten van
de ingreep in de Tweebosbuurt en andere herstructureringsprojecten waar herhuisvesting
een onderdeel is. Vestia en de andere corporaties ondersteunen dit voornemen en zullen
dit onderzoek in samenwerking met de gemeente uitvoeren. De lokale partijen hebben
het meeste inzicht in de gevoerde aanpak en zijn daarmee de aangewezen partij om hiermee
aan de slag te gaan.
Vraag 17
Wat moet er gebeuren voor de bewoners van de Tweebosbuurt en andere Rotterdammers
die te maken kregen met het Rotterdamse woonbeleid, als er schendingen van hun mensenrechten
worden vastgesteld?
Antwoord 17
Indien er op welke wijze dan ook bewijs zou zijn voor schendingen van mensenrechten
moeten de verantwoordelijke organisaties op basis daarvan hun beleid aanpassen en
de getroffenen bijstaan. Indien er vervolgens aanleiding zou zijn om aan te nemen
dat dit niet zou gebeuren zou ik hierop toe zien. Ik merk wel op dat hier op dit moment
geen sprake van is.
Vraag 18
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar de totstandkoming
van het sloopbesluit van Vestia en de gemeente Rotterdam? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Nee, op dit moment is in deze casus een hoger beroep ingesteld, het is daarom in deze
casus aan de rechter om te oordelen over het sloopbesluit. Overigens heeft de rechter
op 13 april 2021 al bepaald dat de sloop kon starten.
Vraag 19
Deelt u de mening dat zeggenschap van bewoners cruciaal is? Erkent u dat bewoners
in de Tweebosbuurt onvoldoende zeggenschap hebben gehad? Welke stappen gaat u zetten
om te zorgen dat zeggenschap voor bewoners in (toekomstige) herstructureringswijken
wel goed geregeld wordt?
Antwoord 19
Op dit moment is in deze casus een hoger beroep ingesteld, het is daarom in deze casus
aan de rechter om te beoordelen of de belangen van de bewoners geschaad zijn op en
op gespannen voet staat met de wet. Zoals reeds aangegeven worden huurders beschermd
door de wet en schrijft deze eveneens voor op welke wijze zij betrokken moeten worden.
Vraag 20
Hoe kan het dat u die partner is binnen het NPRZ, heeft toegestaan dat de belofte
van samenwerking met bewoners uit Rotterdam-Zuid niet of onvoldoende wordt nagekomen
en vooral niet op het gebied van de pijler wonen?
Antwoord 20
Bewoners(organisaties) kunnen de rechter om een oordeel vragen of hun belangen zijn
geschaad, zie hiervoor het antwoord op vraag 19.
Vraag 21
Kunt u aangeven op welke manieren zeggenschap van bewoners volgens u verankerd is
in het NPRZ, met name op de pijler wonen? Hoe verklaart u dat er telkenmale bewonersprotesten
ontstaan, als er een (herstructurerings)project binnen de pijler wonen wordt aangekondigd?
Antwoord 21
De herstructurering van een buurt heeft een grote impact op alle betrokkenen, met
name op de bewoners. Het is heel begrijpelijk dat er conflicterende belangen kunnen
zijn en die tot een geschil kunnen leiden, daarom is er ook de mogelijkheid om geschillen
voor te leggen aan de huurcommissie en/of de rechter.
Vraag 22
Hoe beoordeelt u de uitspraken van bewoners uit Rotterdam-Zuid dat zij niet centraal
worden gesteld als zij gedwongen moeten verhuizen, terwijl het centraal stellen van
bewoners juist wel het uitgangspunt is van het NPRZ?
Antwoord 22
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 23
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Rotterdamse huurders dat zij ondanks de «Wet op
het overleg huurders verhuurder» heel makkelijk buiten spel gezet kunnen worden?
Antwoord 23
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 24
Erkent u dat bewoners van de Tweebosbuurt na het besluit tot de sloop van de Tweebosbuurt
het recht op zeggenschap en recht op terugkeer naar de Tweebosbuurt of naar de nieuw
te bouwen woningen in het zogenaamde Blok S zelf hebben moeten afdwingen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 24
In het huurrecht is bepaald dat de verhuurder moet aantonen dat er vervangende passende
woonruimte voor de huurder beschikbaar is. Passend betekent niet per se dat de woning
in ieder opzicht hetzelfde is. Recht op terugkeer volgt niet uit de wet en ook niet
uit het Sociaal plan van de Tweebosbuurt. In dat Sociaal plan, dat dateert van juli
2018 en dus van voor het sloopbesluit van de gemeente, was wel al een terugkeerregeling
opgenomen, gericht op de nieuw te bouwen sociale huurwoningen. Als uitkomst van procesbegeleiding
in 2020 is aan de terugkeerregeling een terugkeergarantie toegevoegd voor bewoners
die eind oktober 2020 nog in de Tweebosbuurt woonden.
Ten aanzien van zeggenschap geldt dat op dit moment in deze casus een hoger beroep
is ingesteld, het is daarom in deze casus aan de rechter om te beoordelen of de belangen
van de bewoners geschaad zijn op en op gespannen voet staat met de wet. Zoals reeds
aangegeven worden huurders beschermd door de wet en schrijft deze eveneens voor op
welke wijze zij betrokken moeten worden.
