Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boswijk over het bericht ‘Rooiseizoen voor biologische aardappeltelers in rook op door schimmelziekte’
Vragen van het lid Boswijk (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Rooiseizoen voor biologische aardappeltelers in rook op door schimmelziekte» (ingezonden 19 juli 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 september
2021).
Vraag 1
Hoe zijn de 23 resistente biologische rassen tot stand gekomen, heeft u hierbij een
stimulerende rol gehad en in hoeverre wordt er nu al gebruikgemaakt van deze rassen?1
Antwoord 1
Ja, in 2009 is voor de ontwikkeling van plantenrassen met resistentie tegen ziekten
en plagen het programma Groene veredeling gestart. Voor dit programma, uitgevoerd
door kennisinstellingen in samenwerking met veredelingsbedrijven, is 1 miljoen euro
per jaar beschikbaar gesteld. In dit programma zijn voor aardappelen resistentiegenen
voor de schimmelziekte Phytophthora geïdentificeerd en geïntroduceerd in het zogenaamde
pre-breeding materiaal. Dat materiaal hebben de aardappelveredelaars gebruikt voor
23 Phytophthora-resistente commerciële rassen. In 2020 waren 80% van de biologisch
geteelde aardappelen in Nederland afkomstig van deze rassen. In het schap is het aandeel
zelfs 90%.
Vraag 2
Wat is de reden dat biologische boeren niet alleen resistente aardappelrassen telen?
Hoe kunt u hen helpen om dit meer te gaan doen?
Antwoord 2
Bij de keuze van rassen spelen diverse factoren een rol. Zo kijken de biologische
boeren niet alleen naar Phytophthora, maar spelen ook andere aardappelziekten een
rol. Verder is opbrengst, smaak, bewaarbaarheid en de geschiktheid voor bewerking
(zoals voor chips en friet) van belang.
Bionext (de biologische ketenorganisatie) heeft in 2017 het initiatief genomen voor
een convenant waarin 28 partijen uit de biologische aardappelketen, aardappelveredelaars,
aardappeltelers én supermarktketens, deelnemen. Het doel van het convenant was om
stapsgewijs op te schalen tot gebruik van 100% aan robuuste biologische aardappels
in 2020. Dit is nog niet gerealiseerd. De convenantpartners streven nog steeds naar
100% robuuste rassen in de teelt en in het schap. Daarvoor betrekken ze ook de importeurs
en exporteurs actiever. Hetzelfde geldt voor partijen uit de biologische friet- en
chipsmarkt. Ik wil hier met aanvullend onderzoek aan bijdragen indien gewenst.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat klassieke veredeling de sector op dit moment onvoldoende in
staat stelt om tijdig de juiste resistenties tegen phytophtora in te bouwen bij de
juiste aardappelrassen met de juiste eigenschappen (ook qua opbrengstpotentieel, smaak
en uiterlijk)? Hoe kunt u de sector hierbij helpen, bijvoorbeeld via nieuwe veredelingstechnieken
als CRISPR-Cas en cisgenese? Erkent u dat dit een enorme milieuwinst kan betekenen
voor de aardappelsector?
Antwoord 3
In het geval van Phytophthora heeft de aardappelsector al veel resistentiegenen met
klassieke veredeling kunnen opnemen. Met nieuwe veredelingstechnieken als CRISPR-Cas
en cisgenese kunnen de resistenties echter nog sneller worden opgenomen in bestaande
succesvolle rassen en daarmee opbrengst en hun geschiktheid voor specifieke afzet
behouden. Bovendien kunnen veredelaars met deze technieken meer en sneller resistentiegenen
voor Phytophthora en andere aardappelziekten stapelen, waardoor de resistentie duurzamer
wordt. Echter, de biologische landbouw sluit het gebruik van deze technieken uit,
omdat dit leidt tot genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Voor de gangbare
aardappelsector kunnen deze technieken potentieel een vermindering in het gebruik
van chemische gewasbeschermingsmiddelen opleveren.
Vraag 4
Op welke manier kunt u bespoedigen dat er, onder andere via voornoemde nieuwe veredelingstechnieken,
versneld resistenties tegen phytophtora ingebouwd kunnen worden in aardappelrassen?
