Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het bericht ‘Rechtelijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe het verlammingsprincipe’
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Rechtelijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe het verlammingsprincipe» (ingezonden 2 juli 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 september
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3506.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Rechterlijke uitspraak maakt van natuurvoorzorgsprincipe
het verlammingsprincipe»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een inschatting maken van wat in de dagelijkse praktijk de gevolgen van deze
uitspraak zijn voor agrarische ondernemers?
Antwoord 2
Zoals ik eerder in de beantwoording van de vragen van het lid Boswijk (Aanhangsel
van de Handelingen, vergaderjaar 2020-2021, nr. 3584)2 heb aangegeven, oordeelde de rechtbank dat in de lokale en concrete situatie de provincie
Drenthe onvoldoende invulling heeft gegeven aan de eigen onderzoeksplicht, als bepaald
in de Algemene wet bestuursrecht. Volgens de rechter is onvoldoende door de provincie
aangetoond dat op grond van objectieve gegevens op voorhand kan worden uitsloten dat
de drainage en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van een Natura
2000-gebied geen negatieve significante effecten kan hebben voor het betrokken gebied.
Die zekerheid is wel vereist om af te kunnen zien van een vergunningstoets op grond
van de Wet natuurbescherming. De provincie is het bevoegde gezag in deze zaak en heeft
besloten in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. Het past mij om het vervolg
van deze concrete rechtsgang af te wachten, voordat ik tot een interpretatie van deze
kwestie kan komen en kan bepalen welke stappen nodig zijn om de impact in kaart te
brengen.
Vraag 3
Deelt u de mening van Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland dat de rechter
hiermee op de stoel van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) gaat zitten? Kunt u uw reactie onderbouwen?
Antwoord 3
Het Ctgb voert een wetenschappelijke risicobeoordeling uit aan de hand van Europees
geharmoniseerde beoordelingsmethodieken. Een gewasbeschermingsmiddel wordt alleen
toegelaten in Nederland als toepassing volgens voorschriften veilig is voor mens,
dier en milieu. De betreffende rechtszaak gaat over de invulling van het beoordelen
van eventuele negatieve effecten van drainage en gewasbeschermingsmiddelen in de lokale
en concrete situatie in de omgeving van het Natura 2000-gebied in Drenthe.
Vraag 4
Verwacht u dat hiermee alle werkzaamheden, zoals de tuin sproeien of de auto wassen,
vergunningsplichtig zijn?
Antwoord 4
Nee, dat verwacht ik niet. Alleen activiteiten die significant schadelijke gevolgen
kunnen hebben voor instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden, zijn vergunningplichtig
op grond van de in de Wet natuurbescherming geïmplementeerde Habitatrichtlijn.
Vraag 5
Is het voorzorgsprincipe van de natuurbeschermingswet dermate leidend dat in potentie
elk denkbaar gevolg uitgesloten moet worden?
Antwoord 5
Nee. Vereist is dat redelijke wetenschappelijke twijfel over het uitblijven van schade
aan de natuur is uitgesloten.
Vraag 6
Bent u bereid het voorzorgsprincipe in de wet Natuurbescherming aan te passen zodat
dit aansluit bij realistische gevolgen van werkzaamheden?
Antwoord 6
Het voorzorgsbeginsel vloeit voort uit de Habitatrichtlijn en de daarover gevormde
Europese jurisprudentie en werkt dus door in toepassing van de Wet natuurbescherming.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.