Vraag 25
Bent u op de hoogte van het feit dat bewonerscommissies niet worden uitgenodigd bij
het maken van de prestatieafspraken in Rotterdam? Zo ja, wat heeft u gedaan om dat
te voorkomen en wat gaat u daar nog tegen doen? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat
woningcorporaties en gemeenten dit nu wel zullen uitvoeren?
Antwoord 25
In de Woningwet is bepaald dat de prestatieafspraken worden vastgelegd in de lokale
driehoek van gemeente, corporatie(s) en huurdersorganisatie(s). De definitie van een
huurdersorganisatie is dezelfde als die in de Wet op het overleg huurders verhuurder.
Indien er geen overkoepelende huurdersorganisatie is, hebben bewonerscommissies deze
positie. Naar ik heb begrepen is er in Rotterdam bij alle corporaties sprake van een
overkoepelende huurdersorganisatie en nemen deze organisaties deel aan het lokale
overleg. Er is daarmee geen formele aanleiding om ook een bewonerscommissie uit te
nodigen.
Vraag 26
Vindt u dat de bewoners uit de Tweebosbuurt door het gemeentebestuur van Rotterdam
uitgenodigd dienen te worden voor een gesprek waar de VN toe hebben opgeroepen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 26
Het is aan het gemeentebestuur om deze afweging te maken. Lokaal kan de beste afweging
in de lokale context worden gemaakt. Daarbij acht ik het van groot belang dat de dialoog
tussen alle partijen voortgezet wordt.
Vraag 27
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Vestia-directeur Straver die in het BNN/VARA-programma
Opstandelingen stelt dat door «een flinke zak geld» vanuit het rijk met «uitvoeringstermijnen»
ze haast moesten maken met de sloop? Erkent u dat de rijksmiddelen hiermee doorslaggevend
zijn geweest? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid onderzoek te doen wat de effecten
zijn voor bewoners van de speciaal voor Rotterdam-Zuid bedongen kortingen op de verhuurderheffing?
Zo nee, waarom niet?5
Antwoord 27
Er is een regeling geweest waarmee een korting op de verhuurderheffing kon worden
gevraagd voor sloop/nieuwbouw. Vestia heeft daar, naast andere corporaties, een aanvraag
voor ingediend. De afweging om een aanvraag al dan niet in te dienen is aan de corporatie
zelf. Ik zal met Vestia het gesprek aan gaan om verder te onderzoeken of de termijnen
voor realisatie op negatieve wijze bij hebben gedragen aan het proces. Het is aan
de lokale partijen zelf om onderzoek te doen naar de effecten van de ingreep op zichzelf.
Vraag 28
Hoeveel Rijkssubsidie en kortingen op de verhuurderheffing (RVV) zijn er exact aangevraagd
voor de sloop van de Tweebosbuurt? Heeft Vestia hiervoor reeds bedragen ontvangen?
Kunt u alsnog besluiten de subsidie niet toe te kennen wanneer blijkt dat mensenrechten
van bewoners zijn geschonden?
Antwoord 28
De door Vestia aangevraagde korting op de verhuurderheffing voor sloop is € 13,4 mln.
Na afronding vindt de definitieve toekenning plaats. De definitieve toekenning vindt
plaats op basis van de vooraf bepaalde kaders voor de activiteit.
Vraag 29
Bent u op de hoogte van het feit dat Vestia gebruikmakend van de RVV op de plek van
de te slopen woningen niet-DAEB woningen terugbouwt? Zo ja, voldoet dit aan de voorwaarden
die de RVV stelt aan deze nieuwbouw? Zo nee, wat zijn de consequenties van dit nieuwe
feit?
Antwoord 29
De heffingsvermindering voor sloop in de verhuurderheffing stelt geen voorwaarden
aan wat er voor de gesloopte woningen in de plaats komt. Herstructurering valt ook
als activiteit onder het gebied van de volkshuisvesting, net als het streven naar
een qua inkomenssamenstelling meer gemengde wijk in een herstructureringsgebied. Corporaties
kunnen binnen de grenzen van de Woningwet dus ook bijdragen aan wijkherstructurering,
inclusief het vergroten van de diversiteit aan woningtypen in een wijk.
Naast de heffingsvermindering voor sloop kende de verhuurderheffing ook een heffingsvermindering
voor nieuwbouw. Om voor deze heffingsvermindering in aanmerking te komen moet het
gaan om woningen met een huur niet hoger dan de liberalisatiegrens. Indien het gaat
om woningen waarvoor een dergelijke vermindering is aangevraagd zal, als de huur bij
eerste toewijzing hoger dan de liberalisatiegrens ligt, de definitieve heffingsvermindering
niet worden toegekend.
Vraag 30
Bent u bereid om de eisen voor de RVV aan te scherpen? Kunt u hiermee voorkomen dat
geen overhaaste besluiten tot sloop worden genomen, waarbij bewoners geen zeggenschap
in de plannen hebben gehad?