Antwoord 4
Het ontwikkelen van goede commerciële rassen ligt voornamelijk bij de sector en deze
ontwikkeling gaat al snel. Belangrijk is dat de sector verstandig omgaat met het resistente
materiaal, bijvoorbeeld door in de praktijk en de teelt vooral in te zetten op rassen
met meerdere (gestapelde) resistentiegenen in combinatie met gewasrotatie (Good Agricultural
Practices). Dit helpt om te voorkomen dat het pathogeen de resistenties doorbreekt.
Ook biedt de Kennis- en Innovatieagenda van de rijksoverheid diverse mogelijkheden
om innovatie te stimuleren in samenwerking met de sector. Zo ondersteunt het Meerjaren
Missiegedreven Innovatie Programma Biotechnologie en Veredeling de sleuteltechnologie
biotechnologie en projecten die gericht zijn op technologieontwikkeling en hiermee
een bijdrage leveren aan de realisatie van diverse maatschappelijke opgaven. Het doel
van dit programma is het ontwikkelen van kennis, concepten en ondersteunende technologieën
om de land- en tuinbouw te voorzien van optimaal uitgangsmateriaal onder meer via
robuust zaaizaad en pootgoed. Daarnaast is de inzet om de veredeling in staat te stellen
in te spelen op veranderingen in productiesystemen, bijvoorbeeld passend bij kringlooplandbouw.
Dit programma draagt ook bij aan de ontwikkeling en toepassing van resistenties tegen
Phytophthora en andere ziekten in aardappel.
Vraag 5
Als u van mening bent dat het op dit moment niet mogelijk is om versneld nieuwe resistente
aardappelrassen met de juiste eigenschappen te creëren, hoe verhoudt dat zich dan
tot het EU-actieplan om de productie en consumptie van biologische producten te stimuleren,
waarbij uiterlijk in 2030 ten minste 25% van de landbouwgrond gebruikt zou moeten
worden voor biologische landbouw, en tot het Aardappelconvenant, waarin is afgesproken
om in 2020 compleet over te zijn op robuuste rassen? Wat betekent dit voor de voedselzekerheid?
Antwoord 5
Het ontwikkelen van nieuwe rassen kost vele jaren, zeker in het geval van aardappel.
Sinds 2009 zet ik in op het onderzoeksprogramma Groene veredeling, met onder andere
onderzoek naar nieuwe robuuste aardappelrassen. Ik verwacht dat uit dit programma
de komende jaren goede nieuwe robuuste rassen op de markt komen. Het daadwerkelijk
op de markt brengen van rassen ligt bij de veredelingsbedrijven. Gezien het voorgaande
en de al in gang gezette ontwikkeling van resistente gewassen wordt er geen significant
effect voor de voedselzekerheid verwacht.
Vraag 6
Deelt u de mening dat dit soort mislukte oogsten geen positieve bijdrage levert aan
de afwegingen van boeren om om te schakelen naar biologische teelt? Welke rol ziet
u hierbij voor uzelf weggelegd?
Antwoord 6
Een mislukte oogst is voor een teler altijd een forse tegenslag, zowel financieel
als in werkplezier. Phytophthora voorkomen en bestrijden is in de aardappelteelt een
belangrijk punt in de bedrijfsvoering. Dat er ook (nog) phytophthora gevoelige aardappelrassen
gewild zijn in de markt maakt het opnemen daarvan in het teeltplan aantrekkelijk,
maar omdat de biologische teler geen chemische bestrijding kan toepassen zal hij of
zij hier rekening mee moeten houden en wellicht maar op een deel van zijn aardappelareaal
deze rassen telen. Het verkleinen van de kans op een aardappelmisoogst vanwege phytophthora
is een onderdeel van het risicomanagement voor het biologische bedrijf.
Met het omschakelprogramma duurzame landbouw en met de premiesubsidie voor de Brede
weersverzekering (verzekering tegen schade door extreem weer) ondersteun ik het agrarisch
risicomanagement. Dit geldt ook voor de biologische landbouw en specifiek ook in verband
met risico’s bij omschakeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.