Antwoord 30
De RVV is gesloten voor nieuwe aanvragen. Voor de huidige werkzaamheden zijn de aanmeldingen
al op grond van de gestelde kaders beoordeeld. Bij afronding van de activiteit binnen
de gestelde voorwaarden vindt definitieve toekenning plaats. Het is niet mogelijk
om op al gedane toekenningen een aanscherping van de regels toe te passen. Partijen
zijn immers begonnen met het investeren op basis van de bekende regels. Het overleg
dat plaats moet vinden met de bewoners is reeds geregeld bij wet.
Vraag 31
Deelt u de mening dat de eisen zo moeten worden ingericht dat als er DAEB woningen
gesloopt worden er voldoende DAEB woningen worden teruggebouwd zodat een recht op
terugkeer voor bewoners gegarandeerd kan worden?
Antwoord 31
Zie mijn antwoord op vraag 29.
Vraag 32
Bent u bereid om te voorkomen dat met rijksgeld technisch goede betaalbare woningen
worden gesloopt nu er zo’n groot tekort is aan deze woningen?
Antwoord 32
Landelijk is er een tekort aan woningen, niet alleen aan sociale huurwoningen. Dat
betekent dat het voor veel groepen op de woningmarkt nu lastig is om een passende
woning te vinden. Ik vind het belangrijk dat zowel de doelgroep voor sociale huurwoning
alsook starters en mensen met een middeninkomen betere kansen krijgen op een woning.
Naast de bouwopgave (de kwantiteit) die hierbij hoort, moet ook gekeken worden naar
kwalitatieve aspecten. Daarom ligt mijn focus bij de woondeals en bij de inzet van
de Woningbouwimpuls op het realiseren van meer betaalbare woningen en op woningen
die aansluiten bij doelgroepen waar de behoefte het grootst is. Ook in Rotterdam is
sprake van een tekort aan woningen. Voor deze lokale situatie is het in eerste instantie
aan de gemeente Rotterdam om over de benodigde woningvoorraad in samenspraak met de
provincie Zuid-Holland een goede afweging te maken.
Vraag 33
Neemt u deze ontwikkelingen in Rotterdam en het VN-Communiqué mee in uw inzet voor
een landelijke aanpak van kwetsbare wijken, waarbij ook de woonpijler van het NPRZ
door het Ministerie van BZK wordt opgevoerd als lichtend voorbeeld? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe wilt u mensenrechten en inspraak vanaf nu garanderen bij de aanpak
van de woningvoorraad in kwetsbare buurten en wijken in Nederland?
Antwoord 33
Ik vind het van groot belang om alle signalen, zeker ook een signaal van de VN, mee
te nemen in de invulling van beleid.
Vraag 34
Hoe voert u de aangenomen moties Beckerman 35 517, nrs. 60 en 61 uit? Heeft u reeds in kaart gebracht of en op welke wijze het kabinet zelf financieel
bij kan dragen om deze langlopende ellende voor Vestia en tienduizenden huurders voorgoed
op te lossen? Zo ja, hoe? Zo nee wanneer wordt dit uitgevoerd en de Kamer geïnformeerd?
Antwoord 34
Hierover heb ik op 8 juli jongstleden geïnformeerd (Vergaderjaar 2020–2020, met kenmerk
29 453, nr. 539)6.
Vraag 35
Klopt het dat de Rotterdamse woningcorporaties al jaren geleden waarschuwden voor
een aankomend tekort van 9.000 sociale huurwoningen in 2030 terwijl de Woonvisie beoogt
13.500 betaalbare woningen te onttrekken aan het goedkoopste segment? Bent u het eens
met de VN-Rapporteurs dat dit het vinden van onderdak door grote groepen Rotterdammers
nog moeilijker zal maken?
Antwoord 35
Ik heb begrepen dat er in de aanloop naar het Regioakkoord uit 2019 bij de bespreking
van het regionale woningbehoefteonderzoek een verschil van mening heeft bestaan tussen
de corporaties in Rotterdam en de gemeente Rotterdam over de aannames omtrent de ontwikkeling
van de sociale huurvoorraad tot aan de 2e aftoppingsgrens in handen van particuliere verhuurders. De corporaties waren van
mening dat deze sneller zou afnemen dan de gemeente en kwamen tot de conclusie dat
de corporaties in 2030 nog 105.600 woningen zouden moeten bezitten om aan de totale
woningbehoefte in het segment tot de 2e aftoppingsgrens te kunnen voldoen, terwijl de gemeente volgens haar aannames op 96.400
woningen van corporaties uitkwam.
Bovenstaande verschil van inzicht doet niets af aan de conclusie zoals voor Rotterdam
in het Regioakkoord 2019 geland (en die is ondertekend door de corporaties, regiogemeenten
en Provincie Zuid-Holland), namelijk dat gezien het feit dat de omvang van de sociale
doelgroep in Rotterdam kleiner is dan de voorraad en met het oog op het uitgangspunt
van een evenwichtige verdeling van de sociale voorraad over de regio Rotterdam, in
Rotterdam ingezet wordt op een afname van de sociale voorraad tot 2030.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.